vrijdag 29 november 2013

Herman

Bij mijn weten heb ik er tot gisteren niets over gehoord. Tot er toevallig een klein berichtje op mijn scherm langskwam, via Twitter meen ik, terwijl ik nota bene de boekhouding van de Zonnebloemafdeling aan het bijwerken was: Twerking. Deze sensuele dans bestaat al sinds 1993. Niet voor mij dus, maar dat is niet zo gek. Zie jij mij twerken? Hoewel ik, op aanraden van Jaantje, mijn fysiotherapeute, al gedurende een aantal weken dagelijks kwispel. En goedbeschouwd, als ik mijzelf al kwispelend voorstel, lijkt dat qua heupbewegingen op twerken.
Terwijl ik over de Waalbandijk ren herinner ik mij beelden uit de Zapservices van Pauw en Witteman: zij kwamen in een flits voorbij en, wat een toeval… Twerking! ‘Paus Franciscus’ en Vladimir Poetin, beiden gekleed in judokleding, demonstreerden hoe soepel zij nog in de heupen zijn.
Twerken dieren ook? Ja! Daar let ik vandaag extra op. Ik zag nog niets wat er op leek. Of het moet die Schotse Hooglander zijn geweest. Dat enorme beest staat gewoonlijk sloom in zijn weitje langs de Hommelstraat. Ik groet hem altijd maar of Herman mij dan vanonder zijn warrige Beatleskuif opmerkt is niet duidelijk. Vandaag kwam hij stomend achter het wrakke schuurtje tevoorschijn en sukkelde naar de draad die ons scheidde. Zou hij misschien…? Ja, bij nader inzien kan ik mij Herman wel twerkend voorstellen.
Zijn eigenaar, gezien de massieve gestalte van Herman lijkt ‘baasje’ mij onjuist, heeft inmiddels in de gaten dat zijn stier subliem twerkt. En ook al is die wellicht lid van de Partij van de Dieren, de eigenaar bedoel ik, daar maakt hij graag gebruik van! 
Hij heeft Herman schoon geborsteld, zijn haren gekamd en zijn achterpartij netjes glad geschoren. Aan en om de staart bevestigde hij een van Herman’ prijsrozetten, in de kleuren van de Nederlandse vlag, compleet met linten, en aan de hoorns zwarte puntvlaggen.
A la ‘meisje-in-string-twerkt-op-klassieke-muziek’ stelde hij een draagbare geluidinstallatie op, daarop een LP van Gustav Holst. Zo, Herman kan beginnen.
Ik ben niet de enige toeschouwer. Het halve dorp is uiteindelijk toe komen stromen. En uit de provincie. Het dorp staat vol geparkeerd blik; slimmeriken kwamen via de Waalbandijk.
De eerste opzwepende klanken van ‘The Planets’ klinken. Herman maakt een knicks, keert zich om, zakt door zijn poten en schud zijn soepele billen op de maat van de muziek. Wij zien bewonderend hoe forse spierbundels onder de gladde huid rollen. Het prijsrozet swingt heftig mee. Links en rechts kan men zich niet inhouden: applaus en gejuich is Herman’ deel. De muziek bereikt een nieuw hoogtepunt: Herman gooit voorpoten en kop omhoog. De puntvlaggen hangen als de slippen van een jacquet langs het kleurige rozet. Opnieuw gejuich en stormachtig applaus.
Een collectezak, te leen gekregen van de Protstante Gemeente, gaat rond, terwijl Herman op zijn vier poten bijkomt van zijn inspanning, tevreden kauwend op een pluk geurig hooi dat hij als dank kreeg toegestoken.
‘Stop het geweld tegen angorakonijnen!’, staat te lezen op een fiks bord terzijde. Nee, niet door de verkoop van angorabreisels te verbieden. Er is een beter, misschien afdoende, middel!
Nu weet ik toevallig dat angorakonijnen gek op zo’n prijsstrik als dat van Herman zijn. Bovendien willen zij graag geschoren worden, al is het maar om gezond te blijven. Geplukt worden, dat willen zij echt niet: maak dat jouw baasje maar eens duidelijk als jij slechts je moerstaal spreekt. Chinees of Taiwanees is dan lastig. Zelfs als je het uitgilt verstaat men jou niet!
Wij moeten hen dus helpen! Laten wij zorgen dat de PETA voldoende middelen krijgt om op basis van duurzaamheid jaarlijks een schoonheidswedstrijd uit te schrijven. Een van de internationale richtlijnen: minimaal drie centimeter (zoals een thuisbreister deze week overtuigend betoogde.)
Het mooist geschoren angorakonijn wint een prijsrozet en diens eigenaar een geldbedrag, zeg honderdduizend euro!

dinsdag 26 november 2013

Slobberig

Aan het ontbijt herinnerde een artikeltje in de Gelderlander mij aan de bijzondere waarneming in Zwolle, of eigenlijk was het de foto van Frans Paalman die mijn aandacht trok. Daarop is een flinke groep mannen, en enkele vrouwen te zien. Bijna allemaal toegerust met kijkers en fototoestellen voorzien van enorme telelenzen. Zij kijken naar een sperweruil.
Het is dus niet verwonderlijk dat ik in iedere grote vogel die ik hoog in een boom of op een paal spot, een sperweruil zie. Misschien wel dé sperweruil. Meestal betrof het een kraai en een keer zelfs een ekster (wiens staart veel te lang is).
Inmiddels ren ik over de Waalbandijk. Het is nu veel lichter, waardoor het donkere silhouet bovenop een van de afstervende takken van de kruidenierspeer in de voortuin van de familie Engelen, er veelbelovend uit ziet. Ik voel een soortgelijke opwinding opkomen als die ik gisteren zag bij de vogelaar die in de DWDD over zijn waarneming mocht vertellen, ook al weet ik wel beter. Ja hoor, weer een kraai!
Vlak voor ik afsla naar de Uiterwaard zie ik mijnheer Burgers. Met een armzwaai groeten we elkaar en nemen tegelijk afscheid: tot vrijdag! Ik ren door tot de weg erg slecht wordt, mijn keerpunt voor vandaag. Dan pas zie ik de enorme groep ganzen in het weiland tussen de Uiterwaard en de Waalbandijk – een paar honderd meter terug hoorde ik al druk ganzengebabbel maar kon hen niet ontdekken. Dus in plaats van om te keren ren ik door, alert vanwege de vele kuilen en gaten in de bestrating. Al spoedig slaat een aantal van hen alarm en vliegt het grootste deel op. Het geluid van misschien wel tienduizend of meer vleugelparen kan ik niet beschrijven. Het is o-ver-wel-di-gend. Evenals hun paniekerige kreten. Ik onderga het met vreugde, voel mij de steen die kringen op het wateroppervlakte veroorzaakt, met dit verschil dat het hier rimpelingen van vlees, bloed, opgewonden gakken en vooral veel zoevende vlerken betreft.
Na nog zo’n honderd meter rennen zwakt het geluid wat af en keren de eerste ganzen weer terug. Wij konden elkaar niet eerder zien vanwege het dichte struikgewas, het achtergebleven ganzenpaar en ik. Nu hebben we oogcontact! In plaats van op te vliegen, zoals de meesten van hun soortgenoten enkele minuten eerder deden, trippelen zij hoog op hun poten van mij weg, waarbij zij ook hun kop nagenoeg verticaal opgericht houden. Zij lijken op grauwe kegels die opstandig en voortijdig op hun bolle voet het spel verlaten. Het is een koddig gezicht.
Nog diep onder de indruk keer ik terug – dit was méér dan een zeldzame sperweruil!
Een paar honderd meter voor de opgang naar de Waalbandijk ligt een slobberig condoom in het gras. Duidelijk gebruikt. Wie kregen het zo heftig van elkaar te pakken dat zij hier hun hoogtepunt wilden beleven? Toch niet gisteren, vorige week of vorige maand? Kou, wind en nat gras lijken mij geen aantrekkelijke omstandigheden om wat dan ook te bedrijven. Ik peins over omstandigheden en mogelijke gebruikers terwijl ik opnieuw onder de Tacitusbrug door ren, waar enkele bouwvakkers met hun vijzelarbeid aan de pijlers doende zijn. Zij? Kom op Simon, als een van hen een kapotje had gebruikt, zou hij dat daar niet hebben achtergelaten…
Wacht, ik heb ook een keer zo’n ding op mijn werk gebruikt! In de technische dienst van de Pompe-kliniek zagen wij ons geconfronteerd met een verstopte rioolbuis. Ergens in een ondergronds traject van meer dan honderd meter. Om de verstopping te vinden dachten we aan een opgeblazen condoom aan een dun touwtje. Zodra dat stevige ballonnetje niet verder dreef haalden we het terug. De lengte van het draad gemeten en... Bingo!
Geen bouwvakkers dus. Schooljeugd? Ja, dat zou kunnen. Wellicht zagen zij ‘Dokter Corrie’ tijdens schooltv voorbehoedmiddelen demonstreren en hebben zij ergens langs de Uiterwaard het gebruik daarvan proefondervindelijk vastgesteld!

vrijdag 22 november 2013

Pirouette

In de Kloosterstraat wandelt mij een meisje met haar hond tegemoet. Wit met zwarte vlekken. Ik let op het gedrag van het dier, vooral omdat het niet is aangelijnd. Nog vijftig meter. Het meisje zegt iets tegen haar viervoetige vriendje. Deze, een bordercollie, gaat strak langs haar rechtervoet zitten. Zij houdt haar rechterhand dicht bij zijn halsriem en fluistert hem misschien wel in dat hij braaf is. Haar vriendje zit fier en verroert niets, behalve zijn linkeroor. De noordoostenwind doet zijn halflange vacht opwaaien.
In het voorbijgaan groeten we elkaar, het breed glimlachende meisje en ik (misschien zag zij mijn voorbehoud). De collie blijft stoïcijns. Ziet in mij gelukkig ook geen afgedwaald schaap. In mijn groet klinkt opluchting door en ik voel de neiging haar te complimenteren voor haar gedrag, en dat van haar hond. Ik laat het bij de groet.
Terwijl ik verder ren geef ik mij weer over aan mijn gedachten over Amerika en de Amerikanen. Die hebben niets te maken met de plotselinge dood van president John F. Kennedy, vandaag vijftig jaar geleden, maar werden in werking gezet door de vondst van een menselijk bot dat vierentwintigduizend jaar onberoerd is gebleven, zo las ik bij Nu.nl. Dat fossiele bot, een deel van de arm van een vierjarige jongen, werd in 1920 opgegraven in Siberië…
Van ver valt op dat de konikpaarden aan deze kant van de Loenensche Wel lopen. Misschien waren zij nieuwsgierig naar de vordering van het werk aan de oude verkeersbrug. Door de geringe ruimte tussen water en het prikkeldraad dat hen belet om de uiterwaard te verlaten, moeten zij in eendenpas achter elkaar sjokken. Dat geeft mij de gelegenheid hun aantal vast te stellen. Zesendertig! Een van de dieren, een jonge hengst, wil terug maar wordt gehinderd door de volgende in de rij. Er ontstaat rumoer. Vrij vertaald uit het koniks gebeurt dit:
“Hé, doe niet zo vervelend. Ik wil bij mijn zuster lopen!,” sist het jong, om zich vervolgens bij zijn moeder te beklagen.
Die heeft allang tabak van dat geklier. Zij briest zo hard dat het blubbert, schudt haar hoofd, trekt haar lippen ver terug en bijt het jong links voor in diens bovenbeen: “Houd op met dat kinderachtige gedoe!”
De dwarse jonge hengst laat van schrik een gilletje, richt zich op zijn achterbenen, maakt een halve pirouette en loopt mokkend van de wispelturige oude merrie weg. Moeder kijkt naar het verdwijnende achterwerk van haar puberjong en roept hem na: “Pas op jij, dat ik niet opnieuw mijn tanden moet gebruiken!”
Bij de verkeersbrug doe ik als de koniks; ik wil het werk bovenop wel eens zien. In een stevig tempo neem ik de treden van de trapopgang en ren vervolgens over het fietspad langs de blootliggende stalen platen waarop later weer asfaltbeton wordt aangebracht. Over het nabije nieuwe zusje raast druk verkeer. De Waal oogt majestueus vanaf deze hoogte. Ik probeer stroomopwaarts de boog van de Oversteek te ontdekken, de nieuwe stadsbrug die morgen officieel geopend wordt, maar de mist frustreert mijn pogen. 
Een eindje voorbij de laatste pyloon keer ik terug. Een medewerker van Structon of Ballast Nedam, gehelmd en voorzien van fikse oorbeschermers, laat desgevraagd weten dat de tuidraden, voor zover hij weet, nog niet door nieuwe vervangen zijn. Goed, dat weten we dan ook weer!
Dat vierjarige, Siberische jongetje, vertelt ons vandaag een verhaal waarmee de geschiedenis van de ‘Nieuwe Wereld’ kan worden bijgesteld. Zijn DNA vertoont genetische overeenkomsten met de oorspronkelijke bewoners van Amerika, maar verrassend genoeg ook met mensen uit West-Europa. Daaruit kan worden verklaard dat stammen uit het oosten van Azië en het westen van Europa met elkaar hebben verkeerd en dat hun nakomelingen uiteindelijk in Noord-Amerika zijn beland.
Door naar een secondewijzer te kijken kunnen we niet zien hoe laat het is. Afstand in tijd, zo leert het fossiel uit 1920, is nodig voor inzicht. Misschien ontdekken we nog wie JFK vermoordde. Wie weet!

dinsdag 19 november 2013

Lichtpuntjes

Na het zien van de rampspoed die Haiyan over de Filipijnen bracht is het best moeilijk optimisme te blijven voelen. Zelfs nu ik vanwege het hardlopen beloond word met endorfine! Het goede bericht dat ik van mijn bank mocht ontvangen – met mijn nieuwe bankpasje kan ik met ingang van het voorjaar van 2014 contactloos betalen – draagt daar ook maar weinig aan bij, zo ook het zien van de inzamelingsactie. Ik begrijp trouwens niet waarom mensen niet gewoon hun gift op ‘Giro 555’ storten in plaats van dat eerst via het belteam te melden.
Onze natuurhuishouding loopt helaas volledig uit de hand. Doordat wij onze natuurlijke omgeving blijven vervuilen kon Haiyan zo kolossaal aanzwellen. Ook de wetenschap dat wij onze afspraken over vermindering van de CO2 uitstoot niet na komen stemt pessimistisch: je hoeft geen wetenschapper te zijn om vast te stellen dat ons ecosysteem steeds vaker en heftiger van slag is. Veel bewoners van de Filipijnen beschikken voorlopig niet over middelen waarmee zij contacten met de buitenwereld kunnen onderhouden. Zo zullen zij niet hebben gehoord over de abnormale regen, veroorzaakt door de storm Cleopatra, die gisteren doden en enorme schade veroorzaakte op het Italiaanse Sardinië. En ook het nieuws over uitzonderlijke tornado’s die afgelopen zondag het Midwesten van de Verenigde Staten trof, zullen zij hebben gemist.
Er is wel een lichtpuntje. Gisteravond zagen we de prachtige film ‘de Nieuwe Wildernis’. Eindelijk, maar dat terzijde. Overweldigende beelden en geluiden vanuit zo’n klein stukje Nederland, ingeklemd tussen Almere en Lelystad. Ik leerde meer over de ‘taal’ van de paarden en het ‘liefdeleven’ van de ijsvogel. De vos zien jagen op de dikke ganzenkuikens was spannend!
Ik zal vanaf vandaag met andere ogen naar de konikpaarden in de uiterwaarden kijken, hoewel ik betwijfel dat ik hardlopend getuige zal kunnen zijn van hun gebaren en van de manier waarop zij via hun mest met elkaar communiceren. En in de lente, als de ganzen hun kuikens hoeden, zal ik uitkijken naar de rode schicht van een jagende vos.
De wolf. Waar blijft de wolf in onze ‘Nieuwe Wildernis’? Nergens in Europa vind je zo’n groot aantal paarden bij elkaar dan in de Oostvaardersplassen, zo wordt in de film beweerd. Ik neem aan dat deze konikpaarden hier zo sterk in aantal kunnen groeien doordat zij niet worden bejaagd. Uit de film komt het beeld naar voren dat een aantal het loodje legt omdat er soms te weinig gras is, waardoor niet alle dieren een strenge winter kunnen overleven. Anderen sneuvelen vanwege verwondingen opgelopen in een gevecht om de leiderspositie, of breken een been. Het is een flinke klus voor vossen, raven, buizerds en heel veel insecten om de kadavers op te ruimen.
Er is vandaag nog een lichtpuntje. De maïs van Thé is geoogst! Afgelopen vrijdag stond het veld nog steeds vol uitgegroeide planten. Vaalbruin als oud karton, en vooral dor.
Thé niette een dubbele A4 op zijn ‘schuurtje’, waarop de optimistische tekst ‘Maïs te koop!’ vermeld stond, en zijn telefoonnummer. Die oproep hing er lang en is al meer dan vier weken geleden verdwenen. Aanvankelijk veronderstelde ik dat hij er in was geslaagd om het spul te verkopen.
Maar het bleef staan. Oogde van week tot week schraler. De nieuwe eigenaar kan niet oogsten omdat de grond te nat is om er met zware machines in rond te hobbelen, dacht ik. Maar het bietenveld tegenover dat van Thé werd wel geoogst.
Gelukkig, nu is zijn maïs binnengehaald. Goed voor Thé en de koeien die daar lekker van kunnen eten en er prima melk uit vervaardigen, die koeien bedoel ik.
Een paar ganzen ontdekten restanten, zie ik nu ik weer op huis aan ren. Dat is een meevaller.
Misschien realiseren we ons eindelijk de gevolgen van ons vervuilende gedrag en slaagt de volgende klimaattop wél. Wie weet!
Binnenkort in Warschau.

vrijdag 15 november 2013

Dag

Heerlijk fris deze morgen en het begin van een bijzondere dag. Bijzonder omdat dit een dag is die nog niet in het teken staat van een speciaal onderwerp. Vandaag wordt ons niet gevraagd om exclusief bij een probleem of thema stil te staan. Gisteren was het bijvoorbeeld de Internationale Dag van Respect – en de dag waarop Ben eindelijk zijn operatie kreeg, maar dat terzijde – en morgen is het de Internationale Dag van de Verdraagzaamheid.
Deze dag is dus nog vrij! We kunnen nog een onderwerp of een speciaal doel bedenken om daar wereldwijd aandacht voor te vragen. Ik pieker daarover als enkele knalrode bloemen mijn aandacht vragen. Eisen is een beter woord, de intensiteit van het rood is zo groot dat je er niet aan voorbij kunt. De plant, een stokroos, grijs van ouderdom, grijpt zich wanhopig vast in de aarde tussen de wortels van een kastanjeboom.
Haar buurvrouw heeft de strijd verloren. Maar zij houdt nog vol, toont trots drie bloedrode rozen. Terwijl ik langs ren meen ik ook nog een paar knoppen te zien, maar gezien haar leeftijd en houding, zij helt reeds stokstijf en heftig over, zal zij die waarschijnlijk niet meer tot bloei kunnen brengen. Ik hoop dat zij de sneeuw nog haalt: haar annonce in rood zal nog dringender overkomen. Het is niet voor niets dat ik aan de omslag van een van de thrillers van Karin Slaughter denk!
Terug naar deze ‘nog lege dag; op de Waalbandijk word ik gepasseerd door een zware tractor. Die brengt mij op een idee voor een internationaal thema voor deze dag. Een paar weken geleden maakte ik, via One World kennis met de ideeën van Marcin Jakubowski. Hij vroeg zich af hoe het verder moet met de wereld als, vanwege een wereldomvattende ramp, de samenleving opnieuw moet worden opgebouwd. Toen ik daarover las herinnerde ik mij discussies die ik met mijn broer Jan had. Dat was niet zo lang na de watersnoodramp van 1953.
Ik denk dat we ongeveer negen en tien jaar zijn: Moe heeft ons naar bed gestuurd – we hadden ons misdragen, maar het hoe laat zich niet uit de plooien van mijn geheugen kloppen. Liggend op onze gemeenschappelijke stromatras, De Ramp nog vers in ons geheugen, vragen wij ons af hoe het met ons verder gaat als niet alleen de geleerden verdrinken, bijvoorbeeld die elektrisch licht hebben bedacht, maar ook alle werktekeningen en beschrijvingen verloren gaan? Wij, Jan en ik die overleven, moeten alles opnieuw uitvinden, helemaal van voren af aan beginnen! 
“We kunnen gereedschappen natekenen”, oppert een van ons, “zodat we die later opnieuw kunnen maken!”
“Ja, en opschrijven hoe en waarvoor ze worden gebruikt,” vult de ander aan. Het bewaren van die tekeningen en plannen vormt een eerste hobbel. En wat te doen met apparaten die we niet begrijpen…?
Even terug naar de huidige tijd; ik moet je vertellen wat ik meemaak! Een aantal ganzen is opgeschrikt door een auto van Landwinkel Weurt die doorrijdt tot vlak bij ‘hun’ ondergelopen stuk uiterwaard. Zij vliegen protesterend meerdere kanten op. Een kleine groep vliegt weg over de Waal en klimt steil omhoog, de een na de ander. Nu vliegen zij op ongeveer gelijke afstand boven elkaar. Ik tel er zes. De ochtendzon komt door een spleet in de bewolking te voorschijn en verandert de grauw gekleurde vogels in roze ganzen. Zij vliegen als verticale Tibetaanse gebedsvlaggetjes aan een onzichtbare lijn, de zon tegemoet.
Mijn broer en ik kwamen er toen niet uit. Dat geldt niet voor de Poolse ontwerper Jakubowski. Hij ontwierp een open online database voor de belangrijkste machines waarmee een complete beschaving kan worden opgebouwd. Open, zodat ontwerpen steeds door andere ontwerpers kunnen worden verbeterd. Nu al kunnen ondernemers en bouwers in ontwikkelingslanden hiermee zelfstandig aan de slag.
Voor mij is 15 november voortaan ‘Internationale Dag van de Open Online Database’. Nu nog de Verenigde Naties zover krijgen dat zij zich achter mijn voorstel schragen. Ach, een kleinigheid! 

dinsdag 12 november 2013

Dweilen

Gisteren werden wij verrast door een kleine bezoekster. Zij zocht wanhopig naar warmte. Naar warmte en geborgenheid, op de dag die volgde op de eerste nacht onder de heerschappij van de nachtvorst. Ik denk aan haar omdat ik een houtduif aanzie voor een dwarrelend blad. Juist op het moment dat ik onder de brede kruin van de els door ben gerend, de oude boom die de kruising van de Hommelstraat met de Dwarshommelstraat domineert, laat de duif zich pardoes uit de bijna kale takken vallen. Het geluid van zijn verwoest pompende vlerken – zwieoeff, zwieoeff, zwieoeff –, veroorzaakt wegens noodzakelijke arbeid om een harde landing op het asfalt te voorkomen, veranderde het dode blad in een levende vogel.
Wij zaten gisteren gezellig aan de lunch en luisterden onderwijl naar ‘Lunch!’ op Radio1, toen zij onze aandacht vroeg. Zij ging boven in de hoek van de terrasdeur op het glas zitten en spreidde haar vleugels. Het zonlicht toverde beeldschone kleuren te voorschijn als waren haar vleugels kleine gebrandschilderde vensters. Daardoor was het vlekkenpatroon duidelijk zichtbaar: ik ben zo goed als zeker, Kleine Vos. Deze vlinder was duidelijk op zoek naar een plaatsje om te overwinteren, maar voor haar is onze huiskamer niet geschikt. Ongeveer een halve minuut duurde haar verkennende bezoekje waarna zij fladderend uit ons gezichtsveld verdween.
Onderwijl ik verder ren, inmiddels op de Waalbandijk en in het zicht van de sterk gezwollen Waal die de uiterwaard deels onder water heeft gezet, merk ik dat het een kleine stap is van het kwetsbare ‘vosje’ naar de apocalyptische ramp die door de tyfoon Haiyan werd veroorzaakt. Ik heb hier vaker gelopen bij een stormachtige wind, acht, misschien negen Beaufort. Hardlopen, recht tegen zo’n sterke wind in, ging dan nog redelijk goed. Bij twaalf zou ik dat niet wagen, bang om van de dijk te worden geblazen. Maar twaalf Beaufort gaat tot ‘slechts’ 120 kilometer per uur, op het Filippijnse eiland Leyte zijn windsnelheden gemeten tot 380! Ik probeer niet eens mij daarvan een voorstelling te maken want dat lukt toch niet.
Stroomopwaarts, hoog op het water, vaart een afgeladen containerschip mij tegemoet. De dieselmotoren werken op volle sterkte om, ondanks de kracht van het stromende water, voldoende vaart te maken. Mijn fantasie creëert een vijftien meter hoge waterkolom, recht onder haar kiel, waardoor dit enorme rivierschip verandert in een zielloos speeltje. Als er in Beuningen mensen zijn die zo’n watermassa overleven, opgezweept door een tyfoon gelijk aan Haiyan, zullen we van een wonder spreken. Veel inwoners van steden en dorpjes langs de vloedlijn van Leyte zullen gedacht hebben aan een godsoordeel toen Haiyan zijn verwoestende werk begon, toen deze monsterlijke tyfoon niet allen hun huizen grondig sloopte en hun schamele bezittingen verspreidde, maar ook nog de zee tegen hen opstuwde.
Het moet anders!
Ook deze ramp kan op het conto van ons gedrag worden geschreven, gedrag met veranderingen in het klimaat tot gevolg. Natuurlijk moeten wij schepen en vliegtuigen naar rampgebieden zenden, ‘Giro 555’ openstellen zodat hulporganisaties de slachtoffers kunnen helpen, maar we moeten beseffen dat deze hulp gelijk is aan ‘dweilen met de kraan open’. Wij moeten een veel belangrijkere stap zetten door pijnlijke besluiten te nemen: wij moeten stoppen met het grenzeloos consumeren van grondstoffen. Besluiten nemen in plaats van eindeloos vergaderen: inmiddels kennen we al veel te veel klimaatconferenties die op niets zijn uitgelopen. We mogen de problemen niet langer voor ons uit schuiven.
Het is overduidelijk: velen van ons betalen de rekening maar nog veel meer blijven buiten schot. Het is vooral triest dat degenen die het minst van de welvaart profiteren, die tot nu vooral is bewerkstelligd door ongebreideld alle beschikbare grondstoffen in te zetten, vooral ook degenen zijn die lijden onder de veranderingen van ons klimaat.
Laten wij ondertussen een voorziening in het leven roepen waarmee de gevolgen van natuurrampen kunnen worden bestreden. Alle welvarende landen vullen deze pot. Ja, structureel!

vrijdag 8 november 2013

Bekennen

Diep in gedachten en met spijt dat ik mijn handschoenen thuis liet liggen, ren ik de treden van de dijk op. De derde biels neem ik slechts met de neus van mijn linkervoet. Dat is onvoldoende. Vooral nu de bielsen glibberig zijn van de mist. Met behulp van mijn handen kan ik diepgaander contact voorkomen. Sufferd, mopper ik op mijzelf, terwijl ik de nattigheid van mijn handen sla. Ik ben vooral opgelucht dat er geen getuigen zijn, dacht ik, want zodra ik mijn hoofd boven het asfalt van de Waalbandijk uitsteek word ik luidruchtig uitgelachen door een kraai. Dat doet hij veilig vanaf zijn hoge zitplaats – de paal waarop de gemeente een bordje heeft geschroefd dat hardlopers naar rechts wijst. Ik wil de kraai vertellen dat hij gelijk heeft, dat mijn duikeling van onhandigheid getuigde, maar krijg geen kans omdat hij er direct en met veel geraas vandoor gaat. Dat is jammer temeer omdat ik hem ook een advies had willen geven vanwege de onwelluidendheid van zijn stem. Probeer zangles van Amira Willighagen te krijgen, had ik hem willen zeggen.
Vandaag vergat ik mijn handschoenen, maar ik moet bekennen dat ik vaker iets vergeet. Afgelopen woensdag winkelde ik bij Albert Heijn. Snel iets lekkers kopen vanwege de geboortedag van Wim, mijn oude Zonnebloemvriend. Zijn vierennegentigste alweer! Voor de drie geopende kassa’s stonden lange rijen. Ik voelde spijt dat ik geen gebruik had gemaakt van een handscanner en probeerde niet op mijn horloge te kijken. De dame voor mij laadde haar laatste boodschap uit haar winkelwagen, draaide zich naar mij om en zei: “Deze kassa gaat sluiten hoor!” Zij zei het met een intonatie alsof ik dat had moeten weten. Daarin had zij misschien gelijk, hoewel ik geen waarschuwingsbordje op de boodschappenband zag.
Ik heb de dame geen antwoord gegeven, heb haar ook niet bedankt geloof ik. Wel kreeg ik een beeld van de handscanners bij de ingang en ben, klanten en winkelwagens ontwijkend, haastig terug gelopen, ondertussen mijn bonuskaart uit mijn portemonnee peuterend. Gelukkig waren er twee afrekenzuilen vrij. Scanner weggehangen, bonuskaart uit laten lezen…
De AH-medewerkster, vanuit het niets stond zij achter mij, zegt iets wat ik niet versta. Ik kijk naar haar om en stamel: “Er is iets fout, hij doet het niet!”
“Inderdaad, zegt zij opgewekt, dat klopt. U moet worden gecontroleerd.” Zij kijkt op het uitleesvenster en vervolgens naar de boodschappen onder mijn arm. Dat is het moment waarop ik mij realiseer waar ik eigenlijk mee bezig ben. Ik heb die scanner helemaal niet gebruikt! Ik probeer artikelen af te rekenen die niet gescand zijn! Ik krijg het warm. Liefst zou ik in het niets verdwijnen. Natuurlijk verontschuldig ik mijzelf en probeer het hoe en wat uit te leggen, maar dat maakt mijn situatie niet duidelijker.
“Vanmorgen had ik er weer een,” vertelt de verkoopster die avond aan haar vriend, “zo’n ouwe kerel! Wilde een paar dingetjes zonder betalen de winkel uitsmokkelen. Brutaalweg onder zijn arm!” Ik kan het mij voorstellen. Daar leek het wel op. Voor hetzelfde geld had zij mij streng toegesproken, haar baas er bij gehaald of mij voor een goed gesprek meegenomen naar het kantoortje. Gelukkig niets van dat alles. Ik mocht mijn spulletjes netjes bij haar afrekenen en alsof er niets was gebeurd de winkel verlaten.
Henk Spaan kwam deze week ook uit de kast. Tijdens ‘Goedemorgen Nederland’ (KRO) bekende hij, in de rubriek ‘Het ochtendhumeur van…’, dat hij zichzelf op ernstige vergeetachtigheid had betrapt. Hij pinde geld, lette goed op dat hij zijn pinpas zorgvuldig opborg voordat hij bij de automaat vertrok maar liet zijn geld, driehonderd euro, in de sleuf zitten!
Ik sluit mij aan bij het advies van Henk. Vertrouwend op mijn geheugen is dat: maak je geest helemaal leeg voordat je geld gaat pinnen. Ik voeg er aan toe: doe dit ook tijdens traplopen en vooral als je boodschappen gaat doen!

dinsdag 5 november 2013

Prestatie

De zon schijnt al uitbundig als ik de voordeur achter mij dicht trek. Terwijl ik vanuit de Slinger de Tempelstraat op wil rennen, remt een automobilist voor mij af alhoewel hij voorrang heeft. Ik steek mijn hand op en weet: het is een prachtige dag. Alsof ik extra bewijs voor deze vaststelling behoef voel ik de warmte van de zon, doorgegeven door mijn zwarte hardloopbroek die ik gisteravond, vanwege de vermoedelijk lage temperatuur, uit het krat opviste waarin ik mijn winterkleding bewaar.
Met deze extra zonne-energie ren ik via de Van Heemstraweg de Hommelstraat in met het beeld van de gehandicapte eend nog op mijn netvlies. Ik zag het zojuist in de vijver langs de Tempelstraat. Zij haastte zich in een vreemd dwarse houding, achter een soortgenoot aan waarbij het leek of zij meer vaart maakte dan de ander (woerd of eend, dat kan ik mij niet meer herinneren). Het kan zijn dat zij zonder linkerpoot uit het ei kwam, maar eenden gebruikten geen medicijn als softenon (wij mensen gelukkig ook niet meer!) Waarschijnlijker is dat zij het nadien verloor – misschien door toedoen van een snoek, kraai of mens (ik heb gelukkig beide benen nog; had ik er slechts één, dan betwijfel ik ten zeerste dat ik net zo enthousiast mijn loopje zou doen, met dezelfde geestdrift als deze eend bedoel ik).
De scheve vaart van de eend deed mij trouwens denken aan de ijsbreker die door een Fins bedrijf wordt ontwikkeld. Dat schip gaat overdwars het ijs breken waardoor een veel bredere vaargeul kan worden vrijgemaakt om ruimte te geven aan olietankers.
Wie bedenkt zoiets? Een asymmetrisch schip maken, een zijde in een gebogen vorm, zodat ijs met minder energie kan worden gebroken!
Voor mij is dit een bewijs te meer: niets blijft zoals het was! De ene innovatie is nog maar nauwelijks ingeburgerd of de volgende dient zich aan. Steeds iets nieuws, beter, slimmer, terwijl een deel van onszelf haakt naar onveranderlijkheid, rust en herkenning. Daar zijn veel voorbeelden van. Zoals het streven van Bewaorsmiense. Zij willen de cultuur bewaren voor het nageslacht. Ik las in Tweestromenland, het tijdschrift van de gelijknamige historische vereniging voor het Land van Maas en Waal en het Rijk van Nijmegen West, dat zij – de Bewaorsmiense –, met hulp van particulieren, een historische boerderij in Aofere (Afferden) restaureerden en zich inspannen om het door middel van duurzaam hergebruik als erfgoed in stand te houden.
Datzelfde streeft de Boerderijenstichting na voor de stolpboerderijen in West-Friesland. Deze unieke boerderijen, ‘Piramides van de polder’, bepalen sterk het beeld in een groot deel van Noord-Holland. Voor wie dit boerderijtype niet kent: het is een bedrijfswoning waar alles onder één dak is gebracht: de koeien, het hooi en de boer met zijn gezin.
Afgelopen zaterdag, tijdens de Streekmiddag van het Westfries Genootschap, kregen wij via lezingen en filmpjes inzicht in de huidige toestand van deze ‘bedrijfswoningen’. Kort daarvoor bezochten we een paar stolpboerderijen in Wadway. Dat was op zichzelf leuk en ook een beetje spannend. Vooral ons bezoekje aan de boerderij die voorheen aan de familie Broers toebehoorde. Daar kwam ik als kind regelmatig over de vloer. Ik leerde er melken, voerde de kalveren en was er behulpzaam bij de geboorte van een kalf (zie ook ‘Natuurlijk‘) Later was ik zelfs welkom, meestal samen met mijn broer Jan, in hun statige huiskamer om er voetbalwedstrijden op de televisie te bekijken. Emma schonk bij die gelegenheden soms warme, volle chocolademelk!
Het was wel even schrikken. Dat bezoekje maakte het duidelijk: restauratie en onderhoud is een bijna onmogelijke opgave. En dan te bedenken: Er resteren meer dan vijfenvijftighonderd stolpboerderijen die alle, zonder uitzondering, veel te klein zijn voor het oorspronkelijke gebruik. Een familie kan tegenwoordig niet leven van de opbrengst van vijfentwintig koeien!
Er is troost: die eend paste zich aan, die prestatie kunnen wij evenaren! 

vrijdag 1 november 2013

Hartenkreet

Een zwarte poes, haar staart hooghartig geheven, steekt de Tempelstraat over. Zij schrikt. Waarschijnlijk vanwege mijn voeten die (zij heeft een scherp gehoor) hard op de klinkers van het voetpad neerkomen. Poes kijkt opzij, keert op haar schreden en duikt schielijk achter een struik. Ik heb haar goed gezien! Het topje van haar trotse staart is wit. Het enige wit in haar vacht. Ik krijg een opmerkelijk gevoel. Er is iets met die kat!
Het verkeer op de Van Heemstraweg rijdt af en aan zodat ik in twee etappes oversteek. Verderop hebben twee schoolkinderen last van hetzelfde euvel, maar hier ontbreekt de mogelijkheid om op de middenberm te wachten. Terwijl ik hen over het fietspad nader sluit hun moeder zich bij hen aan. Als ik op de kruising arriveer hoor ik haar “Ja, nu…!” roepen (op vrij korte afstand naderen twee bedrijfsauto’s. Ik zou nog even hebben gewacht!)
De kinderen op hun fiets maken stuntelig vaart en steken over. Onderwijl roepen zij hun moeder gedag. Het voelt alsof hun groet ook mij omvat, misschien vanwege de opluchting die ik bij mijzelf bespeur. Op het moment dat moeder mij op de Hommelstraat passeert kan ik zien dat zij zich haastig kleedde alvorens achter haar kinderen aan te fietsen. Een poosje kijk ik naar haar verdwijnende rug en probeer mij in haar plaats te stellen.
Bovenop de Waalbandijk word ik getrakteerd op luidruchtig gakken. Het zijn waarschijnlijk honderden ganzen die, buiten mijn gezichtsveld, op het water van een oude afgraving dobberen. Er is geen dirigent zodat hun voordracht tamelijk chaotisch klinkt als het stemmen van een orkest, maar terwijl ik in de richting van de Tacitusbrug ren lijkt er meer duiding in hun zang te ontstaan. Links, rechts en boven vliegen talrijke zware watervogels opgewonden over. Waarom deze ganzen zo massaal opvlogen, daarvoor vind ik geen verklaring. Maar dat maakt geen verschil; voor een korte poos ben ik opgenomen in hun wereld, voel ik hun opgetogenheid over het leven, over de pracht van de uiterwaard en de kolossale rivier, en deel ik hun opwinding over hun aanstaande vertrek naar de wintergebieden. Rechts passeert een nieuwe groep van tientallen dieren. In hun midden wiekt een zilverreiger driftig mee. Even heeft het er de schijn van dat een deel van de ganzen zich afscheidt, dat een deel de reiger kiest als richtpunt, als trekker, maar dan zwenkt de volledige groep scherp. De reiger vliegt door. Op het moment van scheiden slaakt de witte vogel een schelle kreet: tot ziens?
De oude verkeersbrug, nu onderdeel van de Tacitusbrug, wordt over enkele dagen opgevijzeld zodat zij op dezelfde hoogte komt. Dat berichtje las ik onlangs in de Gelderlander. Daarin vond ik ook antwoord op een vraag die ik al enkele malen aan werknemers bij de brug stelde. Probleem is dat weinigen Nederlands spreken en sommigen slechts gebrekkig Duits of Engels. Ik heb mijn vraag ook een keer uitgebeeld: met mijn armen, schuin van mijn lichaam af, maakte ik tillende bewegingen waarbij ik mijn wangen opblies alsof ik aan een zwaar gewicht trok. Daarna tikte ik met mijn rechterhand op mijn hoofd en maakte met beide duimen een verticale beweging: “Worden de pylonen samen met de brug opgetild?” Misschien zagen of speelden zij nooit een spelletje gebarentaal, feit is dat ik geen antwoord kreeg. Nu weet ik het, de pylonen liften mee!
Terwijl ik weer over de Tempelstraat ren, ik ben bijna thuis, weet ik wat er met die kat is. Een aantal maanden geleden hing hier een hartenkreet aan de boom. Een verzoek om uit te kijken naar een poes. Straks even kijken hoe dat precies zat…
Na het douchen, de koffie en de krant, vond ik het betreffende blog. Het is bijna zeker, vanmorgen heb ik Nelleke ontmoet!