dinsdag 29 mei 2012

Warmwatervrees

Bewolkt en fris, net dertien graden. Een winddicht jasje was niet zo gek geweest, maar waarschijnlijk loop ik me wel warm. Bovendien word ik, aan de overkant van de Van Heemstraweg, gepasseerd door een andere vroege jogger. Beduidend jonger dan ik, maar ongeveer hetzelfde gekleed.
Bij het klaphekje dat toegang geeft aan het natuurgebied, tegenover het dijkmagazijn aan de Dijk bij Ewijk, heeft een buizerd de wacht betrokken. Hij koos een strategische plek, bovenop het bordje dat de wandelaar informeert. Ik ben benieuwd of de Koninklijke roofvogel mij net zo dicht laat naderen als laatst een fazantenhaantje deed. De Waalbandijk is hier verbreed. Ik ren de pas gemaaide berm in om zo dicht mogelijk bij dit prachtige dier te komen. Helaas, na slechts enkele meters, nog ruim voordat ik de vrij steile dijkafgang bereik, trekt de vogel zijn kop in, wipt van het informatiebordje en vindt met enkele krachtige vleugelslagen een thermiek dat hem hoog over de nevengeul laat glijden. Mijnheer of mevrouw Buizerd jankt één keer langgerekt, als een krolse kater. De kreet wordt versterkt door het harde wateroppervlak. Het lijkt er op dat ik, opportunistisch jogger, hartelijk word uitgelachen. En terecht!
Weer terug op de Hommelstraat valt mij de watervoorziening in het schapenweitje op. Het bestaat uit een grote witte plastic container op een houten onderstel. Het kan niet anders of de voorraad water hierin wordt behoorlijk door de zon opgewarmd. Afgelopen zondag, eerste Pinksterdag, picknickten Riky en ik op een bankje langs de dijk achter Winssen. Een dikke Hummer stopt vlak voor ons. Met moeite wurmt de bestuurder zich uit het blik en opent de achterzijde van de zware wagen. In een krappe hoek, tegen het hek, liggen tientallen schapen opeengedrongen te puffen in de zon. Een grijs, enkele zwart, de rest is wit van kleur. De boer heeft een zware blauwe jerrycan uit zijn auto gehaald en sjouwt het ding met moeite richting wolleveranciers, waarop deze dieren blatend overeind komen. De stevige man schroeft de dop van het vat en houdt het boven een plastic kuip. Water gulpt over de rand. Van alle kanten dringen de schapen zich rond het koele water. Een van de dieren, het grijze, steekt haar snuit rechtstreeks in de stroom en blijft tot de laatste druppel drinken. Ik sta inmiddels met mijn knieën tegen het hek gedrukt en laat een hand op de rug van de dichtstbijzijnde ooi rusten. Haar wol voelt geruststellend zacht en stevig verend aan. De boer heeft ondertussen een nieuw vat uit zijn auto geplukt. Het proces begint van voor af aan. 

Ik kijk de man aan. Ongeschoren vollemaansgezicht. Zijn gebit oogt gelijk een slecht onderhouden kerkhof. Iedere zichzelf respecterende tandarts zal er likkebaardend naar kijken: voor mij ziet het er minder aantrekkelijk uit. Dit schaap dronk al zo toen het nog een lam was, vertelt hij, “Thuis drinkt zij rechtstreeks uit de kraan boven de trog.” Schapen prefereren koud water, van opgewarmd moeten zij niets hebben! Als om dit te bevestigen niest het gulzige dier hartstochtelijk. 
Waarom hebben zij nu al zo’n dikke vacht, wil ik weten, het is toch Pinksteren? Zijn beesten scheert hij altijd direct na de winter, want in de schuur heeft hij stroom. En zo nemen de dieren, waarschijnlijk vanwege de kou, in het voorjaar hun voedsel beter op. Dat komt ten goede aan hun energie waardoor ook de lammeren bij hun geboorte sterker zijn.
Ik herinner mij de keer dat ik buiten werd gewassen, lekker in de zon. In een teil vol lauwwarm water. Mijn zus spoelde mij af met behulp van een steelpannetje. IJskoud! Wij gilden beiden: zij van de lach.

zaterdag 26 mei 2012

Vergroenen

Het is lekker fris als ik de deur uit ga. Zestien graden. Aan het weinige verkeer is te merken dat het vroeg is, en het begin van een vrij weekeinde bovendien. Een extra lang weekeinde, Pinksteren! Enkele joggers kom ik tegen, en een wandelaar die bezig is aan zijn training, waarschijnlijk voor de 4Daagse. Langs de Tempelstraat loopt het gezinnetje Meerkoet richting waterplas. Een moeder met haar drie opgeschoten kinderen. Het is een komisch gezicht: de slanke ouder gevolgd door drie dikke grijze pullen, die hun moeder duidelijk over het hoofd zijn gegroeid.
De Dijk is er de laatste dagen helaas niet fraaier op geworden. Aan de kant van de Waal is drastisch gemaaid. In slagorde op langgerekte rijen, slechts op enkele plaatsen onderbroken door een dijkopgang, ligt de oorspronkelijke begroeiing kansloos uit te drogen in de zon. Akelige bleekgroene stoppels overheersen het beeld. Maar de pracht van boterbloemen en fluitenkruid blijft via herinnering beschikbaar, dat pikt de maaier ons niet af! Ik ben benieuwd hoe snel het beeld weer in oude glorie wordt hersteld.
Ik loop weer een eind de Uiterwaard in om een beter zicht te krijgen op het bouwen van de vier nieuwe brugpylonen. Maar ik rekende niet op de stand van de zon: het tegenlicht is zo sterk dat ik weinig details kan onderscheiden, hoewel ik kan zien dat de toekomstige brugdragers snel hoogte winnen.
Op de rivier is van het vrije pinksterweekeinde niet veel te merken. De beroepsvaart vaart onverstoord voort. Op mijn weg terug merk ik dat ik inloop op een brede duwcombinatie. De afstand tussen mij en de boot wordt langzaam maar zeker verkleind. Daar verbaas ik mij over, want zelfs stroomopwaarts varen de schepen altijd sneller dan ik kan lopen. Dit schip vormt daarop dus een uitzondering. Ik zie dat het om een duwboot gaat die een aantal enorme bakken voor zich uitduwt. Langzaam haal ik de combinatie in en krijg ik begrip voor zijn geringe snelheid. Die wordt mogelijk veroorzaakt door het grote aantal duwbakken: vier rijen van drie bakken. Dus twaalf bakken in totaal. Het geheel beslaat misschien wel een half voetbalveld! De bakken liggen zonder uitzondering diep in het water en zijn gevuld met zwarte bergen waarvan de toppen boven de rand uitsteken. Waarschijnlijk steenkool. Ik vermoed dat het om een verse voorraad voor de nabije elektriciteitscentrale gaat.
Jammer dat veel elektriciteit, dat in principe schoon en duurzaam kan worden geproduceerd, nog steeds wordt opgewekt met behulp van fossiele brandstoffen zoals steenkool. Bij de verbranding daarvan worden immers grote hoeveelheden broeikasgassen uitgestoten. Misschien dat de voorgenomen belasting op het gebruik van steenkool de productie van elektriciteit zó duur zal maken dat Nederland massaal overgaat op het gebruik van zonne-energie, windenergie en elektriciteit uit water. Onze omgeving zal er schoner en groener door worden! Hoewel er ook nu al hoopvolle berichten zijn, over het schoner worden van ons milieu bedoel ik. Zo zijn er onlangs vijftig steuren uitgezet, in het vertrouwen dat deze dieren zich in Nederlandse rivieren zoals de Waal opnieuw kunnen handhaven. En pas hoorde ik een van onze zonnebloemgasten vertellen over zijn werk bij de Nyma, een voormalige kunstzijdespinnerij in Nijmegen. Deze fabriek loosde zoveel giftig afval direct in de Waal zodat je in de buurt daarvan nauwelijks adem kon halen. Toen ik dit aan Riky vertelde trok zij een vies gezicht bij de herinnering: “O, als de wind toch verkeerd stond! Dan roken wij de Nyma. Wat een stank!”
We moeten dus niet al te pessimistisch over onze toekomst wezen: ik heb nooit moeite gehad om in de buurt van de Waal adem te halen. Ook vandaag kreeg ik er weer heel veel frisse lucht!

woensdag 23 mei 2012

Zomerdag

dinsdag 22 mei 2012  Later dan gewoonlijk start ik mijn hardlooprondje. Dat is vanwege de eerste zomerse dag, waarop ik niet was voorbereid. Vanavond joggen botst met een ander belang: de oefenwedstrijd van het Nederlands elftal tegen Bayern München. Het is bijzonder dat een landsteam tegen een clubteam speelt, ondertussen is het ook een ongewenste wedstrijd geworden. Uitgerekend Arjen Robben zal vanavond nauwelijks van de reservebank komen, terwijl deze strijd om hem gestreden wordt! Terzijde: toch wel een vreemde situatie, dat met Arjen Robben. “Arjen zit er helemaal doorheen”, zo werd al tijdens de Champions League-finale beweert, vanwege het missen van een strafschop. Volgens mij vond Arjen gewoon een sterke keeper op zijn pad. Maar het kan ook zijn dat hij pech had en de keeper van Chelsea, Petr Čech, mazzel. Op het uur u dwarrelde een afleidende strandbal langs het doel. Robben schoot onbewust in die richting en Čech nam, toen plotseling die ongewone snoepjesroze opblaasbal in zijn gezichtsveld verscheen, zijn snoekduik eveneens naar die kant.
De Gelderlander berichtte dat Beuningen de, onlangs officieel geopende, struinroute geschikt wil maken voor hardlopers. Dus ren ik vanaf de Dijk het nieuwe straatje in, richting uiterwaarden en meerplaats van het veerpontje naar Slijk-Ewijk. Het klaphek slaat zo hard achter mij dicht dat ik er zelf van schrik. Bij de aanlegplaats zitten enkele mensen rustend op het bankje, zo te zien niet van plan zich in te schepen, terwijl het pontje, ik geloof dat het ‘d’n Overkant’ is gedoopt, werkloos ligt aangemeerd. Het smalle pad is aanvankelijk nog redelijk hard. Het verdwijnt in de schaduwen onder en tussen frisgroene wilgenbomen, waar van enige verharding niets meer te merken is. Het gaat er op en af. Ik ren nu tussen de rivier en een rivierduintje dat geheel is begroeid met hoog opgeschoten grashalmen die traag wuiven in de wind. Het voordeel van de schaduw, er staan veel minder bomen dan ik vanaf de dijk had ingeschat, is betrekkelijk omdat de zachte ondergrond extra inspanning vergt. Bovendien ren ik geconcentreerd om te voorkomen dat ik een voet verzwik. Het is opvallend stil. Alle dieren lijken zich aan een siësta te hebben overgegeven, in navolging van de mensen die hier en daar lui op de strandjes liggen. Het enige geluid komt van zware dieselmotoren. Bij het naderen van een geul, die fungeert als waterinlaat, komt het beeld van galopperende paarden weer helder op mijn netvlies (zie ‘Moederliefde’[1].) Toen was het hoogwater, dat wild opspatte toen de paardenlijven daar doorheen ploegden.
Het pad is inmiddels verworden tot een wildpaadje gevuld met diep zand. Terwijl ik daar doorheen banjer, de scherpe distels aan weerszijden ontwijkend, voer ik een innerlijk gesprek: wil ik dit wel? Het antwoord is er al: een nat en verlaten strandje, geheel overschaduwd door een wilg met acht stammen. Die uitnodiging kan ik niet weerstaan. Heerlijk om even uit te blazen en naar de zwoegende schepen te kijken.
Weer terug op de Kloosterstraat laat de zomerwarmte zich van haar onbarmhartige kant kennen. Nog even dan smelt het asfalt. Dit gevoel brengt mij terug naar het Tramweggetje in 1955. Samen met Jan, mijn broer, heb ik kentekennummers van passerende auto’s in een schoolschriftje opgetekend. Op weg naar huis, enigszins bezwaard want we zijn laat, kleeft het asfalt aan onze schoenen. Het intense licht en de warmte van de zon heeft ons loom gemaakt en tovert plassen op het wegdek die bij onze nadering weer verdwijnen…
Natuurlijk wilde Moe weten waar wij bleven. Vandaag zou zij zich afvragen waarom ik op deze warme zomerdag ga rennen. Zij heeft gelijk, de rest van de zomer zal ik de vroege morgenuren daarvoor benutten.

zaterdag 19 mei 2012

Watersnood

vrijdag 18 mei 2012  Er verdwijnt steeds meer licht uit de dag zodat mijn regenjasje voor de zekerheid mee gaat. Wij begonnen argeloos aan deze dag, zoals we dat de meeste morgens gewoon zijn te doen. Mijn agenda beloofde geen vaste afspraken, dus geen verrassingen vandaag, dacht ik nog. Het gebeurde al tijdens het tandenpoetsen: het water hield op te stromen.
Natuurlijk springt onmiddellijk het lichtblauwe kaartje van Vitens in mijn gedachte. Daarin kondigt het waterleidingbedrijf werk aan het leidingenstelsel aan, van negen uur in de morgen tot ongeveer twee uur in de middag. Het label, voorzien van een handige opening aan de bovenkant, is een goede reminder met een duidelijk advies: “Hang dit aan uw kraan.” Maar ja, aan welke kraan? Riky legde het zekerheidshalve op het aanrecht.
Op de Dijk peins ik over de vraag hoe ons dit kon overkomen. Toen we de waarschuwing enkele dagen geleden op de mat vonden was onze enige reactie: “O, vrijdag pas!” Wij dachten niet door en lazen niet de achterkant van de aankondiging. Op die plaats probeerde de waterleverancier ons te adviseren voorzorgsmaatregelen te nemen. Omdat we het kaartje achteloos opzij schoven – hoewel Riky het dus, zorgzaam als zij is, nog op het aanrecht lei – kwam die goedbedoelde raad niet bij ons aan. Geen tanden poetsen! Voor mij niet zo erg, wel voor Riky, met al dat ijzerwerk in haar mond. En geen koffie, O Ramp, het toilet kan slechts één keer worden doorgespoeld.
Gek dat dit voorval mij doet denken aan iets wat mij in 1960 overkwam. Maar misschien ook weer niet zo vreemd, want een herinnering is, volgens Cees Noteboom, als een hond die gaat liggen waar hij wil. Ik ben net even naar de WC geweest en als ik terugloop, richting praktijklokaal, valt mijn oog op een vreemd gevormde kraan die laag bij de grond uit de wand steekt. De toiletten bevinden zich aan de achterzijde in de garderoberuimte, die in open verbinding staat met de praktijkruimte, waar op dit moment mijn klasgenoten pogen om, door ijverig te vijlen, uit een blokje metaal een zuivere kubus tevoorschijn te halen. Nu ik die vreemde kraan eenmaal zag, moet ik weten waar zij voor dient, dus draai ik hem voorzichtig open. Dat valt niet mee, het ding zit nogal vast waardoor ik tamelijk veel kracht moet zetten. Eindelijk geeft het mee. Er ontsnapt slechts lucht met een raar luchtje. Gas, denk ik gealarmeerd, dus sluit ik de kraan direct. Maar het duiveltje op mijn schouder fluistert dat het geen gas kan zijn “Denk even na, Simon, jongen! Wat heb je geleerd over gasaansluitingen? Nou?” Dat is waar. Opnieuw draai ik de kraan open. Veel verder nu. Weer die vieze lucht dat mij echter niets vertelt over de functie van deze tap. Ik draai de kraan weer dicht, tenminste, dat probeer ik, maar krijg er geen beweging in. Nu ken ik er ook de functie van: water! Plotseling spuit het vrijelijk op de betonnen vloer. Al bijna verslagen en benauwd zwetend, probeer ik het weerbarstige ding te sluiten. Niets helpt, zelfs niet een fikse trap. Er staat al een dunne film op de vloer als ik besluit de leraar erbij te halen, nadat ik nog snel een paar tassen uit de watervloed plukte. Mijnheer doet zijn best: ik kan slechts schuldig toekijken. En wij, op onze beurt, worden bekeken door mijn klasgenoten die zich verkneukelend rond de entree van de garderobe verdringen.
Het verzamelen van voldoende flessen en geschikte potten voor de komende uren, en een kort ritje naar Ben en Wenny, daarmee is onze ‘watersnood’ voor nu opgeheven.

dinsdag 15 mei 2012

Gezichtsbedrog

Hoera, de voorbereidingen voor het glasvezelnet zijn begonnen: bij mij op de hoek is men serieus bezig de straat aan beide zijden open te breken. Niets dan diepe sleuven, hopen aarde en afzettingen. De werkers drinken koffie. Nu mijn zonnebloembezoek aan Wim en Jeanne niet doorgaat – Wim belde gisterenavond laat, nadat hij een verfomfaaid briefje vond dat hem aan zijn tandartsafspraak voor deze morgen herinnert – kan ik de voor vanmiddag aangekondigde buien misschien te slim af zijn. Dus start ik na de koffie en de krant mijn hardlooprondje.
Terwijl ik de prachtig gerenoveerde dijkopgang bovenaan de Hommelstraat neem, mijn rechtervoet hangt boven de op drie na hoogste tree, zie ik een vorm boven het struikgewas in de uiterwaard, opspringen. Hé, een kangoeroe, denk ik. Waarom een kangoeroe? Vanmorgen las ik in een minuscuul berichtje bij NU.nl dat zo’n, in Nederland zeldzaam voorkomend, uitheems dier aangetroffen is in een van de stadsparken van Arnhem. Op een bijgevoegde foto is een groot buideldier te zien, liggend in het gras. Het springbeest wachtte niet rustig af wat er met hem zal gebeuren, nu men hem daar tenslotte snapte. Het hopte met zijn verlengde achterpoten kalm maar onnavolgbaar weg. Verschillende nieuwsgierigen en ambtelijk geïnteresseerden, zoals wellicht een lid van de dierenpolitie, in Nederland even zeldzaam als het gezochte dier, gingen naar de vrijheidslievende kangoeroe op zoek maar zijn het spoor inmiddels allang bijster, zo meldde het berichtje voorts. Men vroeg zich af waar dat dier vandaan is gekomen. Er werd verondersteld dat het ergens ontsnapte, bijvoorbeeld uit Burgers Zoo.
Ja, natuurlijk is het ergens ontsnapt! Een kangoeroe kan toch niet op eigen gelegenheid naar ons land komen! Hoe stellen zij zich dat voor? Per schip naar Rotterdam en via de Betuwelijn naar Zevenaar? Vandaar is het maar een klein eindje naar de stadsparken van de Gelderse hoofdstad, dat wel! Of het moet gaan om een lid van de groep die indertijd werd ingevoerd in Engeland, dat kan simpel via de Kanaaltunnel naar hier zijn gehopt. Alle andere reismogelijkheden zijn voor kangoeroes taboe. Gelukkig! Stel je voor dat deze grote dieren net zo gemakkelijk, als verstekeling, per schip kunnen reizen gelijk het kleinere grut zoals ratten, muizen, kreeften, krabben en kakkerlakken. Europa zou wemelen van deze opmerkelijke buideldieren. Leuk weliswaar, maar kangoeroebiefstuk zou zijn uitheemse karakter al lang hebben verloren.
Onderwijl mijn rechtervoet op de balk van de op drie na hoogste tree van de dijkopgang landt, verandert het knetterlawaai van een benzinemotor de vermeende kangoeroe in een knaap op een crossbromfiets. De kangoeroe was gezichtsbedrog of een wensbeeld misschien.
Godskolere, mopper ik, op een crossbromfiets door de uiterwaarden raggen! Hoe haal je het in je hoofd? Terwijl veel dieren, zoals ganzen en zangvogeltjes, op hun eieren zitten of hun broed verzorgen. Ik ren langs de Dijk en peins over de combinatie van jongens, brommers en hormonen. Voor de pracht van de Waalbandijk, die de laatste weken is veranderd in een goudgeel kronkelend boterbloemenlint, heb ik nauwelijks oog, zoals die knaap, als het tenminste een knaap is, geen respect heeft voor het unieke stukje natuur dat hij kapot rijdt.
Op de Uiterwaard valt mij op dat de wind veel kou aanvoert. De naderende wolken voorspellen niet veel goeds zodat ik weer op huis aan ga. In plaats van mijn zweetbandje had ik er beter aan gedaan oorwarmers bij mij te steken!
De bromfietscrosser is verdwenen. Waarschijnlijk verjaagt door de serieuze regenbui die ik vijf minuten geleden trotseerde. Helaas, geen glasvezelkabel waarvoor gleuven worden gegraven. Er wordt gewerkt aan het riool, banaal maar wel zo nuttig!

vrijdag 11 mei 2012

Puttervoer

Terwijl ik de Hommelstraat in ren valt de zon plotseling voelbaar door een van de kleine blauwe gaten in het uitgebreide wolkendek. Dat diepe blauw steekt hoopval af tegen de omringende grauwwitte wolken vol regenwater. Het doet mij denken aan het levendige college natuurkunde dat wij, televisiekijkers, kregen van professor Walter Lewin (afgelopen woensdag 9 mei) bij DWDD, een televisieprogramma van Matthijs van Nieuwkerk. De professor liet ons zien waarom de lucht blauw is en de wolken wittig. Dit heeft te maken met het verstrooien van licht. Misschien heb je de uitzending niet gezien, dus leg ik het in grote lijnen uit: bijna al het licht wordt verstrooit door de grotere waterdeeltjes in de wolken, en slechts weinig door de veel kleinere stofdeeltjes in de atmosfeer. Professor Lewin demonstreerde dit aan de hand van sigarettenrook, waarvan de deeltjes in de longen groter worden door het opnemen van vocht. Het zag er mal uit, een professor met zes brandende sigaretten in de mond. Door deze proef kan ik nooit meer gewoon naar de lucht en de wolken kijken, en daar ben ik Walter Lewin dankbaar voor!
Op de Dijk vliegt een trips in mijn linkeroog. Gelukkig niet in het rechter, vanwege mijn lens. Dat herinnert mij er aan dat ik in de zomer die lens beter thuis kan laten. Gelukkig deed ik dat nu niet, anders had ik de familie Grauwe Gans misschien niet gezien. Zij staan aan de oever van de nevengeul bij Ewijk. Vader en moeder tonen trots vijf of zes van hun pullen. Goed dat zij geen weet hebben van hun huidige status in ons land. Een aantal jaren geleden waren zij graag geziene gasten, met veel moeite door ons binnengehaald en beschermd. Nu de populaties sterk groeien en zij graag en veel eiwitrijk gras blijken te vreten, zijn zij personae non gratae. Zij lijken wat dat betreft op de Polen en andere Zuid Europeanen: hartelijk welkom zo lang wij klussen hebben te doen waar wij zelf op neer kijken, maar alsjeblieft vertrekken als dat vuile werk is gedaan.
Ik peins nog op de hachelijke toekomst van onze ganzen als ik onder de verkeersbrug plotseling opzij moet springen voor een personenbusje vol verse Poolse arbeiders. Waarschijnlijk komen zij de ochtendploeg aflossen die vandaag hard heeft gewerkt aan het wegruimen van de tijdelijke ‘betonfabriek’ waarmee de aanbrug aan deze zijde is geproduceerd: dat gebeurt met een enorme pneumatische knipschaar, die met water nat wordt gehouden om het verkeer, dat boven onze hoofden onophoudelijk langs raast, te vrijwaarden voor gevaarlijke stofwolken.
Op mijn weg terug valt mij een man op die de hoofdjes van paardenbloemen in een emmer verzamelt. Een jochie rent rond hem door het hoge gras, dat hier doorschoten is met helgele boterbloemen. Ik ren aan dit tafereeltje voorbij en vraag mij af wat hij met deze verzameling gaat aanvangen. Een aannemelijke verklaring is moeilijk te bedenken, dus keer ik om en vraag het hem. Het blijkt een grootvader en zijn kleinzoon. Opa kweekt putters. Nee, geen wilde, maar geringde exemplaren: die zijn aantoonbaar in gevangenschap uit hun ei gekropen. De bloemhoofdjes die hij plukt zitten vol onrijpe paardenbloemzaden. En daar zijn puttertjes dol op: ieder krijgt er dagelijks één door hem voorgeschotelt. De kleuter dartelt onophoudelijk om ons heen en de vogelaar krijgt duidelijk schik in zijn causerie. Hij vertelt over ingewikkelde vogelziektes, legdrift en de handelswaarde van jonge putters...
Ik verlaat opa en zijn kleinkind met een groet. De lucht boven mij trekt weer helemaal dicht. Zo te zien houd ik het niet droog tot thuis: vermoedelijk staan een of meer weergoden enthousiast over hun longen te roken!

dinsdag 8 mei 2012

Nachtmerrie

Een lastig te beantwoorden mailtje haalt mij over alvast mijn hardloopschoenen aan te trekken: misschien helpt joggen een antwoord vinden. Toch is mijn aandacht onverdeeld voor het NU.nl berichtje. Over een automobiel dat zelfstandig zijn weg vindt. Dat gebeurt in de Amerikaanse staat Nevada. De zelfrijdende auto kiest zijn route met behulp van navigatiesoftware, radar, camera’s en laserstralen. Deze hulpmiddelen moeten tevens voorkomen dat het op andere weggebruikers botst. Google tekent voor deze primeur. Zij kunnen ermee de weg op dankzij nieuwe wetgeving voor ‘zelfstandige auto’s’. Lekker makkelijk hoor! Kunnen wij straks aan onze auto vragen her en der zonnebloemgasten op te halen en hen naar het vertrekpunt van de bus laten brengen. Of je koopt een Ikea meubel. Dan blijkt dat je de doe-het-zelf-pakketten niet in één keer naar huis kunt vervoeren. Het is mij overkomen! Zo meteen stuur je gewoon de auto nog een keer terug, onderwijl jij een kopje koffie drinkt en alvast ruimte maakt voor jouw nieuwe aankoop!
Met een zelfstandig handelende auto zou, op die bewuste frisse herfstdag ongeveer vijfendertig jaar geleden, niets zijn voorgevallen: Ik ben laat voor mijn dagdienst in de Pompekliniek, dus neem ik de fiets. Ik kies een ander stallingplaatsje dan gewoonlijk. Dat is verstandig, maar ik weet nog niet waarom. Bij het verlaten van de overdekte fietsenstalling hoor ik het bekende geluid van een Lelijk Eendje (ik rijdt er zelf ook één.) Een splinternieuwe Deux Chevaux, gelakt in de originele donkerrode kleur, komt het parkeerterrein op rijden. Ik volg het wagentje dat, niet geheel vloeiend, een wijde bocht naar de rij parkeerplaatsen maakt die aan de fietsenberging grenst. Vreemd, vind ik, daarom blijf ik de verrichtingen van de automobilist of automobiliste observeren, in plaats van naar mijn afdeling rennen, gezien ik toch al laat ben. Kennelijk is het plan om recht in die laatste rij te parkeren. De auto maakt enkele buigingen, anders kan ik het niet duiden, doordat het gas beurtelings wordt beroerd en losgelaten. De motor protesteert maar houdt vol. Wie achter het stuur zit kan ik nog steeds niet zien doordat de ochtendzon in mijn ogen schijnt. De opzichtig glanzende Eend heeft nog veel vaart. Op het laatst krijgt de motor zelfs nog een dot gas te verwerken en knoert de glimmende koets met een gangetje van minstens twintig kilometer per uur tegen de stevige parkeerbeugel, wipt daar overheen, en vervolgens door de zijwand van de fietsenberging, waarbij de metalen wandplaten deels ook naar buiten schieten. Enkele klinknagels hoor ik tegen verderop geparkeerde auto’s kletsen. Ik ren terug de fietsenstalling in om uit de ravage te redden wat ik redden kan. Een van onze psychologen, laat ik haar Jasmine noemen, wringt zich lacherig uit het spiksplinternieuwe wrak. Zij is wonder boven wonder ongedeerd gebleven. Ik spreek mijn verbazing uit over het feit dat zij per auto komt – gewoonlijk gebruikt zij haar fiets – waarop Jasmine vertelt dat zij het afgelopen weekeinde, thuis in Antwerpen, rijexamen deed. De nieuwe auto stond maandag al voor haar klaar zodat zij direct rijden kon. Nou ja, zij geeft toe nog wel enige ervaring te kunnen gebruiken…
Het zou zomaar kunnen dat mijn af en toe terugkerende, nachtmerrieachtige droom begon vanwege Jasmine’ ongelukje. In die droom rijd ik achteruit. Op het moment dat ik moet remmen besef ik dat het niet lukt. Hoewel ik het rempedaal hard indruk en de handrem stevig aantrek, het maakt geen verschil. Mijn auto gaat zelfs sneller rijden. Altijd word ik voortijdig, zwetend wakker. De afloop ken ik niet.
Misschien zal mijn eerste zelfstandige auto mij van deze angstdroom afhelpen!

vrijdag 4 mei 2012

Schreeuw

Een frisse wind, zon en schaduw wisselen elkaar af: perfect om te joggen. Bij het afsluiten van de voordeur zie ik pas dat de karmozijnbes om aandacht schreeuwt: hij (of is het een zij?) heeft zijn eerste bloemtrossen aangemaakt en zal nu meer behoefte aan water krijgen.
Ontspannen rennend over de Kloosterstraat komt het vraaggesprek, gisterenavond tijdens Nieuwsuur, met Liesbeth Spies bovendrijven. De journaliste toonde zich net zo verbaast als wij, kijkers, over Liesbeth’ ommekeer ten aanzien van enkele, nota bene officiële CDA-standpunten. Waarschijnlijk vanwege de enorme opluchting, die na het vertrek van Wilders opzichtig door de achterblijvende coalitiepartijen woei. Waar Liesbeth enkele maanden geleden het boerkaverbod nog enthousiast verdedigde, zegt zij nu dat zij “…er geen traan om zal laten,” als dit door de Kamer wordt weggestemd. Ook het bezit van een dubbele nationaliteit is voor haar geen punt meer, terwijl zij eerder emigranten inpeperde dat hun keuze tevens inhoudt dat zij hun Nederlanderschap verliezen. Het lukte de journaliste niet de juiste drijfveren van de demissionaire minister bloot te leggen. Mevrouw Spies hakkelde voort. Haar dunne verweer, dat, nu de regering een minderheid vormt, de Kamer het in deze voor het zeggen heeft, sneed weinig hout. En dat zij, in haar positie als minister, het standpunt van de regering moet verkondigen, zelfs als zij het daarmee in haar burgerhart oneens is, klonk volstrekt ongeloofwaardig.
Ik kon er niet zonder plaatsvervangend schaamtegevoel naar kijken, wat vreemd is omdat ik in deze geheel onschuldig ben. Ik nam nog een slokje wijn en voelde samen met Liesbeth opluchting toen dit item eindelijk werd beëindigd. Inmiddels ben ik op de Dijk aanbeland en verandert het gezicht van mevrouw Spies, terwijl zij rood en bezweet van opwinding of gêne de Nieuwsuur studio verlaat, zich voor mijn geestesoog, als in een film-montage, beeld voor beeld in dat van Edvard Munch. Liesbeth heft haar gestrekte handen terzijde van haar oren, spert haar ogen in ontzetting terwijl zij haar mond voorbereid op een hartstochtelijke schreeuw. Ik stel mij voor dat zij het liefst zou uitschreeuwen: “Waar ben ik aan begonnen?”
Terzijde: Edvard schildert prompt een vrolijke kreet als hem ter ore komt dat een van zijn afgrijselijke schreeuwen voor ruim 120 miljoen dollar is verkocht. Ik heb vaker zo uitbundig geschreeuwd. Zoals die winter toen het ijs niet snel genoeg wilde groeien en wij eindelijk permissie kregen: “Wij mogen op ‘t ijs, wij mogen op ’t ijs…!” En ongeveer dertig jaar later, in de beslotenheid van mijn eigen geparkeerde auto. Vanwege mijn opluchting over het positief beëindigen van de VO-Management. 
Bij de ‘Rivierwachter’, een sculptuur van Nur Tarim, zie ik twee officieel ogende bedrijfsauto’s staan. ‘Hof Promotions’, lees ik in het voorbijgaan. De chauffeurs gezellig kletsend op het bankje. Wat kunnen zij ons hier, in de eenzaamheid van rivierdijk en uiterwaarden, aanbevelen? Ik vermoed dat zij werkoverleg voeren, of wellicht een groene weekafsluiting vieren in plaats van een vrijdagmiddagborrel bij ‘De Zaak’. Ik zal het nooit weten. Wel weet ik dat ik fout zat toen ik jou, lezer, in 'Arbeid'[1] informeerde over de voortgang bij de nieuwbouw van de verkeersbrug. Nu ik onder de brug loop zie ik dat niet meer wordt gewerkt aan nieuwe brugdelen en dat de bekisting daarvoor geheel is verwijderd. Men schoof vandaag het laatst gestorte brugdeel voor de tweede maal op, zodat de nieuwe verkeersbrug ook aan deze zijde de Waal heeft bereikt. 
Op de terugweg heb ik de verfrissende wind in mijn rug en krijg ik last van zweet. Mijn zweetbandje hoef ik niet te zoeken: ik verzon een list á la Tom Poes, maar voerde haar niet uit! HELP…!

dinsdag 1 mei 2012

Arbeid

Een temperatuur boven twintig graden én hardlopen, jagen mijn lichaamstemperatuur flink op. Ik zweet al snel overdadig en vraag mij af waarom ik opnieuw mijn zweetbandje ben vergeten. Toch passen deze omstandigheden perfect bij de Dag van de Arbeid. Het was stom toeval dat ik juist vanmorgen het ANBO magazine uit de verpakking haalde, om bij het openslaan een ontspannen lachende Jetta Klijnsma aan te treffen. Zij besteedt grote delen van haar tijd om de bonden wederom samen te smeden tot bondgenoten. Jetta noemt het ontwerpen van de nieuwe vakbeweging een ‘driedimensionale sudocu’. Vandaag zal een conceptplan worden gepresenteerd: ik ben benieuwd of het haar lukt de negentien bonden van de FNV een herstart te laten maken.
De sfeer in de Hommelstraat lijkt zomer: de wallenkanten zijn in beslag genomen door fluitenkruid. Deze planten zijn de laatste dagen, zich almaar fijner vertakkend, omhooggeschoten. Met hun tere maagdelijk witte bloemschermen vormen zij een stevige opstaande kanten kraag, waarmee zij de straat aan twee zijden inzoomen. Als ik mijn ogen tot spleten sluit, zoals een kunstschilder zijn object beschouwt, waan ik mij op een oneindig tapijtloze loper.
Vanmiddag moest ik toch nog stevig doorpakken om de echtgenoot van mevrouw H, laat ik hem Dirk en haar Maatje noemen, te laten inzien dat hij veilig met zijn vrouw een vakantietrip met de Zonnebloem kan maken. Vorige week woensdag, de verjaardag van Jesse, had ik het intakegesprek met hen. Het was mij direct duidelijk dat aandacht van zonnebloemvrijwilligers voor hen zeer welkom is. Maatje lijdt sinds anderhalf jaar aan een progressieve spierziekte, die haar in die korte tijdspanne al geheel afhankelijk heeft gemaakt van Dirk en andere, meer deskundige zorgverleners. Bij zo’n oriënterend gesprek komen alle aspecten van de zonnebloemdienstverlening langs. Zo ook vakanties. Ik zag Maatje’ ogen glinsteren toen ik opperde dat een vakantiereisje, bijvoorbeeld met de zonnebloemboot, misschien wel iets voor hen zou zijn. “Ik wel”, verscheen in het schermpje van haar spreekhulp en zij schudde enthousiast met haar hoofd. Ik kon heel goed begrijpen dat Dirk bezorgd met maren op de proppen kwam. Toch spraken we af dat ik een aanvraagformulier zou laten komen.
Bij de nieuwbouwverkeersbrug beginnen de bouwers aan de bekisting van het laatste brugdeel waarmee de uiterwaard aan de Ewijkse kant geheel overbrugd zal zijn. Aan de overzijde, de Slijk Ewijkse kant – of Sliki Wiki, zoals laatst een Amerikaan dat plaatsje noemde, maar dat terzijde – bouwt men reeds aan de pylonen. Straks kan aan de overbrugging van de Waal worden begonnen.
Vanmorgen sprak ik af, direct na de middagboterham, opnieuw bij Dirk & Maatje langs te komen. Het was lastiger om mijn fiets tegen de rozenboom (Japanse sierkers) in hun voortuin te zetten. Afgelopen nacht heeft een stevige rukwind, tijdens de heftige onweersbui, een van de vijf zware stammen afgebroken. De geknotte prunus serrulata, heeft nu helaas zijn mooiste jaren achter zich gelaten. De overgebleven stammen zijn vrijwel zeker ook gedeeltelijk in gerot, zoals dat ook vaak bij knotwilgen gebeurt.
Maatje liet opnieuw “Ik wel” in haar schermpje verschijnen, op mijn vraag of zij zou willen deelnemen aan een vaarvakantie. Op hun verzoek heb ik geholpen met het formulier: Dirk moest geregeld her en der zoeken naar telefoonnummers, inschrijfnummers en adressen van hulpverleners. Ik hoop dat zij spoedig zullen genieten van een weekje samen, en dat ook Dirk in de watten wordt gelegd. 
Vanavond wordt in de tuin van Dirk & Maatje stevig gewerkt om het verwaaide hout weg te ruimen. Ik bezin mij als Tom Poes op een list om te zorgen dat ik mijn zweetbandje niet meer vergeet.