Het beeld
van twee groene zakken valt weer op mijn geestelijk netvlies. Ik liep er
gisterenmorgen in alle vroegte langs op weg naar de touringcar die ons, gasten en
vrijwilligers van de Zonnebloemafdeling Beuningen, naar de Floriade ging
brengen. Ze stonden ineengezakt tegen een boom geleund. Die vuilniszakken bedoel ik, doordat
dezen slechts half werden gevuld. De doorzichtigheid ervan geeft vaak een onplezierig
inkijkje in de eetgewoonten van de oorspronkelijke eigenaar. In een van de twee
zag ik vijf Kaiserbroodjes! Tamelijk
schokkend, vond ik, ook al waren het geen echte maar van die bleke semmelen die
je voor gebruik moet afbakken. Te koop in grootwinkelbedrijven als Lidl of Aldi geloof ik. Over de kwaliteit kan ik niet oordelen want ik at
ze nooit. Het schokkende voor mij zat daarin dat ik het niet over mijn geweten
kan krijgen om voedsel weg te gooien. Met die afkeer ben ik opgegroeid. Tenzij
het echt bedorven is natuurlijk. Ik herinner mij nog een groenige zure haring…
Maar dat is een ander verhaal.
In het
kinderrijke gezin van mijn ouders hadden we er nog nooit van gehoord;
tegenwoordig kunnen etenswaren ‘over de
datum’ zijn. Ook deze worden in ons
gezin genuttigd waarbij onze ogen, reukvermogen en smaakpapillen bepalen of dat
veilig kan. Weggooien vinden wij zinloze verspilling van kostbare grondstoffen.
In een van de albums van Marten Toonder meent professor Prlwytzkofsky over een
dergelijke verspilling (ik citeer vrij): “Praw! Een gans grondstoffelijk
probleem. Ja, her Poes, einer ergerlijke verzwanseling der kostbaarlijke natuurvoortbrengselen.
Verstaat u?”
Rennend
over de Waalbandijk word ik uit mijn peinzen gehaald door een blauwe reiger die
enkele tientallen meters voor mij uit als een fregat het dijklichaam zeilend kruist.
Ik volg de elegante vlucht van het dier over de uiterwaard. De reiger verpest zijn vliegverfijndheid door
een ferme straal dunne poep naar buiten te schieten. Even krijg ik de indruk
dat de vogel met zijn krijtwitte ontlasting de overvliegende weide probeert om
te toveren in een sportveld. Dan wordt mijn aandacht gevraagd door het
sloopwerk aan de nieuwbouwbrug. Ja, slopen en bouwen liggen hier dicht bij
elkaar. De bouw vordert onverstoorbaar zodat de hulppijlers niet langer nodig
zijn. Ze worden met de sloopbeitel verpulverd en geschikt gemaakt voor
hergebruik. De geleerde Prlwytzkofsky kan tevreden zijn: geen verspilling hier.
Even
terug naar die broodjes. Het kan zijn dat de kopers deze waar in hun vrieskist
bewaarden en dat deze zijn werkzaamheden onopgemerkt staakte. Hele inhoud
bedorven! Het kan. Sterker, het is ons overkomen: We woonden nog in Nijmegen, in de wijk
Lankforst. Op de morgen van een vakantie trok ik de stekker uit het stopcontact
in de veronderstelling dat ik daarmee de koelkast uitschakelde. Ongeweten
zette ik tevens de vrieskast uit (de stekker daarvan zat per abuis nog in
dezelfde stekkerdoos.) Onze buurvrouw, die voor de
post en de planten zorgde, had veel te stellen met dit kleine drama: smeltwater opdweilen en bedorven eetwaren wegruimen.
Nog
zo’n grondstoffelijk probleem: bij de benzine die wij allemaal tanken wordt
vijf procent biologische brandstof gemengd. Goed op weg naar een groener
Nederland. Toch? Misschien, maar zeker geen groenere aarde. Want elders in de
wereld worden vele hectaren tuinbouwgrond voor onze brandstofhonger opgeofferd.
Gauw mee stoppen dus!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten