vrijdag 28 december 2012

Duurzaamheid

Vandaag maakt het niet uit waar ik ren of in welke richting ik kijk, overal is water. Het valt zacht maar gestaag uit het laaghangende grijze wolkendek en, eenmaal op de Dijk, is zichtbaar hoe het zich ongevraagd aan ons opdringt vanuit Duitsland. De Waal strekt zich inmiddels breeduit over haar winterbed – ik vraag mij af, hoe vonden de halfwilde paarden en runderen een veilig plekje?
Ach, om te joggen maakt die nattigheid weinig verschil: daarbij houd ik het sowieso nooit droog. Het groepje pony’s, dat enkele weken geleden nog zo vrolijk en speciaal voor mij optrad met een schaatsact (zie ‘Verwachting’), denkt daar anders over: depressief opeengedrongen schuilen de dieren nu onder een aantal populieren die, op hun beurt hun takken naakt en in volledige overgave naar de grijze wolken uitstrekken. Terwijl de kleine paarden mijn meegevoel met hanggedrag proberen op te wekken denk ik aan een berichtje over muizen in een molentje. Dat weersprak mijn gevoel over zulk eindeloos rennen. Ik had namelijk met ze te doen. Vanwege dat almaar herhalende irritant piepende geluidje van het molenasje en het onnut verspillen van energie. Trouwens, waarom kwam nooit iemand op de gedachte om met zo’n tredmolentje stroom op te wekken? Daarmee kunnen radrenners alsnog veranderen in duurzame thuiswerkertjes! Gat in de markt?
Nu ik over duurzaamheid pieker, herinner ik mij plotseling en helder mijn debacle met goudhamsters. Ik meen dat ik dertien jaar oud was toen ik voor deze fraai gekleurde grappige diertjes viel: “En Moe, ze proppen eten in hun wangetjes en rennen dan snel naar hun holletje om het daar op te peuzelen!” Zoiets vertelde ik aan mijn moeder omdat ik er zo graag twee van mijn schoolvriendje kopen wou, en om haar te vermurwen natuurlijk!
Een oude metalen cementkuip van buurman Huibers leek een geschikt onderkomen. De meest rafelige delen aan de rand sloeg ik plat met behulp van een moker en een flink blok hout. De ton half opvullen met houtzaagsel, afkomstig van dezelfde buur, was in een ogenblik gedaan. Voor de afsluiting had ik fijnmazig gaas nodig. En laat er nu net nog een stuk gaas zijn overgeschoten vanwege de renovatie van de horren in de huiskamer! Dat kwam mooi uit. Het met de ronding van de kuip mee uitknippen, ruim genoeg zodat het over de rand viel, en er een stuk henneptouw doorheen rijgen om het vast te zetten, was een langdurig en secuur werkje. Ik deed het met liefde en liet het resultaat met trots zien, aan ieder die dat wilde.
Op zaterdagmiddag ging ik het stel ophalen. Hoe zacht voelde hun vachtje aan mijn wang! Voeren, voor een schoteltje water zorgen, ik was niet bij ze weg te slaan. Die avond kon ik maar moeilijk in slaap komen: wat als de broodkorstjes te groot waren geweest? Op blote voeten sloop ik naar beneden en de schuur in. Ze zien rondrennen was voldoende geruststelling om eindelijk te slapen. Zondagmorgen was mijn eerste gang naar het hamsterverblijf. Dat stond geduldig op z’n plaats maar zonder kostbare goudhamsters. Een klein gaatje in het horrengaas toonde de vluchtweg…
Op de overstroomde buitendijkse weide net achter de verkeersbruggen, dobberen twee paren knobbelzwanen. De lengte van hun halzen maakt het mogelijk om de bodem, het grasland, te begrazen. Vinden zij insecten die vanwege het water hun schuilplaatsen verlaten? Smaakt het groen na een aantal uren of dagen weken, lekkerder? Ik weet het niet. Feit is dat ik hier zelden zwanen zie!
Van mijn goudhamsters leerde ik dat je veel langer van grappige knaagdiertjes kunt genieten als je ze opsluit in iets dat bestand is tegen venijnige knaagtandjes, bijvoorbeeld glas, in plaats van plastic gaas!
Van Quest leerde ik dat een muis spoedig verslaafd raakt aan rennen in een tredmolentje vanwege runners high. Dat is ontdekt dankzij uitgebreid onderzoek (echt!) van hersenen en hormoonhuishouding voor en na het lopen in een rad. Muizen krijgen hetzelfde euforische gevoel in hun molentjes als ik hier langs de Dijk! Ze zijn beslist niet zielig!

maandag 24 december 2012

Spenenfee

Ook al zou het vriezen, wat normaal zou zijn voor deze tijd van het jaar (maar wat het beslist niet doet), dan nog had ik hier op de Dijk, rennend langs Waal en uiterwaarden, de warmte gevoeld die ik nog geen twee uur geleden uit de bioscoop meebracht. Vanaf het moment dat ik de verhaallijn te pakken kreeg, of de verhaallijn mij, kon ik weer geloven als een kind. Dat de film in 3D werd vertoond, gaf nog een extra dimensie: ik meende dat de laatste ijskristal die vlak voor de aftiteling de zaal in vloog, het speciaal op mij had gemunt. Toen het precies op mijn neusbrug landde, verbaasde het mij dat ik de kou ervan niet voelen kon!
Bij Bakker Bart, koffie, limonade en gebak, hadden we – Niek en Koen met oma en opa – voldoende stof om na te praten. We voelden sympathie en aanvankelijk ook medelijden, met Jack Vorst de geest van de winter. Immers, hoe herkenbaar om zodanig genegeerd te worden dat men als het ware dwars door jou heen loopt? Af en toe moesten we zelfs een traantje laten, hoewel Niek en Koen daarvan minder last zullen hebben gehad. En we konden alle vier de enorme Kerstman, qua geanimeerde gestalte en stem (van Jack Wouterse), naadloos op onze Sinterklaas plakken. De kwebbelgrage Tandenfee en spraakloze Klaas Vaak bezaten aandoenlijke gestalten in de vorm van respectievelijk een veelkleurige kolibrie en een grote maïsgele imitatie van een Romeinse keizer, met een vollemaansgezicht gevat in een krans van manestralen. Tot slot de geest van de Paashaas. Dat hij aanvankelijk bepaald geen lieverdje acteerde, was slechts schijn.
Deze vijf helden namen het op tegen Pitch. Dat werd nog spannend want die boze geest had de zieltjes van alle kinderen op aarde reeds verziekt, op één na. Dat laatste kind behield zijn geloof in de Paashaas, de Tandenfee, Klaas Vaak en de Kerstman. Én hij leerde de Wintergeest kennen. Eind goed al goed!
De Waal is sinds vorige week dinsdag flink doorgezwollen, stiekem een halve meter de dijk op geklauterd. Het prikkeldraad langs de schapenweiden hielp daar weinig tegen. Ook binnendijkse wielen en plassen zwellen sluipend mee. Nu weet ik zeker dat de gemeente de zware betonnen roadbarriers bij het bruggetje in de Uiterwaard plaatste vanwege het openen van de sluis. Als gevolg daarvan kreeg de rivier meer ruimte en dobberen honderden ganzen op de weilanden tussen Dijk en Uiterwaard (tussen winter- en zomerdijk).
Terug naar Bakker Bart: genietend van mijn koffie en gebak vraag ik Koen en Niek naar hun geloof in de feeën. Koen denkt diep na – tot voor enkele maanden geloofde hij nog in het bestaan van Sinterklaas – dan tekent opluchting zijn gezicht: “Het kindje Jezus, dáár geloof ik nog in!” Het woordje ‘nog’ valt nadrukkelijk. Tijd om daarover na te denken krijg ik echter niet: “En jij, opa?”, vraagt Koen, “geloof jij in het Kindje Jezus?” Een gewetensvraag waar ik handig omheen weet te manoeuvreren.
Nee, de Tandenfee speelde in het leven van onze kleinkinderen geen grote rol. Koen memoreert de Spenenfee: zij hielp hem immers van zijn fopspeen af! Iets van de laatste jaren: aan die ‘gekkigheid’ deden wij niet mee. Wij, zestien Dekkertjes, sliepen in, al dan niet duimend en schaapjes tellend. Een voor een werden we groot aan moeders borst. Moe kolfde zich soms waarna zij een flesje vulde. Ik bekeek dat vol ontzag. Zo’n vol flesje mocht ik een enkele keer aan mijn jongste zusje of broertje geven (en wat duurde dat eindeloos lang met zo’n slappe speen!) Maar dat is een ander verhaal.
Tja, Koen, het kindje Jezus! Mijn geloof verdween. Nu, als agnost, geloof ik niet in een God als onze schepper én kan ik niet overtuigend beweren dat er geen God is. Jo Wijnen zet dit helder uiteen in zijn column ‘Seculier’, maar hoe vertel ik het aan mijn kleinkinderen?
Daarover peinzend vliegt een brigade ganzen recht over mijn hoofd terwijl ik de dijk verlaat. Negentien vogels vormen een volmaakte V, perfect passend bij kerstavond. Ik voel het, ook voor mij een teken: je bent op de goede weg Simon!

vrijdag 21 december 2012

Doorgaan

De wereld werd steeds kleiner vanmiddag. Rennend langs de Tempelstraat verraste de dichte mist mij. Zou het dan toch..? Onzin natuurlijk, maar ook bij mijn glaasje wijn gisteravond tegen middernacht, speelde ik met die gedachte: zou dit mijn laatste glaasje zijn? Nou, voor die dag in ieder geval wel ja. Toch, misschien had ik dat spelletje beter niet kunnen spelen: afgelopen nacht, tijdens de derde dag van de vierdaagse, liet ik mijn rugzak op ons picknickplaatsje achter. We waren al gevorderd tot de erebegraafplaats aan de Zevenheuvelenweg. Ik moest terug om het ding op te halen, hardlopend om geen tijd te verliezen. Van alle kanten kreeg ik opmerkingen over mijn gedrag. Onverstoord liep ik door met een stapeltje boeken in mijn hand geklemd. Lastig was dat. Juryleden op donkerbruine pony’s achtervolgden mij. Zij wilden mij uit de race nemen. Heuvelopwaarts werd de sneeuw dikker. Hardlopen werd ploeteren. Eindelijk boven. Een laatste sprong. De weg verdween, maar probleemloos zeilde ik langs de helling omlaag, onderwijl zette ik mij af. Tot ik als een skiër in dikke poedersneeuw landde, op mijn blote voeten. Terwijl ik nooit eerder skiede. Wakker wordend flitste de gedachte ‘dus tóch’ langs.
Terwijl ik over de Hommelstraat ren denk ik terug aan die droom. Het was niet eens onplezierig om gewichtloos van die heuvels af te zeilen. Er schiet mij nu een verhaal van Belcampo in gedachten. Hij schreef ‘Het grote gebeuren’ in 1946, een jaar voor mijn geboorte. Over de laatste dag in Rijssen. Een rustig stadje waar nooit iets gebeurde maar dat nu overspoelt wordt door wezens als uit een rariteitenkabinet: “…Er was geen hoefgetrappel bij, de grond werd niet geraakt, één van de paarden was bloedrood. Verbluft bleef ik staan … Nu wist ik. Het waren de apocalyptische ruiters! Wij stonden aan de ochtend van de jongste dag.
Dus tóch! Zij hadden dus tóch gelijk, de mannetjes met de steile hoedjes, de smalle boordjes en de droge gezichtjes, die dit eeuwenlang van hun kanseltjes hadden verkondigd…”
Uit het bosje rond Slot Doddendael, klinken kinderstemmen op. Een flinke groep meisjes en een paar jongens. Zij worden voorafgegaan door een volwassene. Hun moeder? Ik hoor hun stemmen voordat zij uit de mist opdoemen. Moeder stapt vanuit de Binnenweg als eerste op de Dijk. Zij lacht met een blik van verstandhouding: “Ik laat ze even flink wandelen!”
Ik houd mijn tempo in en vraag naar de aanleiding. “Verjaardag.” En zij vervolgt op halve sterkte, “ik neem hen mee naar de bioscoop! Het is een verrassing, niets zeggen hoor!”
Nee, dat zou ik niet in mijn hoofd halen. Ik vervolg mijn weg maar keer weer terug om te vragen wie er jarig is. Feliciteer vervolgens Katinka met haar achtste verjaardag en ren weer door richting verkeersbruggen.
Ook deze moeder gaat gewoon door met haar leven, zoals wij vanmorgen ook gewoon de kerstboom hebben opgezet. Er is wel meer nodig om de stabiliteit van onze aarde te ondergraven dan een buitenissige Mayakalender. Voor de Australische peuter Kyle Cumming, scheelde het echter weinig of het was wel degelijk zijn laatste dag geweest, zo las ik bij Nu.nl. Hij vond enkele weken geleden eieren in de tuin en deed die in een plastic bakje dat hij van zijn moeder kreeg. Eenmaal opgeborgen in zijn kledingkast werden ze vergeten. Kyle’ mama kreeg de schrik van haar leven toen zij de uiterst giftige slangen vond.
Eerder deze week had ik een gesprek met mijn Zonnebloemvriend Wim. Ook over de laatste dag natuurlijk. Wim vertelde dat hij liefst Latijnse gezangen hoort. Hij zat al zo vaak in kerkdiensten dat hij ze kan volgen, die gezangen, want verstaan doet hij het niet. Stel dat u komende vrijdag bij Petrus aanklopt, vroeg ik hem plagend, en in de hemel blijkt men slechts Latijns te spreken? Hij kon er hartelijk om lachen.
Nu we toch doorgaan, neem ik mij voor om Wim, tijdens mijn komende bezoek, iets uit Belcampo voor te lezen. Ja, daar heb ik zin in!

dinsdag 18 december 2012

Nodig

Er zit nog maar weinig licht in deze dag. Het lijkt al avond, als ik kort na drie uur de voordeur achter mij dicht trek om lekker te gaan rennen. Daar ben ik enorm aan toe! Ik heb het gevoel dat ik evenveel spinrag draag als hoofdharen. Dat komt er van als je in een kruipruimte gaat tijgeren!
Onder de vloer krijg ik altijd een claustrofobisch gevoel en tegenwoordig kramp in mijn kuiten. Nou ja, voor de lol kroop ik daar dan ook niet rond, dat kan ik je wel verzekeren. In huis is nieuwe bekabeling nodig vanwege de aansluiting voor glasvezelkabel, die in de meterkast komt.
Het is dus heerlijk om buiten te rennen, ondanks de regen. Voordat ik de Tempelstraat achter mij laat, zijn mijn brillenglazen in matglas veranderd. Desondanks zie ik de fietser op zijn ranke driewieler aan de overzijde van de weg. Hij doet mij aan Fred denken. Een aantal maanden geleden was ik bij hem voor een intakegesprek. Achteraf ziet hij zichzelf nog niet bij onze doelgroep horen, maar hij zou het wel fijn vinden als ik hem af en toe zou komen bezoeken, zo liet hij mij weten. Gistermorgen was ik bij hem, ook om met hem te bespreken hoe dat verder moet gaan. Maar daaraan kwam ik niet meer toe.
Het begon met een spontaan gesprek over wederzijdse interesses, dat door een telefoontje werd onderbroken. Altijd lastig zo’n situatie. Fred is, vanwege zijn onvolledige dwarslaesie niet mobiel genoeg om even snel naar een andere ruimte te gaan. Tijdens dat korte gesprekje nam ik een computervakblad op waarin ik een beetje bladerde, maar ik kon niet voorkomen te horen dat het niet zo goed met hem gaat, iets dat hij mij, ondanks mijn vraag, niet had laten weten. Na het afbellen had Fred blijkbaar het gevoel dat hij mij uitleg verschuldigd was. Het komt er op neer dat de problemen met zijn stoelgang toenemen. De laatste tijd met tussenposes van een hele week, ondanks middelen. In het wachtkamertje bij de bloedprik post ging het vorige week maandag faliekant mis. Een aangepast toilet ontbreekt daar en hulp was nodig. Hij vertelde zo schilderachtig dat ik de gebeurtenis als in een film voor mijn ogen zag afspelen. Ik kon slechts met hem meeleven, maar kon ook niet laten hem te vragen of het nadien …? Nee, nog niet.
Hij is onzeker of hij nu wel of juist niet extra middelen moet gebruiken, maar misschien is het daarvoor al te laat, want zo te voelen…! Ik kan Fred niet helpen.
Langs de dijk vallen mij een aantal ingezakte plantengroepjes op. Ik meen er de boerenwormkruid in te herkennen die hier een aantal weken geleden nog fier stond te bloeien. Duidelijk slachtoffers van Koning Winter. Maar geen medelijden! Zij zijn slim en hebben zich terdege op diens komst voorbereid. Voordat het zover was dat extreme kou hun lichaamssappen kon bevriezen, trokken zij alle bruikbare voedingsstoffen terug naar hun wortelstelsels. Zij verteerden als het ware hun overbodige ledematen. Fraai is het niet wat van hen rest: slappe donkerbruine derrie, neerhangend langs de taaiere plantenstelen. 
Nog even terug naar Fred: zijn verhaal riep een eigen ervaring in herinnering. Het is een zomerdag, waarschijnlijk in 1957. Ik ren naar huis, maar moet nodig. Ik heb al mijn hoop op ‘Tante Ma’ gericht. Zij woont in een groenwit geschilderde houten woning aan de rand van Spanbroek. Rond het huis een prachtige tuin, tenminste in het voorjaar: fruitbomen en gras, volledig overwoekerd door sneeuwklokjes en krokussen.
Tante is niet thuis. Onbestaanbaar maar niet minder waar! Naar huis rennen is mijn enige alternatief. Onhoudbaar, zo vertelt mij de dunne darminhoud, die spoedig en treurig langs mijn blote benen zakt. Tot in mijn sokken. En ik moet nog zo’n eind!

zaterdag 15 december 2012

Tolerantie

Terwijl ik aan mijn hardlooprondje begin kondigt de zon zich overweldigend aan, teken dat het leven gewoon doorgaat na het afgrijselijke bloedbad dat een twintigjarige schutter gisteren op een basisschool in Newtown, Connecticut aanrichtte. In de Gelderlander werd daarover vanmorgen verslag gedaan. Pagina twee en drie reppen over pesten op school en de zelfmoord van Fleur Bloemen. Zij, en anderen als Tim Ribberink, zag geen andere uitweg. 
Hoewel nog weinig over zijn eventuele motief bekend is – zijn daden zijn te gruwelijk om daarvoor direct aandacht te kunnen vragen –, zou de Newton schutter in conflict met zijn moeder leven.
Terwijl ik over de Dijk ren vraag ik mij af of op Nederlandse scholen ook met regelmaat bloedbaden zouden worden aangericht, als wij net zo tolerant tegenover wapens zouden staan: deze knaap beschikte over twee pistolen en een geweer!
Deze gedachten voeren mij terug naar gistermorgen. Ik ben mij mentaal aan het voorbereiden op de Nationale Vergadering van de Zonnebloem. Er is een probleem op het spoor rond Nijmegen, zo hoor ik via Radio1, terwijl ik mijn boterham met ‘Kiekeboe Chocoladehagel Puur’ van Aldi verorber.
Ik overweeg de auto in Ede te parkeren. Ondertussen beantwoord ik een aantal mails, controleer vergaderstukken, zoek de Maarten en drink een kop zwarte koffie. Van beneden roept Riky dat het probleem in Nijmegen is opgelost. Hoewel via Ede een half uur tijdwinst oplevert kies ik toch voor bus en trein, zodat ik de vergaderstukken nog nader kan bestuderen en de Maarten kan lezen – die kreeg ik met Sinterklaas en bewaarde ik speciaal voor deze gelegenheid.
Op de Zebra word ik bijna uit mijn schoenen gereden door een vrouw (geen dame!) die blijkbaar veel meer haast heeft dan ik. Door de onverwachtse manoeuvre die ik moet maken teneinde ongeschonden de overkant te bereiken, belandt mijn tasje op de stoep. Bah, nat! Tijdig bereik ik de halte. Gelukkig, het digitale bord toont de juiste vertrektijd (vanaf negen december is veel veranderd in de reisschema’s, dus maakte ik mij een beetje ongerust dat de NS-reisplanner niet up to date zou blijken). Terwijl ik afwisselend op de kerkklok kijk en het verkeer observeer – misschien komt er een kennisje langs die mij een lift aanbiedt – zie ik in mijn ooghoek beweging in de digitale tijdsaanduiding: plus een minuut. Daarna verandert het zichzelf in plus twee. Mijn blik bereikt de overkant van de Van Heemstraweg en treft een prachtig bewerkt toegangshek voor de tent van Beuningen On Ice. Het is gemonteerd op een aanhangwagentje en kan via een viertal aluminium treden gepasseerd worden om de ijsbaan te bereiken: hartvormig gezicht, de neus geeft plaats aan een grendel in de vorm van een geopende hand, het rechteroog is geloken en het linker staart oplettend vanonder vrolijke wimpers. Het wordt Tolerantiepoort genoemd. Lastig, denk ik, die treden voor mensen in een rolstoel of met een rollator. Maar hoeveel van hen zullen nog schaatsen?, denk ik er relativerend achteraan. Dan doemt Lijn-85 op.
Volle bus, splinternieuw! Een knaap, in de weer met iFone, stoer lederen jasje, royale Arafat-shawl, mooie donkere huid, volle bos soepel vallend ravenzwart haar en jaloersmakend jonge gelaatstrekken neemt ongevraagd zijn pukkel van de zitting tegenover hem. Onderweg mijmer ik nog over de opmerkelijke poort en ondanks veel extra oponthoud bij verschillende haltes bereiken we tijdig het station…
Geen treinen richting Arnhem! Aan de straat staan ongeveer tweehonderd gestrande reizigers opeengedrongen. Een NS-bus loopt vol en vertrekt. Ik sluit mij aan bij de geduldig wachtende groep. Hoor geen wanklanken! Eindelijk weer een bus. Een tweede stopt terzijde, waarvan ik voel dat die naar Arnhem gaat. Yes! Snelbus! Ik stap als derde in en hoor geen protesten. Verdraagzaamheid heerst alom.
Op de terugweg, ongehinderd door bomen, struiken en wolken, vindt Helios mij. Zijn goddelijke warmte is voelbaar, het vermindert de stijfheid van mijn rechter wang. Er zijn wellicht overeenkomsten tussen de gebeurtenissen waarover de Gelderlander deze morgen berichtte en ook een verschil: wapens. Wat blijft is dat mensen kiezen. Kunnen tolerantiepoorten ons daarbij helpen?

woensdag 12 december 2012

Vrijheid

Op de middag van de sterfdag van mijn vader (1992) schijnt de zon, zij het laag. Dat maakt verschil. Ik denk na over de verse laag houtsnippers op de dijkopgang, waarin ik rennend een beetje wegzak, als ik aan de horizon – boven de verkeersbruggen over de Waal – twee typische wolken waarneem. Wolken? Nee, het zijn formaties ganzen. Ze vliegen mij tegemoet zodat ik mij in een live-uitzending van ‘Earthflight’ waan.
Vandaag verschijnt ‘Het geheime leven van Bram Moskowicz’. Daarin wordt bevestigd, ook door ex-medewerkers, dat Bram zich grote vrijheden veroorloofde, vooral waar het zijn boekhouding betrof. Een mooiere datum dan 12-12-12 is voor ontmaskeringen overigens niet wensbaar!
Regelmatig overkomt het mij: ik stap bijvoorbeeld op de fiets – om boodschappen te halen; naar de boekhandel; naar de opticien voor een flacon lensspoelwater; naar de kapper; maakt niet uit wat. Dan ervaar ik soms druk van taken die ik op mij nam terwijl die druk helemaal niet nodig is. Kom op Simon, houd ik mijzelf dan voor, je bent volledig vrij om te doen wat je wilt! Via mijn neus haal ik dan diep adem en proef vrijheid, zuig mij er als het ware mee vol en realiseer mij hoe heerlijk het leven is. Herken je die situatie?
Zoals gezegd overkomt dat mij af en toe. Graag zou ik dat euforische gevoel voor langere tijd vast willen houden. Het wordt echter alweer dunner als ik mijn volgezogen longen weer leeg blaas. Even leek alles mogelijk! Maar als ik probeer vast te stellen wat dat dan wel is, is dat gevoel verdwenen. Het is als een herinnerde droom die zich in de luttele seconden na het ontwaken oplost in de waarheid van weer een nieuwe dag.
Juist dat gevoel herkende ik in de ogen van een meisje op een van de vele zwart-witfoto’s gemaakt tijdens de bevrijding van een of andere stad. Op die foto zie je het bevrijdingsleger een triomfantelijke intocht maken. Overvolle jeeps – beladen met jonge soldaten, grijnzend vanwege opluchting en trots, kinderen en enthousiaste jonge vrouwen – slalommen door een uitzinnige menigte. Uit die chaos springt het gezicht van dat ene meisje mij in het oog. Het lijkt alsof de fotograaf haar gevoel, dat soms ook mijn gevoel is, heeft betrapt voordat het zich kon oplossen.
Gistermiddag bezocht ik met een aantal Zonnebloemgasten en vrijwilligers het Bevrijdingsmuseum in Groesbeek. Indrukwekkend! Ik vroeg mij af of ik de inleidende film eerder zag. Met Nico volg ik de genummerde route. Voor hem is het lastig vanuit zijn rolstoel alles goed te kunnen zien. Af en toe ontmoeten we leden van ons gezelschap. Het boeit ons beiden. Na een dik uur zijn we volledig verzadigd en vinden een plaatsje in het restaurant.
Een oudere man, bezoeker of vrijwilliger van het museum, zit op een stoel in een donker hoekje nabij het winkeltje. Nagenoeg verborgen. Het is dan ook toeval dat ik hem zie tijdens mijn korte zoektocht naar een stripalbum dat onlangs zou zijn uitgegeven. Ik zou dat willen meenemen voor mijn andere gast die helaas te ziek is om mee te kunnen gaan. De man slaapt. Ik trek mij snel terug om geen voyeur te lijken en vraag mij af waar hij over droomt.
Even voordat ik door de ogen van het zwart-wit-meisje werd getroffen, las ik op een informatiebordje: na het bevrijdingsjaar zijn in Nederland meer dan zesduizend babies geboren, waarvan het merendeel van de vaders onbekend is gebleven. Ik begrijp wel waarom: de aanstaande ouders, trotse soldaten en enthousiaste meiden, hadden op dat moment geen oog voor hun toekomst, noch voor hun verleden. Zij werden geleid door de euforie van het moment. Meer was er niet. Ook niet minder! En ik weet het zeker: zo ziet vrijheid er uit, en dat heeft niets te maken met dat gedoe van Bram!

vrijdag 7 december 2012

Verwachting

Het is een schitterende witte wereld waarin ik ren. Op stukken waar veel verkeer kruiste lijkt joggen nog het meest op crosscountry. Ik probeer zoveel mogelijk de dikke drab te ontwijken en op te passen voor slippartijen, natuurlijk!
Misschien is het wel vreemd Verwachting boven dit stukje te schrijven! Uitgerekend op de eerste dag nadat Sinterklaas ons land weer heeft verlaten. Overigens, in zijn column vraagt Thomas Verbogt zich deze morgen af, vanuit welke stad of dorp Sinterklaas vertrok. Een goeie vraag, die ook vaak bij mij is opgekomen, maar dat terzijde.
Ik bedoel een ander soort verwachting dan dat vanwege het ‘Heerlijke Avondje’. Het speelt eigenlijk al de hele dag geregeld door mijn hoofd, ingezet door twee vragen van René Diekstra: “..wanneer kun je eigenlijk zeggen dat je leven een succes is geweest?” en“wat waren je dromen toen je jong was?” Daar kwamen nog twee berichten bij. Het ene betreft het overlijden van Oscar Niemeyer, op 104-jarige leeftijd. Hij tekende tot op hoge leeftijd prachtige gebouwen met de natuur als inspiratiebron. Het Niterói Contemporary Art Museum te Rio de Janeiro werd in 1996 voltooid, Oscar was toen zevenentachtig jaar oud. Ik vermoed dat deze architect zijn dromen waar maakte en zijn leven als succesvol mag beschouwen. Wat ik niet begrijp is dat de Volkskrant in de twintigdelige uitgave Wereld Architecten, geen enkel deel aan Niemeyer heeft besteed.
Het andere is niet zozeer een bericht maar een intakegesprek dat ik vanmorgen met een nieuwe Zonnebloemgast had. Laat ik haar huiselijk Tante Marietje noemen, zoals haar kleinkinderen gewoon zijn te doen. Ik kwam met haar in contact via Stichting Perspectief. Marietje werkte ook tot op hoge leeftijd. Dat deed zij in het bedrijf van haar zoon, die dit twintig jaar geleden van haar en haar man overnam. Haar echtgenoot stierf vier jaar geleden. Dat ging helaas niet vanzelf. Op het moment dat Tante Marietje dit gedeelte van haar levensverhaal vertelt wellen tranen op in haar ogen: “Hij was zo moedig!” En zelfs in zijn laatste minuut wist hij nog een grap te produceren!  Doordat Marietje in het bedrijf bleef werken droeg zij ook verantwoordelijkheid, alsof zij nog de eigenaar was. “Dat is mijn grootste fout geweest!”, meent zij stellig. Toen het niet meer ging was zij alleen en waren haar beperkingen zodanig dat genieten van een oude dag er niet echt meer in zat. Misschien droomde zij als moeder van zorgeloos oud worden, samen met haar lief? Succes was er in haar leven, vermoed ik: prachtig familiebedrijf opgezet, negen kinderen, twintig kleinkinderen en vier achterkleinkinderen!
Even leken de buien dunner te worden, maar nu, bijna bovenaan de Hommelstraat, neemt het daglicht weer af en wordt de vallende sneeuw dikker. Mijn blik wordt getrokken door donkere gestalten met gebogen ruggen die elkaar achterna gaan. Even denk ik aan een schaatsbaan, hoewel ik weet dat dit hier onmogelijk is. Sufferd, het heeft toch nog nauwelijks gevroren, roep ik mijzelf tot de orde. Dan zie ik dat het de pony’s zijn die dartel door de diepe sneeuw banjeren. Ik troost mijzelf dat schaatsers passen bij dit weer en dat mijn zicht beperkt werd. Bovenop de dijk wandelt een grote groep dames die kleurrijk tegen de egaal grijze lucht afsteekt. Prachtig!
Kan ik zeggen dat ik succes had in mijn leven? Ach, dat moet een ander maar bepalen. En welke verwachting had ik als jongen? Ook dat is een moeilijke vraag voor deze vrijdagmiddag. Één droom ontstond vanwege een man met een schildersezel. Hij zat voor ons huis en schetste de middeleeuwse Magdalenakerk. Hij duldde een achtjarig jochie dat ademloos over zijn schouder meekeek…
Die ezel kwam er, maar de kunstacademie ging niet door. Toch ben ik een tevreden mens: bezig ‘samen oud te worden met mijn lief!’ Én ik ren hier lekker door de sneeuw. Bovendien verwacht ik nog veel. Schilderen? Misschien, als ik aan mijn tweede pensionering begin?

dinsdag 4 december 2012

Nelleke

Het eerste deel van mijn hardlooprondje gaat op de automatische piloot, waaruit een lichte regen mij wekt. Ik ren halverwege de Hommelstraat als twee zware kraaien zich uit een peppel laten vallen om, toch nog sierlijk, in een van de ploegvoren van de akker te landen, waarop nog maar enkele weken geleden de maïs mansoog en stoer stond te wuiven. Even komt in mij op dat de schorre zangers het op mijn haren hebben voorzien zodat ik onwillekeurig weg duik. Ik moet wel even om mijzelf lachen, samen met de kraaien die er ook de humor van inzien, maar dat heeft gelukkig niemand buiten ons drietjes gezien. Dus dat blijft tussen ons.
Inmiddels weten we wel dat Kate Middleton zwanger is. Dat wilde gisteren en deze morgen bijna niet van het nieuws. Blijkbaar zijn er bij haar en haar man, de Britse prins William, grote zorgen want zij is opgenomen in een Londens ziekenhuis vanwege misselijkheid. Veertien pagina’s, hoorde ik op Radio1! Zoveel papier besteedde een van de Engelse tabloids deze morgen aan dat ‘nieuws’! En terwijl er geen nieuwe feiten zijn te melden spuiten gretige journalisten het ene na het andere gerucht de wereld in: mogelijk verwacht Kate een tweeling. Dat gist en broeit. Twitter, internetkranten, overal wordt die – waarschijnlijk ongegronde – inval overgenomen en uitgekauwd. Wat is het gevolg als het een tweeling is? Wat betekent dat dan voor de kroon? Wie wordt het eerst geboren? De gynaecoloog kan straks de toekomst van het Engelse koningshuis bepalen! Andere Koninklijke tweelingen worden ten tonele gevoerd. Enzovoorts.
Ik peins over deze gekte terwijl ik eenzaam over de dijk ren. Slechts een paar pony’s in het veld links rennen een stukje met mij mee. Je kunt veel zeggen over het nieuws uit Engeland. Een ding is zeker, het is nieuw leven dus een positief bericht. Dat is anders dan het nieuws in onze kranten. De schrik en verontwaardiging om een voetbaldode hebben we nog maar net verwerkt of de volgende moest alweer gemeld. Ik heb het gevoel dat wij Nederlanders, steeds meer van onze beschaving verliezen. Op de publieke zender zien we voetballers de meest gruwelijke overtredingen begaan om vervolgens de scheidsrechter te schofferen als deze hen een gekleurde kaart voor houdt. Rondom de velden, waarop jeugdelftallen elkaar sportief ontmoeten, brullen ouders hun koters toe dat zij zich niet als een mietje moeten gedragen. De scheidsrechter wordt door diezelfde ouders getrakteerd op de meest gruwelijke verwensingen als zij menen dat hij ten onrechte een vrije trap tegen zoonlief toekende. Kinderen worden gepest op scholen terwijl onderwijzers toekijken, niet durven ingrijpen – tussenbeiden komen komt misschien niet eens in hen op. Bestuurders van maatschappelijke organisaties verrijken zichzelf en laten het besturen na. Burgemeesters maken clowns van zichzelf door op de meest creatieve wijzen onkostenbonnetjes te ritselen. Burgers vragen ten onrechte een persoonsgebonden budget aan. Gepensioneerden simuleren dat zij gescheiden huishoudingen voeren. Werknemers van Post NL stelen de inhoud van pakketjes…
Kunnen we deze ‘ontschaving’ keren? En zo ja, hoe? Ik stel mijzelf voor in een betrokken bestuur… maar raak gebiologeerd door de capriolen die een chauffeur met zijn laadschop maakt. Hij heeft een aantal stalen rijplaten opgenomen en rijdt daarmee het steile dijklichaam af. De beladen schop voorop. Het gewicht van de rijplaten doet de machine voorover hellen. De achterwielen komen minstens veertig centimeter omhoog. Het lijkt alsof hij de machine een koprol wil leren. Ik ren door, wil eventuele gevolgen niet zien.
Aan een boom, bijna thuis, vind ik een oproep. Lettertype Kids. Lieve zwarte poes, witte punt aan de staart: of wij haar AUB niet meer willen voeren! Nelleke komt dan vast wel weer naar haar bazinnetje. Ha, misschien kan ik naar Nelleke uitkijken, dat is gemakkelijker dan een neergaande trend keren!

vrijdag 30 november 2012

Flodderwetenschap

Mist maakt mijn wereld klein en kil, hoewel het weerstation vlak voor vertrek nog geen twee graden onder het nulpunt aangaf. Buiten het saaie asfalt onder mijn voeten is er niets waaraan ik mijn blik hechten kan dan de berijpte grassprieten in de berm. Plotseling doemt een grote zilverreiger, slank en wit uit het grijs op. Waarschijnlijk aangetrokken door de pas omgewoelde akker van Thé waarin de verse ploegsneden fluweelzwart glanzen. Als de afstand tussen ons tot een meter of vijf geslonken is zakt zij iets door haar gewrichten, slaat haar vleugels uit, strekt hals en poten en verdwijnt wiekend in de mist. Ik ben weer alleen met mijn gedachten.
Deze week is de uitverkiezing van het mooiste woord van 2012. Gisteravond een item bij Pauw & Witteman waarin een aantal van de genomineerde woorden werden besproken. Persoonlijk kon ik er niets moois in ontdekken. Toch, als ik in de schoenen van Katinka Polderman zou staan, en haar woord ‘Voetbalvrouwing’ zou uit de tien genomineerde woorden komen bovendrijven, dan zou ik daar waarschijnlijk weer naast hebben gelopen van trots. Naast Katinka’ pumps bedoel ik. Hoewel ik niets heb met de activiteiten die onder voetbalvrouwing worden verstaan, noch met dames die aan dergelijke activiteiten deelnemen.
Onze taal is een opmerkelijk fenomeen. Het volgt ons gedrag op de hielen. Toen het leven nog veilig verzuild was, waren wij, als we bijvoorbeeld kinderen kregen, fulltime ouder. In onze taal hadden we voldoende aan vader, moeder en ouders. Vandaag is dat niet meer zo simpel en kennen we bijvoorbeeld het woord weekendouder of zelfs nachtouder. Misschien ontstaat behoefte aan een woord als dinsdagmiddagouder.
Gisteren was ik in Het Dorp. Ik was daar op uitnodiging vanwege het vijftigjarig jubileum van deze bijzondere woonwijk in Arnhem. Samen met twee echtparen werd ik door Arie Willem Stek rondgeleid langs een herinneringsroute die kleurrijk door de woonwijk slingert. Langs de route opmerkelijke foto’s van de actie ‘Open Het Dorp’, van de opbouwfase en uit het leven van alle dag. En teksten, van mij en anderen die op uitnodiging hun herinnering schreven (zie Lucifersdoosjes’)
Op het terrein waren twee zogenaamde paswoningen gebouwd, boordevol nieuwe technieken waarmee mensen met een handicap minder gehandicapt kunnen zijn. Vooral de tabletcomputer wordt door RTD Het Dorp dankbaar ingezet om het leven van fysiek gehandicapten in de toekomst gemakkelijker en aangenamer te maken. Het aanrecht kan daarmee omhoog of juist omlaag worden gebracht, of draaien waardoor de kookplaten toegankelijker worden. De gordijnen sluiten, licht aan doen, de televisie op een andere zender, geluid zachter, de deur openen, de kraan dicht draaien. Allemaal kleine en simpele taken waarvoor geen personeel meer nodig is.
Na afloop maakte ik een persoonlijke herinneringstour door een paar binnenstraten. Een aantal namen van bewoners van toen vond ik terug. En enkele gezichten in een verzameling portretten op een van de prikborden. Het naambordje van Jan was verdwenen van de deur waarachter hij jarenlang woonde. Eerst met Willemien, na haar overlijden bleef hij alleen met zijn fameuze postzegelverzameling. Jan – pas nu ik hier langs de Dijk ren en de zon door de mist breekt, herinner ik mij weer zijn achternaam –, was de bedenker van de beroepsaanduiding ‘Dogela’. Een samentrekking van Dorpsbegeleid(st)er Arnhem. De verzorgenden in Het Dorp werden met die naam aangeduid. Het woord dogela haalde de Dikke Van Dale! Ik heb het gisteren niet nagevraagd, maar ben er van overtuigd dat deze benaming niet langer wordt gebruikt. Controle in mijn van Dale leert dat dogela niet langer in de lijst opgenomen is.
In oktober 2011 werd Diederik Stapel ontdekt als professioneel duimzuiger. Hij fakete meerdere wetenschappelijke onderzoeken. Legde data naast zich neer, verzon uitkomsten en frustreerde promovendi. Via zijn ‘wetenschappelijk onderzoek’ werd de gefingeerde ‘vleeshufter’ ontmaskerd. Deze week toonde hij zijn spijt en bood ons zijn verontschuldiging aan. Helaas, flodderwetenschap haalde de nominatie via van Dale niet.

maandag 26 november 2012

Vernieuwing

Dit jaar liep ik nog maar een keer eerder op een maandag. Ik tref rustig weer. Op de dijk beschijnt de zon even mijn rug maar verbergt zich al spoedig achter een wolkenband vanuit het zuiden. Het is een groot verschil met de onstuimige wind en de regen van gisterenmorgen. Ach ja, het is herfst.

Deze sfeer past heel goed bij mijn gevoel. Vandaag wordt Nijmegenaar en schrijver, Frans Kusters begraven en vanavond ga ik naar een vergadering van de provinciale afdeling van de Zonnebloem. Op de agenda staan onder meer de begroting voor 2013 en het benutten van de sociale media. We gaan ook afscheid nemen. Niet alleen van een aantal leden, vertegenwoordigers van regionale afdelingen, maar ook van onze voorzitter. En daar ‘zit ‘m nou net nou de kneep’, om maar eens een statement van Farce Majeur te gebruiken. Al bijna zes jaar geleden kwam zij mij gezelschap houden in dit bestuur. En dat bevalt mij nog steeds uitermate goed.

In een afscheidstoespraakje een aantal weken geleden, is Loes vergeleken met een rupsje. Een rupsje dat zich ontwikkelde tot een prachtig fladderend insect. En in zekere zin klopt dat beeld wel. Niet dat fladderen natuurlijk, maar dat zij zich ontplooide. Het bereikte stadium zou dat van Vlindertje Nooitgedacht kunnen zijn. Immers, bij haar aantreden, vanuit een betrekkelijk vers voorzitterschap van een regiobestuur, verwachtte zij vast en zeker niet nog eens toe te zullen treden tot het nationaal bestuur. Om nog maar te zwijgen over het feit dat onder haar aanvoering, onze provinciale afdeling zo’n prachtige ontwikkeling zou doormaken!

Terwijl ik over de Dijk ren, diep in gedachte bij de komende avond, wiekt een vogel dwars over mij heen. Het karakteristieke wrikken van vleugels en staartveren vertellen mij dat het om een fazant gaat. Wim, mijn jongste broertje, oefende soms met een boog. Zijn lange pijlen waren aan de uiteinden voorzien van kleurige veertjes. Op hun betrekkelijk lange reis naar de rieten schietschijf brachten die pijlen hetzelfde geluid voort.

In de loop van de jaren deelden we steeds meer, Loes en ik. Zo vormden wij vaak een sollicitatiecommissie, met ondersteuning van Valesca. Enkele malen sloot Vera zich daarbij aan, al dan niet in haar wipstoeltje. Vooral als we ons op een lastig onderwerp moesten voorbereiden zorgde de kleindochter van Loes voor enige ontspanning. Dit, samen met de brommende koffiemachine op de achtergrond en wafeltjes van Aldi, zal een dierbaar moment in mijn herinnering blijven.

Ik ben mij er sterk van bewust dat Loes deze morgen ook aan het sporten is. Zij wandelt vast en zeker ergens op de Veluwe met een of meer vriendinnen, terwijl ik hier langs Waal en uiterwaarden ren. Op maandagochtenden staat wandelen steevast op haar programma. Maar voordat zij daarvoor de deur uit gaat leest zij het nieuwste Dekkertje en meestal reageert zij daarop via een mailtje. Uit dat van deze morgen las ik bijvoorbeeld, dat wij zelfs een tante delen!
De laatste honderd meter van dit hardlooprondje houd ik het niet meer droog: de zachte motregen verandert mijn brillenglazen zoetjesaan in matglas. Ik vind dat wel passend voor vandaag. Hoe dan ook, het is geen probleem; ik ken iedere oneffenheid op mijn pad. Bestuursleden moeten niet te lang aan het pluche blijven kleven. Voor de Zonnebloem is vernieuwing zo nu en dan, zelfs van eminent belang. Als dat niet van nature gaat, kunnen we dat tegenwoordig met onze reglementen bewerkstelligen. Maar dat laat onverlet dat ik het laatste stukje van mijn bestuurstermijn, samen met Loes af had willen maken. Nu troost ik mij maar met een uitspraak van Johan Cruijff: elk voordeel heb z’n nadeel. Andersom is dat natuurlijk ook geldig. Dus Loes, bedankt! Ik wens je veel plezier en succes met jouw nieuwe taak. En Wouter, van harte welkom op de voorzittersstoel!

vrijdag 23 november 2012

Oefeningen

Deze grijze herfstdag werd steeds grijzer en natter, hoewel het nu droog is. Al snel stop ik mijn handschoenen in m’n jaszak. Vandaag bereikte ons het bericht van het overlijden van Hannie Lips. Of Tante Hannie beter gezegd. Dat maakte de dag grijzer. Ik stond mij te scheren en ‘hoorde’ met deze aankondiging bijna direct ook de stemmetjes van Dappere Dodo en zijn ‘ragebolvriendje’. De naam van die figuur is mij ontschoten, maar zijn haren vergeet ik niet meer. Bij zijn verschijnen, vaak letterlijk tussen de gordijntjes, leek het steeds alsof hij zojuist met zijn vingers in een stopcontact zat.
Ik denk dat het rond 1955 was dat wij voor het eerst televisie konden kijken. Niet thuis, zo rijk waren wij immers niet! Buurvrouw Komen, de vrouw van de smid, stelde haar woonkeuken gastvrij open voor een groepje tot wel tien kinderen. Op woensdagmiddag, zittend op het pasgeboende zeil, hoorden en zagen wij Tante Hannie op het kleine schermpje. En als Dodo’s avontuur van die middag was verteld, veel te snel naar onze zin, verzachtte zij onze teleurstelling met haar verzekering dat Dodo en zijn vriendjes vast weer snel terug zouden zijn met een nieuwe belevenis, en dan zwaaide zij ons enthousiast met beide handen uit. Terwijl ik richting verkeersbrug ren, stromen herinneringen aan die tijd als vanzelf weer naar de oppervlakte.
Langs de afscheiding van de uiterwaard loopt een rijtje Rode Geuzen. Hun vacht hier en daar nog behangen met klitten. Vooral de uiteinden van hun staarten zijn aaneengeklonterd, door zaaddozen van distels vermoed ik. Onder het gaan, bekijken de runderen mij nieuwsgierig. Zelf hebben zij veel minder haast. Vanwege deze ontmoeting valt mij een klein bordje op. Ter grootte van een A-4tje, met een afbeelding van de rivieroever? Ik ren verder en kom al snel een tweede bordje tegen. Ik vermoed dat deze bordjes ons, voorbijgangers, moeten informeren over de werkzaamheden die op stapel staan. De rivier dient meer ruimte te krijgen. Daarom zal veel van de spontane begroeiing – bomen en struiken – worden gekapt en oorspronkelijke geulen uitgegraven.
Op de terugweg kan ik bijna niet wachten tot ik opnieuw bij een informatiebordje arriveer. Ik vermoed dan al dat mijn veronderstelling niet juist was, om ons te informeren zouden zeker groter en steviger panelen zijn geplaatst. Teneinde de aankondiging te kunnen lezen moet ik een eindje de dijk af gaan. Dan begrijp ik dat dit een mededeling is over een oefening. De deelnemer kan hier lezen dat per mobile telefoon contact moet worden opgenomen met de Dijkposttelefoon. Bovendien staat er een raadselachtige opdracht bij: “Breedte = 32 meter”. Er zijn nog twee andere mogelijke opdrachten – per satelliettelefoon contact opnemen met Dijkpost; per mobiele telefoon contact opnemen met Responsecel – maar deze laatste twee zijn niet aangekruist. Nu beland ik automatisch bij de Bescherming Bevolking. Ik werd in 1969 opgeroepen bij het onderdeel Verbindingsdienst in de functie Chauffeur Portofonist. De theorielessen in de schuilkelder te Berg en Dal maakten duidelijk wat mijn functie ging inhouden: veelvuldig opkomen voor oefeningen.
Terwijl ik verder ren peins ik over lijntelefonie. Ik meende het daarstraks in een opdracht te hebben zien staan. Halverwege de jaren zeventig deed ik mee aan een grote oefening die werd opgeleukt door studenten van de toneelacademie in de rol van gewonden. In de portiersloge van het Canisiusziekenhuis moest ik een lijntelefoon kunnen inpluggen. Een half uur later, ten koste van veel zweet en mopperende portiers vanwege het verhuizen van hun meubels, vond ik het. Inmiddels waren reeds drie ordonnansen langs geweest met berichten voor het inrichten van een Gewondennest…
Ik zoek naar een volgend bordje vanwege die lijntelefoon. Mijn besluit om via de Kloosterstraat te gaan is een gelukkige: tegenover de afslag naar het voetveer vind ik er één in het hekwerk. Niks lijntelefoon. Het bevestigt mijn vermoeden dat dit apparaat voorgoed tot het verleden behoort, net zoals Tante Hannie en de oefeningen van de BB!

dinsdag 20 november 2012

Opvoeden

Net voordat ik mij wil omkleden wordt een groot boeket bezorgd. Dat blijkt voor onze ‘buurtjes’ die gisteren hun twaalfeneenhalfjarig huwelijksjubileum vierden. Met de ruiker in mijn hand loop ik eerst even bij hen binnen, Riky heeft net Sofie en Koen van school opgehaald. Sofie vergelijkt haar roze ‘hardlooplaarzen’ met mijn sportschoenen en zwaait mij, samen met oma, uitbundig door het keukenraam na.
In de Gelderlander deze morgen een uitgebreid artikel ondersteund met veel grafiekwerk, over het wel en wee van jongeren in Nijmegen en omgeving. Het waren hoopvolle berichten die uit het E-MOVO onderzoek naar voren kwamen, hoewel er ook minpuntjes werden aangestipt zoals het verminderde gebruik van fruit en verse groenten. Een kniesoor die daar dan op let. Ik las het artikel niet uitgebreid en vraag mij nu af, terwijl ik over de Hommelstraat ren, of deze jongeren uit zichzelf hebben ingezien dat het verstandiger is drank en drugs zoveel mogelijk te mijden – hoe zit het dan met fruit en verse groenten? Of kan dit voor een groot deel op het conto van hun opvoeders worden geschreven? Dat blijven lastig te beantwoorden vragen. Eigen wil, vrienden en vriendinnen, dat zijn nog maar een paar van de factoren die het resultaat van opvoedkundige acties beïnvloeden.
Bij dieren is dat anders. Die hebben geen last van een vrije wil maar zijn opgescheept met instinct. Rokko, de kraai van Theo in ‘Vriend van Verdienste’, de eerste roman van Thomas Rosenboom, deed steeds wat van hem verwacht werd. Om een eendenkuiken duidelijk te maken dat het jou overal en in alle omstandigheden moet volgen, daarvoor is niet méér nodig dan dat je er voor zorgt dat jij degene bent die het diertje als eerste waarneemt. De hersenen van het kuiken zijn er simpelweg op ingesteld dat het aanneemt dat jij dan ook zijn ouder bent. Dat wordt lastiger als je zo'n hummeltje uit het gevolg van moeder eend wegneemt, zelfs al na een half uur!
Rokko is een wild dier en het kost Theo veel inspanning en doorzettingsvermogen om hem uit zijn hand te laten eten. Beiden, zowel Theo als Rokko, moeten afrekenen met de wilde natuur van het dier. Maar eenmaal opgevoed, afgericht zo je wilt, is het een onafscheidelijke kameraad. Door dik en dun. Het belangrijkste feit dat hieruit spreekt is, dat invloeden buiten de jongen en zijn vogel geen effect hebben op het gedrag van het dier. Het opvoeden van mensen is derhalve veel ingewikkelder.
Op de dijk word ik ingehaald door een bestelbusje. Vlak voor dat moment zie ik paardenmest op het asfalt. Vers. Niet een mooie hoop in de berm, zodat anderen er nog hun voordeel mee kunnen doen. Bijvoorbeeld insecten, larven en vogels, meestal in die volgorde. Ook honden bijten graag in paardenmest. Een teken van onopgevoed gedrag of van hun natuurlijke drang?
Geen mooi stapeltje vijgen in de berm dus maar een breed en langgerekt spoor van paardenvijgen. Het dier is tijdens het ontlasten gewoon door blijven lopen. Uit voorzorg kies ik de berm en houd ik mijn hand beschermend voor mijn gezicht op het moment dat een van de wielen door de mest rolt. Dat was geen overbodige luxe, mijn beschermende hand bedoel ik.
Ik vraag mij af of de bestuurder heeft gemerkt dat hij mij ongewild overlast bezorgde. Misschien, als hij op dat moment in zijn binnenspiegel keek. Het kan zijn dát hij keek en mijn beschermend opgestoken hand aanzag voor een groet.
Dat ik op de terugweg niet word aangereden ligt niet aan de fietser: de man wijkt niet van zijn pad en blijft stoïcijns zijn weg vervolgen, terwijl ik opzij spring en een lelijke opmerking maak. Daar heeft mijn wil weinig invloed op! De man blijkt wijzer en reageert niet. Ter verontschuldiging kan ik slechts inbrengen dat ik mijzelf niet heb opgevoed.

vrijdag 16 november 2012

Zelfherstellend

Het voelt veel kouder dan de vijf graden die de thermometer wijst, maar eenmaal in mijn ritme warm ik mijzelf voldoende op. Onder de dunne, dampige, eindeloos grauwe wattendeken, ligt de Dijk er troosteloos en verlaten bij. Nou ja, troosteloos? Niet helemaal. Hier en daar tonen boterbloemen hun glanzende en vreugdevolle gele gezichtjes, sommige polletjes boerenwormkruid staan nog fier bloeiend overeind en nabij de woonboot in de nevengeul, bloeien enkele goudsbloemen in een vrolijke oranjerode toef.
Deze spaarzame bloemen geven op een herfstdag als vandaag een optimistisch stemmend gevoel. Net zoals de berichten over de toekenning van subsidies door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). De Gelderlander stond er vandaag vol mee. Mij viel vooral het bericht op over zelfhelende materialen. Ik ben vooral verwonderd over het feit dat een onderzoeker op zo’n idee komt! We leren allemaal al heel vroeg in ons leven dat een snee in je vinger eventjes bloedt en dan in sneltreinvaart heelt. Helemaal uit zichzelf. Daar hoeven we niets aan te doen en we staan er ook niet bij stil. Dat materialen waarmee wij alle dagen omgang hebben, zichzelf bij schade niet kunnen helen, ook daar zijn we niet verbaasd over. Je moet blijkbaar wetenschapper zijn om je af te vragen waarom dat is. En hoe aan materialen kan worden geleerd hetzelfde kunstje te vertonen als ons velletje moeiteloos gedurende vele eeuwen doet. Wetenschappers in Nijmegen, Groningen en Eindhoven denken dat zij zulke materialen kunnen maken. Halleluja!
Kijk, daar wordt ik nou vrolijk van. Ik stel mij voor dat de zolen van mijn hardloopschoenen zichzelf herstellen van kleine slijtplekjes die zij hier op het asfalt en de grove stenen van de Uiterwaard oplopen, terwijl zij bij mij in de meterkast een volgend rondje afwachten. Of neem de banden van mijn auto. Nooit meer een klapband!
Nu moet ik toegeven dat ik persoonlijk niet zoveel ervaring heb met klapbanden. Het is me één keer overkomen in Lent, toen nog een zelfstandig dorp. Ik prees mij gelukkig dat ik binnen een vijftig-kilometer-zone reed, want zelfs in die betrekkelijk lage snelheid kon ik mijn kevertje maar met moeite in het gareel houden. Toch zijn mijn autobanden misschien geen goed voorbeeld. Immers al vele jaren sluiten spijkergaten in een band zichzelf, dus ook lekke banden komen niet vaak voor.  
Een klapband terwijl je op de fiets zit, kan ook knap lastig zijn. Het overkwam mij een keer terwijl ik mijn meisje achterop had. Het zal in 1968 zijn geweest... Wij logeren bij mijn ouders in Wadway. Ik slaap bij mijn broers op de kamer en Riky bij mijn zusjes, maar dat terzijde. We zijn uitgenodigd bij Annie en Jan in Opmeer. We besluiten met de fiets te gaan, die van mijn moeder meen ik. De banden zijn veel te zacht zodat ik eerst met de fietspomp aan de slag ga. “Doe je er niet te veel lucht in?” “Nee,” mompel ik zwetend, en ik duw de stang nog eens fiks neer, “op harde banden fietst het lichter!” We stappen op, onwennig nog maar allengs gaat het beter. Onderweg wijs ik Riky op de vele plekjes waar ik als kind kwam of speelde. We rijden al op ‘t Wuiver als er plotseling een scherpe knal klinkt. De schrikgil van Riky komt tegelijk met scherp gesis. De band loopt nagenoeg in een keer leeg zodat we enkele tientallen centimeters op de velgen voortgaan. We staan even ontdaan naar de platte achterband te kijken. Riky wrijft over een pijnlijk plekje op haar kuit waar zij de volle lading incasseerde, terwijl ik haar verongelijkt hoor denken: Ik waarschuwde je toch!
Als de wetenschappers slagen vormt een te hard opgepompte fietsband niet langer een probleem. Die ontdoet zichzelf van overtollige lucht, zonder daar bij na te denken!

dinsdag 13 november 2012

Tikkertje

Elf, twaalf en dertien zitten in de datum van vandaag! Direct na het ontbijt ga ik joggen. In dit jaargetijde doe ik dat niet vaak zo vroeg op de dag. Het is dan ook uitsluitend vanwege mijn agenda.
Het is koel en zo vochtig dat het lijkt alsof er motregen valt. Over de Hommelstraat komt mij een tractor op hoge snelheid brullend tegemoet gereden. De machine met zijn breed uitstulpende banden past maar net op de smalle weg. Toch neemt de boer niets van zijn gas terug. Ik raad zijn gedachte: “De maximum snelheid is hier zestig, dus…!” Uit voorzorg onderzoek ik de berm zodat ik voorbereid ben op een eventuele sprong. Dat is gelukkig niet nodig, maar zeker niet dankzij ook maar enige boeren-hoffelijkheid van de bestuurder. Dit incident doet mij denken aan wat Gerda, mijn jongste zusje afgelopen september overkwam.
Gerda was laat tijdens Dekkertjesdag, onze jaarlijks terugkerende reünie rond de huwelijksdatum van onze ouders. Dit keer kwamen wij bijeen in café de Vriendschap in ons geboortedorpje Wadway. Ik was toevallig even buiten om foto’s te maken toen zij met haar man kwam aanwandelen van de parkeerplaats. Nog voor zij hun jassen hadden opgehangen was hun verhaal al in grote lijnen verteld.
Het gebeurde tijdens een fietstochtje. Samen met twee bevriende stellen, waarmee zij regelmatig dit soort sportieve uitstapjes maken, fietsten zij over een smalle dijk in de buurt van Enkhuizen. Een shovel kwam hen tegemoet gereden. De chauffeur was vooral
 druk in de weer met zijn telefoontje en besefte niet waarmee hij feitelijk bezig moest zijn. Misschien vanwege een heftig gesprek met zijn vrouw? Relatieproblemen?  Ik weet het niet. 
Het gezelschap van Gerda en mijn zwager, Frans, bemerkte dat de telefonerende bestuurder hen niet zag en ging aan de uiterste rand van het wegdek achter elkaar fietsen. Het gevaarte bleef midden op de dijk onverminderd snel  komen. Frans, inmiddels net voorbij het lawaaiige monster, hoorde een metalige tik achter zich en direct daarop geschreeuw. Gerda’ stuur werd slechts licht door de shovel geraakt, niet zwaarder dan in een aantikspel. Helaas was dat genoeg om haar stuur te doen omslaan zodat zij van haar fiets en tegen het enorme achterwiel tuimelde.
Bovenop de winderige Dijk en in gedachten nog bij het aantikspel, wordt ik teruggevoerd naar de politieke situatie van vandaag. Want is hetgeen de heren en dames politici in Den Haag spelen eigenlijk niet hetzelfde als tikkertje met verlos? Mark en Diederik kregen de meeste spelers achter zich en mochten dus de spelregels bedenken. Bij het uitleggen daarvan ontstond er direct al onvrede, vooral ook omdat zij hun eigen regels niet voldoende doorgrondden. Het verzet werd zelfs zo sterk dat Mark door zijn eigen achterban werd verraden, daarbij aangevoerd door mannetje Wiegel. “Zo spelen we niet verder”, hoorden wij alom van oppositie en uit VVD-kring, “wij verdommen het hieraan mee te doen!” De ‘familie’ van Mark liet het hem met chocoladeletters in hun Telegraaf weten. Verslagen spraken zij nieuwe regels af. Ten tweede male kwamen zij met impopulaire regels. Dezen werden met minder gemor ontvangen. Hoewel vals-blonde Geertje zich daardoor onreglementair aangetikt voelde en nu huilt en stampvoet dat het niet eerlijk is, dat de Koninklijke Spelleidster hem van Mark en Diederik moet verlossen!
Bij het maïsstoppelveld van Thé, ik ren intussen alweer op huis aan, is een grote groep ganzen neergestreken. Luidruchtig wijzen zij elkaar op gemorste korrels. Op mijn nadering waggelen zij verontwaardig gakkend dieper het veld in, de dikste voorop, terwijl het toch nog lang geen kerstmis is en gans nooit op ons menu prijkte!
Wat zag Gerda eruit! Haar ene oog zat nagenoeg dicht. Forse bloeduitstortingen en een enorme zwelling. “Dan heb je mijn ribbenkast nog niet eens gezien”, zei zij ter begroeting. Ik durfde haar bijna niet te kussen en kreeg een flashback van een veel jonger zusje in een Hoorns ziekenhuisbed. Dat was kort nadat haar een ander monsterlijk drama was overkomen, maar dat past niet in dit stukje.

vrijdag 9 november 2012

Verdronken

Joggend over de Tempelstraat vallen mij drie opgeschoten knapen op. Zij staan op een achterompad aan de overkant van de sloot, fiets tussen de benen. Een van hen drinkt uit een blikje. Vanwege de kleur vermoed ik dat het om bier van Aldi gaat. Het tafereeltje doet mij denken aan een uitzending van DWDD, over drugs- en drankgebruik. Bij een van de uitgaansgelegenheden op De Dijk in Volendam werden verschillende jongeren voor een BNN-camera geïnterviewd, sommigen gewapend met glazen bier. Het was de bedoeling van de journaliste om de mening van de jongeren over hun vermeende misbruik over het voetlicht te brengen. Maar dat viel zwaar tegen! De meeste jongeren bleken niet in staat de meest simpele vragen te beantwoorden. De beelden en sommige nog verstaanbare antwoorden bevestigden dat veel jongeren in het palingdorp echt veel te veel drinken, slikken en snuiven. Ik zag  trieste beelden. Feitelijk werd een verdronken generatie in beeld gebracht!
Eigenlijk betrof het DWDD-item de presentatie van een vervolgonderzoek bij de rioolwaterzuivering Katwoude, waarop Volendam en omstreken lozen, nadat in juli het drugsgebruik in negentien Europese steden door KWR Watercycle Reseach Institute uit Nieuwegein in beeld was gebracht. Volendam en omstreken staan vierde op de Europese ranglijst wat het gebruik van cocaïne betreft en derde in het gebruik van ecstasy. Het dorp van de paling, traditionele kleding, BZN en Jantje Smit gebruikt meer van deze drug dan Londen!
Op de terugweg, ik ren over de Uiterwaard, neem ik mij voor om op het dan nog verscholen Electrabel te letten. Ik ben benieuwd of de schoorsteen zijn gebruikelijke rookgaspluim laat zien ten teken dat de productie van elektriciteit weer is hervat. Ik neem tenminste aan dat die werd stilgelegd nadat gisterenmorgen een deel van het ketelhuis werd weggeslagen door een exploderende stoompijp. Gelukkig waren er geen gewonden hoewel de impact voor de werknemers die op het terrein aan het werk waren groot zal zijn; wie weet hoe vaak de enorme knal en het loeiharde suizen als van startende vliegtuigmotoren, door hen in individuele nachtelijke beelden nog te beleven zijn.
De beelden van enkele Volendamse jongeren willen niet gemakkelijk van mijn netvlies spoelen. Zij doen mij denken aan een knaap die zich leende voor een bokswedstrijd op de kermis van Hoorn. Ik was vijftien meen ik. Het was een van de weinige keren dat ik met mijn jeugdvriend Hans naar een kermis toog. Feitelijk verveelden we ons er stierlijk. Totdat we op een oploopje stuitten. Een ongure puisterige kerel onderhandelde met een lange jongen die ik vaag kende. De pokdalige daagde mijn vage kennis net zolang uit tot die in de tent verdween. Nadat we dit meemaakten, moesten wij ook wel naar binnen. Wel langs een andere ingang en tegen betaling van vijftig cent (en dat was veel in die tijd).
Alles was toegestaan. In die bokswedstrijd bedoel ik. Het was daar dat ik een afkeer van boksen ontwikkelde. De jongen werd uiteindelijk knock-out geslagen. Maar voor het zover was! Het was afschuwelijk om aan te zien en eigenlijk was ik blij met de afloop. Het was tenminste voorbij! Buiten de bokstent hebben wij gewacht totdat de verliezer naar buiten kwam. Hij oogde als een dronkeman. Af en toe zag je veel oogwit en als zijn pupillen eventjes normaal stonden leek het alsof hij uitsluitend naar binnen keek. En juist die beloken blik, die zag ik zoveel jaar later op de televisie bij een joch van hooguit zestien jaar op De Dijk in Volendam.
Het is een goede gedachte dat de Moedige Moeders van Volendam zich verenigden om het drugs- en drankmisbruik door hun kinderen een halt toe te roepen. Hopelijk krijgen zij steun van onze veelverdieners: zij hebben immers bewezen dat hun stem in Den Haag wordt gehoord!
Weer terug op de Tempelstraat zie ik een bierblikje in het water drijven. Wie weet zag ik het eerder in de hand van een van die knapen. De schoorsteenpijp van Electrabel zag ik niet, ook geen eventuele rookpluim. Verdorie!

dinsdag 6 november 2012

Kanteling

Terwijl ik hardlopend langs het stoppelveld ren waar nog maar een week geleden de maïs van Thé fier en geheimzinnig in de wind stond te ritselen, bedenk ik dat het opnieuw een bijzondere dag is: mijn oude Zonnebloemvriend Wim K. werd drieënnegentig jaar – ik trof hem vanmiddag in zijn kamer met een kleurig paar feestelijk gestrikte linten om zijn bovenarm; onze magnetron gaf er de brui aan, definitief, waardoor wij de melk voor ons ontbijt weer in een pannetje stonden op te warmen; ik was vanmorgen gast in het Gemeentehuis. Kortom, een dag om niet snel te vergeten.
Vanmorgen leerden wij, vrijwillige ouderenadviseurs en bestuursvrijwilligers van de Zonnebloemafdelingen binnen de gemeente Beuningen, dat de medewerkers van het WMO-loket (Wet Maatschappelijke Ondersteuning), in gemeentejargon klantmanagers genaamd, niet langer aanvragen van hulpvragers afwerken met behulp van ingevulde aanvraagformulieren, maar met de klanten thuis in gesprek gaan teneinde hun omstandigheden goed in beeld te brengen. Daarmee probeert men een ‘Kanteling’ te bewerkstelligen, een verandering in denken en handelen van (potentiële) klanten: wat is er nodig om mijn probleem te tackelen? In plaats van het simpelweg aanvragen van een verstrekking. Voor maatwerk moeten klantmanagers hun klanten kunnen verwijzen naar hun persoonlijke netwerk, of naar bijvoorbeeld een ouderenadviseur of de Zonnebloem. Dat was een belangrijke reden voor het overleg van vandaag: de medewerkers van het WMO-loket hebben vanmorgen geleerd waar de Zonnebloem voor staat.
Terwijl ik over de dijk ren bedenk ik dat er deze dagen meer kantelingen zichtbaar werden. Zoals de onrust veroorzaakt door het kakelverse, nog onbesproken regeerakkoord. De onderbuiken van over het algemeen laag betaalde landgenoten, die opkomst en ondergang van Rutte I markeerden, worden de laatste dagen volledig overstemt door darmgeluiden van mensen met hogere salarissen, zeg vanaf drie keer modaal. Zij produceren zoveel lawaai dat oppositiepartijen zich gerechtigd voelen om de handen ineen te slaan, ja, daarbij zelfs de steun accepteren van Geert Wilders. Een gedoogpartner waar zij eerder massaal tegen te hoop liepen. Het kan verkeren in de politiek!
Eerst even naar een andere kanteling: opmerkelijker misschien dan de reacties op het regeerakkoord vind ik het effect van ‘Vijftig tinten grijs’. Ik las het niet en ben overigens niet van plan het te lezen. Onlangs, aan de tafel van Pauw & Witteman, vertelde een dankbare eigenaresse van een seksboetiek over de explosie van het aantal verkochte seksspeeltjes. Het komt voor dat een klant met Vijftig Tinten in haar hand de verkoopster duidt welk product zij wenst! Onder de nodige hilariteit en melige opmerkingen werden speeltjes getoond welke plotseling zoveel aftrek vinden: zoals een anaal plug die een ordinair vlezig sterretje verandert in een spetterend, knalrood juweel – mooi, maar ik moet er niet aan denken! – en een Chinees balletje waarin een beweeglijke knikker is opgesloten. Dit laatste attribuut is, zo begrijp ik, eigenlijk een soort van viagrapil voor dames. Met dit verschil dat deze ‘pil’ vaginaal wordt ingenomen en de gebruikster onmiddellijk in een voortdurende staat van opwinding brengt.
De klantmanagers van het WMO-loket hebben vandaag ook geleerd waarvoor de Zonnebloem juist niet staat: zoals hun klanten begeleiden bij de wekelijkse boodschappen en bij het bezoeken van de huisarts of de kapper. Wij concluderen dat hun klanten en onze Zonnebloemgasten, altijd hun eigen verantwoordelijkheid houden.
E. L. James, of Erika Leonard zoals haar werkelijke naam luidt, schreef haar trilogie omdat zij het leuk vond dat te schrijven. “Wat lezers daarin willen lezen”, zei zij, “daarvoor zijn zij zelf verantwoordelijk”. Ik sluit mij daar van harte bij aan.

vrijdag 2 november 2012

Likes

Met hulp van Buienradar.nl bereken ik dat ik meer dan tien kilometer kan rennen voordat ik een regenjasje nodig zal hebben, en dat is goed want zonder loopt lekkerder dan met!
Op de Van Heemstraweg geeft een bestuurder van een knalrode auto, een collectors-item met veel chroom en hoog opgestoken vinnen, voorrang aan een oudere man die probeert over te steken. De man staat al een poosje te stuntelen, wellicht voor de automobilist de aanleiding om te stoppen. Hoe ook, de fietser maakt dankbaar gebruik van dit sociale gedrag en bedankt de man in de inmiddels ronkend optrekkende machine, met een opgestoken duim. Oftewel met een Like, om in social-media-termen te spreken. Misschien is deze chauffeur tevens een Facebook-gebruiker en daarmee verzamelaar van Likes. Het zou zomaar kunnen!
De juffrouw van het klasje op het toneel van de school van onze kleinkinderen kreeg vanmiddag gelukkig meer Likes dan Un-likes naar aanleiding van het proefwerkje dat zij aan ‘haar kinderen’ voorlei. Dat was tijdens de ‘Maandafsluiting’. Voor mij misschien de laatste keer dat ik Niek daarin kon zien optreden. Niek’ klas, groep acht, voerde sketches op met het thema Social Media. De rest van de school was in de aula verenigd, meest zittend op de vloer. Een aantal ouders, oma’s en opa’s zoals ik zit rondom op krukjes. Niek en zijn klasgenoten hadden derhalve een groot en enthousiast publiek.
In vele, soms zeer korte speelmomenten laat groep acht het verschil zien tussen de voor en nadelen van ouderwetse en moderne communicatiemiddelen. Zo botst Niek met zijn automobiel op een tegenligger. Voor hulp moet hij honderden meters lopen naar de dichtstbijzijnde ANWB-paal. Een hippe motorrijdster overkomt iets soortgelijks en stelt zich met haar mobieltje probleemloos in verbinding met de hulpdienst. In een andere sketch schrijft een jonge heer zuchtend een brief, zoekt een postzegel en gaat door wind en regen naar de brievenbus. Zijn opponent aan de rechterzijde van het toneel, zit bevallig achter haar computertje, tikt een berichtje in en drukt op de verzendknop: “Ziezo!”
Ook tracht de klas een aantal Social Media-termen te duiden: Niek, verstopt zich achter een zwaar bebaarde mombakkes – “…dat is Niek, Niek…”, hoor ik het jonge publiek sissend fluisteren. Mijn kleinzoon strompelt amechtig, steunend op een veel te grote wandelstok, het toneel rond tot hij een rustplaatsje vindt. Daar wordt hij aangesproken door een Facebook-fan die hem verzoekt zijn volger te willen worden. “O best hoor”, mompelt de oude baas en volgt de jonge knaap strompelend, waar die ook gaat. In een superkorte voorstelling laat een jonge man zien hoe zijn iPOT kaPOT gaat door een duik in de theePOT. Hilariteit alom. Enzovoorts.
De vogeltjesdans, uitgevoerd door de hele klas verkleed als Twitter, compleet met blauwe snaveltjes, sluit deze Maandafsluiting af.
Ik had het niet willen missen, bedenk ik terwijl ik over de Uiterwaard ren. Grappig, vlak voordat ik naar de school van Niek, Koen en Sofie wandelde las ik een klein berichtje van Daily Mail via Nu.nl. Een inwoner van het Engelse Surrey vond het skeletje van een postduif in zijn schoorsteen. Een pootje was voorzien van een berichtenkokertje met daarin een briefje. Op het briefje 27 codes. Dit bericht, opgesteld tijdens de Tweede Wereldoorlog, bereikte nooit het slagveld noch het Britse hoofdkwartier. Codekrakers gaan er alsnog mee aan de slag.
Niek leefde zich uit met moderne communicatiemiddelen. Toen ik nog zijn leeftijd had wist ik geloof ik van het bestaan van de ouderwetse telefoon, ik had er echter nooit een van nabij gezien laat staan gebruikt. Met mijn vriendjes of mijn broer maakte ik soms gebruik van geheimschrift, de postduiven verzonnen wij er bij. Wij maakten soms rooksignalen als Indianen in ons spel een rol kregen… 
Na het zien van ‘Maarten for President’ zal ik een Un-like krijgen, ben ik bang, omdat wij over deze Native Americans verkeerd werden voorgelicht.

dinsdag 30 oktober 2012

Abject

Terwijl ik door de bocht in de Hommelstraat ren komt Thé van zijn maïsveldje aanfietsen dat, zie ik als ik langs hem heen kijk, een dezer dagen in een stoppelveld veranderde. “Het is nogal kaal bij jou!”, roep ik als ik op zijn hoogte ben. Thé beaamt dat met een diepe brom en herneemt zich in zijn fietshouding. Zijn roodbruine schedel licht even op in de flard zonlicht waardoor de gesteldheid daarvan zich aan mij opdringt.
Langs de dijk rennend wordt mij al spoedig duidelijk dat de stukken glas zijn weggeruimd (zie Ongedekt). Waarschijnlijk door gemeentewerken. Er is weinig te beleven zodat ik nog een ogenblik bij Thé verwijl. Ik vertrouw er op dat hij begrijpt dat ik op zijn land doelde, hij mijn opmerking niet als abject ervaart. Ach, Thé is een aardige kerel en van een totaal ander slag dan Bram Moszkowicz, voor mij dé vertolker van een aantal bijzondere kreten. Toen ik hem die voor de eerste maal hoorde uitspreken ben ik de betekenis gaan opzoeken, hoewel ik twijfelde of ik het wel juist gehoord had. Het bleek te bestaan! ‘Volstrekt verachtelijk’, zo las ik in Encyclo.nl.
“Het is abject en infaam” meende Bram toen zijn persoon en opvattingen in het geding waren. Arme rechters! Ik zou vandaag wel even in het hoofd van de getergde advocaat hebben willen kijken bij het aanhoren van het vonnis. De strafeis liegt er trouwens niet om. Waarschijnlijk is die zo hoog vanwege Bram’ arrogante houding. Hoe dan ook, uiteindelijk krijgt Jort Kelder gelijk dat hij het opnam voor de nabestaanden van Endstra vanwege de vriendschap tussen Bram Moszkowicz en zijn toenmalige cliënt.
Graag zou ik nog een keer van Moszkowicz horen wat hij zelf van zijn infame gedragingen vindt. Bijvoorbeeld met betrekking tot het ontduiken van de belastingregels, dat inmiddels geen verdenking is maar feit. Hij schikte immers! Zou hij dat gedrag diep van binnen ook volstrekt verachtelijk en onbehoorlijk vinden? Ik vraag het mij af.
Terwijl ik onder de verkeersbrug in aanbouw ren, bedenk ik dat Beuningen in de ogen van het nieuwe kabinet wel erg hoge ogen zal gooien. Als er ergens in Nederland bruggen worden geslagen is het hier en aan de andere kant van de gemeente, bij Nijmegen waar de bouw van de nieuwe stadsbrug een feest is om naar te kijken. Het voelde trouwens als een vertrouwd beeld, de twee hoofdrolspelers aan tafel bij Pauw & Witteman. Ik voelde enige plaatsvervangende trots, alsof het mijn zonen waren die verklapten hoe spoedig zij elkaar, al tijdens en vlak na de verkiezingsavond vonden. Er zat ook een heel andere Mark. Ik kon bijna niet geloven dat het dezelfde Rutte was als degene die Rutte-1 presenteerde. Ik kon hem niet betrappen op een grijns of een gniffel. Nee, een oprechte kerel die het beste voor Nederland wil. Uitruilen was het toverstokje om twee in veel opzichten tegengestelde programma’s tot een stabiel regeerakkoord in elkaar te schuiven.
Op de terugweg, enkele tientallen meters voor mij, valt mij een vrouw met een kind op. Zij wandelen richting Ewijk, zij met een flinke bos bloemen die zij onhandig met zich mee draagt. Wellicht omdat het kind nog maar net kan lopen en zij het voor vallen wil behoeden. Ik ben hen al dicht genaderd als zij het kind in een bolderkar wil zetten. Daartoe legt zij de ruiker op de grond. Maar dan krijgt de ‘bloemenbos’ plotseling pootjes. Niks bloemen, een hondje met een kraag die het dier moet beletten in zijn gehavende linkervoorpoot te bijten.
Het lijkt mij een goed plan als Twan Huys de arrogante, straks gewezen, advocaat nog een keer naar College Tour haalt om hem op een aantal punten stevig aan de tand te voelen. Misschien is het een idee om dan ook Holleeder naar de studio te halen. Dan zijn Jort' maffiamaatjes weer even verenigd!