maandag 28 augustus 2017

Uniek

Rond de kruising van de Tempelstraat met De Balmerd staat het vol met geparkeerde auto's. De oorzaak daarvan laat zich gemakkelijk raden: het schoolplein van de voormalige basisschool De Kameleon is vrolijk versiert met vlaggetjes en ballonnen. Het is niet alleen de eerste schooldag maar bovendien gaat De Kameleon vanaf vandaag verder als De Vuurvlinder vanwege het samengaan met De Fontein. Een Vuurvlinder is sterk, maar ook uniek en een pionier. Een goede naam voor een school, vond directeur Peter Kock. 
Bevrijd van alle drukte keer ik terug naar de vlinder die ik vanmorgen in de keuken aantrof. Geen vuurvlinder weliswaar, en zelfs geen echte vlinder, maar evengoed een mooi beestje en ook een pionier want hij is vanuit Japan naar ons land gekomen. Wasachtig glanzende witte vleugels met een bruine rand. Het insect zat, meer dood dan levend op het aanrecht. Eerder vond ik een soortgenoot op het raam maar voordat ik terug was met mijn camera was hij alweer gevlogen (diezelfde dag postte mijn buurvrouw, Alice, een berichtje met een foto van waarschijnlijk hetzelfde exemplaar, op Facebook.) 
Deze keer bleef de motvlinder zitten, onverschillig voor wat er met hem zou gaan gebeuren, maar een mooie foto zat er niet in. Het had niet meer de kracht om zijn vleugels helemaal uit te strekken, maar wel voldoende voor mij om hem te kunnen herkennen: een buxusmot. Ik heb het opgepakt en buiten gezet hoewel ik weet dat de familie Cydalima Perspectalis momenteel veel schade in ons dorp veroorzaakt. Net als alle exoten is de buxusmot – die vanuit Azië waarschijnlijk op een aantal waardplanten naar Europa is gelift – lastig te bestrijden. Daarom kiezen tuinliefhebbers meestal voor rooien (afgelopen vrijdag wandelden we langs diverse gft-containers barstensvol gerooide buxusstruikjes die gedeeltelijk zijn kaalgevreten door de felgroene rupsen.)
Waarom het ongewone leven van vlinders en motten bij mij een beetje op de achtergrond is geraakt weet ik niet, terwijl hun metamorfose van ei naar rups naar vlinder toch op z'n minst een buitengewoon boeiend proces is. Feit is dat ik mij altijd onmiddellijk aangetrokken voel door iets nieuws, door iets dat ik nog niet ken en liefst in ongeveer dezelfde categorie valt als de levenscyclus van vlinders en andere gevleugelde insecten. Zo las ik onlangs over het bizarre parasitaire leven van een in zee levende pissebed. Hij zwemt via de kieuwen van gewoonlijk baarsachtigen een vissenbek binnen, bijt zich vast in de tong en zuigt vissenbloed. Op den duur sterft de vissentong af en neemt de pissebed (Cymothoa Exigua) de functie van de vissentong over en verandert uiteindelijk in een vrouwtje. De veel kleinere mannelijke pissebedden houden zich in de buurt van geparasiteerde vissen op en bevruchten de pissebed-tong, die daarna geregeld verse larven uitspuugt, welke op hun beurt weer een vissentong opzoeken. Na het bekijken van een Youtube-filmpje met een opname van een uitgesneden nog levende pissebed-vissentong geef ik bij nader inzien toch maar de voorkeur aan vlinders en motten.
Al dat blik op de stoep dwing mij uit te wijken naar de straat zodat ik op mijn beurt een achteropkomende automobilist dwing zijn snelheid te verlagen. Ik voel diens ergernis terwijl ik in een rustig tempo joggend – ik zit nog in de opwarmfase – mijn hardloop-oefenrondje voortzet.


dinsdag 22 augustus 2017

Boekenplank

Het probleem is geklaard zoals ieder raadsel uiteindelijk wordt opgelost, hoe dan ook. Het antwoord op de onderhavige kwestie – een drabbig ondergelopen warmhoudplaatje van het koffiezetapparaat – liet enige weken op zich wachten hoewel het zich al die tijd en steeds opnieuw vlak voor onze neuzen afspeelde. 
Terwijl ik afwisselend over de Kloosterstraat, Dwarshommelstraat en Hommelstraat wandel en ren gaan mijn gedachten weer terug naar het laatste bezoekje aan mijn oude vriend. Zijn voortschrijdende leeftijd ontneemt Wim steeds meer. Naast elkaar op de bank zittend, we hebben onze lege koffiekopjes weer terug op de schoteltjes gezet, zie ik hem worstelen om een antwoord te vinden. Het geregeld in onze gesprekken terugkerende driedelige kaststel bovenop de rozenhouten buffetkast kijkt onverschillig zwijgend op ons neer en de lidcactus terzijde, een cadeau bij zijn vijfennegentigste verjaardag, bijna drie jaar geleden, laat zijn leden rimpelend en neerslachtig hangen. Ook op de bank valt een stilte waardoor Wim weer onrustig wordt. Hij trekt zijn schouders op, heft zijn armen en drukt zijn handen tegen de zijkanten van zijn hoofd en verzucht ‘Ik weet het niet meer!’, als in antwoord op een vraag die ik hem nog niet stelde. Precies op dat moment zie ik de toekomst, zie ik het bijna voltooide leven van mijn vriend door zijn hoofdhuid schemeren en heb ik het gevoel dat ik weet wat de schrijver van De roekeloze buiteling, in ‘Lot Weeda’, een roman van Maarten ’t Hart, zag bij het zien van een foto van een vrouw die slechts drie dagen na de opname overleed: ‘Maar ze ziet eruit alsof ze op ieder moment de hoek om kan gaan, en alsof ze daar vrede mee heeft.’
Het lijkt erop dat Wim steeds meer vergeet. Nee, dat is het niet helemaal. Het is meer alsof er in zijn geheugen onvoldoende ruimte is voor nieuwe ervaringen zoals je op een overvolle boekenplank geen boek meer kwijt kunt; de boeken op de plank blijven beschikbaar maar die waarvoor geen plaats is raken spoedig verloren. Zo lijkt het ook met de geestelijke boekenplank van Wim gesteld. Wat tijdens reeds langer voorbije jaren is voorgevallen kan door hem nog worden herinnerd, spontaan of met moeite, maar verse kennis raakt zoek. Ik vraag mij af hoeveel informatie hem beklijft. Via een omweggetje kom ik erachter dat hij nog maar weinig herkent van hetgeen ik hem tijdens ons eerste kopje koffie vertelde, terwijl dat nieuwtje zelf hem bijzonder leek te interesseren! Ook ontdek ik dat hij niet kan zeggen in welke maand we leven zonder zijn tafelagenda te inspecteren.
Het raakt me, Wim’ twijfel en onmacht om bij te willen dragen aan onze samenspraak. Ik neem even zijn handen in die van mij en verbaas mij over de warmte en de zachtheid daarvan. Hij fleurt weer helemaal op als ik hem voorstel onze kopjes nog een keer te vullen. Bij het inschenken blijkt het warmhoudplaatje opnieuw te zijn overgelopen. We definiëren de troebele nattigheid als koffie, inspectie van het waterreservoir levert dan ook niets op maar als ik de lege glazen koffiekan in het binnenstromende daglicht bij het raam bekijk zie ik rondom een haar-dunne lijn zigzaggen. De barst komt in de bodem samen in een ster. ‘Ziedaar de boosdoener, Wim!’
Vandaar dat tweede koffiezetapparaat dat al enkele weken klaarstaat. Niet nieuw weliswaar, maar wel geschikt voor twee personen. Met enige spijt trek ik de stekker van het kapotte toestel uit het stopcontact, alsof we daarmee definitief een fase afsluiten; ieder kopje koffie dat we samen dronken werd immers met dit apparaat gezet. 
Het is een groot geluk dat mijn oude vriend ondanks hem ontvallende vaardigheden zijn dagelijkse weg zelfredzaam vindt, weliswaar met dank aan de onveranderlijkheid van zijn appartement en interieur en ingesleten patronen en gewoonten. Zijn agenda herinnert hem aan noodzakelijke afwijkingen in de dagelijkse gang van zaken. Als afsluiting van dit bezoek noteer ik daarin mijn volgende bezoekje.



woensdag 16 augustus 2017

Vertrouwen

De foto waarop onze jongste kleindochter is afgebeeld staat op mijn netvlies sinds haar moeder, Rima, het afgelopen donderdag via de familie-app postte. Een vijf weken oude baby kijkt vanuit het gsm-schermpje vrijmoedig de wereld in. Iedere grootouder zal verrukt zijn, laat staan wij, haar echte en enige grootouders. We tonen het trots aan ieder die het wil zien.
De dag dat we naar het VUmc reden om Felizia te verwelkomen, vandaag zes weken geleden, voelt als gisteren. Daar aangekomen gaven we ruim baan aan twee vrouwen en een man die ons tegemoet kwamen toen we dwars door de entree naar de liften liepen. Ik zie nog hun gezichten, die oogden alsof er veel verdriet onder was geveegd als stof onder een deurmat. Een groter contrast tussen hun en ons gevoel op die dag is niet mogelijk. 
Het is nog vroeg die vijfde juli, als we navraag doen bij de receptie van de kraamafdeling nadat ons op de afdeling verloskunde is meegedeeld dat onze schoondochter daar op een uitslaapkamer verblijft. Volgens de receptioniste rust zij nog steeds dus zoeken we het naastgelegen koffiehoekje op. Het is vreemd daar weer te zitten na die spannende dagen die voorafgingen aan de veel te vroege geboorte van Samuel, vanaf vandaag Felizia’ grote broer. Ik schenk koffie uit dezelfde pompthermoskan onderwijl Riky onze zoon Jesse belt. Waar ik ook kijk, er lijkt niets verandert of het moet zo zijn dat het bankje met zijn ronde buispoten nog meer happen uit de marmoleum vloerbedekking heeft gevreten. In dat hongerige bankje zit een man die oogcontact zoekt. Een nieuwbakken vader? ‘Mijn vrouw ligt ook uit te slapen,’ laat hij ons min of meer spontaan weten en 'Nee, ik ben geen aanstaande vader, mijn gezin is met vijf kinderen meer dan compleet!’
Aan zijn dialect te horen is de man afkomstig uit Friesland. Een huizenbouwer. Zijn vrouw rust uit na het wegnemen van een aantal flinke vleesbomen: ‘In haar baarmoeder was een dicht woud ontstaan!’, schertst hij. Terwijl we wachten vertelt hij ons over zijn zorgen vanwege de jaren aan zware arbeid die hem nog wachten en raken we verzeild in een filosofische verhandeling over de ontwikkeling van arbeid in relatie tot de technologische ontwikkeling in de naaste toekomst, die wordt onderbroken doordat Jesse zich om de hoek van een gang verderop laat zien. 
Onze kersverse vader-zoon wenkt ons nadrukkelijk. Nog op een afstandje laten we hem weten dat ons is opgedragen hier te wachten zolang Rima uitslaapt. Jesse vindt dat maar onzin en wandelt alvast de gang weer in. Wij volgen hem schoorvoetend maar worden gestuit door de receptioniste die ons blijkbaar scherp in de gaten houdt…
Even terzijde: vele jaren geleden wandelden we in ons dorp over het terrein van het nieuwe filiaal van McDonalds toen plotseling een krakerige vrouwenstem via een microfoon ons liet weten ‘Ik zie jullie wel!’
… daar denken we beiden aan terug als zij, zoals je met ongehoorzame kinderen doet, ons naar het koffiehoekje terugstuurt. Om mijn verlegenheid te verbergen schenk ik mezelf nog maar eens een kopje koffie in, maar dan verschijnt Jesse weer. Triomfantelijk wandelt hij langs de receptie met een klein zorgvuldig ingepakt bundeltje. 
Zo maakten we kennis met onze Felizia. 
Ik heb de foto inmiddels geprint. Onze kleindochter is daarop gehuld in een donkerroze badcape, een die voorzien is van een hoodie waarvan de rand is afgewerkt met een vrolijk bedrukte bies. Toen ik afgelopen donderdag Rima’ appje opende schoof, vanwege de gelijkenis, het wereldberoemde meesterwerk van Steve McCurry – ‘Het Afghaanse meisje’ – over de afbeelding van Felizia. Afgezien van hun leeftijd is er ook een belangrijk verschil. Is er voornamelijk achterdocht in de ogen van het Afghaanse meisje, de uitdrukking van de zacht en ingetogen glimlachende, vijf weken oude Felizia laat zien dat zij zich onvoorwaardelijk overgeeft aan haar toekomst. Ook wij zien die met vertrouwen tegemoet!



woensdag 9 augustus 2017

Gebeurd

Zoveel is zeker, in de luttele seconden die ik nodig had om mijn fiets bij de apotheek te stallen is er iets veranderd. Gewoonlijk staan er fietsen van wachtenden, brommers en ook wel scootmobiels. Ondanks, of dankzij, de fietsklemmen staan die fietsen er meestal kris-kras door elkaar, want ze zijn niet van het gebruiksvriendelijke type, die klemmen bedoel ik. Ze liggen erbij als uit de kluiten gewassen spiegelend gepolijste springveren, maar iedere fiets die daarin wordt geklemd riskeert geheid een gemene slag in het wiel. Toen ik er arriveerde stonden er geen rijwielen, niet in de springveren of elders her en der. Overigens ook geen scootmobiels, scooters of bromfietsen. Kortom, het pleintje voor de apotheek is leeg op die ene, na de verbouwing overgebleven, nog betrekkelijk jonge plataan na. Ik ademde de benauwde middagstilte in en voelde bevreemding.
Even is er de gedachte dat de medicijnenwinkel gesloten is, misschien omdat er geen verkeer op de naastgelegen rotonde en aanvoerwegen is, op het moment dat ik er mijn fiets stal. Inderdaad, niet in een van die onvriendelijke springveren, maar veilig op de standaard. Het dichtschuiven van het slot wijst me op de heersende stilte. In de plataan fluit geen vogel en zelfs de wind houdt haar adem in. Deze stilte voelt onwerkelijk aan. Terwijl ik de fietssleutel in mijn broekzak laat glijden probeer ik naar binnen te kijken. Niets. De apotheek zou inderdaad gesloten kunnen zijn, maar al spoedig stel ik vast dat de automatische schuifdeur open staat.
Als ik door de deuropening stap en mijn volgbeurt-bonnetje uit de dispenser peuter, stel ik vast dat er inderdaad iets is gebeurd. Of liever gezegd, dat er, op mijn eigen acties na, niets gebeurt. Terwijl ik in een stoel ga zitten is het alsof ik in een schilderij van Edward Hopper ben beland, met dit verschil dat de bartender achter de toog van 'Nighthawks' actief is terwijl achter de balie van deze pillenwinkel helemaal geen personeel zichtbaar is.
Buiten mijzelf zijn er nog vijf klanten aanwezig. Een jongeman wacht aan de meest rechtse desk, hij draagt een vuilgroen T-shirt, zijn jeans hangt zo laag dat zijn rode boxershort ruim zichtbaar is, samen met een advertentie voor Calvin Klein. Uiterst links staat een grote vrouw voorzien van een woest grijsblonde haarbos. In haar nek een rode strik als van de samengeknoopte halsbandjes van een verwassen, onder haar jurk verscholen badpak, zodat zij de indruk wekt dat zij op weg is naar zoiets als de Groene Heuvels. Die indruk wordt versterkt vanwege de door haar strakke kleding benadrukte dubbele zwembandjes. Twee stoelen van mij af zit een oudere man. Blote voeten in badslippers, zijn korte broek toont magere kuiten, zijn ogen verborgen onder de klep van een donkerblauwe pet. Naast de deur staat klant nummer vier tegen de wand geleund. Hij draagt een overhemd met lange mouwen in een herkenbare print, waarbij de binnenkant van de knoopsluiting in een contrasterende bedrukking is uitgevoerd (ik kocht een vergelijkbaar hemd enkele jaren geleden bij Aldi!) Naast mij, gescheiden door een tafeltje, zit een jonge vrouw. Zij bestudeert de glanzend grijze tegelvloer. 
Niets roert zich, niemand laat zich horen. De tijd staat stil. 
Na een rondje over de balie en langs alle klanten laat ik mijn ogen op het informatiebord rusten. Zes minuten, de wachttijd is zes minuten. Dan springt de klok in mijn vizier en terwijl deze verspringt gebeurt van alles tegelijkertijd: waar de wind daarstraks haar adem inhield laat de vrouw aan de andere kant van het tafeltje die van haar ontsnappen, in een langgerekte zucht, klaaglijk, alsof zij zeggen wil, zo is het genoeg, verschijnen drie medewerkers vanachter medicijnkasten en aflegtafels en wandelen twee nieuwe klanten binnen.
Terwijl ik het laatste stuk van mijn hardloop-oefenrondje wandelend afleg denk ik terug aan dit tafereel vanwege die leeggedrukte pillenstrip in de berm langs de Tempelstraat.



vrijdag 4 augustus 2017

Ganzenborst

Dwars tegen de rust op de Dwarshommelstraat in rennend beland ik voor een kort ogenblik bij de zwarte lijst van exoten. Het is door Niek dat ik aan de Unielijst denk die jl. woensdag door de EU werd aangescherpt, of eigenlijk vanwege de ‘horecapraktijkcursus’ die onze oudste kleinzoon volgt. Onze natuur staat onder druk van vele uitheemse planten en dieren waaronder de Nijlgans. Deze Afrikaanse vogel, die geen gans is maar verwant aan de Bergeend, heeft zich voorgoed een plaats in ons land veroverd. Letterlijk en figuurlijk want hij zit vol agressie ten opzichte van andere vogels. Zij verjagen zelfs roofvogels als Havik en Buizerd van hun nesten om die voor eigen gebruik aan te wenden! 
De noodzaak om de tijd bij te houden maakt dat ik mij nauwelijks uitstapjes kan permitteren, zelfs niet in mijn hoofd. Vier minuten slechts, na vier minuten rennen moet ik een paar minuten wandelen om overbelasting van mijn spieren te voorkomen. Amper verbeeld ik me de verwanten Bergeend en Nijlgans, als ik hen weer moet loslaten om mijn horloge te inspecteren: nog iets minder dan een minuut te gaan (eenentwintig, tweeëntwintig, drieëntwintig, vierentwintig, vijfentwintig … De volgende keer neem ik onze fipronil-vrije eierwekker mee!)
Op 7 augustus 2012 zag ik ze voor het eerst, het paartje Nijlganzen, in een stoppelveld langs de Hommelstraat. Zij scharrelden rond tussen honderden Grauwe Ganzen. Een opvallende verschijning, deze exotische vogels, zelfs vanaf betrekkelijk grote afstand was te zien dat zij hoog op de poten staan. Trotser, lijkt ook wel en krijgshaftiger, wat nog wordt benadrukt door de donkere kringen rond hun ogen waardoor je zou vermoeden dat ze in de strijd werden dichtgeslagen als je niet wist dat het bij deze vogels zo hoort. In de jaren daarna gebruikte dit of een ander paar een roofvogelnest in een van de bomen rond Slot Doddendael. Weken achtereen stonden deze ‘Afrikanen’ mijn komst over de Waalbandijk argwanend af te wachten alsof zij mij van nestroverij verdachten (zie ‘Reductie’.) Dit jaar kom ik ze overal in Beuningen tegen. Langs de overstortvijver aan de Tempelstraat wandelt bijvoorbeeld een paar met hun opgeschoten kroost. Daarvan vermoed ik dat zij (uitblinkend in genderneutraliteit kun je man en vrouw niet van elkaar onderscheiden) hun eieren op een plat gedeelte van het dak van het naastgelegen Den Balmerd Staete hebben uitgebroed.
       Langs de Hommelstraat zie ik iets opmerkelijks liggen, iets onconventioneels ook als het gaat om dierenlijkjes die je regelmatig langs de kant van de weg aantreft. Toevallig sta ik in de wandelstand zodat het kadavertje langzaam dichterbij komt. Niks exotisch of buitenissig. Dit stoffelijk overschot is van een van de onze. Wellicht heb ik hem horen timmeren toen hij nog in leven was, deze onfortuinlijke Grote Bonte Specht. Van dichtbij oogt het verenkleed fraaier dan hoog in een boom! Het vlekkenpatroon doet denken aan de winterjas die mijn moeder ooit vermaakte uit een waaraan mijn zus Lida ontgroeid was. Wat was ik daar blij mee! Tot ik ontdekte dat het eigenlijk een meidenjas was, want de ritssluiting – supermodern in die dagen, trouwens – sloot anders.
       Hoe moet het gaan nu onze exoten niet langer welkom zijn? Worden zij uitgezet, afgeschoten, steriel gemaakt? Vanmorgen las ik in de Gelderlander dat Waterschap Rivierenland de expansiedrift van invasieve planten, dieren en micro-organismen gaat bestrijden. Planten staan met hun wortels in de bodem, maar hoe beperk je de voortplanting van bijvoorbeeld Nijlganzen? Eten, ik zou zeggen, eten. Mooie gerechten als gekonfijte ganzenborst met venkel, daar is vast een markt voor. We slaan dan twee vliegen in een klap: terugdringen én bestrijdingskosten terugverdienen!
Jammer dat onze Niek zijn vakantiebaantje niet bij een sterrenrestaurant vond, maar bij fastfoodketen McDonalds. Hij heeft deze afgelopen week al vele burgers gebakken, maar naar ik vermoed was daar geen sappige nijlgansburger bij!