dinsdag 29 maart 2016

Traplopen

Binnenkort ontvang ik ‘Warmte’, de eersteling van Thijs Vos. Dat is mij beloofd door Rieky, zijn zus. Paaszaterdag stond ik voor de Aldi en op het punt met bijna volle fietstassen weg te fietsen, toen Rieky, die ook mijn ex-collega is, mij aansprak. Zij brengt het boek van haar broer voor mij mee. Terwijl ik langs mijn dierbare rivierenlandschap ren, bijna recht tegen de verkillende wind in, denk ik daar weer aan vanwege het voorpagina-artikel ‘Huis voor senior is snel schaars’ in de Gelderlander van deze morgen.
Vorige week woensdag was de presentatie van Thijs’ eerste boek in aanwezigheid van Drutens burgemeester. Daar had ik graag bij willen zijn. Niet zozeer vanwege de burgemeester maar vanwege Thijs die ik sowieso een warm hart toedraag vanaf de tijd dat we tijdens een opleiding geregeld samen optrokken. Ik werd echter verwacht bij een bespreking van de nationale Zonnebloemvereniging over de Interne Financiering. Die bijeenkomst had overigens voor mij meer weg van een reünie, maar dat terzijde. Sinds Thijs een column verzorgt in de Maas en Waler, een van de twee wijkkranten die wekelijks op onze deurmat valt, ben ik een van zijn trouwe lezers.
In zijn laatste stukje ‘De Trap’ komt Thijs op voor een honderdjarige oma die vanwege een heupoperatie haar trap niet meer kan nemen. Dat schreeuwt om een aangepaste woning die als het ware voor haar en haar zesennegentigjarige echtgenoot klaarstaat, maar een paar losse centen duurder is, achtenzestig om precies te zijn, dan hun toets-inkomen toelaat: de gemeenteambtenaar maakt het zich gemakkelijk, het stempel ‘Afgewezen’ is snel geplaatst!
Toch ben ik blij met de trappen in ons huis!
Toegegeven, als je geen ‘lucht’ meer hebt, of gehandicapt bent waardoor traplopen nauwelijks mogelijk is ja, dan is de trap een onding, een belemmering. De trap maakt je badkamer dan bijna onbereikbaar, slapengaan stel je zo lang mogelijk uit, de trap is spelbreker als je liefdesnestje schier onbereikbaar lijkt. En dat onding krijgt zelfs onmetelijke proporties als je naast je fysieke gebreken van overheden of zorgverzekeringen afhankelijk bent. Of het zo blijft dat weet ik natuurlijk niet, maar ik ben blij met onze trappen, wij zijn blij dat we meerdere keren per dag dit eenvoudige fitnessapparaat tot onze beschikking hebben, dat we ongemerkt ons bewegingsapparaat oefenen telkens als wij de trap nemen.
Er was een tijd dat we uitzagen naar een gerieflijk appartement, een mét terras of een flink balkon welteverstaan. Het beeld dat we alles gelijkvloers kunnen bereiken, geen last ondervinden van een tuin, schutting en schuur, leek een poosje zeer aantrekkelijk. Het probleem zat hem echter in ‘…mét terras of een flink balkon…’. De appartementen die hieraan voldeden waren voor ons te duur: we wilden ook graag onbezorgd leven! Zo besloten we tenslotte om ons huis danig te laten verbouwen. Sindsdien past het ons beter en als traplopen te moeilijk wordt kan een traplift uitkomst bieden.
Tijdens onze korte zoektocht naar een geschikt appartement realiseerden we ons niet dat we onze trappen zouden gaan missen. Veel ouderen om ons heen die hun appartementenplan inmiddels wel verwezenlijkten, ervaren dat hun conditie vermindert omdat alles gelijkvloers bereikbaar is. Zij missen het traplopen. Natuurlijk, zij kunnen gaan fietsen, wandelen of zelfs hardlopen. Desnoods geregeld naar een sportschool gaan. Maar dat staat niet in verhouding tot dagelijks traplopen waarmee je als vanzelf je conditie onderhoudt!
Bouw meer seniorenappartementen, betoogt Thijs Vos in ‘De Trap’. Ik ben het van harte met hem eens en wij worden daarin gesteund door het voorpagina-artikel waarin je kunt lezen dat vrijwel alle kleinere (minder dan 100.000 inwoners) gemeenten in Nederland in 2020 over te weinig woonruimten beschikken, die volledig ‘seniorproof’ zijn. Maar houdt de trap in ere zo lang je dat kunt!



vrijdag 25 maart 2016

Getrapt

’Vaak moet er iets gebeuren voordat er iets gebeurt’, is een van de uitspraken van Johan Cruijff. En dat klopt als een zwerende vinger, want het was nog maar net gebeurd of de hele wereld sprak over deze gebeurtenis. Wij vormden daarop geen uitzondering. Gisteren, vroeg in de avond, zaten we bij pannenkoekenrestaurant Den Tol vanwege de verjaardag van Koen, onze kleinzoon. En terwijl we over Nummer Veertien spraken en over Rima die in haar uppie in Litouwen voor haar moeder, Danguole zorgt, haar moeder die op een intensive care voor haar leven vecht, belde Jesse om ons te informeren over het overlijden van zijn schoonmoeder. En weer heeft Johan gelijk: de artsen deden nog een uiterste poging om Danguole te redden. Dat mocht echter niet baten; tijdens die operatie stierf zij onder hun handen.
Zo is het leven, realiseer ik me terwijl ik tegen de wind en de koude regen in over de Waalbandijk jog. Iedere actie veroorzaakt een reactie. En als om dat in beeld te brengen valt me de buizerd op. De rover zit op zijn gemak op het bordje dat voorbijgangers naar Slot Doddendael verwijst, maar doordat ik hem nader vliegt hij haastig weg.
Onderwijl ik langs het verlaten verwijsbord ren zie ik iets in het gras liggen dat een bekende vorm heeft. Dat kan toch niet mijn fietssleutel zijn? Een paar weken geleden raakte ik die namelijk kwijt terwijl ik juist de fietstassen met boodschappen had gevuld. Alles heb ik afgezocht, tussen de boodschappen, de omgeving, looproute door de winkel, de betreffende winkelschappen, het winkelpersoneel ernaar gevraagd, voor de zoveelste keer broek- en jaszakken nagezocht. Het ding was en bleef weg. De keer daarop, bij dezelfde winkel, de fiets in dezelfde fietsklem gestald, fietstassen gevuld, mijn reservesleutel in het slot… Dat lukte dus niet. Hoe is het mogelijk! Met zachte hand, met beleid, ruw. Uiteindelijk lukte het mijn fiets van het slot te krijgen. Direct naar de fietsenmaker. Die constateerde een kromming in de sleutel (ontstaan tijdens mijn pogingen het ding in het slot te duwen.) Nadat hij die eruit had gehamerd en iets in het inwendige van het slot gespoten, waren slot en sleutel weer als nieuw. Op zijn advies liet ik een nieuwe reservesleutel bijmaken en borg het origineel weer op. Zo, probleem opgelost. Volgens Riky vind ik eerdaags die verloren sleutel. Zou zij toch nog gelijk krijgen? Maar hoe kwam het hier? Met de nodige moeite raap ik de fietssleutel op.
Even terug naar Cruijff. Een echte voetballiefhebber ben ik nooit geweest. Aanvankelijk was het mijn broer Jan die mij meetroonde naar wedstrijden. Voornamelijk als er een wedstrijd op de televisie werd uitgezonden, een die ertoe deed, togen we samen naar onze buren. Zolang de spelers opdrongen richting goal boeide het mij wel, maar ergerde ik mij des te meer als het spel weer terugzakte. Dan duurde het zó lang voordat er weer druk op het doelgebied kon worden gezet! Later was het Riky die mij meenam. Bijna uitsluitend naar de uitzendingen van wedstrijden in onze eigen huiskamer en inmiddels kan ik intens genieten van een voetbalwedstrijd. Vooral geniet ik van het spel van spelers die boven het gemiddelde uitsteken. Bij Johan was dat niet alleen zijn spel, maar ook zijn commentaar. Hij sprak zoals hij voetbalde, vaak intuïtief en ongrijpbaar. Zoals: ‘Je moet altijd zorgen dat je een doelpunt meer scoort als de tegenstander’. Soms klonk Johan Cruijff zelfs literair: ‘Soms huilt de bal als die door jochies wordt getrapt’ Hier sprak zijn sociale hart voor de jeugd, waar die zich ook bevond, denk ik.  Een van zijn laatste uitspraken: Ik blijf gewoon doorgaan met mij uitspreken, pas als ik dood ben houd ik mijn mond'.
Het is zover. Nummer Veertien is dood. Nu huilt niet alleen de bal, ook alle voetballiefhebbers huilen.



dinsdag 22 maart 2016

Paddo's

Af en toe betrap ik mijzelf op de neiging mijn hoofd voor nieuwsflitsen weg te willen draaien; dat ik niet voor de zoveelste keer met de gevolgen van uiteenspattende bommen geconfronteerd wil worden; niet wil zien hoe mensen door ijskoude stroompjes worstelen, half stikkend, verdrinkend zelfs; of weer de gevolgen zien van een zelfmoordactie. Steeds vaker vraag ik mij af of we onverschillig kunnen worden voor het leed dat zich dag in dag uit via akelige beelden op ons netvlies ontvouwt. Of er een moment komt waarop we zoveel niets verhullende beelden in ons hebben opgenomen dat een verzadigingspunt is bereikt, dat elk volgend beeld er niet meer toe doet.
Terwijl ik, nog onbewust van de terroristische aanslagen die op ditzelfde moment in Brussel een aanvang nemen over de Hommelstraat ren, langs het onderkomen van vriend Herman de hooglandstier die nog op een oor ligt – hoewel, zou hij dat vanwege zijn indrukwekkende hoorns wel kunnen, op een oor liggen? –, realiseer ik mij dat hij niet veel last heeft van al die verschrikkelijke ontwikkelingen in landen als Syrië. Zijn bewustzijn en dat van zijn soortgenoten is ontoereikend om zichzelf te informeren of besluiten te nemen, al dan niet politiek gekleurd. Dat is onder de gegeven omstandigheden best wel handig! Ik herinner mij een verhaaltje dat ik tijdens een zeer mistige bergwandeling vertelde. Onze zonen, Timothy en Jesse, waren nog jong. Die vertelling, geïnspireerd door ‘Waterschapsheuvel’, het emotievolle epos van Richard Adams, handelde over een konijn dat plotseling aan verstandsverheldering leed.
Het joch, hij was een jaar of acht, had vooral zijn hart verpand aan een van de voedsters. Het dier was getekend met één in plaats van de twee zwarte ringen rond haar ogen zoals gebruikelijk is bij het Lotharinger konijnenras. Daarom noemde hij haar Schele. Veel buren hadden een tuinderij of een boerderij. Daar haalde de jongen hooi, stro en voedsel…
Op een dag plukte hij paardenbloemsla, zich onbewust van enkele zwammetjes die aan de voet van rabarberplanten grauwgroen opbolden. Deze paddo’s waren niet giftig en er zou niets zijn gebeurd als tijdens de voorgaande nacht dat hevig onweer niet had gewoed…
De daaropvolgende avond at Schele in het licht van de volle maan met smaak van het sappige groen. Naderhand kauwde zij op een droge keutel, peinzend over de bijzondere smaak van de sla. Zij luisterde oplettend naar een krassend geluid boven haar hoofd. Slechts een tak bewogen door de wind, stelde Schele zichzelf gerust, terwijl zij het kauwen hervatte en haar nachtverblijf als met andere ogen in ogenschouw nam. Vaag drong tot haar door dat zij er als het ware in opgesloten zat. Zij herinnerde zich hoe de jongen haar hok afsloot, talloze keren, en tuurde met haar grote bolle ogen naar het stukje metaal dat glanzend in de kier tussen deur en kooi oplichtte. Voorzichtig tilde zij met behulp van twee te lang uitgegroeide nagels het haakje uit zijn oog waardoor het deurtje uitnodigend openzwaaide. Even huiverend vanwege de hoogte hupte zij haar vrijheid tegemoet. Vanaf de grond voor de hokken zag zij achter gazen deurtjes vaag de gestalten van haar soortgenoten. Toen pogingen met hen te communiceren op niets uitliepen trok zij voor het eerst in haar leven de vrije wereld in…
Schele beleefde vele avonturen die dankzij haar heldere verstand een goede afloop kenden. Maar toen de winter kwam besefte ze dat, toen ze nog opgesloten zat zij geen zorgen had gehad over eten, drinken en een veilige plaats om te slapen. Na eindeloze omzwervingen vond zij de weg naar ‘huis’ waar de jongen haar uitzinnig van vreugde weer opnam…
Wij zijn empathische wezens, de meesten van ons althans, en kunnen ons voorstellen hoe we zelf voor vallende bomvaten op de loop zijn of voor volledig geradicaliseerde fanaten met bomgordels. Sprookjes helpen ons niet, hoewel de paddo’s van Schele het verstand van botteriken en radicalen onder ons misschien kunnen verhelderen: Peace man!



vrijdag 18 maart 2016

Overlevingskansen

Kraaiengeschreeuw klinkt opdringerig luid uit Het Roodslag als ik daar diep in gedachten langs ren – sorry beste kraaien, hoewel jullie als zangvogel te boek staan, kan ik deze bak herrie onmogelijk als zang ervaren! Deze herrie herinnert mij aan de gruwelijke geschiedenis die Leo enkele maanden geleden overkwam. Ik noem hem Leo. Omdat zijn echte naam misschien Menno is, Janno of Hanno, ik ben het helaas vergeten dus noem ik hem Leo, wat in ieder geval niet zijn naam is.
Ik ken Leo niet, ik heb hem ook nooit ontmoet. Evengoed wist ik zeker dat hij een echte dierenvriend is toen ik over de twee vogels las die hij had opgevangen. Leo woont in een natuurrijke omgeving. Tijdens zijn dagelijkse wandelingen komen er vaker gewonde dieren op zijn pad. De meesten van ons zouden daar aan voorbij gaan. Misschien niet eens onverschillig maar uit onmacht: je kunt immers moeilijk een-een-twee bellen vanwege een specht met hersenschudding! Leo niet, Leo neemt zo’n gewonde specht mee naar huis om het weer op te kalefateren en terug te zetten, als dat kan. Dat zal niet gemakkelijk zijn. Want ook als een dier gewond is geeft het zich niet zomaar over aan de eerste de beste die voorbijkomt.
Om een in het wild geboren dier aan je te laten wennen, wat noodzakelijk is als je iets aan zijn verwondingen wilt doen, heb je veel geduld nodig. Thomas Rozenboom beschreef dat proces uitvoerig en ontroerend mooi in ‘Vriend van Verdienste’, maar dat terzijde. Wel laat het verhaal van Thomas, en dat van Leo, mij weer eens zien dat dieren op de keeper beschouwd niet veel anders zijn dan mensen. Net als wij hebben dieren een eigen karakter en kunnen ze bijvoorbeeld rouwen om het verlies van een partner (zie ook ‘Begrafenisrituelen’) en lijden aan een depressie. Ook hebben zij zo hun persoonlijke voorkeuren en maniertjes, hoewel ik hen niet in staat acht om op een muur van de woning van een asielzoeker ‘Niet Welkom’ te kalken of de ruiten aan diggelen te smijten.
Gisteren dacht ik weer even aan het jammerlijke einde van de twee vogels die bij Leo van hun ernstige verwondingen herstelden en langdurig asiel vonden, toen ik in onze badkamer met een kever geconfronteerd werd. Het diertje zwaaide opgetogen met zijn tasters. Aanvankelijk dacht ik met een wants van doen te hebben (we hadden vlak daarvoor onze bedden afgehaald omdat Riky de lakens wilde wassen vanwege het stralende weer, zodat een van de bed-wantsen een goed heenkomen dacht te hebben gevonden), maar dat was onzin want die soort kun je niet of nauwelijks met het blote oog waarnemen. Via internet probeerde ik uit te vogelen welke soort het dan wel was. Ik vond Polymerus nigrita, maar liet deze snel weer vallen vanwege zijn lengte van krap een halve centimeter. Ons exemplaar is drie keer zo groot. Waarschijnlijk geen wants, een snuitkever misschien? Het is bijna zwart en overdekt met goudkleurige spikkels, en het heeft langs de rand van zijn dekschilden vijf of zes witte strepen als de middellijn van een verkeersweg.
Leo kreeg huisbezoek van politie en vertegenwoordigers van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Zijn gehandicapte kauw en roek behoren tot de groep beschermde vogels die niet zonder een ontheffing mogen worden gehouden, iets dat Leo wel wist maar deze twee konden in de natuur niet meer overleven en bovendien waren zij in de loop van de tijd (respectievelijk drie en veertien jaar) onafscheidelijke vrienden geworden. Desondanks werden de twee gevederde vrienden door de autoriteiten gevoelloos in beslag genomen en naar een dierenarts gebracht. Die doodde de vogels omdat zij volgens zijn deskundig oordeel in het wild geen overlevingskans hadden.
Kijk, zo’n einde wenste ik zelfs het kevertje in onze badkamer niet toe. Daarom heb ik het geduldig, als een stokoude opa op een stukje wc-papier laten klauteren, en het de vrijheid hergeven, nadat ik er een paar foto’s van had gemaakt.



dinsdag 15 maart 2016

Weerbaar

Op het moment dat ik via de Kloosterstraat de Waalbandijk bereik opent zich een stil maar levendig toneel alsof schouwburggordijnen in een ruk worden opgetrokken. Mist, die hier dikker lijkt, vormt een min of meer transparante achterwand zodat de contouren van een passerende olietanker daar vaag doorheen schemert, en coulissen die het gebruikelijke rivierpanorama beperken en de blikken van de toeschouwers als vanzelf op de hoofdrolspelers richten. Deze rollen zijn weggelegd voor vijf nog zeer jeugdige Rode Geuzen, kalfjes nog die worden omringd door hun moeders, tantes en neefjes die op hun beurt genoegen nemen met de rol van figurant.
Gewoonlijk verbergt het moederdier haar kalf gedurende de eerste weken. Blijkbaar zijn deze jonge dieren al weerbaar genoeg om met de kudde op te trekken. Twee van de kalfjes zag ik vorige week, waaronder het dier dat nog de kentekenen draagt van een van de voorouders van dit nog betrekkelijk jonge runderras – het Branderode Rund was niet helemaal roodbruin van vacht maar getekend met witte vlekken, meestal droegen zij een bles, hadden een witte staart, buik en gedeeltelijk witte poten. Het zou zomaar kunnen dat ik de moeder van het getekende kalf een paar jaar geleden zag, op 2 maart 2012, toen zij evenals dit dier nog maar enkele dagen of weken oud was (zie ‘Natuurlijk’).
Terwijl ik over de Waalbandijk in de richting van de Tacitusbrug ren, bedenk ik dat dit tafereeltje een prachtig en passend geschenk is op deze tweede dag van De Week van de Lentekriebels, hoewel ik mij afvraag of de kinderen van deze runderen evenals die van ons, te weinig worden onderwezen over relaties, verliefdheid en pubertijd. Hoe zit dat met de jonge iepen? Dat was ook al zo’n verrassend cadeautje die ik vanmorgen uit te pakken kreeg.
En het kwam helemaal niet verwacht!
Na een dikke week die werd overheerst door een gemene keelontsteking, die slikken tot een helse onderneming maakte, kan ik eindelijk weer de baan op! Mijn hardloopschoenen krulden hun neus al verveeld vanwege de zweetonthouding, maar toonden bij het aantrekken desondanks meer weerstand dan gewoonlijk. Het eerste dat mij opviel toen ik in een rustig gangetje over de Tempelstraat jogde, was de leegte. Natuurlijk, ik wist best dat alle populieren afgevoerd zijn en dat ook hun stobben werden uitgevreesd. Evengoed heerst Grote Leegte als overwegend beeld. Maar bijna op het einde van de straat, op het gedeelte waar slechts gelopen of gefietst mag worden, waren een paar mannen in oranje werkkleding aan de gang rond een vrachtwagentje en een kleine graafmachine. Al spoedig werd mij duidelijk waarom die mannen daar waren: in de laadbak strekten zich een aantal jonge bomen, elk voorzien van een flinke, omzwachtelde wortelkluit. Op mijn vraag antwoordde een van hen dat het iepen zijn die zij hier gaan planten. Iepen! Ik kwam er echter niet achter om welke iepensoort het gaat: misschien was de beste man aan koffie toe en wilde hij het mij daarom niet zeggen. Het kan ook dat hij het simpelweg niet weet. Hoe dan ook, jonge bomen, een mooi cadeau voor deze kale straat!
En gisteren kregen we ook zomaar een presentje. Totaal onverwacht vertelde Poetin ons dat hij het leger uit Syrië terug gaat trekken. We waren er eventjes sprakeloos van. Maar evenals voor die boomplanter gold ook voor de Russische leider dat hij hoognodig een kop koffie moest, want hij maakte een vermoeide indruk en vertelde er niet bij of hij met de manschappen ook hun bommenwerpers naar huis laat komen. Dus hoe mooi dit cadeautje is, dat moeten we afwachten.
Even terug naar de iepen: zijn zij net zo weerbaar als de kalfjes van de Rode Geuzen? O ja, om weer en wind uit te staan, daarvoor zijn zij waarschijnlijk sterk genoeg, maar hoe zit dat met jongeren die onvoldoende werden onderwezen over de pubertijd? Kom op, Dekkertje, verpest het op het einde nou niet voor ons allemaal!



vrijdag 4 maart 2016

Trekzaag

Het regent, wat het lastiger maakt met een hardlooprondje te beginnen. In een Facebookpost van 2 maart, vraagt Hai Voeten zich af: Een rondje rennen door de regen. Is dat nou een vorm van masochisme, machismo of sportisme?’ Wat het ook is, als het regent merk ik dat er meestal meer zuurstof beschikbaar is waardoor rennen net iets prettiger voelt (en nat word je evengoed wel, al is het vanaf je vel). Er zijn ook nadelen zoals vandaag de kou die, versterkt door regen, vermengd met natte sneeuw, en straffe wind, je gezicht gaandeweg verandert in een masker. Momenteel voelt het aan alsof het niet van mij is. Inmiddels ren ik over de Waalbandijk en nader de nevengeul, de Loenensche Wel. De sfeer is anders dan dinsdag; geen gratis luisterconcert ditmaal. In plaats daarvan een paartje bijzondere eenden, eenden die ik hier nog nooit eerder zag. Als ik me niet vergis gaat het om man en vrouw Tafeleend. Vanwege het slechte licht en mijn natte brillenglazen kan ik de kleur van hun hoofdtooi niet goed onderscheiden, maar zijn lichtgekleurde kostuum met het deftige zwarte borststuk bieden genoeg houvast. Van mij hebben zij geen gevaar te duchten, evengoed kiezen ze dieper water.
Zo-even, langs de Tempelstraat, telde ik vijfendertig boomstobben. En er lagen nog voldoende takken om een houtkachel wekenlang van brandstof te voorzien. De gemeente kondigde het al aan: er worden meer dan vijfhonderd bomen gerooid, meest populieren die in deze contreien peppels worden genoemd. Woensdag, op weg naar Wim, mijn oude Zonnebloemvriend, fietste ik langs, benieuwd hoe de mannen van de Brabantse firma Weijtmans vorderden. Een groot deel van de straat werd in beslag genomen door een telescoopkraan waarmee takken hoog in de boom kunnen worden afgezaagd en gecontroleerd verwijderd. Toen, woensdag, lag er een indrukwekkende stapel stammen.
Wim is in 1921 geboren, zesentwintig jaar eerder dan ik. Woensdagmorgen, we hadden net koffiegezet en genoten van de eerste voorzichtige slokjes, spraken we naast elkaar gezeten op de bank, over de tijd die voorbijging. Ik vroeg me af hoeveel mensen er in zijn leven waren, hoeveel mensen in het gat van de tijd verdwenen zijn. Wim kreunde en zei dat het geheugen niet zijn beste onderdeel is. Met herinneringen is het zo gesteld dat ze zich moeilijk laten dwingen, maar er is altijd wel iets dat spontaan een herinnering losmaakt. Ik vertelde hem over de stapel populierenhout die in de Tempelstraat ligt opgetast: Daarmee zou uw vader wel raad hebben geweten, Wim!
We hebben het natuurlijk vaker over de klompenmakerij gehad, zodat Wim die draad gemakkelijk oppakte. Hij vertelde over oom Hannes die bij zijn vader als klompenmaker werkte, maar nieuw werk kreeg in Insula Dei, waarnaar hij met het gezin van zijn broer, Wim’ vader, tijdens de watersnoodramp van 1926 evacueerde. Maar, Wim, hoeveel klompen sneden jullie eigenlijk uit een peppelboom? Hij weet nog dat er vier, twee paar dus, in een blok hout zitten. Dus hoe dikker de stam des te groter maat klompen. Wim vertelde spontaan over het opdelen van stammen: samen met ene Sjoerd Dirks (Wim noemde een andere naam, maar ik beken dat ik die vergat), die iets jonger was dan hij, hanteerde hij een trekzaag. Het is de eerste keer dat hij met mij over deze ‘Sjoerd’ sprak. Toch een originele herinnering, Wim, kon ik niet nalaten op te merken!
Het beeld, twee trek-zagende jongens, bracht bij mij een eigen herinnering boven. Samen met Jan kachelhout zagen. Op een zaagbok en met de trekzaag (waarschijnlijk die van buurman Jaap). Het duurde even voordat we de slag te pakken kregen: trekken en meegeven, want bij de minste druk loopt de zaag vast. Maar wat een feest als dat zonder horten of stoten lukt!
De klompen gingen ook naar de markt in Hoorn, vertelde Wim mij woensdag.
Dan kan het dus zomaar zijn, Wim, dat wij in Wadway op klompen van uw vader hebben gelopen!



dinsdag 1 maart 2016

'Hoortoneel'

Al een aantal weken word ik op het stukje Waalbandijk tussen de Loenensche Wel en het bos rond Slot Doddendael, over een afstand van ongeveer driehonderd meter, muzikaal begeleid. Best lekker tijdens het joggen. Als de zon schijnt doen de artiesten nog meer hun best en is het niet moeilijk mij te verbeelden dat ik langs een soort van schouwtoneel ren maar dan een uitsluitend bedoeld voor het gehoor. Een langgerekt ‘hoortoneel’ dus. Vandaag, notabene de eerste dag van de meteorologische lente, heeft de zon nauwelijks kracht om door de dunne bewolking te dringen en is het bovendien behoorlijk kouder dan tijdens voorgaande winterse hardlooprondjes, zodat ik mij afvraag of ze er vandaag wel zin in hebben.
 Terwijl ik over de Waalbandijk ren, in de hoop op een herhaling van voorgaande keren, ben ik bang dat de artiesten het zullen laten afweten. Maar als ik het bewuste stukje dijk nader hoor ik in de verte het slagwerk van een van de vaste muzikanten. Ik ben daar vooral blij mee omdat we op deze dag Nationale Complimentendag vieren. Dat geeft mij de mogelijkheid om deze bijzondere kunstenaars te bedanken voor hun bezielende optreden. Een van de zes tips voor het maken van een waarderende opmerking luidt: Complimenteer iemand persoonlijk, want een complimentje aan een groep, hoe goed ook bedoeld, komt bij niemand persoonlijk aan. Klinkt logisch, maar hoe doe je dat in mijn geval? Hoe vertel ik aan deze bijzonder ijverige specht dat het ritme van zijn hameren zo geweldig goed samenvalt met de passen die ik zet? En dat niet alleen vandaag, maar al die voorgaande keren! Ergens dieper in het bos vult een zanglijster, ook vaste gast, de pauze van de specht op met helder gefloten tonen die hij drie keer herhaalt, om na een korte pauze te vervolgen met drie rollers die klinken alsof hij een opgewonden scheidsrechter imiteert. Dan valt de specht weer in. Of is het een ander, een die op een hardere houtsoort slaat? De slagwerker krijgt versterking van een melodieus zingende merelman – en hoor ik daar ook een aantal spreeuwen op de achtergrond? Hoe vind ik deze afzonderlijke performers in dit ruige stukje bos zodat ik hen persoonlijk een pluim kan geven voor dit uitzonderlijke optreden?
Verderop, aan het einde van het ‘hoortoneel’, krijg ik het nog moeilijker. Uit de hoge bomen laat een groep mussen zich achter elkaar vallen om sierlijk en blijmoedig babbelend neer te strijken op het asfalt van de Brugstraat. Meer dan vijftig bolletjes veren stuiteren opgewonden over de straat, sluiten het concert af met hun langaanhoudend, vrolijk kwetterend en optimistisch stemmend slotakkoord. Ik bedank de groep en alle solisten met een denkbeeldige reverence.
Op de hoogte van de woonboot van Klaartje word ik gewezen op een andere mogelijkheid om iemand persoonlijk te waarderen. De geparkeerde auto is gebruikt als drager van een ‘hartelijk compliment’. De vorst van deze nacht heeft de ruiten met een dun maar stevig laagje ijs bedekt. Iemand, Klaartje’ bewonderaar waarschijnlijk, heeft met behulp van een ijskrabber, op de voorruit twee raam-opvullende harten gevormd, eenzelfde hart op ieder van de zijruiten en op de achterruit een tekst in kapitalen die ik echter niet lezen kan.
Nog vrolijker dan ik vanwege het vogelconcert al was, vervolg ik mijn hardlooprondje.
Wie ik vandaag géén compliment ga geven, groepsgewijze noch individueel, is HEMA. Zij hebben mij een kunstje geflikt. Zij zijn in alle stilte in zee gegaan met een nieuwe softwareleverancier voor hun fotoproducten. Als gevolg daarvan ben ik de digitale bestanden van vier fotoboeken kwijt. Bij HEMA zal men wel redeneren dat ik tevreden was over hun product. Dat is waar, het had erger gekund zoals die moeder die aan meerdere fotoboeken werkte teneinde die bij gelegenheid van hun eenentwintigste verjaardag aan haar dochters te geven. Ondanks vele dagen werk staat zij echt met lege handen.
Nationale Complimentendag? Oké, maar waardering moet worden verdiend!