dinsdag 31 juli 2012

Opvoeding

De zon schijnt en het is nog heerlijk fris als ik de stoepjes afstap om te gaan hardlopen, hoewel de wekker mij vanmorgen in de steek liet. Nog een minpuntje: het stinkt naar gier. O ja, denk ik, gisteren was het Nationale Gierdag in deze omgeving. In en rond het dorp reden boeren her en der met hun tankwagens naar pasgemaaide zachtgroene weiden om deze met hun rijke, stinkende drijfmest poepbruin te spuiten. Ja, spuiten. Niet injecteren.
Sculptuur no. 9 op de Waldskulpturenweg 
Op het relatief vlakke, onverharde stuk weg, na het kustwerk Blinker II van Timm Ulrichs (foto), lopen twee dames met hun hond. Ik waan mij thuis op de Dijk, met dit verschil dat de drukbevaren Waal veranderde in een weinig bereden verbindingsweg. Gelukkig, de hond is kort aangelijnd, daar hoef ik geen probleem van te verwachten. Ik peins over de keren dat het niet goed ging, met honden bedoel ik.
Geloei van koeien verjaagt de herinnering aan een hondenneus in mijn kruis. Veel koeien, in diverse chocoladetinten, staan bijeengedrongen in een hoek van een wei dat zich voor mij op ooghoogte bevindt. Het voorste dier, een nog betrekkelijk jonge stier, wordt bestegen door zijn grotere broer of neef. O nee, aan de volle borsten, die mij schaamteloos worden getoond, zie ik dat het om een volwassen koebeest gaat. De moeder denk ik. Zij geeft haar zoon seksuele voorlichting: “Kijk zoon,” loeit zij, “zo doe je dat!”
Deze gedachtegang brengt mij naar de huiskamertafel van mijn jeugd. Ik ben vijftien, bijna zestien. Wij zijn nog met z’n tweeën, mijn moeder en ik. De rest is al naar bed. Dat gebeurt vaker de laatste tijd. Het is muisstil. We lezen beiden, ons boek en ellebogen op het pluche tafelkleed gepoot. Ik, tegenover mijn moeder, lees een spannend verhaal van James Earl Johns. Misschien Biggles in Gevaar of wellicht Biggles trekt ten strijde. Ik probeer ze allemaal te pakken te krijgen. Wellicht om daarmee het feit dat ik de oorlog niet meemaakte, te compenseren. Maar dat terzijde.
Wat mijn moeder onderhanden heeft, daarvan heb ik geen weet. Nu vermoed ik dat het te maken moet hebben gehad met het opvoeden van kinderen, en dan met name met 'de voortplanting' (aan seks deed zij natuurlijk niet!) Want, terwijl ik gespitst ben op haar: “Moet jij niet ’s te bed m’n Joôn?,” verbreekt haar raspende stem, toch nog plotseling, de intieme stilte met haar achteloze vraag: “Ik hoef jou 
zeker niks meer te vertellen hé?” Ik schrik hevig en voel het schaamtebloed naar mijn wangen stromen.
Een jaar of vier eerder moet zij al geweten hebben dat zij mij ‘niks meer hoefde te vertellen’. Het gebeurde op een zondag. Er zat veel visite in de huiskamer. Wij speelden in de keuken. Een van mijn zusjes vroeg naar mijn konijnen; vroeg of er al jonkies waren. Zo kwam het dat ik mij liet ontvallen: “Pa en Moe doen het op dezelfde manier als de konijnen”. Als uit het niets kwam de hand van mijn moeder. Als ik daaraan terugdenk, gloeit mijn oor nog. Maar mijn gevoel was er een van triomf: Nu weet ik het zeker!
“Neeej Moe!” liet ik haar verontwaardigd weten. Zij kon horen en zien dat ik mij schaamde. En ik denk dat zij blij met mijn afhoudende reactie was. Maar natuurlijk had ik over de hoed en de rand willen horen. De hormonen raasden immers door mijn lijf! Maar hoe vertel je dat je moeder, zelfs als zij daarnaar vraagt? We lazen nog een poosje in stilte door. Toen sloot zij haar boek en vroeg mij straks het licht uit te doen. Het was de eerste keer dat ik als laatste naar bed ging!
Het meest steile stuk van de route heb ik ongemerkt genomen, zo intens zat ik weer met mijn moeder aan tafel. En ja, het duurde nog lang voordat ik ‘over de hoed en de rand’ wist. En ik heb ook geen idee hoe ik, of wij, onze kinderen hierin hebben opgevoed. Die methode van Moeder Koe is zo gek nog niet! 

vrijdag 27 juli 2012

Wensbeelden


Vanavond worden de Olympische Spelen geopend, reden voor ons om de televisie te gaan benutten. Voor dit moment ren ik mijn berg op, die direct naast de voordeur begint. Het gaat moeilijker dan de eerste keer, afgelopen dinsdag, wellicht doordat ik thuis gewoonlijk meest vlakke parkoersen ren. Vanwege de temperatuur heb ik de wekker toch maar drie kwartier vroeger gezet. Veel nieuws dringt deze weken overigens niet tot ons door. Dat is een van de voordelen van uitsluitend vrije tijd beleven, van doen waar je zin in hebt. In de loop van de jaren ontstaan echter steeds meer scheurtjes in dat geïsoleerde vakantiebestaan. Zo bereikte mij via de internetverbinding van Inge, de dame van wie wij ons appartement huren, het berichtje dat vliegen rechtsomkeert maken als zij een geur ruiken die hen niet aanstaat. Eerder was al opgevallen dat vliegen rechtstreeks naar de bron van een lekker geurtje vliegen. De vraag was – hoe kom je er trouwens op – of zij het tegenovergestelde doen bij een stinkluchtje. En dat is zo. Biologen hebben het uitgevogeld met behulp van kleine magneetjes op de rug van de vliegen, een amandelgeurtje, waaraan vliegen de pest hebben, en appelazijn waar zij dol op zijn. Bij het bos aangekomen bedenk ik dat het beroep van bioloog toch wel erg leuk is, wat overigens een nutteloze gedachte is. Zelfs als wensbeeld. Ik bedoel maar, ik ben met pensioen!

Ik laat het stukje bos weer snel achter mij en kom op een bijzonder steil gedeelte naar een overgang met een weids uitzicht op Grafschaft. Daar hoor ik de mauwende roep van een buizerd in het dal rechts onder mij. Ik probeer de roofvogel te ontdekken, wat tegen de achtergrond van dennenbomen een te moeilijke opgave blijkt.
We hebben de afgelopen dagen niet veel anders gedaan dan lui in de tuin zitten lezen. Voor mij vooral boeken en verhalen van Stephen King, die zulke prachtige en vooral onverwachte beelden kan schetsen. De laatste jaren lees ik zijn verhalen vooral tijdens vakanties. En onderwijl wij wandelen vertel ik het Riky. Zo beleef ik het twee keer.

Doordat ik op een steen trap moet ik mijn houding corrigeren. Op datzelfde moment valt mijn oog op de buizerd die in alle stilte zijn zweefvlucht vertraagt. Het lijkt alsof het dier op zijn staart gaat staan. Dan duikt het als een kogel in een aanplanting van jonge dennenboompjes. Stof dwarrelt op en verbergt verdere actie. Toch had ik het niet beter kunnen treffen!

Op de terugweg kom ik langs een tretbecken, een voetenbad dat middenin een bron werd gebouwd. Heerlijk om in dat koele water rond te lopen nadat je een lange wandeling maakte, of langdurig in een hooiveld werkte, maar dat terzijde. Op het moment dat ik er langsop ren zie ik een sporttas staan. Paars met zwarte stroken en voorzien van een donkerroze merkplaat met daarop een wit logo. Hoe komt die tas daar? Heeft iemand die vergeten? Achtergelaten door een insluiper in de plaatselijke sporthal, waardeloos omdat hij er niets (meer) van zijn gading in vond? Even twijfel ik, moet ik mij er over ontfermen? De plaats is verder geheel verlaten. Dan meen ik in mijn ooghoek iemand te zien die voor mij wegduikt. De dief? Zal hij veronderstellen dat het mijn tas is? Dat ik hier mijn hardlooprondje startte? De tas staat open. Steekt daar niet iets harigs uit? Gatver! Ik roep mijzelf tot de orde: kom op Simon, je kunt wel van alles bedenken, er is niks aan de hand en die tas komt heus wel goed terecht. En anders maar niet, jou een zorg!

Gisterenavond las ik een kort verhaal van King. Het leek te gaan over een groep gestrande treinreizigers die wacht op een extra trein. Met een knappe wending wordt duidelijk dat de reizigers reeds overleden zijn. Zelf weten zij dat nog niet allemaal. Dat niet weten wordt in stand gehouden door hun wensbeelden. Prachtig! Het eerstvolgende korte verhaal heet Het Hardloopmeisje. Heb ik nu al zin in.

dinsdag 24 juli 2012

Verdwaald


Voor mijn hardlooprondje heb ik de wekker maar niet op een vroeger tijdstip gezet. Het is tenslotte vakantie, onze derde dag in Grafschaft (Sauerland). We beschikken over een comfortabel appartement en een uitgestrekte tuin met veel schaduwplekjes waarin ik mij af en toe terug kan trekken. En dat is nodig gezien de zon de hele dag schijnt en wij niet veel anders kunnen doen dan lezen. De ontsteking in Riky’ enkelgewricht belet haar namelijk – en mij natuurlijk ook – om dagelijks te wandelen, iets dat wij gewoonlijk graag, ook tijdens vakanties doen. Maar lezen is geen straf!
Grafschaft is een prachtig dorp dat vol staat met vakwerkhuizen. Aan bijna iedere gevel langs de Hauptstraße is een informatiebordje geschroefd met daarop een samenvatting van de geschiedenis van het huis. Het ‘onze’ is tweehonderd jaar geleden gebouwd. Inge, de oude dame waarvan wij dit appartement huren, heeft dat feit afgelopen weekeinde met haar familie gevierd.
Zoals ik thuis gewend ben start ik direct bij de voordeur. Naast ons vakantiehuis loopt een rustige weg omhoog. Aangezien we het dorp nog niet verkenden prent ik mij iedere afslag in: probeer ik niet te verdwalen. Dat is mij in het Sauerland namelijk eerder overkomen. In ons tweede verkeringsjaar, vierenveertig jaar geleden, in Saalhausen aan de Lenne. Niet eens ver hier vandaan, we zullen het vast opzoeken. Maar dat terzijde. 
‘Saalhausen’ was een strakke vakantie met dagelijks georganiseerde uitstapjes. Er was één vrije dag ingepland, waarop het gebeurde...
Eindelijk konden we vrij zijn en de natuur intrekken. Onervaren en onvoorbereid. Kortom, we raakten hopeloos verdwaald, samen met een stel uit Hoorn. We hadden geen idee waar we waren. Of we links, rechts, rechtdoor of juist omkeren moesten. Het gevolg was dat we steeds sneller en benauwder gingen lopen en, reeds 
aan tafel voor het diner, zat het reisgezelschap op ons te wachten, zondags opgedoft, zoals dat in die tijd gebruikelijk was.
Aanvankelijk is de helling van de weg niet groot maar het wordt allengs steiler. Ik blijf klimmen en krijg steeds meer zicht op mijn omgeving: het is prachtig. Na de bebouwing wordt de weg smaller, maar blijft goed begaanbaar. Links en rechts verschijnen steeds meer wilde bloemen. Het gaat nog altijd omhoog. Ik had al bewondering voor de hardlopers die onlangs de Mont Ventoux namen. Gaandeweg neemt mijn achting verder toe. Langdurig stijgen komt echt aan op hart en longen. Maar er staat veel moois tegenover! Zoals de fraaie uitzichten op de heuvels en bossen!
Ik passeer veel weilanden die pas gemaaid zijn of nog bedenkt met maaisel. Hier en daar zijn boeren met tractoren in de weer. Zonder uitzondering groeten zij mij vriendelijk, ondanks hun streven om het gras snel binnen te krijgen zolang het mooie weer aanhoudt. Bij onze aankomst waarschuwde Inge ons voor het lawaai, of verontschuldigde zij zich: “De buren maken silo!” Zij bedoelde dat men gras aan het inkuilen is. Dat werk noemt men ‘silo’, hoewel er geen silo meer aan te pas komt. Het gras wordt in de vorm van een smalle heuvel opgetast en met behulp van tractoren stevig op elkaar geperst. Wij horen die lawaaiige apparaten nijdig kleine eindjes op en neer rijden, eindeloos. En later, naarmate de berg kuilgras hoger wordt, zien wij ze ook boven de omheining uit steken. Het resultaat zal veel vaster zijn dan gras dat met mankracht werd aangetreden, zoals vroeger door de boeren in ons dorp werd gedaan.
Naast kraaien, koeien en paarden spot ik één eekhoorn. Het is niet veel, maar toch! De weg terug gaat nagenoeg helemaal omlaag, zoals de heenweg omhoog ging. Dan gebeurt het toch. Het lukt mij een verkeerde afslag te nemen! Ik raak dan wel niet verdwaald, maar moet wel een heel eind verder rennen dan mijn bedoeling was. Nou ja, ik heb evengoed heerlijk gelopen!

vrijdag 20 juli 2012

Helden


Het werd wel een heel bijzondere 4Daagse! Ook voor ons persoonlijk: wij trainden, ongeveer zoals we dat al jaren gewend zijn, om ook deze editie met zijn vieren te lopen. Samen deden we dat al negentien keer. Daar werd begin juli door een knieblessure de klad in gebracht. Daarom gingen Riky en ik dinsdag met z’n tweeën van start. Het was anders, maar toch ook gezellig. Zelfs nu het weer ons en al die andere wandelaars, gedurende de eerste drie dagen niet echt goed gezind was. Maar wat zouden wij klagen gezien er onlangs watersnood in delen van Rusland heerste, in Polen orkanen woeden en vele Amerikaanse Staten kampen met extreme droogte? Het meteorologische wereldsysteem hebben wij, bewoners van geïndustrialiseerde landen, intussen danig in de war geschopt vrees ik. Maar dat terzijde.
Vanmorgen, acht kilometer na de start van de laatste dag, werden we opnieuw op ons nummer gezet. De 4Daagse vertoonde plotseling nog meer gelijkenis met Agatha Christie’ beroemde roman. Van de ‘Vier Kleine Negertjes’ bleef er nog maar één over die normaal kon finishen! Riky moest helaas staken wegens een ontsteking in haar enkelgewricht, terwijl juist deze 4Daagse voor haar belangrijk was daar zij nog aan het herstellen is van haar buikoperatie. Voor mij werd het, na die eerste acht kilometers en de schok van Riky’ ‘overgave’, toch nog een verrassende wandeldag. Doordat ik alleen loop is het gemakkelijker andere wandelaars aan te spreken en aangesproken te worden.
Na het afscheid van Riky sluit ik achterin de stoet aan. Die bestaat inmiddels uit wandelaars over wie de vrijwilligers op de Bezemwagen zich zullen afvragen of zij hen nu al een lift naar de finish gaan aanbieden of hen nog enige kilometers laten aanmodderen. Zoals die Zwitserse dame, morgenavond gaat zij per trein weer terug naar Innsbruck; zij heeft precies berekend hoe snel zij minimaal moet gaan om vóór zes uur binnen te zijn. En dat is niet erg snel! In mijn beste gebrekkige Duits probeer ik haar te vertellen wat zij mist als na vijf uur Via Gladiola weer gewoon Sint Annastraat is geworden, omdat het meeste publiek dan weer huiswaarts is of naar de stad voor de 4Daagsefeesten.
In de Weezenhof haal ik een moeder met haar dochter in. Zij lopen beiden moeilijk. Moeder fluit aarzelend een deuntje. Het klink zo dun dat ik er met moeite het lied Land van Maas en Waal van Boudewijn de Groot in herken. Mams voelt zich door mij betrapt: “Ik moet toch iets doen om er de moed in te houden!” Ik geef haar groot gelijk en wens haar succes. Nog geen tien meter verder loopt een oude man, zo scheef en mank dat ik mij afvraag waar deze wandelaar zijn wandelvreugde uit kan halen. Als ik bijna op zijn hoogte ben laat hij een trompetterende scheet. “Zo, u doet er echt alles aan om de vaart er in te houden!”, laat ik mij ontvallen. De man waggelt stoïcijns voort, maar achter mij klinkt een heldere schaterlach. Mama krimpt ineen vanwege haar lach en zal zeker een toilet moeten  vinden om de gevolgen ervan weg te ruimen.
De Via Gladiola is weer overweldigend. Wat had ik hier graag met Riky gelopen: zoveel spontane mensen. Lachen, roepen, zingen, juichen en klappen. Duimen gaan omhoog; ik voel mij een held ondanks ik mij in een massa helden bevind: mijn pijntjes zijn vergeten.
Na de finish passer ik een oude dame, krom onder een bos gladiolen. In het voorbijgaan hoor ik haar mopperen. Onder meer op haar moeder die haar beter had moeten opvoeden. Zij blijkt ruzie te hebben gemaakt met een man die bij het afmelden dwars door haar heen wilde gaan. “En ik ben óók moe, net als hij!” Op de Bisschop Hamerstraat nemen wij afscheid: “Tot volgend jaar!”

dinsdag 17 juli 2012

Kruidnagels


Nog op de valreep, want we moeten vroeg naar de bushalte, lees ik in de Gelderlander dat ‘wij’ op weg zijn naar de Betuwe. Wij, dat zijn Riky en ik met bijna 42.000 andere lopers. Breng zet ons af op het station en vandaar lopen we naar de start van de 96ste 4Daagse Wandeltocht op de Wedren, over het prachtig aangelegde ‘dak’ van de spiksplinternieuwe Keizer Karel Parkeergarage. Al voor de Wedren worden we toegezongen door drie halfnaakte, aangeschoten jongemannen vanaf een hoog balkon; “You never walk alone…” en moet de paraplu opgestoken. Tot in Elst zullen regenbuien en buitjes elkaar afwisselen.
Ik heb het op de Wedren nog nooit zo druk gezien. Het aantal lopers op de dertig kilometer moet wel  fors zijn toegenomen. Als de drie startpoorten opengaan doen we er nog vijfentwintig minuten over om te worden gescand. In een dikke drom wandelen we door de stad naar de Waalbrug en vandaar naar Elst waar de massa nog verder aangroeit met de ‘vijftigers’ en ‘veertigers’, die al veel vroeger van start zijn gegaan en hun extra route reeds voor dit gezellige stadje aflegden. Het is feitelijk één grote groep die via de uitgezette routes van de Wedren naar de Wedren loopt. Die groep is incoherent, want onderweg wisselen de lopers om ons heen. De sfeer is opperbest, ondanks de regen. Jammer dat voor deze sport van de zijde van de media zo weinig belangstelling is. Bas van der Hoeven vergeleek in zijn column de Sportzomer editie zonder aandacht voor de 4Daagse van de Gelderlander met een sportschoen zonder zool. Maar dat terzijde.
Soms hebben we onderweg contact. Zoals met die dame die per ongeluk mijn arm grijpt om even steun te zoeken. Haar accent doet mij sterk aan dat van mijn zus denken die jarenlang in de Amsterdamse wijk Oud West woonde. Deze 4Daagseloopster is opgegroeid in Krommenie. Ditmaal kampeert zij op een camping in Heumen. Niets is er in de buurt. Voor een maaltijd moet zij weer einden rijden. Al vroeg had zij belangstelling voor deze wandeltocht. Haar vader zag dat echter niet zitten. “Allemaal hoeren en snoeren!”, vond hij. Wat hij hier precies mee bedoelde heeft zij hem nooit gevraagd. Nu, tijdens haar tweede keer, zal hij vast heel trots op haar zijn, meent zij. Maar helaas is hij al jaren geleden gestorven. Zij worstelt met de vraag hoe zij donderdag naar de start moet komen gezien de 4Daagse dan langs haar camping wandelt en de weg al vroeg wordt afgesloten. Wij, inwoners van Beuningen onder de rook van Nijmegen, hadden geen idee van dit soort narigheid.
Dan is er die jongeman die ons in Valburg, desgevraagd informeert over de omstandigheden waaronder hij vanmorgen om vier uur van start ging: “Het kwam met bakken naar benden. Gigantisch!” Droge sokken hielpen een beetje, maar zijn schoenen zijn nog steeds doorweekt. Ene Kees is in de veronderstelling dat ik zijn kennis ben aan wie hij “iets wil vertellen.” Wat let u?”, nodig ik hem uit. Het komt er op neer dat hij toe is aan koffie, die al spoedig in zicht is.
En dan die man die, na confrontatie met smakelijk belegde broodjes verzucht: “Door hier die lekkere broodjes te kopen, kan ik mij ’s morgens een kwartier besparen!” Ik vraag mij af of dat wel zoveel tijd neemt, waarop hij toegeeft dat dit inderdaad een beetje overdreven is. “Ach", zegt hij, “ik besmeer slechts twee mueslibollen!” Even later tref ik hem weer en vraag waarmee hij zijn bollen belegt, aangezien ik er toevallig óók twee in mijn tas heb. Dat blijkt kaas te zijn. Ik maak hem lekker met mijn Friese Nagelkaas, met hele kruidnagels. Samen herinneren we ons de heilzame werking van zo'n nagel in een zieke kies.
Hopelijk wordt het morgen weer net zo gezellig, maar wel graag met minder nattigheid.

vrijdag 13 juli 2012

Oorlogsherinneringen


De dag bleef grijs en regenachtig, tot ik besloot lekker te gaan rennen. Toen brak de zon direct door en wrong ik mij, nog maar net van huis, uit mijn jasje om de wind en de heerlijke zonnewarmte vrijelijk te voelen. Op de Dijk krijg ik een blij gevoel van het Boerenwormkruid dat daar op z’n mooist staat te bloeien. De planten weten zelfs tussen het koolzaad op te vallen! Deze opwekkende vreugde kan ik nu wel gebruiken na het telefoongesprek met mijn zus Tiny en haar man, die zo verschrikkelijk met hun gezondheid worstelen.
Opnieuw ren ik langs de Wilde Cichorei dat zo welig bloeit rond de picknickbank vlak voor de Noodschuur. Afgelopen woensdag, we kwamen uit Afferden waar we met weer een ander groepje Zonnebloemgasten van de kersen hadden genoten, gebruikte ik mijn gasten Wim en Tiny om hier een mooi plaatje te schieten. Op dat moment brak de zon door en ging de wind even liggen. Natuurlijk speel ik met de gedachte, dat wij de voorbijgangers de indruk geven dat een zoon zijn bejaarde ouders wil vereeuwigen, nu dat nog kan! Vooral Tiny schatert het uit bij die gedachte. Ik stel hen vervolgens gerust: “ik gebruik jullie slechts als decorstuk hoor!”, wat op zich ook weer op onze lachspieren werkt. Het was er zo verrukkelijk, met elkaar daar tussen grassen en  bloeiende cichorei, daar bij dat bankje, dat we spontaan een aantal takken met die prachtige bleek blauwpaarse bloemen afsneden voor thuis in de vaas. Bij ons staan die al een paar dagen. Tegen de avond sluiten ze hun bloemen, sommigen voorgoed, om ze in de morgen, aangevuld met verse knoppen, weer te openen. Het vormt een mooie herinnering.
Hoe anders dan de herinneringen woensdag, in het restaurant van De Zandroos! We waren daar met z’n vijven; Annie met haar gast Wil en ik met Tiny en Wim. Toen we eenmaal gezellig aan de koffie met iets lekkers zaten – alweer een Drutens Waardje – bracht ik het gesprek op een krantenartikel: Turkse media gaan wel heel naïef om met de Henk en Ingrid van Geert Wilders. Een paar met diezelfde naam zou hun buur, van Turkse afkomst, tijdens een ruzie dermate hebben geslagen dat deze later aan zijn verwondingen overleed. Volgens een Turkse krant schoot Wilders zich daarmee in zijn eigen voet.
Een van de gasten kwam via Geert al snel op Adolf die, volgens haar, “ook zo gek was als een mandje!” En dat ontsloot spontaan herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog. Ik ben de enige in het gezelschap die deze oorlog niet meemaakte, maar dat terzijde. Een vader was getuige van de gevolgen van de afschuwelijke bombardementen op Rotterdam...
Nu haar beschrijving, via de ogen van haar vader, van de vele lichamen die her en der in Rotterdam vielen, opnieuw bij mij binnenkomt, valt deze over mijn gedachteplaatje naar aanleiding van de meer dan tweehonderd doden die gisteren vielen in het Syrische dorp Trenseh. Afschuwelijk!
Wil kwam met een vrolijker verhaal over spelen in de schuilkelders rond het Nijmeegse Beetsplein. En dan het spannende verhaal van Annie. Zij was met meerdere kinderen in een grote kuil nabij Leeuwen: “Het werd onheilspellend stil. Er gebeurde iets, maar wat? Wij waren warm en zweterig van ons spel. Een klap, luchtverplaatsing en vervolgens werden we bedolven door losse aarde, bladeren en takken.” Die V1 moet rakelings over de kinderen zijn gegaan. Wat een geluk dat zij in zo’n diepe kuil speelden…!” Zoet sap van rijpe kersen spoelde deze oorlogsherinneringen weer naar de achtergrond.
Mijn hardlooprondje gaat na de verkeersbrug ditmaal via het verlengde viaduct in de Ingenieur van Stuivenbergweg en Ewijk naar huis. De regen probeert mij op de valreep te doorweken, maar ik heb mijn jasje!

dinsdag 10 juli 2012

Burgerlijk


Deze frisse morgen voelt prettig aan, vooral om ontspannen en zorgeloos hard te lopen. Op de Van Heemstraweg wordt het onkruid in de bestrating van de vluchtheuvels met stoom belaagd, ik ben benieuwd hoe het er over enkele dagen uitziet.
Mijn suggestie dat ik vandaag, inmiddels ren ik over de Hommelstraat, zonder zorgen loop is feitelijk bezijden de waarheid. Het zou zo zijn geweest als het nieuws over de rechtszaak, aangespannen door Apple, aan mij voorbij was gegaan. Henry Carr, de Engelse rechter, heeft met zijn uitspraak mijn zorgeloosheid teniet gedaan. Rechter Carr is namelijk van mening dat de tablets van Samsung qua ontwerp weliswaar sterk op die van Apple lijken, maar desondanks veel minder cool dan de iPad zijn. Derhalve wordt de verkoop van de Galaxy Tab in Groot Brittannië niet verboden, maar dat terzijde.
Het geniep zit ‘m in ‘minder cool’, de kern van het rechterlijk oordeel. "Dat heb ik nou weer!", kan ik niet nalaten te bedenken. Ik bedoel maar, iets van de dingen die je bezit of koestert straalt af op jouw persoonlijkheid. We kleden ons bijvoorbeeld niet voor niets naar de laatste mode; we dragen over het algemeen liefst kleding die door de meerderheid aantrekkelijk gevonden wordt. Door ons daarin te vertonen worden wij als persoon min of meer aantrekkelijker gevonden. Of dat ook zo is doet niet ter zake, we geloven het.  En aangezien ik een Galaxy Tab 10.1 van Samsung bezit, een tablet dat vanaf vandaag minder cool wordt gevonden, ben ik persoonlijk dus ook minder cool. Dat is lastig!
Op de Dijk heeft de tijd niet stil gestaan. Doordat een deel van het dijklichaam, van het fruitbedrijf van de familie Engelen tot aan de verkeersbrug over de Waal, aan de landzijde (nog) niet is gemaaid, kon de natuur daar haar vrije gang gaan. Zij, de natuur, heeft er een prachtwerkje van gemaakt. Waar ik nu ren is het vooral de Wilde Cichorei die boven de ruige grassen uitsteekt. De helle lichtpaarsblauwe bloemen veroorzaken een vrolijk gevoel. En niet alleen bij mij. Ook de vogels fluiten aan deze kant, links van mij, vrolijker dan aan de kant van de rivier. Ja, zelfs een wielrenner bekijkt met genoegen deze hemelse bloemenzee; bij het passeren kijken we elkaar veelbetekenend aan: “Prachtig hé?”
Ik peins over het fenomeen dat dit deel van de dijk niet werd gemaaid. Zolang ik nog ter hoogte van de fruittuinen van Engelen loop denk ik dat het is omdat zij, als vermoedelijke eigenaar, geen behoefte aan het maaisel zullen hebben. Later, als blijkt dat verderop het maaien ook achterwege is gebleven, valt mij in dat Sint Jacobskruiskruid wellicht de oorzaak is. Ter controle zoek ik naar de plant en vind er volop. Vorig jaar waren medewerkers van het Vrijwillig Landschapsbeheer Beuningen in het voorjaar op zoek naar deze planten. Dat deden ze nauwgezet: ieder Jacobskruiskruid-plantje dat zij aantroffen werd zorgvuldig uitgestoken. Dit omdat deze plant veel alkaloïden bevat, dat leverziekte kan veroorzaken bij het vee. Om de begroeiing te kunnen verhooien mag het maaisel dus niet te veel van deze planten bevatten. Weer terug naar huis meen ik rupsen van de Sint Jacobsvlinder in hun waardplant te zien, maar als ik deze ‘rupsen’ van nabij bekijk blijken het samenklonterende luizen.
Het lukte niet om het gras vrij te maken van giftige planten; om de natuurlijke gang van zaken een halt toe te roepen. Moeder natuur trekt zich gelukkig weinig aan van wat wij vinden of doen. Die gedachte blaast mijn zorg, veroorzaakt door de visie van Henry Carr, als een donsveertje van mij weg. Ik wil helemaal niet cool zijn. Dus verandert er niets en kan ik mij gewoon lekker burgerlijk voelen en gedragen.

vrijdag 6 juli 2012

Droomboot


Hoewel het nu, acht uur in de morgen, al flink is afgekoeld sinds gisterenavond, wijst de thermometer nog boven twintig graden. Op de Hommelstraat loop ik in op twee stevige kerels, duidelijk ‘BMI joggers’. We lopen even samen op en kletsen wat. “Nee, hardlopen is niet mijn ding”, merkt de zwaarste van de twee op, “met een biertje zou het misschien beter gaan!”.
“Ik heb een te mager postuur!” spot de ander hijgend. In de kroeg zouden we er om lachen, maar hier, waar zijn woorden tussen onze voetstappen vallen, klinkt het melodramatisch. Ik wens de mannen een plezierige dag en hervind mijn eigen ritme.
Op de Dijk valt mij een passagiersschip op. Het vaart stroomafwaarts, op lage snelheid. Wil stookolie besparen, vermoed ik. Door de mist kan ik het niet goed zien en de afstand wordt langzaam groter; de opbouw van het schip lijkt op dat van MS de Zonnebloem. Dat, niet de mist, brengt mij terug naar afgelopen woensdagmiddag. Wij, vijf zonnebloemgasten en twee vrijwilligers, zitten op deze warme middag heerlijk in de schaduw op het ruime terras van landwinkel ‘de Zandroos’ in Afferden. Het script is eenvoudig: koffie met gebak – een Drutens Waardje deze keer – en kersen toe. Jammer dat het te warm is voor de picknicktafel in de boomgaard. Maar ach, het belangrijkste is dat onze gasten het samen gezellig hebben. Joke en ik genieten er natuurlijk ook van.
Na de koffie nog even met Bep de boomgaard in om de temperatuur (en de kersen) te testen: heerlijk, die warme kersen bedoel ik, de temperatuur is ook prettig maar te hoog voor Nico. We zetten de stoelen dan maar dicht bij elkaar rond een tafeltje en genieten onder de grote overkapping van de donkerrode vruchten. Onderwijl praten we wat, waarbij de spreker onvermijdelijk een rode mond toont naast een inkijkje in zijn of haar leven. Dat gesprek gaat over van alles, maar niet over het Higgsdeeltje waarvan het vermoedelijke bestaan vanmorgen werd bevestigd. Waarschijnlijk vermijden we dit onderwerp angstvallig omdat dit het denkpetje van ieder van ons te boven gaat, begrijpelijk gezien onze gemiddelde leeftijd dicht bij de tachtig is!
Ik vertel over mijn droom van afgelopen nacht. Anderen haken daarop in. Mijn lezing van het verhaal van mevrouw Jeanne:
In de winter van februari 1944, een winter die later Hongerwinter wordt genoemd, krijg ik een uitnodiging om drie van mijn jongere zusjes onder te brengen bij een kennisje in Nieuwleusen (Drenthe). Ik ben negentien, mijn moeder kort daarvoor overleden en de zorg voor mijn zusjes is aan mij toevertrouwd. Wij kunnen vanuit Delft meeliften met een vrachtwagen. Mijn fiets, voorzien van houten banden, moet mee voor de terugreis. De motor draait op houtblokken, zodat we onderweg geregeld moeten stoppen om het vuur op te stoken, maar ook om weg te duiken voor jachtvliegtuigen. In deze tijd word je nu eenmaal gemakkelijk voor de vijand aangezien! We komen veilig bij de kennissen aan. Die nacht droom ik over mijn beste vriendin, Reina. Zij is halverwege de oorlog met haar vriend naar haar ouders vertrokken. Reina staat op het dek van de Risico Groningen, het binnenvaartschip van haar ouders. Zij zwaait naar mij.
Ik word verward wakker en ga met mijn kennisje mee naar de bakker. Buitengekomen staat de brug over de Dedemsvaart open om een schip te laten passeren. Ik denk aan mijn droom. Mijn blik valt op de boeg en ik lees automatisch de naam: Risico Groningen. Kippenvel! Daar is mijn vriendin! Ik roep, schreeuw, zwaai…
Wij hangen aan haar lippen. Jeanne blikt naar binnen, zij beleeft haar avontuur opnieuw: ik genoot van de korte tijd aan boord. De reis moest verder. Over de rit naar huis, bepakt met voedsel verborgen onder mijn korset, kan ik mij weinig herinneren, maar die droom!
Ja, denk ik, zo’n droomboot vaart de rest van je leven met je mee!

maandag 2 juli 2012

Insluiper


Net voordat ik ga joggen lees ik dat entomologen uit Los Angeles de kleinste vlieg ooit ontdekten. En zoals vaker verbaas ik mij over de stelligheid van deze bewering, want wie weet wordt een nog kleinere soort gevonden. Voor mieren is dit kleintje, 0,4 millimeter meet het slechts, trouwens geen lieverdje. Het vliegje legt haar eitjes in de noeste werkertjes, en wanneer deze uitkomen gaan de larfjes op weg naar de kop van hun gastheer of –dame waar zij opgroeien en die er uiteindelijk afvalt, die kop dus. De soort is dan ook beeldend ‘onthoofdende vlieg’ gedoopt.
Nu ik hier langs de uiterwaarden ren, die door het opbloeiende koolzaad mosterdgroen kleuren, en aan die geniepige koppensneller denk, ben ik weer terug bij onze lastige bezoeker van gisterenavond. Die ongenode gast was er plotseling onderwijl wij naar de enerverende finalewedstrijd van het Europees Kampioenschap Voetbal keken. Hoewel de spanning op dat moment al bijna was weggeëbd gezien de stand: drie nul voor Spanje.
Als achtjarige Siempie heb ik mijn eerste ervaring met dit soort gasten opgedaan, die van gisterenavond bedoel ik. Dat was tijdens het piepers schillen. Voor mijn broer Jan en mij was dat een haast dagelijks terugkerend werkje. Nou ja, zeg maar gerust werk! Voor bijna twintig  personen is immers een flinke emmer vol nodig. Wij waren daar dus wel een poosje zoet mee.
Het gebeurde op een regenachtige middag. Het luik van de ondiepe keukenkelder moest open zodat ik in het donkere gat kon kruipen om er op de tast naar de verminderende voorraad aardappelen te graaien. Mijn hand vond een zacht exemplaar. Niet te hard knijpen wist ik. Want dit had ik al bij buurman Jaap tijdens het aardappelrooien geleerd: een moeraardappel rot helemaal weg maar lijkt soms nog intact, als je daarin knijpt ontsnapt de snotterige inhoud met een piepend geluid. Aan dat geluid ontleend de aardappel zijn bijnaam. Het spul dat er uit komt, daarmee kun je trouwens prima je handen wassen. Maar dat terzijde.
Ik sloot mijn hand om die weke aardappel. Toch liep er nattigheid kil in mijn hand, ondanks ik het voorzichtig deed. “Getver”, gilde ik, toen ik mijn hand in het licht bracht en de ‘pieper’ voor mijn ogen veranderde in een dikke pad. Diepdonkerbruin, twee bolle, loerende oogjes en een lijf geheel overdekt met wratten. Aan een zijde kleefde natte modder. In reactie op dit weerzinwekkende beeld smeet mijn natgepiste hand het beest onwillekeurig de keuken in. Wat er verder gebeurde, en of mijn zusjes, waarvan er ongetwijfeld een paar in de woonkeuken aanwezig waren, woest gillend alle kanten op zijn gestoven? Helaas, ik weet het niet. Maar daar, op die plek en op dat ogenblik, ontstond mijn afschuw voor het oppakken van padden.
Diezelfde weerzin voelde ik tijdens de belangrijkste voetbalwedstrijd van het jaar, nadat ik, door een gil van Riky gealarmeerd, de insluiper in het oog kreeg. Er moest krantenpapier aan te pas komen om de dikke pad op te kunnen pakken. Dat lukte spoedig en ik gaf de gewone pad, want dat was het, geen kans. “Ga jij maar buiten spelen”, luidde mijn advies terwijl ik het diertje tussen de hortensia’ zijn of haar vrijheid hergaf. Het beest had slechts een klein beetje nattigheid op de krant achtergelaten.
Weer terug in de huiskamer wees Riky mij op iets op de kurkvloer. Een extra lamp maakte duidelijk: poep. En als toegift een flinke paddenplas! Als dank voor onze vermeende gastvrijheid had de pad zich geheel ontlast. Toch was dit in zekere zin een cadeautje: nu weet ik tenminste welk dier de opgedroogde keutels produceert, die soms op ons terras te vinden zijn.