zaterdag 31 december 2011

Slachting

vrijdag 30 december 2011  Vanmorgen kopte de Gelderlander: ‘Basisbeurs op de tocht’. In een split second dacht ik, dat is wel een erg snelle reactie van Marja van Bijsterveldt. Gisteravond namelijk, verkondigde Reid de Jong – vroeger hoogleraar architectuur en tegenwoordig zelfbenoemd vuurtorenwachter – dat het onderwijs zou moeten beginnen met natuurlessen. Met het leren villen van een konijn, het slachten en plukken van een kip gevolgd door kennis van gewassen, in plaats van taal en rekenen. Met deze basiskennis kunnen wij overleven in de ons omringende natuur, zoals mijnheer De Jong al bijna twintig jaar in praktijk brengt en voor ons allemaal wenselijk acht. Dit verklaarde hij, stijf kauwend op zijn pijp, tegenover Joris Linssen via de camera van Joris’ Showroom, onderwijl een maaltijd opdienend bestaande uit groenten en aardappelen uit eigen tuin, aangevuld met het vlees van een gans die even daarvoor, argeloos op weg naar warmer oorden, nog over zijn territorium vloog.
Op de eenzame dijk komt mijn eerste gedachte, naar aanleiding van de stelling van de voormalige pijprokende architect, weer bovendrijven: Oké! Ik beschik over de vereiste basiskennis, kippen en konijnen leveren voor mij geen probleem op! Nu, op deze relatief koude wintermorgen, tijdens mijn laatste hardlooprondje van dit recessieve jaar, verwonder ik mij over het gemak waarmee ik mijzelf bekende dat villen, slachten en plukken voor mij bekende acties zijn. Terwijl het in werkelijkheid de meest beroerde handelingen zijn die ik kan bedenken. Toegegeven, ik zou net zo lief vegetarisch eten als dat niet zo ingewikkeld was. Maar ik zou mij subiet en absoluut aan die gedragslijn overgeven als ik uitsluitend vlees kan verkrijgen door zelf de noodzakelijke basishandelingen uit te voeren. Ik zal nooit opnieuw een kip vangen en plukken sinds ik het leven van een haan, nu ongeveer vijfendertig jaar geleden, in onze soeppan liet eindigen.
Samen met Piet, toenmaals mijn buurman, hield ik een toom kippen voor onze dagelijkse verse eitjes. Of liever gezegd eieren, want het betrof een fors soort. Er liepen echter twee hanen bij. Aanvankelijk geen probleem, maar allengs ontstonden meer en heftiger gevechten, werden deze mannetjeskippen groter dan gedacht en vraten onwijs veel van het beschikbare kippenvoer. Het was ons duidelijk: een moet er wijken. Maar wat te doen met een overbodige haan? De soeppan leek de meest logische oplossing en gezien ik eerder kippen had geslacht werd dit mijn taak. Ik zag erg op tegen het vangen, en ook de kippen stelden deze actie niet op prijs. Achteraf moet ik toegeven dat de haan in mijn vingers krijgen nog het minste was van wat mij te wachten stond. Toen het dier eindelijk slachtklaar in onze garage hing, moest ik eerst weer een beetje bijkomen. Ik voelde mij tamelijk beroerd, en hoewel ik dat toen niet volmondig toegaf was dat zichtbaar. Pas bij het beëindigen van dit overbodig gedachte hanenbestaan, pas toen kwam keihard bij mij binnen dat het om een levend wezen ging en een schending van het sociale leven van de toom.
Mijn ‘slachtervaring’, opgedaan in mijn pubertijd, had mij niet op dit gevoel voorbereid. Ik deed wat iedereen deed. Wij dorpelingen hielden geen dieren voor de leuk, hoewel dat voor mijn konijntjes genuanceerder lag. Een vis ving ik niet alleen vanwege de spanning, maar ook als gewenste aanvulling op de beschikbare voedingsmiddelen.
Moeten we daar weer naar terug? Nee, hoe inspirerend de levenswijze van Reid de Jong ook mag zijn, ik volhard in onze huidige manier van leven en laat slachtingen graag aan de slager over. En wat als niemand dat meer wil doen? Niets aan de hand, word ik alsnog veganist.

zaterdag 24 december 2011

Wederkerigheid

vrijdag 23 december 2011  Het is bijzonder te weten dat André, met Oleg en Don, boven mij bezig is aan te schuiven bij de bemanning van het International Space Station. Hij beweegt zich met een snelheid van vijfendertigduizend kilometer per uur! Ik houd het bescheiden op iets meer dan tien.
De laatste dagen gaat het in het nieuws niet alleen over de ruimtetrip van Kuipers, maar toch vooral over het mooiste woord van het jaar. Persoonlijk heb ik daar niet zoveel mee. Ik vind de genomineerde woorden over het algemeen niet mooi. Nu buitelen columnisten zich met hun commentaren over elkaar. Zo voegde Cisca Dresselhuys deze morgen, met haar radiocolumn, ook haar steentje bij de reeds verzamelde stapel. Zij had vooral behoefte de nadruk te leggen op wat zij het lelijkste woord van 2011 vindt: transparant. Hoewel ik het met haar redenering eens kan zijn, steekt haar keuze mij toch ook een beetje. Nu ik mij hier op de dijk met niets dan hardlopen kan bezighouden heb ik ruimschoots tijd daarover te piekeren. Ik ontdek meerdere oorzaken voor mijn dwarse gevoel. Persoonlijk vind ik transparant een prachtig woord. Al was het maar omdat de goede doelenorganisatie waarvoor ik werk, vorig jaar met haar jaarverslag, de Transparantprijs won. Ook vond ik het in mijn tijd als huisschilder, uitdagend om met behulp van transparante lak de natuurlijke uitstraling van hout te kunnen versterken. 
Ik ben niet zo gecharmeerd van de persoon Cisca Dresselhuys, dat zal het vooral zijn. Zij vertegenwoordigt voor mij veel van hetgeen ik liever niet in een vrouw wil zien. En dan roept iedereen natuurlijk: “Ja, begrijpelijk, jij bent een echte man!” Maar die mij goed kennen, weten dat ik niets tegen feministen heb en hun uitgangspunt van harte onderstreep. Cisca roept bij mij bovenal weerzin op vanwege de negatieve lading waarmee zij haar standpunten gewoonlijk onderbouwt. En ook wel een beetje vanwege de klank van haar stem. Maar daar kan zij niets aan doen.
Toegegeven, ik vind ‘Wildbreien’ een prachtig woord, maar welk woord zou ik nomineren? Daarover hoef ik eigenlijk niet lang na te denken. Als ik aan dit verkiezingsspelletje zou deelnemen, zou ik ‘Wederkerigheid’ op plaats één zetten. Ik ontdekte al heel snel dat ik voor kleine dingen soms veel terugkrijg. Zo mocht ik als kind een klein stukje van de tuin afbakenen met stokjes waartussen ik sisaltouw spande, om dat vervolgens ‘Mijn Tuintje’ te noemen. Daarin zaaide en plantte ik van alles. Maar het begon met goudsbloemen. Van mijn stokoude buurman Groot kreeg ik zaadjes voor mijn tuintje: ‘Gouwse’ noemde hij ze.
“Ondiep inzaaien en voorzichtig water geven!”, luidde zijn instructie. De zaadjes deden mij denken aan pootloze kevertjes met een streepje over hun rug. Zij kwamen in korte tijd op. En al spoedig ontdekte ik dat de plantjes heel tevreden waren met af en toe een beetje water, want wachtte ik daarmee iets te lang, dan lieten zij hun kopje hangen. En zo denken wij er bij de Zonnebloem ook over: regelmatig iets geven, daar krijg je veel voor terug. Tegenwoordig hebben wij het bevorderen van sociale samenhang expliciet opgenomen in ons meerjarenbeleidplan. Wederkerigheid: als vrijwilliger geef ik (extra) betekenis aan mijn eigen leven door aan dat van mijn gasten een positieve bijdrage te leveren. Volgens mij kun je geen mooier woord bedenken. 
Rest mij nog te bekennen wat ik dan wél graag in een vrouw zie. Een moeilijke vraag en tegelijkertijd zo eenvoudig! Want mijn gedroomde vrouw komt sinds 26 juli 1966 volledig overeen met mijn lief.

woensdag 21 december 2011

Dromen

dinsdag 20 december 2011  De angel is uit de herfstbuien als ik aan mijn hardlooprondje begin. Ik kies vandaag een andere route, maar blijf trouw aan de dijk en de verkeersbrug. Het is druk in de Kloosterstraat. Veel arbeiders die de laatste hand leggen aan bioscoop en bioscoopterrein. Jawel, dankzij Ton krijgt ons dorp een eigen filmhuis! Een dezer dagen, stellig voor kerstmis, kunnen wij dichtbij een filmpje pakken. Een mooi doel voor een uitstapje met Zonnebloemgasten trouwens! Toen ik nog een kleine jongen was baalde ik ervan dat wij er zo lang voor moesten lopen of fietsen. We hadden nog geen televisie. De ‘films’ die ik zag waren mijn privéfilms naar aanleiding van een hoorspel of tijdens het lezen van een boek. Ik zal een jaar of dertien zijn geweest toen ik voor de eerste keer met mijn vriendje naar de bioscoop ging. Hans was gek op muziekfilms. Als er een in Hoogwoud draaide vroeg hij mij steevast mee. Alleen gaan vond hij niks. Hans had nooit gebrek aan zakgeld, dus hij betaalde. Dat leek ons de juiste verhouding, vooral ook omdat dit soort sentimentele rolprenten mij niet echt boeiden. Het uitstapje op zichzelf was al spannend genoeg. Ik kan mij dan ook geen enkele titel herinneren. Wel zie ik vaag een zeetocht, bezongen door een gebruinde schipper: Rex Gildo? Wat een feest als wij een bioscoop in eigen dorp zouden krijgen! Met leuke en interessante films natuurlijk. Die droom verloor ik inmiddels. Jammer, nu zij eindelijk uit kon komen!
Op de dijk aangekomen blijkt niet alleen de bioscoop bij te dragen aan de verandering van onze omgeving: de Waal heeft sinds zondag een opvallend hoge waterstand bereikt. De in de loop van de afgelopen jaren spontaan gegroeide rommelige bossage, staat geheel in het water. Zwaarbeladen schepen steken trots boven de oever uit en hier en daar knabbelt het water aan de dijkvoet. Twee jonge mannen houden zich op bij een aantal verse molshopen. Een auto van Rijkswaterstaat is in de nabijheid geparkeerd. Ik zie niet wat zij feitelijk doen. De fluwelen gravertjes hebben hier en daar ijverig grond verplaatst en opgeworpen tot hun hoge karakteristieke bouwsels. Waar de waterstaatheren waren zijn de heuvels geslecht: zou het kunnen dat zij er klemmen plaatsten? Kan het zijn dat deze dienst meent dat het opkomende water via mollengangen kan doorsijpelen?
Buitendijks staan hier en daar al kwelwaterplassen. Ik ben benieuwd hoe het met de nevengeul is gesteld! Op weg daarnaar toe, tegen de stevige, koude westenwind in, komt mij een dikke automobiel tegemoet gereden. Gezichtjes tegen de zijramen gekleefd. Schoolkinderen? De chauffeur houdt er de gang goed in. Ter plaatse is het niet aantrekkelijk om het wegdek te verlaten: de berm ziet modderzacht en er staan uitgebreide plassen regenwater. Ondanks ik mijzelf smal maak, mist de bolide me op enkele centimeters. Ik doe hard mijn best niet de pest in te krijgen, daarbij geholpen door een glinsterende waterplas onder de brugpylonen. Dankzij de nieuw gegraven inlaat is de bijna opgedroogde nevengeul supersnel veranderd in een heuse binnenzee. In korte tijd flink opgeheven worden, dat moet voor de bewoners van de woonboot een sensatie zijn geweest. Misschien droomden zij van een ballonvaart.
Nu pas realiseer ik mij dat deze waterinlaat de nevengeul een schommelend waterpeil zal bezorgen. Vooral in de winter heerst hoogwater over de rivier. Dat zal niet bevorderlijk zijn voor een strakke ijsvloer. Zo verliezen we onze perfecte natuurijsbaan: weer een droom aan flarden!

zondag 18 december 2011

Bekabeling

zaterdag 17 december 2011  We dronken een glas op een vertrekkende collega, daarom zaten Loes en ik niet in de trein die gisterenmiddag de vrachtwagen op de overweg bij Maasbergen open reet. Een vervelend ongeval, vooral voor de talrijke stijf bevroren kalkoenen, die nu zelfs geen troost mogen ontlenen aan hun bestemming: de hoofdrol in een kerstdiner. Tegenspoed achtervolgde mij via Den Bosch tot in eigen huis. Maar dat realiseer ik mij pas nu ik op deze zonnige zaterdagmorgen al halverwege de Hommelstraat loop.
Als we het achtuur journaal op de televisie willen gaan zien weigert de mediabox dienst. Het toont ‘INIT’ en wil ook na herstarten niets anders. Ik herinner mij van een voorgaande storing dat ik het beste via de internetsite naar een oplossing kan zoeken. De gevonden uitkomst werkt echter niet. Toch maar de helpdesk bellen: tien cent per minuut. Na meer dan vijf minuten wachttijd begrijpt de helpdeskmedewerkster mijn probleem en stelt voor de afstandbediening, met de UPC knop ingedrukt, vijftien tellen op de mediabox te richten. Niets dan een kalm blauw televisiebeeld. Ook na meerdere pogingen blijft het resultaat beperkt tot serene stilte. Vanaf haar desk kan de UPC-medewerkster onze mediabox controleren: alles is in orde. Uiteindelijk raadt zij mij aan om de HDMI kabel te controleren. 
“Hoe kan een kabel in de afgesloten kast, plotseling problemen geven?”, vraag ik haar. 
“Slijtage”, oppert zij. “Slijtage?” 
“Jazeker, er gaat veel informatie op en neer, daardoor kan verval in de kabel ontstaan!”
Mijn irritatie neemt toe als de dame aanbiedt een monteur in te plannen, maar waarschuwt dat ik voorrijkosten moet betalen als de HDMI-kabel kapot blijkt te zijn. In de overtuiging dat sleet onzin is, zeg ik haar dat ik de bekabeling opnieuw ga nalopen en haar eventueel voor een reparatieafspraak terug zal bellen. Terwijl ik aan die klus begin mopper ik dat ik dit soort storingen meer dan spuugzat ben. En ook onze meevoelende provider die al bij voorbaat dreigt met voorrijkosten. “Stel je voor,” roep ik verontwaardigd, “vijfenzestig euro boete als het kabeltje kapot blijkt!”
In de krappe kast zitten voor mij veel te veel kabels. Welke is de HDMI? Ik geeft het op en loop naar onze buurtjes. Weer thuis krijg ik de boodschap dat ik verzuimde af te bellen. In de stille huiskamer hoorde Riky de dunne stem van de helpdeskmedewerkster die zich afvraagt waar mijnheer Dekker nou toch is gebleven. Zij heeft mijn irritatie zeker meegekregen! Nou ja, niets aan te doen.
Aanvankelijk lukt het ook Timothy niet. De mediabox blijft hatelijk met INIT reageren en het televisiebeeld loopt zo mogelijk nog blauwer aan dan het al was. Dan vindt hij de oplossing: “Je hebt helemaal geen HD-TV man!” En jawel, als ik het toestel op een analoog kanaal zet krijg ik een keuzemenu en uiteindelijk beeld. Onze zoon blijkt eerder een gelijksoortige storing voor ons te hebben verholpen. Ik herinner het mij vaag. Ook toen probeerde ik het signaal tevergeefs via een HDMI-kanaal te ontvangen. 
Pas op de terugweg zie ik de groep ganzen. Ik ben aan dit troepje gehecht geraakt maar zag het al enkele weken niet. Zij zijn met zestien, gelijk het aantal kinderen in het gezin van mijn ouders. Zes die er uitzien als Grauwe Ganzen, vijf witte en vijf bonte dieren. Doordat zij waarschijnlijk in gevangenschap zijn geboren, hadden zij geen moeder om hen op te voeden. Daardoor hoorden zij niet over de Ganzengewoonte om tijdens koude maanden warmere oorden op te zoeken, maar spelen ook geen rol in kerstdiners.
Vlak bij huis bedenk ik dat het handig is op te schrijven hoe ik een INIT-storing moet oplossen: niet bellen met de helpdesk en mij vooral niet laten kisten door de bekabeling, digitaal noch analoog.

woensdag 14 december 2011

Steltlopers

dinsdag 13 december 2011  De depressie is al grotendeels overgetrokken als ik mijn hardloopschoenen aantrek. Ik neem een iets langere route dan gewoonlijk en bereik de dijk via de Waardhuizenstraat. Ter hoogte van De Werd, het nieuwe straatje dat naar het voetveer leidt, zijn een paar jonge mannen bezig met iets dat er uitziet als een antenne. Het laat een hoog piepend geluid horen waarvan de frequentie voortdurend verandert. Een metaaldetector vermoed ik. Gezien de directe nabijheid van een brommobile verplaatsen zij zich comfortabel.
Ik probeer een beeld te krijgen van wat de mannen met hun detector hopen te vinden maar wordt daarin gestoord: na weer een bocht schuift de persoon die ik in de verte zie lopen naast de dijk! Hij, of zij is geheel los van het dijklichaam gekomen. Mijn hart maakt een sprongetje. Ben ik getuige van een wonder? Jezus liep over het water naar zijn vissende volgelingen die angst hadden voor de heftige storm. Hier loopt iemand zowaar in het luchtledige. Het kan niet maar ik zie het. Dichterbij gekomen tekenen zich echter steeds duidelijker dunne stokken af. Niks wonder! Gewoon, iemand op stelten. Jammer, hoewel niet alledaags. De jongeman loopt op zijn verlengde benen richting nevengeul. Misschien om die over te steken naar de Ewijkse plaat en de Waal? Dat kan gemakkelijk omdat het water nog steeds laag staat.
Dit tafereel doet mij denken aan een zaterdagmiddag in mijn jeugd. Op conservenblikken lopen was toen in zwang. Je zag jouw wereldje dan in een ander perspectief en waande je al groot. Op die bewuste zaterdagmiddag kreeg ik de gedachte om de veel grotere stroopblikken te gebruiken. In die tijd aten wij dat zoete goedje geregeld op brood, maar vooral bij Westfriese broeder, die we ook wel ‘Jan in de zak’ noemden. Ik vind slechts een leeg blik, maar op één verhoogd been kun je niet lopen. Dit is een noodsituatie, bedenk ik. Dus haal ik ongezien het aangebroken stroopblik uit een keukenkastje. Er ligt nog een dikke laag op de bodem, misschien voor nog twee of drie dagen smeren. Ik pik het mee naar de schuur en snoep van de appelstroop, maar mijn maag verzet zich al snel zodat ik de rest onder de kraan in de schuur wegspoel. Oké, zonde, maar mijn stelten zijn klaar! Trots als een pauw stap ik op die hoge blikken het erf rond. Eerst nog onzeker, maar alras gaat het sneller en durf ik rond te kijken. Alles lijkt kleiner, ik kijk zelfs neer op Jan die het ook graag eens wil proberen. Dan stap ik op een in het verwilderde gras verborgen balk die te smal is voor mijn busvoet, en eindigt mijn spel voortijdig. De volgende stap doet het blik dubbelvouwen en mij zijdelings in de eeuwige hoop oud hout stuiteren, dat rijkelijk met brandnetels is doorschoten. Au, dat doet pijn! Een lange gemene schram ontsiert mijn onderarm. Niets gebroken, maar het duurt lang voordat het brandnetelgif is uitgewerkt.
Mij laten troosten zat er toen niet in. En hoewel ik niet geloof dat mijn moeder de verspilde stroop heeft gemist, zat ik een aantal dagen in de rats voor haar mogelijke gram. Aha, de nieuwe verkeersbrug is vandaag weer langer geworden. Aan deze kant is men aan brugdeel negen begonnen.
Op de terugweg, met de wind in mijn rug, zie ik dat Elektrabel weer stroom produceert. Een dikke stoomkolom verlaat de fiere schoorsteen. De steltloper zie ik niet meer. Nu vraag ik mij af of hij zich realiseert dat het waterpeil in de Waal weer behoorlijk is toegenomen.

woensdag 7 december 2011

Winterwarmte

dinsdag 6 december 2011  Het is er toch van gekomen. Of het lang zal blijven moeten we afwachten. Feit is dat Elio di Rupo voor zijn vaderland een kabinet in elkaar heeft geklust. Filip daarentegen, hij trok in mei een te grote broek aan. Nu Regering-Di Rupo 1 een feit is, verhuist Dewinter toch maar niet naar Namibië. En dat is jammer. Tussen de buien door ben ik droog gebleven, maar daarvoor moest ik wel twee keer schuilen. Eerst in een abri en later innig tegen de dikke stam van een paardenkastanje. Dat was nodig want de stevige wind voerde veel winterse kou mee en mijn jasje blijkt wel wind- maar niet waterdicht. Conclusie: niet goed opgelet bij de aanschaf ervan. Als ik iets later dan gebruikelijk, lekker in mijn hardloopvel zit, keer ik als vanzelf terug naar het intakegesprek dat ik een paar uur eerder met een kandidaat vrijwilliger had.
Ik ontmoette Gerda, laat ik haar voor ons gemak deze willekeurige naam geven, tijdens huis-aan-huis verkopen van Zonnebloemloten. Ik moest even wachten omdat zij haar knip ergens in huis probeerde op te diepen, en had tijd om uitvoeriger naar de auto op de oprit te kijken. Een die geschikt is gemaakt voor het vervoeren van een rolstoelgebruiker. Gerda zag mij kijken en om mijn verlegenheid te verbergen zei ik misschien: ‘Ik zie dat u bekend bent met gehandicapten’. Zij vertelde over haar man in het verpleeghuis en over de aangepaste auto, voor hem een manier om af en toe nog thuis te zijn. Als vanzelf breng ik ons gesprekje aan de voordeur, op het werk van de Zonnebloem. Gerda gaf op mijn vraag te kennen best wel toe te zijn aan vrijwilligerswerk en wij maakten een afspraak voor contact. Vanmorgen was dat zover. Gewapend met een brochure “De Zonnebloem van A tot Z” wandelde ik naar haar adres. Gerda komt oorspronkelijk van Friesland, dat vroeger door de Zuiderzee van West Friesland gescheiden was. Tegenwoordig doet dat het IJsselmeer. Zoiets schept een band vanwege de Westfries in mij. Het eerste half uur spreken wij over haar echtgenoot en de consequenties van zijn ziekte en handicap. Zij hebben de Zonnebloem leren kennen door zijn bootvakantie. Gerda’ ogen stralen als zij daarover vertelt: het is nog lastig zoeken naar de aanlegsteiger in Arnhem. In plaats van de voorspelde twintig minuten wordt het anderhalf uur. Gelukkig, het Zonnebloemschip ligt nog aan zijn trossen. Wij worden met open armen ontvangen. Ik krijg geen kans ook maar een klein stukje van zijn bagage zelf aan boord te brengen. De koffers worden mij door vrijwilligers uit handen genomen. Op de badge van een van die sjouwers lees ik dat ik met een arts te maken heb. Dat maakt bij de Zonnebloem blijkbaar geen verschil. Ik laat mijn man graag en onbezorgd in zulke handen achter!
Ook het ophalen werd een bijzondere ervaring. Eigenlijk onnodig haar te vertellen dat hij het ongelofelijk naar zijn zin had. Gerda zag het warme afscheid. Hij werd door vrijwilligers en enkele passagiers uitbundig omarmd en geknuffeld: ‘Voor zo’n vrijwilligersorganisatie wil ik graag aan de slag, nu ik sinds een jaar met prepensioen ben’.
Pas op mijn weg terug zie ik hoe prachtig groen en fier de wintertarwe aan de Hommelstraat is opgekomen. Terwijl het nog maar pas ingezaaid werd. Op deze herfstige dinsdag lijkt het hier al voorjaar. Niet te geloven dat de maïs nog maar zo kort geleden van diezelfde akker werd geoogst.
Een ding weet ik zeker: in Gerda heeft onze afdeling een prima collega gevonden. Ik laat er geen gras over groeien en meld haar direct aan bij ons Nationaal Bureau.

zondag 4 december 2011

Toiletjuffrouw

vrijdag 2 december 2011  Opnieuw tref ik zonnig en uitgelezen weer om te joggen. Het weer staat in schril contrast met dat van deze morgen: tijdens de afscheidsdienst voor Fietje in de kerk en op het kerkhof kregen we gepast begrafenisweer. De ceremonie was warm en eenvoudig. Passend bij Fietje en overeenkomstig haar wensen. 
Het staat er niet langer, dus moet ik terug naar enkele dagen geleden als ik voor het eerst de Dixie spot. Het staat bijna aan het eind van de Hommelstraat. Of aan het begin, want ik zie het vanaf de dijk. Mijn eerste gedachte is: leuk, daar gaan ze verbouwen. En ik krijg bij voorbaat zin in de extra activiteiten gedurende de komende maanden. Grappig dat ze de klus beginnen door het plaatsen van een toiletgelegenheid voor de bouwer en zijn personeel, is mijn tweede gedachte. Dichterbij zie ik een vel papier op de voorzijde gekleefd met daarop de volgende drie regels tekst in vlot viltpenschrift: “WC Juf 28.”
Tja, weet ik dan, die veronderstelde verbouwing staat met deze mededeling op losse schroeven. Er wordt verbouwd bij het nabije transportbedrijf. Maar voor die bouwvakkers is het minstens 150 meter lopen naar dit tijdelijke toilet. Hoe zit het dan? Is het misschien zo dat de toiletjuffrouwen elkaar aflossen? En is nummer 28 vandaag de dienstdoende toiletjuffrouw? Het is sowieso bijzonder dat een bouwer personeel in dienst neemt om het toilet schoon te houden, maar zoveel juffrouwen zal een bouwondernemer daarvoor toch niet contracteren? Het hoeven overigens niet alleen juffrouwen te zijn. Toiletjuffrouw is geen beschermd beroep, daarin is het gelijk aan directeur of professor. Jongeheren of gehuwde vrouwen kunnen in onze geëmancipeerde tijd ook best toiletjuffrouw worden. Ik vind overigens retiradejuffrouw een veel mooier woord. Ik kwam het tegen in een verhaal van Remco Campert. Echt jammer dat we het tegenwoordig niet meer gebruiken. ‘Ga het maar even aan de juffrouw van de retirade vragen,’ klinkt toch veel aardiger dan: ‘Dat moet je maar even aan die toiletjuffrouw vragen!’
Ik nam mij voor om de buitenzijde van de box nog eens te bekijken. Wellicht dat ik er een aanduiding zal vinden dat verklaart waarom de Dixie daar is neergezet. Maar helaas, de doos is weer opgehaald. Er is weinig dat meer veranderlijk is dan de standplaats van een tijdelijke toiletbox, weet ik. Toch jammer dat ik nu niet ontdek waarom het er stond. Ik moet het doen met de aanwijzingen die ik al kreeg. Namelijk WC, Juf en 28. WC is duidelijk: een Dixie is niets meer of minder dan een toilet. WC is dus een overbodige aanwijzing. Juf slaat volgens mij op een persoon. Het hoeft geen luie omschrijving voor toiletjuffrouw te zijn, zoals ik aanvankelijk dacht. Het kan bijvoorbeeld zijn dat een aantal basisscholen een fiets of wandeltocht organiseerden. Onderweg was dan behoefte aan een toiletgelegenheid, want wildplassen en wildpoepen zijn taboe. En daarbij moet natuurlijk enig toezicht zijn. Maar wat beduidde 28? Is dit wellicht het nummer dat een bepaalde school of juffrouw kreeg toebedeeld? Of wacht, het kan ook zijn dat dit toilet voorbehouden is geweest aan juffen van 28 jaar of ouder. Of aan juffen tot 28 jaar. Of woont er een schooljuffrouw op nummer 28? Of slaat het op de dag van deze maand: deze WC is besteld door Juf (?) voor de 28ste november. Klinkt dat logisch? Niet echt, vind ik. O…, wacht, waarschijnlijk is ‘Juf’ een aanduiding voor de mensen die op Hommelstraat 28 wonen en was het papier een geheugensteuntje voor de vrachtwagenchauffeur. Maar waarom dan geen aanduiding voor de straatnaam?
Ik geef het op. Ik zal de komende week extra op de weekkrant letten, misschien kom ik er dan alsnog achter.