De dag dat we naar het
VUmc reden om Felizia te verwelkomen, vandaag zes weken geleden, voelt
als gisteren. Daar aangekomen gaven we ruim baan aan twee vrouwen en een man die
ons tegemoet kwamen toen we dwars door de entree naar de liften liepen. Ik zie
nog hun gezichten, die oogden alsof er veel verdriet onder was geveegd als stof onder een deurmat. Een groter contrast tussen hun en ons
gevoel op die dag is niet mogelijk.
Het is nog vroeg die
vijfde juli, als we navraag doen bij de receptie van de kraamafdeling nadat ons op de
afdeling verloskunde is meegedeeld dat onze schoondochter daar op een
uitslaapkamer verblijft. Volgens de receptioniste rust zij nog steeds dus
zoeken we het naastgelegen koffiehoekje op. Het is vreemd daar weer te zitten
na die spannende dagen die voorafgingen aan de veel te vroege geboorte van Samuel,
vanaf vandaag Felizia’ grote broer. Ik schenk koffie uit dezelfde pompthermoskan onderwijl
Riky onze zoon Jesse belt. Waar ik ook kijk, er lijkt niets verandert of het moet zo
zijn dat het bankje met zijn ronde buispoten nog meer happen uit de marmoleum
vloerbedekking heeft gevreten. In dat hongerige bankje zit een man die
oogcontact zoekt. Een nieuwbakken vader? ‘Mijn vrouw ligt ook uit te slapen,’ laat
hij ons min of meer spontaan weten en 'Nee, ik ben geen aanstaande vader, mijn
gezin is met vijf kinderen meer dan compleet!’
Aan zijn dialect te
horen is de man afkomstig uit Friesland. Een huizenbouwer. Zijn vrouw rust uit
na het wegnemen van een aantal flinke vleesbomen: ‘In haar baarmoeder was een
dicht woud ontstaan!’, schertst hij. Terwijl we wachten vertelt hij ons over
zijn zorgen vanwege de jaren aan zware arbeid die hem nog wachten en raken we
verzeild in een filosofische verhandeling over de ontwikkeling van arbeid in
relatie tot de technologische ontwikkeling in de naaste toekomst, die wordt
onderbroken doordat Jesse zich om de hoek van een gang verderop laat zien.
Onze kersverse
vader-zoon wenkt ons nadrukkelijk. Nog op een afstandje laten we hem weten dat
ons is opgedragen hier te wachten zolang Rima uitslaapt. Jesse vindt dat maar
onzin en wandelt alvast de gang weer in. Wij volgen hem schoorvoetend maar
worden gestuit door de receptioniste die ons blijkbaar scherp in de gaten
houdt…
Even terzijde: vele jaren geleden wandelden we in ons dorp over het terrein van het nieuwe filiaal van McDonalds toen plotseling een krakerige vrouwenstem via een microfoon ons liet weten ‘Ik zie jullie wel!’
Even terzijde: vele jaren geleden wandelden we in ons dorp over het terrein van het nieuwe filiaal van McDonalds toen plotseling een krakerige vrouwenstem via een microfoon ons liet weten ‘Ik zie jullie wel!’
… daar denken we beiden aan terug als zij, zoals
je met ongehoorzame kinderen doet, ons naar het koffiehoekje terugstuurt. Om
mijn verlegenheid te verbergen schenk ik mezelf nog maar eens een kopje koffie
in, maar dan verschijnt Jesse weer. Triomfantelijk wandelt hij langs de
receptie met een klein zorgvuldig ingepakt bundeltje.
Zo maakten we kennis
met onze Felizia.
Ik heb de foto
inmiddels geprint. Onze kleindochter is daarop gehuld in een donkerroze badcape,
een die voorzien is van een hoodie waarvan de rand is afgewerkt met een vrolijk
bedrukte bies. Toen ik afgelopen donderdag Rima’ appje opende schoof, vanwege
de gelijkenis, het wereldberoemde meesterwerk van Steve McCurry – ‘Het
Afghaanse meisje’ – over de afbeelding van Felizia. Afgezien van hun leeftijd
is er ook een belangrijk verschil. Is er voornamelijk achterdocht in de ogen
van het Afghaanse meisje, de uitdrukking van de zacht en ingetogen glimlachende,
vijf weken oude Felizia laat zien dat zij zich onvoorwaardelijk overgeeft aan
haar toekomst. Ook wij zien die met vertrouwen tegemoet!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten