vrijdag 28 september 2012

Lotto

Mijn hardlooprondje begint met een ommetje via de brievenbus van Ans om het laatste inschrijfstrookje voor de Zonnebloemmiddag af te geven. Bevrijd van die last ren ik weer op mijn vertrouwde parcours. Echt, zelfs zo’n lichte enveloppe is hardlopend lastig mee te voeren! Op de Hommelstraat wordt mijn aandacht getrokken door een zware generator en enkele felgele grondbedrijfswagens. Een deel van de berm werd met roodwitte linten afgezet, en rond enkele wilde kersenbomen al het afvalhout weggeruimd en een plankier aangebracht. Het ziet er uit als een toneelvloer. Maar voor wie of wat? Ik heb zelfs geen begin van een idee.
Ja, er gebeuren vreemde dingen vandaag. Dat kondigde zich al vroeg aan, irritant trillend in mijn broekzak. Ik stond met mijn handen in het afwassop. Mijn mobieltje protesteerde luid, nadat ik eindelijk mijn handen afgedroogd en het trillende ding van onder mijn zakdoek opgevist kreeg. Ik kon niet verstaan wie zich aandiende en vroeg om herhaling.
“Ik heb niets met Neckermann”, antwoordde ik afwerend, onderwijl de radio dempend. 
Bent u mijnheer S. Dekker?” vroeg een zekere Jack. Dat moest ik bevestigen. Afijn, ooit zou ik geïnformeerd hebben naar een reis. “Mijnheer Dekker heeft u even tijd voor mij en mag ik u een vraag stellen?” Eigenlijk niet, dacht ik, maar er lag een schone beloftevolle dag voor mij en dat werkt verzachtend op mijn gemoed. Echt waar. Dus gaf ik toe. “Wat zou u doen als u plotseling over een flink geldbedrag kunt beschikken?”
Daar had je het al, ik had helemaal geen zin daarop te antwoorden. “Ik vind dit wel een heftige vraag”, zei ik om tijd te winnen, “maar oké, met zo’n bedrag zou ik mijn hypotheek aflossen.”
“Prachtig mijnheer Dekker,” zei Jack slim. Om mij vervolgens enkele maanden gratis meespelen in de Lotto aan te bieden en als klap op de vuurpijl een ’Grote Kans’ op de extra prijs van Neckermann: reischeques ter waarde van vijfduizend euro!
Bovenaan de dijkopgang komt een oude dame de ruwe traptreden afstrompelen daarbij ondersteund door een jonge vrouw. Ik geef hen groetend alle ruimte. Moeder en dochter weet ik nu zeker, en waarschijnlijk van Indische afkomst. Dat brengt mij naar een bijzondere mail en aansluitend telefoongesprekje. Daarvoor moet ik je eerst mee terugnemen naar de dag dat we met de Zonnebloemafdeling naar de Floriade gingen (zie “Cadeautje”). In de bus naar huis kreeg ik emailadressen van Zonnebloemgasten die graag de groepsfoto wilden ontvangen. De dame voor mij, laat ik haar Tonnie noemen, kwam met een adres van haar dochter. “Die is momenteel in India. Is dat een bezwaar?”
Vanmorgen kreeg ik antwoord. Het kwam er op neer dat Dochter volkomen verrast was geweest en blij dat haar moeder zo’n fijne dag had beleefd.
Tonnie reageerde geëmotioneerd op mijn nieuws. Enkele dagen geleden kreeg zij een telefoontje. Van haar dochter dacht zij. Er werd Nederlands gesproken maar zij had niets verstaan. Daarop belde zij zelf haar dochter maar kon er niet door komen. “Later stortte een verkeersvliegtuig in Nepal neer,” vertelde zij hortend en stotend, “en zij zou naar Noord India vliegen!” 
Vanmorgen kreeg Tonnie via mij een teken van leven! Ik prees mij gelukkig met mijn ingeving. Voelde dat ik de reactie van Tonnie aan haar dochter moest melden en voegde de daad bij het woord.
Even terug naar Neckermann: “Jee, een prachtig bedrag!”riep ik lachend uit. Ook Jack moest hartelijk lachen. Zulke prijzen zijn echter als Gouden Bergen aan de Horizon. Niets voor mij dus. Arme Jack!
Nu ik hier op de Dijk ren zie ik die foto waarop zesduizend sterrenstelsels zijn vastgelegd. Daartoe hield de fotograaf de lens van zijn camera gedurende iets meer dan vijftien dagen geopend. De kans om op deze bijzondere plaat een bewoonde planeet te vinden is volgens mij net zo groot als het winnen van de Lotto!

dinsdag 25 september 2012

Verkenner

Voor de zekerheid bekijk ik de buienradar; het blijft droog en dat is wel zo prettig! Bij het bereiken van de Van Heemstraweg kan ik een botsing met een wielrijdster ternauwernood voorkomen en bereik daardoor ongeschonden de overkant. Waar bomen langs de straten staan is het wegdek bezaaid met restanten van de wind die gisteren privé zijn stormachtig Projext-X feestje vierde. Terwijl ik takken, blad en wilde kastanjes ontwijk, hoor ik hem in gedachten aanzwellend fluisteren: “Waar is dat feestje?”
Eindelijk, meer mensen op de been! Vlak voor mij loopt een hoogblonde jonge vrouw door het klaphek de uiterwaarden in. Sigaret op de lip. Misschien werd zij gestimuleerd door het gisteren gelanceerde initiatief van Natuurmonumenten en is zij op weg naar een OERRR-moment. Zij wordt voorafgegaan door een stevige, eveneens hoogblonde boxer. Het dier draagt een grote, ontstellend licht-oranje-bruine moedervlek als kenteken op zijn rug. Ik vraag mij af of de beharing in die vlek verschilt van de rest van zijn vacht, zoals de moedervlek op de arm van mijn broer, maar dat terzijde.
De hond fungeert als verkenner om Bazinnetje te behoeden voor uitglijders in het voor haar mogelijk onbekende natuurgebied vol woeste grassen en struiken. Iets soortgelijks als Henk Kamp voor het nieuw te vormen kabinet deed. Als hij dreigend gevaar tegenkomt, de boxer bedoel ik, kan hij haar daarover tijdig informeren. Gevaar in de uiterwaarden? Jazeker. Denk maar aan die ram die onlangs een boer – wellicht de eigenaar van het dier – op de horens nam en hem definitief zijn laatste OERRR-ervaring bezorgde.
Die keiharde wind van gisteren bezorgde de kinderen bij de aftrap van OERRR op de NDSM-werf in Amsterdam, hun eerste OERRR-ervaring, zo meldde Natuurmonumenten op zijn site. Wanneer had ik de mijne? Ik herinner mij een keverlarve die onverhoeds vanuit een witlofpeen stuiptrekkend in mijn hand belandt; de snoek die bewegingloos in het heldere slootwater van de vaart achter ons huis in Wadway ligt; en een dikke spin die ik met mijn stoffertje van een vensterbank in mijn hand veeg – ik ben dan nog huisschilder – en er naast die dikke mamma onverwacht tientallen spinnenkindertjes over mijn hand en vingers tippelen.
En nu ik hier langs de bijna waterloze nevenvaart ren herinner ik mij een OERRR-moment van mijn jongere zusje Ria. We kregen 
van onze Moe eindelijk verlof om op het ijs te gaan. Ria sprong in haar uitgelatenheid vanaf een dam onverhoeds op de bevroren sloot. Dacht zij. Die sprong leerde haar de grillen van de wind kennen, die het water in de luwte van de dam nagenoeg vrij van ijs wist te houden. Op een verraderlijk dun vlies na!
Nog even terug naar mijn snoek. Die zag ik af en toe doodstil in het heldere water van de brede vaart achter ons huis, altijd op hetzelfde plekje. Op die lome woensdagmiddag denk ik aan hem. Bij de ondiepe sloot aan de voorkant snijd ik een rietstengel waarin ik, met behulp van een schilmesje, een lus maak. Ik heb daarover gelezen in de boeken van Jan en Paul Nowee; indianen vangen daarmee tijdens verkenningstochten snoeken voor hun maaltijd. Het is doodstil, zoals dat in warme zomers kan zijn. Ik sluip het hele eind van de achterdeur naar de walkant. Ja, hij is er! Voorzichtig laat ik mij op mijn buik glijden. Mijn gezicht raakt het water net niet. Ik zie de kieuwen van de roofvis traag open en dicht gaan. Af en toe bewegen ook rug en staartvin. Voorzichtig schuif ik de stengel tot vlak voor de kop met de starende ogen. Met indiaans geduld manoeuvreer ik de lus om het beest en haal met een ruk op…
De snoek sloeg slechts met zijn staart en zwom weg van mijn kapotte rietstengellus: OERRRend snel!

vrijdag 21 september 2012

Grondstoffelijk

Ik moet wennen aan de temperatuur. Aan het begin van deze laatste zomerdag van 2012 is het slechts acht graden Celsius. Maar hardlopen helpt: ik word al lekker warm. Inmiddels ben ik bijna bovenaan de Hommelstraat waar mij twee blauwe vuilniszakken opvallen. Restafval. Geen zakken met GFT, maar dat is logisch. De bewoners van het buitengebied composteren hun overtollige groen natuurlijk. Zou de gemeente het ophalen van groente, fruit en tuinafval hier achterwege kunnen laten?
Het beeld van twee groene zakken valt weer op mijn geestelijk netvlies. Ik liep er gisterenmorgen in alle vroegte langs op weg naar de touringcar die ons, gasten en vrijwilligers van de Zonnebloemafdeling Beuningen, naar de Floriade ging brengen. Ze stonden ineengezakt tegen een boom geleund. Die vuilniszakken bedoel ik, doordat dezen slechts half werden gevuld. De doorzichtigheid ervan geeft vaak een onplezierig inkijkje in de eetgewoonten van de oorspronkelijke eigenaar. In een van de twee zag ik vijf Kaiserbroodjes! Tamelijk schokkend, vond ik, ook al waren het geen echte maar van die bleke semmelen die je voor gebruik moet afbakken. Te koop in grootwinkelbedrijven als Lidl of Aldi geloof ik. Over de kwaliteit kan ik niet oordelen want ik at ze nooit. Het schokkende voor mij zat daarin dat ik het niet over mijn geweten kan krijgen om voedsel weg te gooien. Met die afkeer ben ik opgegroeid. Tenzij het echt bedorven is natuurlijk. Ik herinner mij nog een groenige zure haring… Maar dat is een ander verhaal.
In het kinderrijke gezin van mijn ouders hadden we er nog nooit van gehoord; tegenwoordig kunnen etenswaren ‘over de datum’ zijn. Ook deze worden in ons gezin genuttigd waarbij onze ogen, reukvermogen en smaakpapillen bepalen of dat veilig kan. Weggooien vinden wij zinloze verspilling van kostbare grondstoffen. In een van de albums van Marten Toonder meent professor Prlwytzkofsky over een dergelijke verspilling (ik citeer vrij): “Praw! Een gans grondstoffelijk probleem. Ja, her Poes, einer ergerlijke verzwanseling der kostbaarlijke natuurvoortbrengselen. Verstaat u?”
Rennend over de Waalbandijk word ik uit mijn peinzen gehaald door een blauwe reiger die enkele tientallen meters voor mij uit als een fregat het dijklichaam zeilend kruist. Ik volg de elegante vlucht van het dier over de uiterwaard.  De reiger verpest zijn vliegverfijndheid door een ferme straal dunne poep naar buiten te schieten. Even krijg ik de indruk dat de vogel met zijn krijtwitte ontlasting de overvliegende weide probeert om te toveren in een sportveld. Dan wordt mijn aandacht gevraagd door het sloopwerk aan de nieuwbouwbrug. Ja, slopen en bouwen liggen hier dicht bij elkaar. De bouw vordert onverstoorbaar zodat de hulppijlers niet langer nodig zijn. Ze worden met de sloopbeitel verpulverd en geschikt gemaakt voor hergebruik. De geleerde Prlwytzkofsky kan tevreden zijn: geen verspilling hier.
Even terug naar die broodjes. Het kan zijn dat de kopers deze waar in hun vrieskist bewaarden en dat deze zijn werkzaamheden onopgemerkt staakte. Hele inhoud bedorven! Het kan. Sterker, het is ons overkomen: We woonden nog in Nijmegen, in de wijk Lankforst. Op de morgen van een vakantie trok ik de stekker uit het stopcontact in de veronderstelling dat ik daarmee de koelkast uitschakelde. Ongeweten zette ik tevens de vrieskast uit (de stekker daarvan zat per abuis nog in dezelfde stekkerdoos.) Onze buurvrouw, die voor de post en de planten zorgde, had veel te stellen met dit kleine drama: smeltwater opdweilen en bedorven eetwaren wegruimen.
Nog zo’n grondstoffelijk probleem: bij de benzine die wij allemaal tanken wordt vijf procent biologische brandstof gemengd. Goed op weg naar een groener Nederland. Toch? Misschien, maar zeker geen groenere aarde. Want elders in de wereld worden vele hectaren tuinbouwgrond voor onze brandstofhonger opgeofferd. Gauw mee stoppen dus!

vrijdag 14 september 2012

Moederskindjes

Grijze luchten en lichte regen geven een voorgevoel; de herfst is niet ver weg. Voor het hardlopen maakt het gelukkig geen verschil, hoewel er weinig vertier is langs mijn route. Ik ben met mijn hoofd bij een voorpublicatie van Science Magazine. In tegenstelling tot de meeste diersoorten blijven orkavrouwtjes gedurende hun lange menopauze leven om voor hun volwassen kinderen te zorgen. Die onvruchtbare periode kan, net als bij mensen, wel tot vijftig jaren duren. Als bijproduct van deze evolutionaire ontwikkeling  kunnen mannelijke Killer Whales maar moeilijk zelfstandig overleven. De moeders helpen hun kinderen – met een grote voorkeur voor hun zonen – bij de jacht en bij het beslechten van ruzies. 
Ter hoogte van het Dijkmagazijn Ewijk zijn de geluiden van de werkzaamheden bij de nieuwe verkeersbrug duidelijk hoorbaar. Ik vertaal deze naar het pneumatisch de grond in stampen van stalen damwanden. Het lijkt een beetje op de traagste gang van de trapnaaimachine van mijn moeder, als zij extreem dikke stoffen moest verwerken. Dat geluid uit mijn herinnering wordt gaandeweg overstemd en geheel naar de achtergrond verdrongen. Van ver wordt nu duidelijk: geen damwanden stampen maar beton beuken! Het eerste paar hulppijlers, driedubbel zo zwaar gebouwd als alle overige paren, wordt gesloopt. Een grote tractorachtige machine met een overmaatse pneumatische hamer in zijn stalen arm geklemd, leunt schuddend tegen het beton. Grote stofwolken kolken rondom, nauwelijks in bedwang te houden door watersproeiers en afdekzeilen. Stukken beton spatten meters ver. Dikke betonijzers kronkelen chaotisch naar overal als de haren van een reuzin die zojuist uit haar comateuze winterslaap ontwaakte. Op het moment van passeren valt het lawaai plotseling stil. Blijkbaar is het werk gedaan voor vandaag. Rust overheerst opnieuw en ik ren vredig verder.
Bij een bankje met prullenbak, ter hoogte van hectometerpaaltje 111, is een groep van minstens tien eksters doende. In hun deftige zwart met witte rokkostuums lijken zij op  vliegende zwaardwalvissen. Oké, toegegeven, een beetje kleiner van formaat dan dat van een orka. Op mijn nadering vliegt het grootste deel al spoedig op om elders veiligheid te vinden. Een paar brutaaltjes houden hun activiteit zo lang mogelijk gaande. Zij vreten iets maar wat? Helaas kan ik in het voorbijgaan niet ontdekken waarin zij hakten: de prullenbak lijkt gelukkig nog geheel in tact.
Tegenover het bankje ligt een grote groep schapen herkauwend in de luwte van de dijk. Ook hier moeders en kinderen. Het valt mij op dat hun wolletjes al wat dikker worden. Ook dat duidt op de nadering van kouder weer. Toch wel handig zo’n meegroeiend warm-houd-pak! Wij moeten ons maar behelpen met zomer en wintergoed. En ‘tussendoortjes’ niet te vergeten. Een hele klerenkast vol!
Orka’s leven in groepen bestaande uit moeders en kinderen. De mannetjes verlaten de groep om vrouwtjes in een andere groep te bezwangeren en keren daarna naar hun mama terug. Door de zorg van hun moeder blijft zo'n jongen veel langer leven en krijgt moeder meer kleinkinderen; dat is de vrucht van haar streven. Maar bij de dood van hun mammie wordt het leven voor de kinderen veel gevaarlijker. En nu zijn het ook de mannetjes die de grootste kans lopen op voortijdig sterven, als echte moederskindjes dus.
Misschien is het aardig om te analyseren of wij mensen mogelijk verwant zijn met tandwalvissen als de orka. Als er wetenschappers voor dit idee te porren zijn, raad ik hen aan om in Italië hun onderzoek te starten. Daar wonen heel veel mannelijke moederskindjes heb ik gehoord!

dinsdag 11 september 2012

Tante


Mijn wekker en een regenbuitje concurreerden met elkaar. Wij slapen onder een polyesterdak dat aan iedere regenbui een duidelijke stem geeft. Aanvankelijk even wennen maar na meer dan tien jaar klinkt het gewoon zodat de wekker noodzakelijk blijft. Stand vandaag: één – nul voor de thuisploeg.
De zomerwarmte is nog goed voelbaar zodat ik mijn regenjasje maar weer snel aan de kapstok hang. De weermannen en -vrouwen voorspellen dat dit met ingang van morgen voorbij zal zijn, die zomerwarmte bedoel ik. Deze verandering valt samen met het voorlopige einde aan de vele politieke debatten van lijstaanvoerders: morgenavond wachten zij met rode oortjes het oordeel van hun kiezers af.
Nu ik langs het maïsveld van Theo ren vraag ik mij af hoe lang het duurt voordat Diederik zijn nieuwe ministersploeg kan aanvoeren. Deze mijmering gaat als vanzelf over naar de jongste blog van een goede kennis. Zij bezocht haar oude tante in Rottum (Groningen) en schreef daar een leuk verhaaltje over. Dat riep herkenning op, maar ook een gevoel dat zich het best laat omschrijven als jaloezie. Dat zit zo:
Mijn boer Jan en ik zijn druk geweest met het schrijven van een kroniek over onze familie. Aansluitend kregen we behoefte aan een overzicht, zoals een stamboom. De meeste gegevens voor zo’n schets hadden we bij de hand. Maar om het compleet te maken moest dieper worden gezocht. Wij verkeerden aanvankelijk in de veronderstelling dat van de broers en zussen van onze moeder (zij overleed in 1988) er geen meer in leven zijn en daarmee een belangrijke informatiebron drooggevallen. Tot Jan tante Truus in Bussum ontdekte. Moeders jongste zus woont daar zelfstandig. Hij nam per telefoon contact met haar op. Dezelfde rokerige stem en nog dezelfde humor: “Ik heb het hele zootje overleefd!” Tante wilde wel door ons bezocht worden. Adviseerde haar neef daar niet te lang mee te wachten. Een paar dagen nadat zij zesennegentig was geworden sprak hij met haar af. Toen kreeg hij een telefoontje van een van onze nichtjes en spatte ons plannetje uiteen. Nu vind ik toch geen antwoord op mijn vraag hoe Pa en Moe elkaar hebben ontmoet…
Vlak voor de Dijkkapel van Huub & Adelheid Kortekaas hangt een felgele tractor scheef op de dijk. Een aantal koplampen brandt fel bovenop de hoge cabine als de ogen van een overmaatse woedende spin. Zijn enig overgebleven geknikte poot lijkt het monster te behoeden voor een definitieve buiteling. Het doet mij denken aan de grijze huisspin die ik vanmorgen in de stalen gootsteenbak aantrof, te glad om naar de vrijheid te klimmen. Je had gelijk Riky! Op diezelfde plaats trof ik er enkele dagen geleden al een die ik voorzichtig naar buiten bracht. Dat was duidelijk groter dan dit exemplaar, zodat ik vermoed dat dit het mannetje was dat naar zijn vrouwtje zocht. Ik liet hem op dezelfde plaats buiten spelen. Hopelijk vond hij haar!
De tractor redt het wel zie ik in het voorbijgaan. Dat gold niet voor tante Truus, vond onze nicht. Zij meende haar moeder te moeten behoeden voor ons bezoek. Zij, tante, was een beetje in de war over onze komst die zaterdag. Dacht dat onze ouders, Jan en Gré uit Wadway haar dat weekeinde wilden bezoeken vanwege haar verjaardag. Wij konden niet anders doen dan ons bezoek welwillend afblazen.
Het verhaal over haar Groningse tante blaast nieuw leven in mijn oorspronkelijke plannetje: we hadden ons bezoek niet moeten aankondigen. Als je zoveel jaren telt is het niet erg nu en dan een beetje van slag te zijn. Zondag houden wij een Dekkertjes-reünie, wie weet kunnen we toch nog gaan?

vrijdag 7 september 2012

Communicatie


Even oppassen en dan hardlopen, dacht ik vanmiddag. Maar het is nu later dan gedacht vanwege een terugbelafspraak en daarvóór het onverwacht uitlopen van de tijd met de kleinkinderen. Gelukkig was Frank nog beschikbaar en konden we in rust afstemmen.
Het mooie weer lokte velen naar ons mooie natuurgebied. Voor een struintocht door de uiterwaard, relaxen aan een van de vele strandjes aan de Waal, om te fietsen, te wandelen of hard te lopen zoals ik. Op de Dijk komt mij een zwarte Subaro SUF tegemoet gereden. De chauffeur, ik kan hem of haar niet zien dus kan het ook de chauffeuse zijn, houdt de vaart er stevig in. Op het moment van passeren daalt benauwenis over mij omdat de buitenspiegel mijn schouder op een haar na mist! Ongewild uit ik mij vrij !@#$%!. In chattaal stelt dit een scheldwoord voor. Tussen de uitroeptekens mag jij als lezer invullen wat je wenst. Of wat jij denkt dat ik op dat moment bezigde. Vanmiddag leerde ik iets daarover van mijn kleinzoon Niek.
Dat zat zo: Niek en Koen kwamen binnenvallen vanuit school. Zij groetten mij, “Dag Opa!”, dat nog wel, maar zetten hun discussie onverkort voort. Ik hoorde Niek iets zeggen en Koen daarop ontkennend antwoorden, Sofie hing ondertussen weer aan mijn arm. Op mijn verzoek herhaalde mijn oudste kleinzoon wat hij tegen zijn broer zei. Na drie of vier keer herhalen, Niek bleef heel geduldig, verstond ik het volgende: “Koen praat in dikke chattaal”. Oké. Een mededeling die ik tenminste voor een deel verstond. Namelijk ‘Koen praat’. Maar wat ik met ‘in dikke chattaal' moest? Geen idee. Ik liet het mij door Niek uitleggen en begreep dat chattaal een verkorte taal is, en ergens bovenin gloeide een lampje flauw op. Ik was op het moment van hun thuiskomst een mailtje aan het schrijven aan een goede relatie en nam daarin mijn pas verworven kennis op. Niek keek mee en terwijl ik het woord schreef delete hij ‘dikke’ met de backspace-toets. “Nee Opa dat woord is veel te grof!” leerde hij mij. “Maar jij zei dat wel tegen Koen? En dit is mijn mailberichtje!,” reageerde ik, schreef het gewiste bedaard opnieuw en gaf hem een vette ;-). Je ziet, ik leer snel.
Op het uitkijkplateau bij de verkeersbrug is het opvallend druk. Na mijn keerpunt neem ik er ook een kijkje. Naast de al bekende informatie over de bouw zie ik niets dat duidt op de voortgang. Jammer. Een gemiste kans om effectief en servicegericht met de burger te communiceren, vind ik. Het wielerechtpaar is het in deze met mij eens.
Ter hoogte van De Stoel van Claudia Ranayel komt mij een man met een afschrikwekkende hond tegemoet lopen. Het beest, een buldog zo te zien, loopt los naast het baasje. Uit respect voor de hond, en ervaring opgedaan in veel hardloopjaren, kies ik de overzijde van de weg. Baasje houdt zijn pas in en laat de dog strak voor zich zitten. Met een staaf of stok wijst hij naar de kop van het kastanjebruine dier alsof hij wil zeggen ‘je weet het jongen, als je niet gehoorzaamd krijg je een pak rammel!’ Hoe dan ook ik waag het er op om zo gewoon mogelijk door te rennen en niets van mijn ontzag te laten blijken. Vlak voor het moment suprême komt ook de agressieve SUF van zoeven mij weer tegemoet. Deze kan ons niet passeren en moet tot stilstand komen om te wachten tot ik er voorbij ben. Helaas ken ik het chattaal-teken voor een dikke vinger niet. Liefst zou ik die hebben uitgestoken maar ik ben netjes opgevoed.
Zoveel ontdek ik wel tijdens dit rondje, in mijn mail heb ik ‘dikke chattaal’ niet juist uitgelegd. Thuis ga ik op internet snuffelen hoe het werkelijk zit!

dinsdag 4 september 2012

Meligheid


Wat lekker om te rennen op zo’n frisse morgen als vandaag! Vroeg op want een drukke dag wacht ons. Bijna op de hoek ontmoet ik ‘Kleine Jesse’ van vijf of bijna vijf. De moeder van Jesse is de oppasmamma van onze kleinkinderen. Jesse staat geduldig te wachten voor een oversteek. “Best wel…” antwoordt hij op mijn vraag of hij zin heeft in deze nieuwe schooldag. Samen zwaaien we naar zijn moeder die op een afstandje met een kar voorschoolse-opvang-kindjes aan komt lopen.
Ik heb enkele oude Zonnebloemvrienden en één jonge, in jaren bedoel ik en niet gemeten naar de spanne tijd die wij elkaar kennen. Kleine Jesse doet mij denken aan mijn jongste Zonnebloemvriend. Dat is vanwege zijn betrouwbaarheid. Precies als Jesse op deze hoek wacht, zoals hij ongetwijfeld aan zijn moeder beloofde, komt ook Eduard zijn afspraken altijd na. En meer dan dat. Als ik hem hier vergelijk met Kleine Jesse bedoel ik dus niet dat Eduard altijd braaf en gehoorzaam is. O nee, dat zeker niet. Af en toe probeert hij mij best wel een beetje te plagen. Zelfs tijdens een vergadering.
Gisteren waren we een groot deel van de dag samen met de andere collega’s vanwege de bestuursvergadering van de provinciale Zonnebloemafdeling. Ditmaal vergaderden we bij Loes thuis omdat zij binnenkort als voorzitter afscheid van de afdeling neemt, en zij haar bestuurscollega’s aansluitend met een hapje en een drankje wilde fêteren. Dit met behulp van Ger, haar echtgenoot. Zo’n vergadering duurt best wel lang vanwege de grote hoeveelheid gesprekspunten, zodat er op het eind enige flauwiteiten in ons gedrag slopen. Jawel, onder aanvoering van Eduard. Het betrof commentaar in reactie op wat ik ter sprake bracht, hetgeen overigens ook niets met een van de vergaderonderwerpen te maken had. Ik zei je al dat de meligheid toenam. Maar waarover het ging is mij ontgaan. Later, buiten op het terras tijdens de borrel en de heerlijke hapjes – prima kok die Ger! – kwam het er niet van om er Eduard op na te vragen. Dat kwam vooral omdat hij ons informeerde over zijn nieuwe interesse: hardlopen, een veel interessanter onderwerp overigens!
Op de Waalbandijk kom ik verschillende hardlopers tegen. We groeten elkaar ongeveer als motorrijders doen. Dan wordt mijn aandacht volledig gevangen door twee stoeiende konikpaarden. Dank zij de lage waterstand van de nevengeul heeft zich rondom de langgerekte plas een brede en bijna vlakke oever gevormd. Op dit tabloid draaien de dieren in pirouette om elkaar heen. Linksom, rechtsom en tegen elkaar op als twee knobbelzwanen in een balts. Zoals een ballerina in een speeldoosje wordt het konikpaar weerspiegeld in de stoffige waterplas. Het zou een shoot voor een film als Rawhide of Bonanza kunnen opleveren ware het niet dat op de achtergrond de oude en nieuwe brugpylonen opreizen, geflankeerd door hoge bouwkranen. Ook een loopster die mij tegemoet rent wordt geboeid door dit tafereel. Aan haar groet merk ik dat zij evenals ik geraakt is. “Prachtig entertainment hé?” roep ik haar toe. Zij bevestigt enthousiast.
Opnieuw langs de plas, op weg naar huis, is de magie verdwenen. Ik probeer het hilarische vergadermoment van gisterenmiddag weer op te halen, maar ik herinner mij slechts Eduard’s vette lach en niet de kwintessens van die gebeurtenis. Het brengt mij weer terug naar het terras van Loes. Rokus vertelt over zijn methode van hardlopen met zijn hond. Dan daalt een spinnetje van de arm van Wouter op de vloer en deinst Eduard terug. Susan vergroot zijn paniek door te memoreren hoeveel insecten wij dagelijks inslikken. Ik haak daarop in. “Hou op,” roept Eduard, “anders stop ik weer met hardlopen!”
Nou Eduard, vergeet die spinnen. Ik gun je mooie momenten als dat van vanmorgen langs de nevengeul!