donderdag 31 januari 2013

Wonderreizen

Onze koningin had geen woestere dag kunnen uitzoeken voor het vieren van haar vijfenzeventigste en  laatste verjaardag, als vorstin bedoel ik.
Op de Waalbandijk doet de Westenwind, bijna succesvol, zijn best mijn hardloopsnelheid tot nul te reduceren. Zo nu en dan raast zij daarbij tot het laatste knoopje! Met extra energie kom ik traag vooruit hoewel het niet lukt dat in rechte lijn te doen. Dus houd ik goed in de gaten of iets mij wil passeren: ik wil niets tussen mijn benen gefietst krijgen of, erger nog, op de neus van een automobiel worden genomen.
In gedachten reis ik met Jules Verne. Dat begon al vroeg deze morgen toen ik tijdens een noodgedwongen toiletpauze enkele zinnen las – “…toch voelt het alsof we verder van de bewoonde wereld zijn dan ooit tevoren. Er stonden meer mensen op de maan dan op deze plek… Achter elke bocht wacht ons mogelijk een nieuwe ontdekking…” –  uit het artikel ‘Geheim van de Kinabalu’ (een bertop in het noorden van Maleisisch Borneo) in National Geographic van februari.
Op een zaterdag werd mijn liefde voor de verhalen van Jules Verne gewekt. Waarschijnlijk is het 1958 of 1959. Ik help mijn vijf jaar oudere zus Lida bij haar schoonmaakwerk in de lagere jongensschool in Spanbroek, zoals ik vaker doe: vloeren vegen, schoolborden sponzen, de vloeren van de toiletten boenen. Lida werkt keihard en af en toe roept zij vanuit een van de lokalen: “Siem, wil jij…?” Natuurlijk wil ik. We hebben het heel gezellig samen en het werk is te overzien. Zingen in een lokaal dat gewoonlijk gevuld is met jongens, is speciaal. Maar ik ben vooral vervuld van trots en liefde voor mijn zus, als zij mij roept nadat zij een tekening van mij ontdekte. Mijn meester prikte het zorgvuldig op een van de zachtboardborden. “Goh, wat kun jij toch prachtig tekenen!”
Vrouw Dam, de echtgenote van de hoofdonderwijzer, komt koffie brengen en een paar bekers warme melk. We eten onze boterhammen en bespreken wat er nog gebeuren moet als de deur van het lokaal opengaat en het hoofd van meester Dam om de hoek steekt. Hij wil weten of ik het oud papier wil opruimen. Lida vindt het goed.
Nabij de verkeersbrug steekt een wandelaar gewapend met fotocamera’s mij een visitekaartje toe: ‘Fotografie Wim Piels’. Wim raadt mij aan zijn website te bezoeken. Honderden foto’s  van de brug in aanbouw zal ik kunnen bewonderen. Wim weet dat de bouwers nog tien meter moeten gaan voordat de Waal dubbel is overbrugd.
Een grote berg papier chaotisch dooreen, vind ik in de verdiepte ruimte die de verwarmingskelder wordt genoemd. Ik maak stapeltjes en bind er een touwtje om, wat best lastig is. Het is erg stoffig werk zodat ik veelvuldig niesbuien moet verduren. Ik verlang al snel terug naar het poetswerk met Lida als mijn oog op een donkerblauw boekje valt. In aantrekkelijke gouden krullen lees ik: Jules Verne; ‘De Wonderstraal, opgevolgd door Tien uren op Jacht.’ Er tussenin een woord, ingeperst in donkerder blauw. Ik moet het kaftje dicht bij de zwaar bestofte vensters houden om te kunnen lezen: ‘Wonderreizen’. Bladerend door het boekje bekijk ik de spannende tekeningen. Ondanks veel moeilijk te begrijpen woorden lees ik over het wonderlijke en grotrijke Schotse eilandje Staffa, totdat Lida mij roept...
Op de terugweg verdubbelt de wind de lengte van mijn passen. Dat gaat snel en ondertussen rust ik een beetje uit. In de loop van de jaren heb ik ontdekt dat ik liever over reizen, zoals die naar het middelpunt van de aarde lees, dan dat ik zo’n wonderlijke tocht zou maken.

maandag 28 januari 2013

Schoenen

Voorafgegaan door mijn schaduw ren ik de Hommelstraat af. Hier en daar nog plukjes sneeuw, plassen en sloten belegd met waterijs.
Geen verslagen meer van toertochten noch speculaties over hét evenement: geen opgewonden geleuter van kleumende verslaggevers, ijsmeesters worden koud genegeerd. Kortom: deze winter is afgesloten, of in ieder geval Deel Een.
Op de dijk, in het zicht van het fruitbedrijf van de familie Engelen, beland ik weer in een gesprek van gisteravond. Waarschijnlijk ook omdat we het zojuist aan tafel nog nabespraken: op bezoek bij Riky’ jongste broer en zijn vrouw en onder het genot van een handje borrelnootjes en een blokje kaas, bespraken we de situatie van hun schoonzus. Wij kennen haar goed. Nadat zij onlangs was gewezen op de openstaande koelkast – “O, dat! Het vriest nu toch?” –, vergat zij enkele dagen geleden dat zij vlees stond aan te braden, juist op het moment dat zij in de huiskamer andere dingen om handen vond. Het vuur stond gretig hoog en toen zij na geruime tijd de keukendeur opende vond zij de ruimte opgevuld met een verstikkende walm. Gelukkig geen vlam in de pan dus weinig aan de hand. Klaar, maar geen ‘Eind Goed Al Goed!’ Helaas voor haar het begin van een nieuwe episode.
Nu ik hier ren en haar kinderen beroete wanden zie boenen, op en neer zie hollen met vloerkleden en gordijnen, om in de sneeuw te luchten, denk ik aan Martha. Haar echte naam verklap ik niet. Ik leerde Martha enkele jaren geleden kennen vanwege een intakegesprek voor de Zonnebloem. Zij ontving mij gastvrij in haar knusse appartementje en gaf heldere antwoorden op mijn vragen: Al  vlug is duidelijk dat ik met een kunstzinnig mens te doen heb; rondom beeldhouwwerkjes en geschilderde landschapjes. Martha toont ze mij trots, terwijl zij moeizaam een koektrommel uit een kastje opvist. Ik vertel haar over de Zonnebloem en stel vragen. Dan onderbreekt zij mij: “Heb ik u al verteld over mijn nieuwe schoenen?” Zij tilt haar halflange rokken omhoog zodat het lamplicht in glimmend gepoetst, orthopedisch loopwerk valt.
Martha vertelt hoe ze werden aangemeten en hoeveel gemak zij daarvan heeft. Ze zijn uitermate praktisch! 
Ik vraag naar het beeldhouwwerk: jarenlang, samen met haar man, bijtelde zij met lust en ijver. “Schilderen kost minder energie,” vindt Martha, “heeft u mijn expositie gezien?” Ik ben vol bewondering voor de negentigjarige dame. Martha loopt met onze kopjes naar haar keukentje. Halverwege keert zij zich ongemakkelijk naar mij toe: “Heb ik u al verteld over mijn nieuwe schoenen?”
Hoewel ik het niet van plan was, ren ik de Uiterwaard op. Links en rechts grazen duizenden ganzen. In de verte zie ik dat ‘mijn zestien’ aan de rand van de grootste concentratie zit. Mijn nadering maakt enkele van de voorste dieren zenuwachtig. Zij vliegen op en inspireren minsten vijfhonderd anderen. Gakkend zwermen de zware vogels drie kanten op, maar buigen massaal naar dezelfde richting, om via een wijde bocht luidruchtig achter de zittenblijvers te landen. Ik kan je wel vertellen, het was een feest voor oog en oor!
Gelukkig concentreert Martha zich op haar Senseo. Eigenlijk vermoedde ik al de kneep. Weer achter een vers bakje troost hervat ik ons gesprek. Ik vertel over activiteiten. Zie haar gezicht opfleuren. Maar zij vraagt: “Heb ik u mijn nieuwe schoenen al laten zien?”
Bij verschillende gelegenheden, bij haar thuis en elders, kwam ik deze sympathieke en kunstzinnige dame tegen. Onlangs ontmoette ik haar bij AH, steun zoekend aan het winkelwagentje. Zij herkende mij niet. Toch kan Martha zich nog steeds probleemloos in haar appartementje redden.
Vandaag las ik dat Europa een miljard euro beschikbaar stelt, onder meer aan de Radboud Universiteit, om onderzoek te doen naar de toepassing van grafeen (een enkelvlakslaag van koolstofatomen) en om een supercomputer te ontwikkelen die de werking van ons brein kan nabootsen. Ik hoop dat zij spoedig ontdekken hoe dementie ontstaat en kan worden tegengegaan!

vrijdag 25 januari 2013

Aaltje

Bijna tot aan de dijk dwarrelen mijn gedachten alle kanten op – ik ben vooral met mijn hoofd bij een intakegesprekje laat deze ochtend; de vrijwilliger in spe wil er nog even over nadenken – als de treden in de opgang naar de dijk mijn attentie vragen. Vooral nu ze half verborgen onder vast aangetrapte sneeuw liggen. Ik ren dus behoedzaam omhoog.
Rechts trekt een breed uitgewaaierd groepje jongens mijn aandacht. Opgewonden debaterend en druk gebarend verdwijnen ze in de richting van het hek dat de uiterwaard ontsluit. Even denk ik aan de journaalbeelden over het geweld in Eindhoven, dan zie ik dat zij voorzien zijn van schaatsen. Toch blijf ik hangen bij de golf van verontwaardiging die via de sociale media over ons land trok, opgeroepen door uitgezonden beelden van een bewakingscamera. Die waren dan ook minstens zo heftig als de reacties daarop. Rob van Gijzel, Eindhoven’ burgemeester, toonde zich erg geschrokken van de massaliteit van de volkswoede. Ik kreeg trouwens het gevoel dat Van Gijzel vreesde voor het leven van de daders wiens gezichten en namen binnen luttele uren op het internet rondwaarden, dat hij hen daarom opriep zich zo snel mogelijk te melden.
De sociale media blijken in dit opzicht niet alleen een hulpmiddel voor justitie, een krachtig medium voor gerechtigheid, maar bezitten tevens de potentie om zinloos geweld te voorkomen. Wie weet zijn de sociale media de opvolger van sociale controle die in onze vroegere leefgemeenschap zo gewoon was. Hoewel het moeilijk blijft om de dynamiek binnen een gesloten groep te controleren. Zoals ik mij dat herinner is in mijn eentje kattenkwaad uithalen, toen ik nog Siempie was, nooit bij mij opgekomen. Als ik mij bijvoorbeeld overgaf aan belletje trekken bij onze buurtgenoten, dan deed ik dat in een groepje en vanwege dat groepje.
Vlak boven mijn hoofd klinkt plotseling het suizende geluid van vele vleugelslagen. Een groep van meer dan twintig Grauwe ganzen vliegt in formatie laag over. Als een groep wielrenners dat tempo maakt teneinde in te lopen op de kopgroep, maken de twee achterste dieren zich beurtelings los om de kopposities over te gaan nemen. Dan verdwijnen ze uit mijn gezichtsveld. Buiten het geluid van hun vleugelslag blijft het doodstil, er klinkt geen wanklank over de verdeling van taken noch gezeur over epo of zelfs bloeddoping.
Ik heb wel vaker de behoefte gevoeld om Alie Komen vanaf de straat uit te jouwen toen zij mijn bal, nadat die ongelukkigerwijze in haar tuin was beland, weer eens niet terug wilde geven. In mijn eentje heb ik dat nooit gedaan, ik zou dat ook niet hebben gedurfd. Tussen mijn kornuiten waande ik mij veilig en jouwde heftig mee: “Aaltje, Aaltje op een paaltje, Aaltje is de ballenheks!” Toch zetten we het massaal op een rennen als Alie haar voordeur openwierp om ons tot de orde te roepen. Helaas voor haar grensde het meest ideale pleintje om te voetballen – het enige feitelijk – aan haar keurige en fleurige tuintje. Vaak kwam onze bal daarin terecht en soms knakte het helaas een van haar mooie bloemen of planten. ‘Aaltje’ zat vaak paraat achter het venster zodat wij nauwelijks kans zagen de bal uit de tuin te vissen. Zij griste het ding met regelmaat triomfantelijk tussen de tulpen uit en voerde het onbarmhartig met zich mee haar huisje in. Smeken noch schelden bracht haar op andere gedachten, zodat wij niets anders konden doen dan onverrichter zake naar huis te gaan.
Ik wil de heftige gebeurtenissen in Eindhoven natuurlijk geenszins vergelijken met jeugdig kwajongensgedrag. En optimaal geregelde gedragingen binnen een vlucht ganzen mogen we niet verwachten van jongeren die nog vechten met hun hormoonhuishouding, vooral niet als zij in een groep optrekken. Wij mogen hopen dat daders steeds spoediger worden opgepakt, zodat dergelijke afschuwelijke incidenten een zeldzaamheid blijven.

dinsdag 22 januari 2013

Koekijs

Op deze … tja, hoe noem je de dinsdag na Blauwe Maandag? Ik heb geen begin van een idee maar stel vast dat ik opnieuw door een besneeuwd landschap ren. Ik geef onze kleindochter wel een beetje gelijk, zij vindt de sneeuw maar saai! En inderdaad, er is weinig variatie in hetgeen ik zie. Ondanks dat de zon schijnt, flets maar toch, is er weinig kleur te bekennen tussen het overvloedige wit.
Gistermiddag liep Sofie met mij mee naar de Albert Heijn, zij wordt in augustus zes. Ik vroeg haar hoeveel sneeuwpoppen zij al had gemaakt.
“Niet een!”, vraag ik verbaasd, “zelfs niet op school?” “Daar heb ik geen zin in,” antwoordde zij blijmoedig, “ik vind sneeuw maar saai! Ik wil dat de zon weer gaat schijnen. Hoef ik geen sneeuwlaarzen meer aan. En geen sjaal om!”
“En dan, wat ga je doen als de zon schijnt?” “O, dan gaan we naar de Groene Heuvels. Gezellig!” En na even nadenken: “En dan gaan we elke dag buiten eten. Dat is gezellig! Ik heb een grote tafel hoor, met heel veel stoelen!” Ondertussen springt zij aan mijn hand over een paar plekken met sneeuwbagger. “Bah, vieze sneeuw, ik wil dat het smelt! … Opa, blijf jij straks boterhammen eten?”
Op de dijk passeer ik een dik geklede wandelaar die er een flink tempo in houdt. Terwijl ik hem groet laat hij mij weten: “Dat gaat echt sneller!” Zonder daarover na te denken bevestig ik over mijn schouder zijn constatering: “Ja hé?” Verderop slalom ik tussen groepjes oudere wandelaars. Mannen bij mannen, vrouwen bij vrouwen. Hier en daar gedrieën naast elkaar, beslag leggend op het beschikbare sneeuwvrije wegdek: “Mag ik even passeren? Pardon. Ik pas er nog net tussendoor!” Enzovoort. Ik kwam hen eerder tegen. Ook nu loopt een van hen met Nordic Walking stokken en opnieuw vraag ik mij af, waarom?
Op de nevengeul, De Loenensche Wel, maken drie jongeren, gewapend met sneeuwschuivers, een schaatsbaan. Ik huiver even bij de gedachte aan brekend ijs.
Op de Uiterwaard is niet gestrooid. Het voelt een beetje als cross country. Ik ren door tot de eerste scherpe bocht en besluit impulsief over de draad te gaan.
Ik ren door het dik besneeuwde grasland dat eerst sterk afdaalt en vervolgens tegen een rivierduintje klimt, en beland uiteindelijk op een Waalstrandje. Stroomopwaarts, richting verkeersbrug, dobberen drie zwanen in de luwte van een krib. Kleine zwanen? Over het vaste strandzand ren ik als over een zacht en warm asfaltdek. Het zijn Knobbelzwanen. Ik overweeg de krib te beklimmen en via de strandjes richting huis te rennen maar de besneeuwde basaltblokken weerhouden mij. Bovendien heb ik geen mobieltje op zak.
Terug langs het strandje en het duintje op. Af en toe zakt een van mijn voeten wat dieper weg. Ik voel en hoor koekijs breken. Ik ontwijk een heuse sneeuwspleet – zou er zomaar een been in kunnen breken. Het brengt mij terug naar de sneeuwduinen in mijn jeugd. In mijn herinnering was er altijd wind, vooral in de winter en tijdens sneeuwbuien. Prachtig waren die opgewaaide massa’s. Aan de bovenzijde scherp getekend. Maar verraderlijk. Menig keer zakte mijn broer of ik diep weg. Soms tot op of door het brosse ijs van een ongezien slootje. Geen nood! Dat was anders voor Belgrave Ninnis. Hij zakte op 14 december 1912, in Antarctica, met slee en sledehonden door een sneeuwbrug. Niks koekijs, een peilloze keiharde ijsspleet opende zich onbarmhartig! Wil je er alles over lezen? In de National Geographic van januari 2013 vind je een samenvatting van het verhaal over deze barre ontdekkingstocht.
Op de terugweg ondervind ik het wrede karakter van de Oostenwind. En gelukkig trainde ik in de loop van de jaren ook mijn gezichtsspieren. Ik heb ze hard nodig als een hond, enthousiast van de dijk rennend, onderuit glijdt vanwege een onder de sneeuw verborgen plastic glij-schotel. Het beest miept van schrik; mijn stijve wangspieren laten met moeite een bevrijdende lach toe! Prima gevoel!

donderdag 17 januari 2013

Ontdekkingsgedrag

Mijn oude Zonnebloemvriend, Wim, claimt dat hij weinig kennis heeft. Studeren zat er voor hem en zijn broers en zussen niet in. De klompenmakerij van zijn vader leverde onvoldoende op om het gezin een goed bestaan te bieden, dus moest er direct na de lagere school worden aangepakt. Maar bijna vierennegentig jaar leerde hij door te leven; door te lezen en te luisteren. En hoewel dat laatste moeilijker wordt gaat hij discussies niet uit de weg. Of het moet over wiskunde gaan: "Daar heb je een speciaal brein voor nodig" meent hij, en dat is waarschijnlijk waar.
Vanmorgen hadden we een prettige discussie over onze vrije wil. Ik denk daaraan terwijl ik op de Dijk ren, langs de bevroren fruitboomgaarden waar Wim na zijn pensionering nog vele jaren werkte. Het wegdek is bijna vrij van sneeuw, de weilanden wit en de lucht grauw (ondanks ons voor vandaag, ook door onze barometer, veel zonlicht was voorzegd.) Hier en daar steekt een verse molshoop boven de sneeuw uit, ten teken dat ‘benedengronds’ druk wordt gearbeid. En dat is goed. Op de Loenensche Wel ligt een dun laagje grauwwit ijs. Op twee plaatsen rimpelt het water diep en zwart. Zelfs als het tot en met zondag vriest zit schaatsen hier er niet in.
Maar hoe vrij is onze wil? Deze vraag vormde vanmorgen onze conclusie terwijl wij afscheid namen. Afgelopen week waren er nog twee momenten die bevestigden dat onze conclusie waarschijnlijk niet vreemd is. Ze ontstonden terwijl ik in National Geographic het artikel ‘Rusteloze genen’ en het portret van Jaroslav Flegr las. 
Kort door de bocht: David Dobbs vraagt zich in ´Rusteloze genen´ af waarom wij zo graag op onderzoek gaan. Wat zette ons zestigduizend jaar geleden aan om vanuit Afrika naar alle uithoeken van de aarde te migreren? En wat drijft ons naar de maan en verder de ruimte in? Het DRD4 gen! Bij ongeveer een vijfde van de mensheid wordt deze DNA variant aangetroffen die door wetenschappers vaak met nieuwsgierigheid, overmatig risicogedrag en rusteloosheid wordt verbonden. Dus, zo’n nieuwsgierigheid-gen dwingt als het ware de bezitter – meer dan niet-bezitters – op reis te gaan; stenen om te keren; nieuwe horizonten te ontdekken. Maar het opmerkelijkst van alles is dat dit ‘ontdekkingsgedrag’ mogelijk een versterkend mechanisme op gang brengt door zich te vermenigvuldigen en te verspreiden.
Ik las ooit een verhaal, in het genre fantasy, waarin een intelligentie uit een naburig sterrenstelsel onze aarde koloniseerde. Deze levensvorm werd door de mensen niet als intelligent onderkend. Nadat zij ontdekten hoe zij deze nieuwe planeet konden bezitten, werden steeds meer mensen door hen ‘overgenomen’: het liet zich eenvoudig van een boomtak op een argeloze voorbijganger glijden. Verdoofde dat slachtoffer als een steekvlieg en verbond zich met diens hersenstam. Vanaf dat moment was die mens gruwelijk willoos!
Ik dacht onmiddellijk terug aan dat verhaal toen ik de persoonsbeschrijving van Jaroslav Flegr las. Hij ontdekte in 1990 dat hij besmet was met Toxoplasma gondii. Deze parasiet treft gewoonlijk katten en kan, via de kattenbak overspringen op mensen. Van kat naar kat reist de parasiet via ratten. Bij een besmetting kaapt Toxo het rattenbrein, waardoor de rat actiever en roekelozer wordt. Het prooidier vindt de geur van kattenurine plotseling aantrekkelijk en loopt, kortom, een grotere kans opgepeuzeld te worden.
De Tsjechische evolutiebioloog Flegr, vroeg zich af of zijn brein ook gekaapt zou zijn. Hij constateerde vreemd gedrag bij zichzelf waar hij geen baat bij had, maar de parasiet wel! Hij liep bijvoorbeeld zomaar de straat op ondanks toeterende auto's. Hij ontdekte dat mensen met ‘toxo’ een bijna drie maal zo'n grote kans hebben op een verkeersongeval. Een patiënt vond kattenpis plotseling onweerstaanbaar.
Alles overwegende stel ik vast dat mijn brein, al dan niet gekaapt of voorzien van DRD4, door vele factoren gevormd werd. Vrije wil of niet, ik handel daarnaar. Zeker weten!

vrijdag 11 januari 2013

Poepeindje

Het looppad langs de Tempelstraat ligt dik bezaaid met katjes van boomhazelaar en zwarte els. Zij werden door de hoge temperaturen op hun ‘verkeerde wortel gezet’ en kregen daardoor te vroeg een lentegevoel in hun takken. Ze zullen deze vergissing spoedig ontdekken, hoewel de gevolgen vermoedelijk mee zullen vallen.
Om hard te lopen zijn de omstandigheden perfect. Langs de Dijk ontdek ik een paar verse molshopen. Goddank, niet alle fluwelen gravertjes zijn verdronken. Wij kunnen onszelf troosten bij de gedachte dat de lijkjes van degenen die wel de klos waren, nu wormenvoer zijn. Terwijl zij deze aasetertjes eerder bijziend maar onafgebroken, voor hun eiwitrijke maaltijden in hun stelsels bijeen sprokkelden.
Terwijl ik hier ren voel ik een grote verwantschap met deze dieren. Mollen, pieren, het maakt niet uit, nu ik mij een voorstelling probeer te maken van de jongste kosmologische ontdekking. Vierenveertigduizend keer groter dan onze Melkweg!
Een groep internationale wetenschappers vond een nieuw stelsel met een doorsnede van vier miljard lichtjaren. Hun monden zullen opengevallen zijn. Immers, bij Nu.nl las ik dat door sterrenkundigen niet aannemelijk werd geacht dat stelsels een grotere doorsnee konden hebben dan iets meer dan een miljard lichtjaar. De nieuwe vondst is dus meer dan drie keer groter dan die gedachte limiet! Is het trouwens wel slim voor een wetenschapper, zulke vooringenomen standpunten? Ik heb mij altijd voorgesteld – oké, dat is ook een bedachte veronderstelling – dat een wetenschapper is als een kind dat zich laat verwonderen. Eigenlijk zoiets als rechercheren; het te vinden bewijs laten vertellen hoe en door wie de misdaad is gepleegd. Vooringenomenheid leidt altijd naar problemen. Vroeg of laat, de waarheid komt altijd boven.
Vandaag kwam de waarheid voor deze sterrenkundigen. Onderwijl ik daarover pieker vang ik links een bijzonder beeld: over de Waal, tussen Slijk Ewijk en de Verkeersbrug in de A50, tegen een donkere blauwpaarse wolkenband, lijkt een kleine Ticker Parade aan de gang. Maar dan in horizontale richting. Vele snippers zilverpapier flakkeren aan en uit in het felle zonlicht. Een forse groep vogels, ze vliegen niet in formatie, dus denk ik eerder aan duiven of meeuwen dan aan ganzen. Dit effect ontstaat waarschijnlijk doordat het zonlicht door de rivier wordt weerkaatst waardoor buiken en vlerken, afhankelijk van de vliegstand, extra worden uitgelicht. Adembenemend mooi! Dat vindt ook een wielrijder die mij passeert. Helaas, we mogen er slechts kort van genieten. De formatie kiest een andere richting en verdwijnt in de achtergrond. Gelukkig hebben we de herinnering!
Terug naar onze nieuwe kosmos: enkele maanden geleden liet professor Robert Dijkgraaf ons een aantal verhoudingen zien, zoals die tussen zon en aarde: grapefruit en peperkorrel op tien kilometer van elkaar. Een ander beeld: onze Melkweg heeft een doorsnede van honderdduizend lichtjaren. Onze Zon doet over ieder rondje tweehonderd miljoen jaar! Tijdens haar huidige rondgang zag zij opkomst en ondergang van talloze levensvormen voordat wij eindelijk te voorschijn kropen. Maar dat terzijde.
Tijdens de confrontatie met deze enorme getallen en afstanden, herinnerde ik mij mijn reizen naar mijn lief. 1966 – 1967, ons eerste verkeringsjaar: van Wadway naar Nijmegen met mijn Kevertje. Ik had een koffiestop nodig. Meestal in Maarsbergen. Wat in de verhouding grapefruit – peperkorrel feitelijk minder dan een poepeindje is was toen een hele reis. Ik bedoel maar: van Hoorn naar Amsterdam over een provinciale tweebaansweg, het Utrechtse Oude Rijn was een kruising met een stoplicht! Amsterdam moest worden doorkruist van noord naar oost en Arnhem zag ik ook van vele kanten.
Wetenschappers hebben ons beeld voorgoed veranderd.  Maar als ik mij de enorme afstanden, aantallen sterrenstelsels, planeten, zwarte gaten en de onvoorstelbare en onmeetbare kosmische diepten probeer voor te stellen, krijg ik acuut hoofdpijn. En verlang ik stiekem naar de wetenschap die was: de Zon te midden van haar planeten, een kosmos met in het centrum de mens!

dinsdag 8 januari 2013

Bidden

Afgelopen avond en nacht kreeg een verkoudheid mij te pakken: hopelijk helpt hardlopen dit een beetje terug te dringen. De dag is opnieuw grijs. Ik weet het, sommigen van ons prefereren dit tegenwoordig in wel vijftig tinten, persoonlijk zie ik graag meer kleur zoals die van een echte winterse dag.
Terwijl ik nog maar tot de Van Heemstraweg ben gevorderd merk ik tot mijn verbazing dat ik via mijn neus vrij kan ademen! Dat geeft direct meer ontspanning.
Bij Tuincentrum de Bull hoor ik weer het kleine berichtje op Radio1: Harm Schilder, pastoor in Tilburg, heeft het plan opgevat een foto van iedere parochiaan die zich laat uitschrijven op te hangen in zijn kerk. Daarmee hoopt hij het steeds maar kleiner worden van zijn kudde om te buigen. Door trouwe kerkgangers voor hun heil te laten bidden, verwacht hij de verloren zielen opnieuw voor zijn kerk te kunnen winnen.
Ik wil het niet hebben over privacy. Ook wil ik het geloof van de pastoor en de biddende kerkgangers niet in twijfel trekken: het is op zichzelf mooi en ook wel een beetje aandoenlijk, dat er mensen zijn met zo’n groot vertrouwen in hun geloof. Hen kan niets overkomen!
Het plannetje van Harm Schilder brengt mij terug naar mijn jeugd en de vele kerkgangen die daar onlosmakelijk aan verbonden zijn: iedere dag tenminste een keer! Gedurende mijn lagere schooltijd, uitgaande van de kalenderdagen, vijfentwintighonderd. Dat is ongeveer de som van alle dagelijkse missen, hoogmissen, lofdiensten, biechten en gebedsgangen voor het verdienen van aflaten. Voor degenen die mijn som na rekenen: de vijfde klas deed ik twee keer.
Ik kwam lang niet altijd aan bidden toe. Afleidingen waren er te over. Zo werd ik geweldig geholpen door de prachtige glas-in-lood-ramen. Bij de meesten kende ik het verhaal, en als dat niet zo was kon ik er gemakkelijk een verzinnen. Vaak ook viel het zonlicht beloftevol naar binnen zodat ik zin kreeg in de rest van de dag, waarover ik in de kerkbank alvast kon fantaseren.
Veel van die kerkgangen heb ik ook verzuimd. Vooral toen ik wat ouder werd en niet langer onder direct toezicht van oudere broers en zussen stond. Broers en zussen: Pa ging meestal heel vroeg ter kerke vanwege zijn werk en Moe, in mijn beleving, meestal niet. Zij had de zorg voor onze jongere broertjes en zusjes en die kon zij niet onderbreken voor een kerkdienst.
Op de Uiterwaard, voorbij de verkeersbruggen – die binnenkort, omdat die naam het meest gesuggereerd werd, wellicht tot ‘De Tweeling’ gedoopt worden – heb ik weer een goed overzicht op het vorderen van de werkzaamheden. Het gat midden boven de rivier schat ik op vijftien meter. Het zal nu niet lang meer duren voordat de nieuwe brug echt een verbinding vormt.  
Dat verzuimen deed ik meestal samen met mijn broer Jan. Wij planden dat niet, maar lieten ons leiden door de omstandigheden. Als het regende gingen we meestal gewoon naar binnen. Bij mooi weer viel ons gemakkelijker in dat we onze tijd plezieriger door konden brengen. Door schade en schande wijs geworden bestond onze tactiek er uit dat een van ons naar binnen ging om even rond te spieden. Wie zitten zoal in de kerk? Zie ik een buur? Familie? Pas dan achtten we het veilig om te verzaken.
Onze situatie is te vergelijken met de actie van pastoor Schilder: een foto van het verloren schaap brengt het wellicht terug in de stal. Een buur kon ons thuis verraden.
Op weg naar huis, nadat wij van ons verzuim genoten, konden Jan en ik slechts bidden dat Moe het niet te weten was gekomen!

donderdag 3 januari 2013

Gehoorzamen

Gezien de middag gaandeweg steeds donkerder werd, verwachtte ik mijn hardlooprondje in de regen te zullen maken. Maar het is droog! Op het moment dat ik de voordeur achter mij sluit valt er één druppel, uitgerekend op mijn linker brillenglas.
Op het einde van de Tempelstraat wordt nog wat vuurwerk afgestoken, het zal nu wel bijna klaar zijn met die rommel. Terwijl ik dat bedenk klinkt nog een heftige knal achter het appartementencomplex aan De Balmerd. Twee jongens rennen het fietspad op. Zij kiezen mijn richting en op het moment dat ik hen passeer zie ik dat ik mij vergiste, zie ik dat het meiden zijn. Meiden die vuurwerk afsteken? Nou ja, waarom ook niet? Ik peins even over dit fenomeen en beland bij Alessandra, de ik-figuur uit Sarah Dunant’ historische roman ‘De geboorte van Venus’. Alessandra, dochter van een rijke stoffenhandelaar, studeert en tekent, terwijl zulk voor meisjes absoluut niet passend wordt geacht. Ik geniet mede van dit verhaal omdat het in Florence speelt, de Italiaanse kunststad waar Riky en ik een aantal jaren geleden wandelden en er de belangrijkste kunstwerken bewonderden. Al lezende zie ik de beelden voor mij, hoewel ook dank zij de boeiende schrijfstijl van Sarah Dunant. De sociale en politieke spanningen nemen vanwege de boeteprediker Girolamo Savonarola hand over hand toe en worden door Dunant bijzonder kleurrijk beschreven. Ik ben bijna halverwege en bijzonder benieuwd waar het heen gaat!
O ja, wat ik erg grappig vond is dat op Radio4 Heinrich Isaac werd geïntroduceerd als componist van de dag, terwijl ik op de bank ‘de Venus’ lees. Het stuk dat ten gehore werd gebracht – overigens prachtig! – schreef hij ergens tussen 1480 en 1492 in opdracht van Lorenzo de Medici. Deze Lorenzo, bijgenaamd ‘De Grote’ vanwege zijn verdiensten voor de stad, stierf nog maar een paar pagina’s geleden!
De Waal is ongeveer een meter gezakt sinds afgelopen vrijdag. In het gedeeltelijk ondergelopen weiland naast de fruittuinen van de familie Engelen tel ik dertien overstroomde molshopen. Ik hoop dat de diertjes niet verrast werden door de komst van het water, maar gezien jonge mollen nog niet zo lang geleden uit de gangenstelsels van hun ouders zijn verjaagd en een eigen habitat moesten vinden, vrees ik het ergste. Hogerop, direct naast de weg, liggen flink wat verse bergjes. Volgens mij zag ik die hier nog niet eerder zodat ik veilig mag aannemen dat minstens een aantal van de onfortuinlijken het heeft gered!
Terwijl ik over de dijk ren en me herinner hoe Alessandra in het Florence van 1492 wordt uitgehuwelijkt, beland ik in het 1960 van Wadway; in de tijd dat mijn zus Annie ging trouwen, hoewel ik daar niet helemaal zeker van ben. Van dat moment bedoel ik, het kan ook een ander jaar en een andere zus zijn geweest. Hoe ook, ik ontdekte dat “Ja ik wil” voor de man zo ongeveer voldoende was, maar de vrouw bovendien gehoorzaamheid moest beloven. Als ik een dagboek zou hebben bijgehouden, zou ik zeker hebben geprobeerd daarin mijn gevoel van dat moment te noteren. Geschokt is te zwaar uitgedrukt, onthutst komt er dichter bij: nooit had ik mijn moeder zien gehoorzamen aan mijn vader.
Even terug naar het vuurwerk: wat zal ik klagen? Oké, de knallen waren soms bijzonder luid dit jaar. En ja, af en toe werd ik uit mijn slaap gehaald door iets wat meer op een bom dan op een rotje leek; op de website van Groen Links werden bijna 75.000 klachten verzameld. Natuurlijk zou ik het ook liever anders zien. Tien miljoen euro schade is ook niet niks! Maar wij hebben het voorrecht te mogen leven op een van de veiligste plaatsjes van onze aardbol. Wij kunnen bijvoorbeeld zonder voorbehouden onze zomervakantie plannen en zijn, als het zover is, absoluut niet verbaasd als we daarvan zorgeloos genieten. En onze vrouwen hebben een eigen wil, zij hoeven ons gelukkig niet langer te gehoorzamen!