dinsdag 30 juni 2015

Beren

Of we de seconde die deze dag langer duurt reeds hebben beleefd, weet ik niet. Om dat te ontdekken moet ik het internet op gaan en dat is, nu ik hier over de Waalbandijk ren, moeilijk om niet te zeggen onmogelijk. Wel weet ik dat dit vroege uur heerlijk is om hard te lopen; om weer te rennen in mijn eigen omgeving. Vijftien graden boven nul was het toen ik rond half acht, op ons terras stond en op de thermometer koekeloerde. De temperatuur loopt nu snel op. Prima! Evengoed neem ik mij voor de wekker komende vrijdag een half uurtje vroeger te laten aflopen.
      De afgelopen drie weken moest ik wennen aan de hoogteverschillen. Nu ik weer in het platte vlak kan joggen moet ik mij opnieuw een beetje aanpassen. Wat een verschil met Zeegendorf! Niets in dat dorpje in Fränkische Schweiz is vlak, of bijna niets; gelukkig hebben de bouwers indertijd wel een waterpas gebruikt zodat wij konden beschikken over horizontale vloeren. Die vloeren vormden een perfecte basis voor een comfortabele vakantiewoning die in al onze wensen voorzag. Klaus en Rita, de eigenaren van het huis, woonden boven ons maar hielden zich op gepaste afstand. De enorme tuin rondom, ik telde vijf walnotenbomen!, zorgde voor rust. Overwegend mussen verzorgden dagelijks vrolijke, traag voortjilpende concerten, waarbij de hoofdrol af en toe werd overgedragen aan een merel of een nachtegaal. Klokslag zes uur beierden de klokken in het nabije kerkje, we woonden tenslotte aan de Kapellenplatz!

      Mijn eerste hardlooprondje dat, zoals ik gewend ben, geen rondje is maar heen en dezelfde weg weer terug, voerde omhoog naar de Kälberberg, tweehonderd meter boven Zeegendorf - via de Josefstraße, Marienstraße (echt waar) en het Eichwald. De heenweg laat zich karakteriseren als een beetje sterven. Zo steil! Lange delen met een hellingspercentage van misschien wel twintig procent. Nog voor ik in het bos aanbelandde, een afstand van slechts zevenhonderd meter, had ik al het gevoel dat ik mijn longen aan het opblazen was. Dan komt het bos en wordt de weg iets minder steil. Na een splitsing gaat het zo mogelijk nog scherper omhoog. Hier moet je vast vierwielaandrijving hebben. Bosarbeiders hebben boomstammen naar enkele verzamelpunten gesleept. Kort daarna komt er een open stuk waar we de dag daarvoor, de eerste dag van onze wandelvakantie, klaprozen vonden. Een veld vol, tussen de rottende maïsstoppels, en veel andere kruidachtige planten zoals herderstasjes, margrieten en rapunzels

      Een kruising met een geasfalteerde weg vormt mijn keerpunt.

      De voorafgaande dagen waren nogal onrustig. Regen en storm, na een periode van droog en warm weer. Terwijl ik weer op huis aan ren, opnieuw door een donker gedeelte van het Eichwald zie ik in mijn fantasie een berenfamilie de rand van een glooiing opklauteren. Af en toe verdwijnen ze achter een stel donkere woudreuzen, eiken natuurlijk. Met regelmaat kijk ik in de richting waar ik de familie Beer vermoed, ondertussen houd ik de weg scherp in de gaten en rem ik met elke stap mijn vaart: op zulke steile wegen kun je niet straffeloos los gaan! En hier gaat het pad niet alleen steil omlaag, maar ligt het ook behoorlijk scheef. Aan de rechterkant, de lage kant van het pad, valt de beboste helling zo’n twintig meter omlaag. Juist op dat lastige stuk klinkt er een geweldig gekraak, precies uit de richting waar ik de berenfamilie had gedacht.

      Er gebeuren veel dingen tegelijk. Ik kijk over mijn linkerschouder naar waar ik het onheil vermoed, mijn nekvel en hoofdhuid rimpelen (mijn haar richt zich vermoedelijk op), op mijn benen en armen verschijnt kippenvel en mijn spieren verslappen waardoor ik geweldige moeite moet doen om in de benen te blijven. Dan zie ik het gevaar links waar de steile boshelling op mij af komt...

      Het lukte om ongeschonden onze vakantiewoning weer te bereiken.

      Beren? Natuurlijk niet. Maar zelfs in een fantasie kunnen zij gevaarlijk zijn, onder bepaalde omstandigheden.

     


      

vrijdag 5 juni 2015

Goedgelovig

Het is echt zomer. Voor de eerste keer dit jaar ren ik in een zomerse outfit. De wind strijkt onbelemmerd langs mijn armen en benen. Ik voel mij als een koe die, na wekenlang op stal te hebben gestaan, eindelijk de wei in mag.
      Veel te snel dwalen mijn gedachten weg van deze euforie en belanden bij een zekere Antonio in Detroit (Michigan), eens autocity en meest dodelijke stad van Amerika. Ik las in een interview naar aanleiding van de gestage wederopbouw van de failliete stad, over de wijze waarop deze Antonio een inmiddels goed lopende coöperatie leidt. Dat begon met de aankoop van een leegstaand bedrijfspand en twee woningen voor de som van 6.750 dollar, midden in een troosteloos industriegebied met meest leegstaande en ruïneuze panden. Omdat hij in een van de woningen een ongewoon grote voorraad kruiden aantrof begon hij daar een handeltje in. Dat handeltje breidde hij uit met groenten en fruit die hij betrok bij lokale tuinbouwbedrijven met wie hij samenwerkingsovereenkomsten sloot die uitgroeiden in de huidige coöperatie, die tegenwoordig ook kant en klare producten op de markt brengt.
      Antonio verklaarde dat hij in zichzelf gelooft, als basis van zijn succes. Hij zei het zo: “Je doel bereiken is niet moeilijk, als je gelooft in jezelf!” Het klinkt eenvoudiger dan het is; geloven in jezelf is geen gemakkelijke opgave. Toch ben ik ervan overtuigd dat Antonio het bij het rechte eind heeft. Om te slagen in het leven moet je toch tenminste in jezelf geloven, en in de dingen die je doet. Jammer dat ik dat zestig jaar geleden niet wist, dat je in jezelf mag en moet geloven (en van jezelf houden, dat komt er natuurlijk ook bij.) De catechismus gaf ons vele geloofsartikelen die ons moesten voorbereiden op een volwassen, gelukkig leven, maar ik kan mij er geen herinneren die ons voorhield toch vooral ook van onszelf te houden, ons te leren om op onze eigen kracht te vertrouwen. Wel waren er die ons maanden toch vooral onze naasten lief te hebben, alsook onze ouders. Maar jezelf? Als ik mij van dat gebrek toenmaals bewust was geweest, had ik tijdens de catechismuslessen vrijwel zeker al een vet vraagteken gezet bij de allereerste vraag en vooral bij het antwoord daarop: Waartoe zijn wij op aarde? Wij zijn op aarde om God te dienen en daardoor hier en in het hiernamaals gelukkig te zijn.
      Is het ondanks deze hindernis bij de aanvang, goed met mij gekomen?
      Ik denk het wel. Ik ben redelijk tevreden met mijzelf maar wat betreft het geloof in mijzelf zit ik er zo’n beetje tussen in.
      Afgelopen week kwam ik mensen tegen die wat dit betreft, in positieve zin, goedgelovig waren. Zij sloegen een aantal jaren geleden de handen ineen teneinde een oude Vlaamse schuur te restaureren om hierin het bezoekerscentrum Land van de Heerlijkheden te vestigen. Tijdens die restauratie vonden zij een broodoven die nog in redelijk goede staat verkeerde. De oven bleek in 1860 te zijn gebouwd en door de toenmalige bewoners gebruikt tot begin 1900. Om de broodoven weer voor dat doel te kunnen gebruiken werd de vrijwilligersgroep voor menig vraagstuk gesteld. Zo moest de binnenzijde met een nieuwe cementlaag worden bestreken, een laag die tegen hoge temperaturen bestand is: hoe vindt je iemand die daar verstand van heeft? Maar de belangrijkste opgave was wel om zichzelf het bakkersvak eigen te maken zodat de oude broodoven weer kon worden gebruikt. Dat lukte! En omdat zij in zichzelf geloofden konden wij, vrijwilligers en deelnemers van de Zonnebloem, genieten van heerlijk vers gebakken broodjes!
      Antonio heeft gelijk: “Je doel bereiken is niet moeilijk, als je gelooft in jezelf!”
       


dinsdag 2 juni 2015

Broek

Nog net op tijd glip ik weer naar binnen om mijn petje van de kapstok te grissen. Dat klinkt nogal dramatisch, maar toch, als ik het ding later had gemist zou ik niet op mijn schreden zijn gekeerd en dan zou ik de oorzaak van de verkoudheid, die over een paar uurtjes gaat opkomen, wijten aan het blootshoofds trotseren van dit herfstweer. Dat deed ik niet, met een bloot hoofd gaan, dus, waarom evengoed die kou oplopen? Ik weet het niet.
      Dramatisch, dat zijn de weersomstandigheden zeker. Terwijl ik over de Waalbandijk ren kan ik mij niet losmaken van mijn wandelervaring afgelopen zondag, ook zo’n herfstige dag als vandaag. Vlak voor het joggen gaf de meter twaalf graden aan. Niet eens een erg lage temperatuur voor dit tijdstip van de dag – het is nu iets over acht uur. Het is de wind die het zo koud maakt. Dat zie ik ook aan de twee Ewijkse broers. Zij gaan ditmaal stevig gekleed. De oudste, André, heeft zelfs zijn capuchon strak om het hoofd getrokken.
      Terug naar zondag. We wandelden op een route die we een jaar eerder voor de eerste keer liepen. Zo’n traject dat we hadden uitgezet via planjeroute.nl (van fietsknooppunt naar fietsknooppunt. We kiezen fietsroutes omdat we zoveel mogelijk op verharde wegen willen lopen daar dit als training voor de 4Daagse van Nijmegen is bedoeld, die ook voornamelijk over verharde wegen leidt. Voor de zekerheid printen we ook altijd een plattegrond, die uitkomst kan geven als er onduidelijkheid ontstaat. Het gebeurt bijvoorbeeld vaker dat wegwijzers vanwege de wind een verkeerde richting wijzen).
      Zoals dat dan gaat, op een al eerder gewandelde route, herinneren we ons lopen-de-voort omstandigheden of gebeurtenissen. Zo naderden we zondag de ketelstraat op weg naar De Horst (Groesbeek) toen Riky wist, nu komen we bij dat stuk met dat akelig smalle trottoir. Dat klopte. Eenmaal op de Ketelstraat, over die smalle stoepen wandelend, kwam er een herinnering aan een opstopping bovendrijven.
      “Wat was er ook al weer aan de hand?”
      “Stonden er geen trailers?, was het iets met paarden?
      Dat was het niet helemaal. Toen een man in uniformachtige kleding, ons op de fiets passeerde wisten we weer dat het fanfarekorpsen waren die onze gang door De Horst vertraagden. Die opstopping was de reden dat wij het vervolg van de route misten (een grote touringcar belemmerde het zicht op een fundamentele aanwijzing. Dat ontdekten we echter pas na meer dan een kilometer!
      Zondag ging het helemaal goed. Geen opstopping. We wandelden in een ruk door naar het Reichswald, langs de Bruuk – een prachtig met blauwgrassen en orchideeën begroeid moerasgebied dat nat blijft door het kwelwater uit de omringende heuvels. Ik vermoed dat de benaming bruuk Groesbeeks is voor broek. Landschappelijk bezien is een broek immers een stuk land dat altijd nat blijft en daardoor ongeschikt voor land of akkerbouw. Tegen de tijd dat we Gasthof Zu den Forelleteichen naderen is onze zin in koffie over. We zijn toe aan de broodjes in onze rugzak en vinden na iets meer dan een kilometer een beschut bankje langs de Hornderichstraße (Kranenburg). Om ons te plezieren maken zwaluwen capriolen dat het een lieve lust heeft, en kwebbelen eindeloos met elkaar. En ergens in de buurt scharrelt een fazantenhaantje, dat ons krassend laat weten: hier zit ik! Op dat moment nam de regen een aanvang, zodat het uiteindelijk nog een serieuze worsteling werd, via Mehr, Zifflich en Wyler, terug naar Groesbeek.
      Datzelfde gebeurt vandaag: het venijn van dit hardlooprondje zit in de staart. Ik worstel tegen de harde wind en de regen in. Deze keer belemmert mijn petje het uitzicht, waar zondag mijn paraplu danig in de weg zat.