dinsdag 31 januari 2012

Wachten

dinsdag 31 januari 2012  Zonovergoten, prachtig winterweer voor een rondje hardlopen. Vandaag is een van die dagen waarop lopen bijna een eerste levensbehoefte vormt. De wind voelt kouder aan dan ik vanachter het huiskamerraam schatte. Vooral op de dijk. Het is een vreemde combinatie: de oostenwind onttrekt warmte aan mijn rechterzijde, de zon warmt mij links weer op. Ik voel mij zoals een pitabroodje zich moet voelen in een oven waarvan de bakker de deur open heeft laten staan. Wachten en hopen dat het koude gat snel gesloten wordt, meer kan dat broodje niet. En dat is nou precies waar Riky en ik mee bezig zijn: wachten op een bericht van het ziekenhuis over haar aanstaande operatie. En nu dit er is, wij dag en uur weten, is aan dat wachten een einde gekomen om een nieuw wachten op te starten: zal de operatie volledig slagen en de uitslag goed zijn?
Het brengt mij terug naar Wadway, naar de dag waarop wij samen wachtten op een bericht over een ingreep die mijn oudste zus moet ondergaan. Het gaat om een toen nog riskante openhartoperatie. Het is vroeg op een avond in het voorjaar van 1956: ik zit geknield op het koude graniet van de keukenvloer. Ellebogen op een beukenhouten stoel, hoofd op vervlochten vingers. Veertien zusjes en broertjes, en mijn moeder, zie ik in diezelfde houding, in de door de avondzon schemerig verlichte ruimte. Pa heeft avonddienst bij de kaasfabriek. Het zouden er vijftien zijn als Ina niet in het ziekenhuis zou liggen, maar dan baden we op deze tijd immers geen rozenkrans. Ik bid met een overgave zoals ik nog nooit eerder in mijn jonge leventje deed, wij allemaal denk ik. Moe gaat voor: “Wees gegroet Maria, vol van genade…” en wij vullen samen aan: “… Gij zijt de gezegende onder de vrouwen…” Moe telt tegelijk op een van de weinige rozenkransen die ons gezin rijk is, zodat wij ons niet in het aantal vergissen, want na tien Wees gegroetjes dient een Onze vader te volgen. En na elk tientje leest Moe een speciaal gebed en smeekt Maria’ voorspraak opdat onze zus verder met haar leven mag. Haar smeekbede klinkt zwaar over onze stille hoofden: met de dood zijn wij in onze jonge leventjes niet bezig. In de relatief kleine keuken dreunen onze kinderstemmen monotoon maar troostgevend. Na een paar cycli krijg ik, zoals gewoonlijk in de kerk, overal jeuk, maar het lukt wonderwel mijn aandacht bij het bidden te houden. En bij mijn grote zus: binnen mijn schedel zie ik de dokter haar smalle borst met een vlijmscherp mes openen zodat haar kloppend hart te voorschijn komt. Veel bloed en wit bot, zoals laatst bij Jan toen hij zijn pols aan een scherp stuk flessenglas sneedt. Een beeld dat ik onmiddellijk verdring. Dit zijn momenten dat ik mijn fantasie verafschuw. Het daglicht is inmiddels geheel uit de keuken verdwenen, zodat het ruitje in de keukendeur enig richtpunt voor mijn blik is. Na misschien wel tien tientjes verschijnt onverwacht het gezicht van de oudste zoon van de caféhouder in het glas. Zij zijn in het gelukkige bezit van de telefoon in ons dorpje: Ina zal blijven leven. Opluchting golft door de keuken.
Nadat ik de nieuwbouwverkeersbrug passeerde en weer op huis aan ga, zie ik dat weer een nieuw deel is toegevoegd. De oostenwind laat zich nu pas echt van een onaangename kant voelen: wat goed dat ik een extra slipje aantrok!
Ik ga komende maandag niet op mijn knieën met een rozenkrans. Dat ligt te ver achter mij, maar een kaarsje zal ik branden. Tot het verlossende telefoontje het nieuwe wachten inluidt: op de thuiskomst van mijn lief.

zaterdag 28 januari 2012

Schaamte

vrijdag 27 januari 2012  In de toppen van de bomengroep, ter hoogte van de tweede elleboog in de Hommelstraat, zit een grote groep vogels in vergadering bijeen: “Er is stevige vorst op komst, gaan we naar warmer oorden?” Het kan ook gaan om een simpele reünie. Op gehoor spotte ik ze reeds van enige afstand. Tevreden gebabbel golft op en neer en doet denken aan een spreeuwenroest. In plaats van de vrolijke bronsgroene snoeshanen zijn deze gasten echter egaal zwart en van groter postuur. Tot mijn schande moet ik bekennen dat ik de soortnaam niet noemen kan. Op het moment dat ik onder de in beslag genomen bomen door ren, word ik bijkans op een paar witte flatsen getrakteerd. Nu kletsen ze veilig links en rechts van mij op het asfalt.
Op de dijk krijgt de zon eventjes vrij spel en geeft via mijn bovenbenen haar optimistisch stemmende warmte door. Een paartje vindt op een bankje enige beschutting achter twee uniseks rijwielen. Hun hoofden bijeen, maar niet in vergadering. Het lijkt meer op de voorbereiding voor een tweede nestje. In het voorbijgaan heb ik oogcontact met hem – scherpe, waterblauwe ogen onder woest grijzende beharing – en voel mij kortstondig en onbedoeld tot voyeur bestempeld. Onwillekeurig dringt het fenomeen seksverslaving zich aan mij op. Ik had er nog niet van gehoord. In een filmbespreking op de radio werd over ‘Shame’ beweerd dat deze in Amerika reeds een taboe heeft doorbroken. Dit verschijnsel, dwangmatig seksen, is gedurende de afgelopen dagen eindeloos uitgekauwd. Kort door de bocht: voor degenen die erdoor getroffen zijn, is seks obsessief zoals een verslaving aan drank of drugs, een ernstige hindernis voor zijn of haar verdere ontwikkeling. Het lijkt er op dat slachtoffers opgezadeld zijn met een slecht zelfbeeld en verwrongen opvattingen over seksualiteit en seksuele identiteit. Misschien is hen een effectieve voorlichting onthouden. Tegenwoordig wordt een jongetje (of meisje) al vroeg voorgelicht. In de openbare bibliotheek vindt hij boekjes waarin hij alle lichamelijke aspecten van zichzelf en zijn vriendinnetje kan ontdekken. Zelfs als hij nog niet kan lezen! De kans dat hij later op een normale manier seks kan beleven, en ervan genieten, is daarmee groter dan de mijne was! Dat zit ‘m vooral in het fenomeen onkuisheid. De heersende seksuele moraal binnen de katholieke gemeenschap waarin ik opgesloten zat, ging ervan uit dat ik, opgroeiend jongetje, in gedachten en daad sowieso onkuis ben. Via de Tien Geboden werd mij voorgehouden geen onkuisheid te doen (gebod zes) en vooral geen onkuisheid te begeren (gebod negen). Bij de overhoringen tijdens de catechisatie struikelde ik vaak over begeren, waarschijnlijk omdat ik er de strekking niet van begreep. Maar dat terzijde.
Onder onkuisheid werd letterlijk alles gevat: gevoel, zelfonderzoek, spelen, informeren, bespreken, ervaren. Jezelf bevredigen werd als een absolute hoofdzonde gezien. Zelfs wassen bezorgde je een gevoel van schaamte! Waarschijnlijk wilden onze ouders zich aan de geboden houden en namen zij het zekere voor het onzekere: voorlichting bleef dus achterwege. De leidende kerk stond ver van de gemeenschap. Puberende jongetjes werden rücksichtslos bijeen gebracht in kleinseminaries. Sommige van hun priesterleraren voelden zich gedwongen onwetende jongetjes de geneugten van hun homofiele dwangneigingen te doen ervaren, zo bleek later. Het zijn nota bene ook priesters (dominees, rabbijnen) die door therapie jonge mannen van hun homofiele geaardheid proberen te genezen! Hoe idioot kan onze wereld zijn?
Nu ik langs deze prachtige waterwereld van Waal en ondergelopen uiterwaarden loop bedenk ik dat onze opvoeders, bij tekenen van seksuele interesse, liever stil in een hoekje gingen zitten dan frank en vrij daarover vertellen: zij waren natuurlijk bang dat hun kinderen een seksverslaving op zouden lopen!

woensdag 25 januari 2012

Evenwicht

dinsdag 24 januari 2012  Ik tref heerlijk fris winterweer, aangenaam om te joggen. Beetje jammer dat de voorspelde zonneschijn er niet is. Ik ben nog maar net de Van Heemstraweg overgestoken als het bonkgeluid van een automobiel met de geluidboxjes op maximum, mij achterhaald. Het aanzwellende lawaai, muziek kun je het nauwelijks noemen, mengt zich met de dieselstank van een voorbij blubberde aftandse stadsbus. Het buitengebied is een opluchting. Of ik dat nu wil of niet, mijn bezoekje aan een Zonnebloemvrijwilliger, Gerard, gaat weer in mijn hoofd rondspoken. Gisteren, vlak voor de middag, ontving ik een mail dat niets aan duidelijkheid overliet. Het afspraakje was snel gemaakt. Via de bloemenwinkel – het werden mooie zonnebloemkleurige rozen van de groenteman – naar Gerard gefietst. Hij zit op de bank en blijkt een schaduw van zichzelf. Nog vijfenveertig kilo schat hij zelf: “Knuffel mij niet al te stevig, anders gaat het overal kraken”, heeft Gerard tegen zijn kinderen gezegd. Zijn humor is nog niet door de kanker weggevaagd. En inderdaad, als ik mijn hand op zijn schouder leg voelt dat als een zak aanmaakhout. Vorige week donderdag kreeg hij de uitslag van het onderzoek. Dat loog er niet om: alvleesklierkanker met uitzaaiingen. “Ja jongen, nu kun je me nog zien want ik houd geen kijkdagen!” Het is alsof hij raadt dat ik mij afvraag hoe lang hij dit nog kan volhouden.
Op de dijk haalt een opvallend grote groep stokwandelaars mij uit mijn peinzen. Ik ben verrast want ik had stellig de indruk dat Nordic Walking op z’n retour was. Het werd snel een grote rage. Er kwamen speciale wandelpaden. Kennissen van ons gingen meteen op les en schaften zich een professionele stokwandel outfit aan: aangemeten poles en dopjes voor verschillende wandelondergronden. Inmiddels geen enthousiaste verhalen meer en wij zien nog sporadisch een Nordic Walker. De keuvelende groep ben ik net gepasseerd als het gedrag van twee wielrijders mijn aandacht trekt. Wellicht ook afgeleid, doet een van hen zijn uiterste best zichzelf en zijn rijwiel op het asfalt te houden. Het voorval doet mij denken aan een incidentje in Medemblik. Het is zomer, 1965. Ik fiets op een singel die overgaat in het Keern om nog snel voor de bouwvakvakantie een collega te bezoeken die aan de Westerhaven woont. Automobilisten worden ter plaatse door belijningen gewaarschuwd voor invoegende (brom)fietsers. Ik vertrouw op de effectiviteit daarvan, maar dat voorkomt niet dat ik bijna in botsing kom met een VW-busje. Bijna, niet helemaal. Ik verlies mijn evenwicht doordat ik krapper moet bijsturen en dreig tegen het busje te vallen. Mijn stuur raakt het gepoetste blik en ik kleef tegen de blauwe lak als een vlieg aan een vliegenvanger. Telkens kom ik los, maar zit vervolgens weer vast. De chauffeur heeft mijn gezelschap gelukkig door. Hij reageert woest op het zien van rijen scherpe deukjes, gemaakt door stuur, handrem en trapper. Afgezien van extra adrenaline heb ik niks. Zo te zien valt de schade aan de wielrijder op de dijk ook mee, hoewel zijn kameraad hem pest vanwege zijn onhandige gedrag.
Ook chemotherapie zal geen verbetering brengen. Gerard wil graag met Ria, kinderen en kleinkinderen, zijn laatste dagen bewust en in harmonie doorbrengen. Dat wil hij niet in de war schoppen door zo’n kuur. “Langer voortleven maakt de kwaliteit niet beter” meent Gerard stellig. En uiteraard heeft hij helemaal gelijk. Ik bewonder Gerard’ moed en zeg hem dat ook.
Bij het afscheid moet ik beloven, aan “..al degenen die ik lief had…” te vertellen hoe het met hem is. Het is weinig dat ik voor hem kan doen.

vrijdag 20 januari 2012

Klapspeer

vrijdag 20 januari 2012  Het verkeer op de Van Heemstraweg belet mij over te steken, zodat ik voor mijn hardlooprondje de Kloosterstraat neem. Al direct na de rotonde, waar een automobilist zijn bolide over de tenen van mijn linkervoet probeerde te sturen, duwen de regen en het grauwe licht van deze slappe winterdag de barometerwijzer van mijn gemoedsrust naar depressie. Ook de naakte bomenrij langs de Dwarshommelstraat doet daaraan mee. Ik doe mijn best om optimistische gedachten te vinden, onder aanvoering van de column van Thomas Verbogt, waarin hij de therapeutische opmerking maakt dat moed – dat geldt dus ook voor optimisme – in jezelf te vinden is, en van Riky zelf. Zij blijft moed, vertrouwen en optimisme uitstralen. Ondanks het nauwelijks te verwerken bericht dat er een grote en een kleine cyste in haar buikholte groeien waarvan de arts niet kan zeggen dat ze goedaardig zijn: in de kleine spreekkamer zweefde de schaduw van het ka woord langs ons heen. Nog een hele week wachten dan horen we misschien meer, minstens wanneer de chirurgische verwijdering zal plaatsvinden.
Ik bewonder mijn lief en doe mijn uiterste best haar te steunen door ook blijheid te vinden. En wonderwel komen er twee prettige herinneringen boven. Vanmorgen maakte ik kennis met een energiek jongmens die ons – de provinciale werkgroep van Zonnebloem LinQ – wil komen versterken. We zaten dicht bijeen in het nieuwe filiaal van Starbucks op het Nijmeegse station. Zowel de koffie als de kennismaking bevielen mij en volgens mij ook Casper (niet die van de drie koningen, maar van het spookje.) Het tweede betreft de nieuwe burgemeester van Beuningen. Carol van Eert begint al op twee april in ons dorp aan deze klus. Zijn naam kwam mij bekend voor. Na lezing van het artikel van de hand van Menno Pols, in de Gelderlander van deze morgen, heb ik het gevoel dat Carol al een goede kennis is. Het maakt mij blij dat hij de goede politieke kleur heeft aangenomen. Leuk is ook dat zijn vrouw in de Pompekliniek werkt zodat aan hun keukentafel regelmatig ervaringen met tbs’ers langs zullen komen, zoals dat bij ons ook jarenlang het geval is geweest.
Waarom klapspeer als titel? Riky vertelde mij dat zij haar mailtjes over het slechte nieuws liefst onder de titel ‘… met peren’ had geschreven. Zo’n ka woord was wat haar betreft op z’n plaats geweest maar past haar niet en dus gebruikte zij iets neutraals. Daarom dacht ik aan klapspeer, en dan bedoel ik de pyrus communis ‘Clapp’s Favorite’, temeer omdat de fabricage van de nieuwe oogst op ditzelfde moment gaande is. Hé, een derde optimistisch stemmende gedacht op de valreep!
Ja, ik verlang naar zo’n lekkere verse peer van Clapp’s, wat zou ik daar op dit moment graag een grote hap uit nemen: het zoete sap voel ik al over mijn lippen stromen.

woensdag 18 januari 2012

Poedelprijs

dinsdag 17 januari 2012  Het bericht van het overlijden van Piet Römer tekent een grijs randje om deze datum. Evengoed is het een voorrecht om midden op deze prachtige winterse dag, zomaar een eindje hard te lopen. De sloot langs de Tempelstraat belooft een mooie natuurijsbaan. De basis ligt er, een vlak spiegelend laagje. Maar op de nevengeul langs de dijk is geen sliertje ijs te bekennen. Het zal dus stevig moeten doorvriezen willen we binnenkort daarop krachtig rondjes trekken.
Bij de middagboterham werden we verrast door een mededeling in het radioprogramma Lunch. Het betrof een voorstel van Steven Spielberg met betrekking tot filmprijzen. Persoonlijk ben ik niet geïnteresseerd in dat fenomeen, hoewel ik weet dat er tientallen prijzen bestaan. Voor de beste acteur of actrice, voor het beste filmscript, de beste kusscène (kun je het nog gekker bedenken?), beste filmmuziek. Enzovoorts. Daar wil Steven er graag een aan toevoegen, namelijk voor het best acterende dier. Dit wekte direct de spot van de Lunch-discussiegenoten en de vraag hoe die prijs dan moet worden genoemd. Poedelprijs, vond de deskundige: lachen geblazen! Gevat weliswaar, maar niet correct want deze vrolijke reactie slaat op het, vaak waanzinnig, getrimde huisdier. Terwijl de poedelprijs wordt gegund aan de speler die de meeste missers oftewel poedels maakte.
Onder de verkeersbrug is het druk. Veel kijkerspubliek vandaag. En dat is niet verwonderlijk omdat de bouwers bezig zijn met het opschuiven van het Ewijkse brugdeel richting Waal. Op de terugweg peins ik verder over Steven' suggestie. Nu de filmprijzenregen toch bestaat, is het zo gek nog niet ook dieren voor hun acteertalent te belonen of aan te moedigen. Het sluit volgens mij mooi aan bij de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek naar het inlevingsvermogen van dieren. Vastgesteld is dat dieren, ik meen dat het om ratten gaat, mee kunnen voelen met soortgenoten en hulp bieden als een ander in nood verkeert. In deze tijd van economisch navelstaren vind ik dit een optimistisch stemmend resultaat. Maar dat terzijde.
Misschien wordt het 'doen-alsof-talent' van dierenacteurs extra geprikkeld als zij in het bijzijn van hun soortgenoten worden gehuldigd. Maar dan wel nadat zij gezamenlijk de filmpremière hebben meegemaakt! Een dier kan een ander dier zelfs trainen in het aanleren van nieuw gedrag. Echt! Kort na mijn zeventiende verjaardag vond ik pension bij een collega huisschilder in Medemblik. Ik verwierf kort voor of nadat ik in het piepkleine slaapkamertje was getrokken, een Agapornis Personatus. Ofwel een dwergpapegaai. Het is een slim diertje. Op mijn eerste vraag: “Hoe zal ik jou gaan noemen?”, houdt hij zijn zwartgemaskerde kopje scheef, kijkt mij met witomrande, glimmende kraaloogjes aan en krast langs zijn knalrode snavel: “Porrrkie!” Ik zie dat hij het serieus meent, dus blijft het Porrrkie. Wouter, mijn collega en kostbaas, heeft een koningspoedel. Dat dier is zo groot dat het met gemak zijn neus op de eetkamertafel kan leggen. Bedelen is namelijk een activiteit die hij feilloos en effectief toepast. Niet prettig vind ik, zoals het ook niet fijn is om hem over zijn geschoren, stijve en aanstellerige krullenvacht te aaien. Porrrkie ziet de komst van dat pelsdier wantrouwend aan. Hij wendt voor dat ie er niet is en ik steun hem daarin. Nu verschuilt hij zich achter de suikerpot en wacht rustig af totdat de poedel zijn gulzige snuit op tafel schuift. Voor de hond en zijn natte neus komt de vlijmscherpe haksnavel als uit het niets. Na deze eerste harde les en enkele herhalingen met een steeds gewijzigd script, heeft het vorstelijke dier dat nare bietsen voorgoed opgegeven.
Nu ik dit hier neerschrijf realiseer ik mij dat Porrrkie ook mij iets leerde. Namelijk om antipathie te voelen voor poedelhonden!

zaterdag 14 januari 2012

Schoothondje

vrijdag 13 januari 2012  Ik kan mij voorstellen dat studenten politicologie vandaag moeilijker hun studierichting bekennen. Want weer toont de politiek haar meest platte zijde. Het PVV-statenlid Cor Bosman mailde aan al zijn politieke vriendjes een walgelijke, racistische opmerking over zijn stadgenoot en opponent, PvdA-statenlid Selçuk Ozturk. In alle vrijheid of argeloosheid, want de Limburgse Statenfractie ziet in zulk gedrag geen reden hem buiten de club te zetten. In die kringen is zulk gedrag gewoon. Daar houden zij niet van schoothondjes.
De noordwestenwind pakt mij op de dijk stevig aan en voelt koud. Ik weet waarom dat is. De politiek daarentegen opereert meestal stiekem. Nu deze escapade van Cor bekend is geworden nemen de media de verantwoordelijken stevig op de korrel. Daardoor horen wij hun au. Wat doen zij? Bosman wordt alsnog met uien naar het dak verwezen. Snel, uit het zicht van de Limburgse kiezers. Zo denkt men de schade te beperken en gaat over tot de orde van de dag.
Van mij hoeft een politicus niet direct een rode kaart als hij of zij een uitglijder maakt. In het geval van het Limburgse Statenlid is dat anders. Hij is onderuit gegaan in het vuil dat hij zelf op het speelveld deponeerde. Eerder was er één – alweer van die partij – die een bezoeker van een Haags café groggy sloeg. Kan gebeuren met drank in de man. Tekent het kaliber van de persoon, meer eigenlijk niet. Persoonlijk ben ik ook niet altijd braaf geweest. Zo moest mijn vader zich op geitenwollen sokken, zijn klompen moest hij achterlaten in het hossie[1], bij de burgermeester van Spanbroek thuis verantwoorden. Omdat ik diens zoon een tand uit de mond had geslagen. Dat zit zo: ik zit in de vijfde klas van de lagere school. Nico, mijn broertje in klas twee, bezit een weelderige bos rood haar. Hij loopt, omdat de schoolbel dat toestond, vrolijk voor mij uit. Aan de straat zal hij op mij wachten om samen naar huis te gaan. Mijn vriend Hans en ik zijn net het lange schoolpad afgeslenterd als wij een geweldige herrie horen: er wordt gevochten! Dat veroorzaakt opwinding, wij zijn namelijk jongens. Mijn jongere zusje Ria, nog veel meer en mooier rood haar, trekt aan mijn arm en gilt iets als: ‘Die joôn zit Niek vreselijk te treiteren om z’n haar!’ Dan pas zie ik dat mijn broertje, die ongelofelijk driftig worden kan, met een veel grotere jongen knokt. Dat ontsteekt mijn woede. Ondersteunt door een flinke portie adrenaline, trek ik zijn tegenstander aan diens mouw naar mij toe, haal uit en laat mijn vuist in zijn gezicht landen. De jongen wankelt gillend achteruit. Het is Peter Komen, mijn papperige klasgenoot wiens vader burgemeester is. Mijn woede is nog gaande dus moet ik hem hard onder zijn reet schoppen. Ik spuug hem toe dat hij een lafaard is. Hij spuugt schuimend bloed en een stukje tand, en schreeuwt huilerig: ‘Je zult er meer van horen!’, of iets van die strekking. Mijn vader wist wat er speelde. Het verhaal werd na schooltijd in geuren en kleuren verteld: ‘En Moe, Sieme vloerde ‘m in één klap!’ Ik heb geen idee hoe het onderhoud met dé notabele van het dorp is afgelopen. 
Laurence Stassen, voorzitter van de Limburgse PVV fractie, neemt zelf geen verantwoordelijkheid voor haar houding ten tijde van het incident. Cor verontschuldigde zich toch? Nu, maanden later, omdat wij het weten, is dat niet voldoende. Politiek, bah! 
Het zou mij teleurstellen als jij sympathie voelt voor de PVV. Ik voor mij houd het bij Job Cohen en zijn partij. Ook al zien sommigen hem als een schoothondje. Dat geeft niet, zolang hij ons schoothondje is. 

[1] Westfries voor een overdekte ruimte bij de voordeur.

woensdag 11 januari 2012

Canicross

dinsdag 10 januari 2012  Toen ik de klink van de achterdeur omlaag duwde, werd ik met vrolijk geblaf begroet. Jenny en Rex voerden weliswaar de boventoon, maar ook het nestje van Jenny liet zich al duidelijk horen. Nico, mijn Zonnebloemvriend die afgelopen vrijdag vijfenzeventig jaar is geworden, begroette mij vanuit de woonkamer zoals gewoonlijk: ‘Ha, ben jij daar grote vriend?’ Terwijl ik hier langs de gezwollen rivier loop denk ik verwonderd terug aan die kleine gebeurtenis van vanmorgen. Hoe kan het, zo vraag ik mij af, dat Nico altijd zo optimistisch is en meestal vrolijk, terwijl die vreselijke ziekte hem letterlijk van zijn adem beroofd en bovendien zijn lichaam langzaam maar zeker sloopt.
Het water in de Waal staat zeker een meter hoger dan de laatste keer dat ik hier liep. Rivier en uiterwaarden vormen nu een bijna ononderbroken waterlandschap. De Waal is stilletjes tegen de dijk opgekropen. Ter oriëntatie steken bomenrijen en delen van hekken en informatieborden, boven het water uit. Ook de nevengeul is door de Waal weggegomd. Hier op de dijk, zie ik een man met een aangelijnde hond voor mij uit joggen. Sinds ik erover las zie ik voor het eerst iemand canicrossen. Canicross, overgewaaid uit Canada, is een nieuwe loopsport waarbij jogger en hond een team vormen. De bedoeling is dat jouw huisdier je loopsnelheid met drie tot acht kilometer per uur verhoogt. Gezien het tempo waarmee ik op dit koppel inloop betwijfel ik dat ik met een canicrossspan te maken heb. Op mijn vraag of hij zichzelf en zijn hond voor deze nieuwe sport traint antwoordt hij ontkennend. Van canicross heeft hij nog niet gehoord. De flink uit de kluiten gewassen Boxer, Jack is zijn naam, maakt op een nette manier uitgebreid neuscontact met mij, onderwijl ik zijn baasje bijpraat. 
Nog maar net onder de verkeersbrug door, ik moest wel goed opletten om niet in de modder uit te glijden (wat maken die brugbouwers er een blubberbak van!), zie ik dat de binnendijk, die van hier naar de Waal en vervolgens in een boog naar het dorp Winsen voert, nog droog is. Impulsief besluit ik vandaag die route te nemen. Zoals verwacht ziet de waterwereld er vanaf deze bijna verdronken dijk totaal anders uit: rondom niets dan water! Ik ben benieuwd of ik het hele extra traject kan aflopen. Ver voor mij uit staat een jogger zich te strekken. Hij of zij steekt felblauw af tegen grijs water en dito hemelgewelf. Daar roept de Waal ook mij een halt toe: wil ik door, dan moet ik zwemmen. Het is leuk even mee te strekken en oppervlakkig kennis te maken. Ik meen te begrijpen dat hij traint voor de Marathon van Egmond. Ook hij hoorde niet eerder over canicross.
Via het verdronken land krijg ik een beter en indrukwekkender beeld van de nieuwbouwbrug. Om toch aan en bij de brugpijlers te kunnen werken gebruiken de bouwers kleine bootjes. Een aantal ligt klaar bij een mobiele aanlegsteiger. 
De Calloway stier, die sinds een aantal maanden in een weilandje nabij de volkstuintjes aan de Hommelstraat staat, kijkt mij triestig na. Sorry jongen, ik kan jouw eenzaamheid in dat vertrapte natte weitje niet verzachten! Vooral sinds ik over de boer en zijn zoon las, die door een stier als jij werden gedood, zal ik eerst tot duizend tellen voordat ik mij in de nabijheid van jouw enorme horens waag.
Als ik de Tempelstraat weer inloop valt mij in dat ik Bonkie, het enige langharige reutje uit het nest van Jenny, zou kunnen kopen. Dan zou ik zelf kunnen ervaren hoe canicross voelt. Of zou een Chiwawa daarvoor toch te klein zijn?

zaterdag 7 januari 2012

Brokstukken

vrijdag 6 januari 2012  Ik ben de hele dag al een beetje de weg kwijt. Voor mijn gevoel zou het vandaag zondag moeten zijn. Dat heeft misschien te maken met het vieren van mijn verjaardag, maar het kan ook best zo zijn dat Driekoningen daaraan debet is. Vroeger heerste op zes januari zondagrust, behalve natuurlijk voor degenen die in een vol continue bedrijf werkten. Als kind twijfelde ik tussen eerste kerstdag en Driekoningen, als het er om ging welk feest mij het liefst was. Ik meende namelijk zeker te weten dat de wijzen; Caspar, Melchior en Balthasar, Hem herkenden en aan ons duidelijk hebben gemaakt dat het kind Jezus de ware verlosser is. Degene waarop wij, de mensheid, zo lang hebben gewacht.
Eindelijk, op de ochtend van de zesde januari, mogen de kameel, kameeldrijver, en de drie wijzen met aan de voet hun overbekende geschenken, de plaatsen innemen van de herders en hun schapen. Zij hebben immers lang genoeg in en bij de kerststal gebivakkeerd. Het gaat om één dag, want de morgen wordt de kribbe weer naar de zolder gebracht en verdwijnen alle figuranten, zorgvuldig ingepakt om volgend jaar, nadat Sinterklaas alweer bijna vergeten is, op kerstavond opnieuw onder onze ademloze belangstelling tevoorschijn te worden gebracht. Toen ik nog Siempie was, zag ik juist in dit lange wachten het ultieme bewijs dat de dag van de koningen belangrijker is dan de geboorte. Als Zij ons niet over hun vondst hadden verteld, hadden wij nooit van deze Geboorte gehoord!
Op ´De dag dat Kameel zijn ongeluk krijgt´ ben ik al vroeg op. Drie of vier van ons hebben dezelfde gedachte en wij spoeden ons zo snel onze blote voeten ons kunnen dragen de steile houten trap af, over de koude, vochtige natuurstenen van de gang en het graniet van de keuken, naar de nog duistere huiskamer. Daar, op het met groen crêpepapier beklede dressoir, staat de met maagdelijk wattensneeuw gedekte kerststal: een miniatuurtafereel compleet met schapen, herders, engel, herdershond, os en ezel, de kribbe met het kindje, jozef, maria en, op bescheiden afstand van de stal, de drie koningen, de kameeldrijver en de kameel die tegelijk ook de grootste figuur is. Volgens mij heb ik de kameel als eerste in mijn knuistjes. Hoe het precies in zijn werk gaat weet ik niet, maar wel dat de gipsen figuur uit mijn handen glipt, op het karpet stuitert en breekt. Daarna is het stil en deinzen wij ontzet terug van de landingsplaats: diepe ellende!
Met Velpon werden de brokstukken aaneen gevoegd. Aan de vele gelige ribbelbarsten in de kamelenhals zag ik later dat dit ongelukje niet op zichzelf stond.
Vlak voordat ik aan mijn hardlooprondje begin probeer ik een retourvlucht te boeken bij Wizzair. Graag willen wij getuige zijn van het huwelijk van Jesse en Rima. Dit gaat komende zomer plaatsvinden in Litouwen, het geboorteland van Rima. Mijn creditcard blijkt onbruikbaar, ondanks ik het succesvol gebruikte voor de heenvlucht met Ryanair. Via de mail wordt mij verteld hoe ik als alternatief via een bankoverschrijving kan betalen. Binnen vierentwintig uur. Het nummer voor internationale betalingen wordt niet geaccepteerd het andere wel, maar roept een zeker wantrouwen bij mij op.
Ik wil niet opnieuw brokken maken en bel met de bank, maar kom geen stap verder. Wat een getob! Ik besluit maar te gaan rennen. Morgen komt het aanstaande bruidspaar en zullen we overleggen: als er brokstukken zijn, ze worden vast en zeker gelijmd!

woensdag 4 januari 2012

Bulderen

dinsdag 3 januari 2012  De waarschuwingen gedurende de hele dag maken duidelijk dat we, in ieder geval vandaag, diep in de herfst zijn gedoken. De winter lijkt nog ver weg en ook de daarmee samenhangende vrolijkheid, nog extra benadrukt door grijze tinten en het zwakke licht. Gelukkig is ons huis – en dat van de meeste mensen om ons heen – nog volop getooid in kersttenue met de bijbehorende lichtjes. Vlak voor ik me toch maar voor mijn hardlooprondje kleed, lees ik op NU.nl bovendien een vrolijk stemmend bericht: Pink Floyd gaat weer in volle bezetting spelen! We moeten er nog wel even op wachten, namelijk tot de slotceremonie van de Olympische Spelen in augustus, maar hebben wel iets om naar uit te zien!
De onstuimige wind en de regenbuien, en enkele in de omgeving te posten brieven, zijn aanleiding om een andere route voor mijn hardlooprondje te kiezen. Dit keer langs de Van Heemstraweg naar Ewijk en van daar naar de verkeersbrug. Ik ben dan meer beschut tegen de wind. Mijn nieuwe regenjasje, een verjaarscadeau voor overmorgen, komt nu wel heel goed van pas! En eerlijk gezegd, zonder deze extra bescherming zou ik er vandaag van hebben afgezien. Ik kom dan ook geen enkele jogger tegen. Wel een paar mensen met een tegendraads huisdier en, wonderlijk genoeg, twee tienermeisjes met hun pony’s: de paardenliefde moet bij hen wel erg diep zitten! Een van hen tref ik met haar dier aan, bij de onderkant van de trapopgang naar de verkeersbrug, weggedrukt in de struiken. Voor mij ziet het er uit alsof zij het ruige paardje slechts met moeite rustig houden kan. Op mijn vraag of zij misschien problemen heeft, antwoordt zij verlegen maar ontkennend. Aan haar gedrag zie ik dat zij zich verschuilt, dat zij verstoppertje speelt! Haar vriendin bevestigt mijn vermoeden. Ik kom haar net voor de vroegere dijkwoning van de familie Zilverschoon tegen. Ik heb mij intussen gewapend tegen haar vraag: “Heeft u mijn vriendin misschien gezien?” Want ik zal haar niet verraden! Maar zij stelt haar niet. Te verlegen, denk ik.
Op de dijk krijgt de wind mij een paar keer bijna te pakken. Het geeft mij een euforisch gevoel en brengt mij terug naar de vakantie van 1979 in Nieuwpoort. We hebben pech, al veel dagen zijn min of meer verloren door slecht weer. We zijn al een keer naar het IJzermonument geweest, en naar de Boeteprocessie wezen kijken, maar de kinderen willen elke dag een paar uurtjes naar zee. Zo ook vandaag. Als ik de gordijnen openschuif is duidelijk dat het niet meer droog zal worden. Echt weer om ‘aardappelkistjes te timmeren’, denk ik, maar dat terzijde. Wij – vier kinderen en vier volwassenen – zijn gehuisvest in een paar kleine hotelkamers. Zon, regen, kou of harde wind, het maakt niet uit, we moeten naar buiten en zoals gezegd, die zeebelofte staat. Laarzen en regenjassen moeten ons droog houden. Een aantal van ons, waaronder de dames, zijn uitgerust met regenkapjes. Van die kekke gestippelde stukjes plastic die, als een harmonica in een krap hoesje gevouwen, stevig onder de kin worden geknoopt. Het is ons nauwelijks gegeven om te lopen. Maar we gaan en trotseren de elementen, dagen deze als het ware uit! Heerlijk. Buitengewoon. De wind, de branding, striemende regenvlagen, zij vechten om de overhand. Wij doen niet mee maar proberen onze eigen koers te kiezen. Soms lukt dat. De kleintjes houden we stevig aan de hand om ze niet aan de branding te offeren. Gezellig kletsen? Nee, in dit woeste weer zijn we volkomen op onszelf aangewezen. Fantastisch!
Soms loop ik met mijn muziekdoosje op mijn oren. Daarin meestal iets van Pink Floyd of Roger Waters. Vandaag heb ik het niet nodig: het gebulder van de wind en de toekomstige beloften zijn ruim voldoende.