zaterdag 31 maart 2012

Ontwikkelingshulp

vrijdag 30 maart 2012  Totaal ander weer. Grijs en beduidend koeler: de extra zuurstof is gunstig voor het hardlopen. Dat grijs past verrassend goed bij het treurige voorstel vanuit het Catshuis om opnieuw te bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking. Naar verluidt een miljard, een korting van bijna vijfentwintig procent!
Ik peins over dit fenomeen terwijl ik over de bochtige Dijk ren. We hebben een kredietcrises. Oké, maar dat rechtvaardigt deze losse flodder niet. De meest kansarmen mogen dan onze rekening betalen! Schandalig voor een rijke samenleving zoals het onze. De geblondeerde gedoogpartij zal daarachter zitten, vermoed ik. Hé, dit is al het tweede paar dat ik passeer. Dit keer vergezelt van een kind, maar net als het eerste voorzien van een fors fototoestel. Even vermoed ik dat de vele lammetjes hun wandeldoel zijn. Maar dat past niet gezien de weersomstandigheden weinig uitnodigend zijn. Aan de lammeren ligt het niet: die zijn zoals altijd schattig. Zij liggen, lopen, staan en dartelen, min of meer gegroepeerd in gezinsverband. Daar duiken er twee onder moeder. Aan de staartjes te zien smaakt haar melk best! Wit overheerst. Een paar gezinnen zijn volkomen donker gekleurd, een enkel gemengd en ja, daar zie ik ook een lam met een zwarte vlek in de lende, vlak boven de heup. Er is dus onderling verkeer! Dertien zijn er, in de wei waar vorige maand nog werd geschaatst. Dertien eenoudergezinnen want geen ram te bekennen: die zijn natuurlijk naar hun werk!
De verkeersbrugconstructeurs zijn bezig het veertiende brugdeel door te schuiven. Om eerste-rang-uitzicht op het bouwwerk te krijgen neem ik de Uiterwaard. Bij veel pijlers zie ik een minuscuul oranje figuurtje, bijgelicht door een soort neonlamp. De brug zie ik helaas niet bewegen. Zelfs niet als ik even stil ga staan.
Nog op de Uiterwaard zie ik bovenop de dijk, bij het tempeltje van Huub Kortekaas, een auto voorzien van zwaailicht. De geelgeheste chauffeur wijst een automobilist resoluut terug, mij groet hij vriendelijk. Verderop, halverwege het dijkstuk naar de brug, nóg twee auto’s met alarmlichten en meer figuren gekleed in gele en oranje hesjes. Ongemerkt verhoog ik mijn snelheid, nieuwsgierig naar wat daar gaande is. Nieuwe paaltjes? Bomen planten? Even geduld Simon!
Ik moet nog vijftig meter gaan als ik een grote blauwe bol waarneem. Toch geen abri? Een nieuw kunstwerk van Kortekaas? Niets van dat al: het is een globe met een doorsnede van bijna drie meter. Het wordt omstuwd door een flinke groep jongeren. Ik maak kennis met Ron Seegers, docent van het Pax Christi College in Druten. Hij coördineert deze Kiana-actie: leerlingen vragen geld en aandacht voor kinderen die op het Indonesische eiland Sumba wonen. Deze kinderen kunnen niet naar school zoals zij, omdat drinkwater halen hun dagelijkse taak is. Daarvoor moeten zij vele tientallen kilometers afleggen! De nagemaakte wereldbol wordt gedurende een etmaal door de leerlingen voortgeduwd, over een uitgezet parcours van ongeveer zeventig kilometer. Als ik verder ren is deze grauwe dag op slag een stuk zonniger geworden.
Net na de verkeersbrug opnieuw een paar, hij omhangen met een stevige camera: “Heeft u een wereldbol gezien?” Ik stel hen gerust en verdring mijn eerste reactie: daar loopt u op!
Op de Tempelstraat, nog vijftig meter te gaan, word ik voorbij gefietst door een jonge vrouw. Bij het passeren vangt zij mijn blik: “Dat doe ik u niet na!” Tja, denk ik, dat denk je nu, als je even zou oefenen doe je het met evenveel plezier.
De coalitie moet een voorbeeld nemen aan Pax Christi, zij zullen hun bezuinigingsvoorstel inslikken. Ja, zelfs een statement maken door onze ontwikkelingshulp terug te brengen naar het oorspronkelijke niveau.

woensdag 28 maart 2012

Fotoshoot

dinsdag 27 maart  Al heel gewoon voelt deze uitzonderlijk hoge temperatuur in maart. Of het minister Schippers bij haar verdediging tegen de beschuldiging dat zij de kamer willens en wetens verkeerd informeerde zal helpen is nog onzeker, maar het helpt wel om lekker hard te lopen. Bovendien is er veel te zien van de versnelt uitbottende natuur: zelfs pinksterbloemen! Schraal, maar toch!
Het was vreemd mijzelf tot leven zien komen op de buis, ook al duurde het slechts twee seconden. Gisterenavond bleef ik bewust zitten tijdens de reclames. Wachten duurde toch nog lang, dan klinkt Cherry Chost’ ‘People Help The People’ en komen tegelijk de mooie verstilde beelden in de nieuwe Zonnebloemcommercial langs. Riky en ik konden er samen smakelijk om lachen, zo onwerkelijk was het. Vandaag waren er al eerste reacties. “Toen ik de nieuwe Zonnebloemspot zag, realiseerde ik mij dat ik je nog een antwoord schuldig ben!”, opende een berichtje deze morgen.
Vrijdag 3 februari reis ik met Wim, mijn oude Zonnebloemvriend, naar Amsterdam. Gelijk vips, met Els als onze chauffeur. We worden ontvangen door een van de dames van de afdeling communicatie en door Peter Venema, de ‘huisfotograaf van de Zonnebloem’ die wij beiden goed kennen van eerdere opnamen. Na een kopje koffie, een eerste interview en de nodige foto’s wandelen we naar de naburige studio van Koos Breukel, een van Nederlands bekendste fotografen. Dat kan op ons gemak want de dreigende heftige sneeuw is in een groot deel van Nederland aan het vallen behalve in de hoofdstad. Peter bereidt zich voor op een opname die zich al in zijn hoofd afspeelt. Daarvoor gaat hij liggen, wijdbeens, half op het trottoir en de straat, en gebruikt zijn ellebogen als statief voor zijn indrukwekkende camera. Wim en ik lopen op zijn teken onopvallend langs hem heen, dan staan we al voor Koos’ werkplaats. We betreden een donker halletje. Ik schrik terug voor de indrukwekkende figuur van Henk Schiffmacher die ons dreigend bekijkt. Brede borst vooruit, zijn broodboomarmen, waarop geen stukje huid is vrijgelaten, nadrukkelijk in zijn zij gepoot. Pas een tweede aanblik leert dat hij ongevaarlijk is, want een levensgrote foto.
In de tussenkamer staan bureaus, gedomineerd door fikse beeldschermen, waaraan drie jonge mannen foto’s bewerken. Zij laten hun werk in de steek, heten ons welkom en lopen mee naar de eigenlijke studio. Een chaotische ruimte, aan drie zijden behangen met de portretten van BN’ers. Een tafel geheel overladen met potjes, flesjes, kwastjes, poedertjes, tubetjes en koffiebekers: dat belooft een extravagante opmaak! Het hoge plafond wordt bijna geheel in beslag genomen door een lichthapper die het atelier in diffuus daglicht zet. Als Koos ons in het oog krijgt begroet hij ons enthousiast: “Wat zien jullie er prachtig uit! Jassen aanhouden!” Wij tweeën voor de camera, Koos aan de knoppen en zeven man daar achter en omheen. Wij zijn overtuigd: Wim en ik moeten wel interessante personages zijn! Als een aantal opnamen zijn gemaakt worden onze jassen afgenomen, krijgen we koffie en worden betrokken in een interessante discussie over literatuur, kunst en fotografie.
Tijdens de ‘after fotoshoot’ valt de sneeuw zacht maar gestadig. Ik maak mij ongerust over de thuisreis, nog onwetend dat deze dag in de ‘top drie ooit’ van ervaren fileleed zal worden opgenomen.
Langs de Dijk word ik opgewacht door een moeder met twee kinderen, zittend op ‘de Grafzerk’. Zij 
applaudisseren en roepen. Even denk ik vanwege de commercial… Maar nee: “Hup, hup, hup. Knap hoor, ik doe het je niet na!” Tweehonderd meter verder een ander koppel dat mijn verrichtingen nauwlettend observeert. Zij, man en vrouw nijlgans, brengen mij weer terug in de massa.

zaterdag 24 maart 2012

Lentekolder

vrijdag 23 maart 2012  Deze uitzonderlijk warme maartse lentemiddag geeft extra motivatie voor mijn rondje hardlopen. In korte broek en T-shirt voelt het als de kolder van de koeien die eindelijk hun vrijheid in de wei hervonden. Op de hoek Tempelstraat - Zuil, met mijn hoofd bij Riky’ eindgesprek vanmorgen in het Radboud ziekenhuis, kom ik bijna in botsing met drie knapen die mij de pas afsnijden. Ontsteld roep ik  iets als Kijk Uit!, en kan hen maar net ontwijken. Terwijl zij de Zuil op fietsen roept een van hen mij na: “Rot op, stomme ouwe flikker!”
Als de adrenaline is weggeëbd kan ik weer nadenken over de boodschap van de behandelend arts. Riky’ operatie krijgt daarmee een andere echo: bij negentig van de honderd patiënten ontwikkelen dergelijke cystes zich tot kanker. Zij mocht bij die tien procent geteld. Wij zijn derhalve aan een persoonlijke ramp ontsnapt en kunnen dankbaar verder met ons leven. Dat optimistische gevoel past perfect bij deze mooie dag. Hoe anders is dat voor Keith Bakker? Heftig verslaaft aan drank en drugs zag ik hem als een bijzonder vreemde vogel. Vandaag stond hij voor de rechter vanwege zijn vrijmoedige omgang met vrouwelijke patiënten. “Het was niet slim van mij hen bij mij thuis te laten slapen!” bekende Keith voor Radio 1. Dat uitgerekend hij, de gewezen junk, mensen van hun verslaving af zou helpen, en daarin serieus werd genomen, verbaasde mij.
Op de Hommelstraat valt mij een pick-up auto van Gemeentewerken op. Dichterbij zie ik dat de schapen weer in hun vertrouwde weitje staan. Blijkbaar acht de boer het verantwoordt gezien enkele dagen geleden werd gegierd. Op het moment dat deze gedachte binnenkomt zie ik een van de schapen in een vreemde slaaphouding liggen. Op haar zij, haar kop in volle overgave achterover en een achterpoot houdt zij in het luchtledige gestrekt. Vermoedelijk zojuist gestorven. Het raampje in het gemeenteautoportier is neergelaten. Ik kijk naar binnen en zeg de twee op hun gemak rokende gemeentebeambten, elk gekleed in een opvallend geel veiligheidshesje, dat het niet helemaal goed gaat met dat schaap daar. De man aan mijn kant laat weten dat hij dat nu ook ziet. Zij stappen uit. Op mijn verzoek willen zij naar de ooi omzien. Vanaf de dijk kan ik nog net het weitje zien: een van de gele hesjes buigt zich over het schaap. Dat laatste vermoed ik, vanaf hier kan ik het karkas niet onderscheiden.
Op mijn weg terug blijken de ambtenaren vertrokken. Ook het onfortuinlijke schaap ligt er niet meer. Haar kuddegenoten dringen rouwend op een kluitje achter het schotje dat schaduw geeft. Ik zie ervan af twee naburige meisjes te vragen of zij er iets van hebben gezien. De tieners, een heeft een keffertje in haar armen, strompelen blootsvoets over de harde klompen klei in de omgeploegde akker van Theo. Het ziet er kolderiek uit, dat steeds opnieuw evenwicht zoeken als kandidaat ballerina's. Geen idee wat zij in die kale akker denken te vinden. Hun fietsen, een is hardroze gekleurd, slordig langs de kant. Het meisje dat achterop is geraakt stapt op een scherp stukje steen en roept dat zij terug wil. Terwijl zij zich omdraait zakt zij met een been diep weg. Blijkbaar in het nat: “Getver, ik sta in een slijmplas,” roept zij verontwaardigd naar haar vriendin. “Watje!,” krijgt zij terug. 
Oké, ik ben ouder, maar zeker niet stom en heb best enige vrouwelijke eigenschappen, maar val niet op mannen. Dat joch had ongelijk. Keith Bakker heeft zijn oorspronkelijke verslaving voor een nieuwe ingeruild: seksverslaving. Nu begrijp ik waarom hij een verslavingsgoeroe wordt genoemd.

woensdag 21 maart 2012

Lentekriebelingen

dinsdag 20 maart 2012  Vanmorgen lazen we in de Gelderlander dat TNT Express is overgenomen door UPS. Voor een bedrag van 5,16 miljard euro. Ik kan mij zo’n gigantisch bedrag nauwelijks voorstellen. Gehouden tegen het licht van het almaar toenemende begrotingstekort (negenhonderd euro per seconde, hoorde ik op Radio1) lijkt het weer een schijntje.
Vanwege een Zonnebloemafspraak in Amersfoort, trek ik om elf uur mijn hardloopschoenen aan. De (astronomische) lente is nu bijna vijf uren oud. Lente is een bijzonder jaargetijde: de natuur heeft haar adem een paar maanden ingehouden en blaast die nu vol barstend nieuw leven uit. Ik voel het in mijn lijf en zie er tijdens het joggen voorbeelden van. Zoals een treurwilg die zichzelf gedurende de laatste dagen heeft getooid in kwetsbaar groen dat optimistisch afsteekt tegen het blauw van de jonge lentehemel. De vruchtknoppen van de wilde kersenbomen langs de Hommelstraat, zwellen nog van ingehouden trots, maar die van de dikke tamme kastanje even verderop zijn al met succes doorgebroken. Spoedig zal zij ons haar eerste bladeren en typische bloesems tonen. Jammer dat ik Martien’ rokjes mis, maar tegenover dat verlies staat veel: op de Dijk, vlak boven de ruige uiterwaardnatuur, is een veldleeuwerik in vrolijke gezang uitgebarsten waarmee hij een territorium af wil bakenen. De vogel zelf kan ik niet ontdekken. Zijn heldere zang wordt geregeld onderbroken door de jankende roep van een jagende buizerd hoog in de lucht.
Voor mij uit loopt een man met zijn hondje. Het beestje, model vuilnisbak, snuffelt braaf een tiental meters voor hem uit. Baasje is doende met een mobieltje dat op het moment van passeren, veel lawaai produceert. Het doet in de verte aan muziek denken. De man hoort mij niet achterop komen, schrikt en bulkt paniekerig naar het dikke mormel: “Poekie, kom hier. HIERRRRR zeg ik!”
Dit voorvalletje doet mij gek genoeg denken aan een portret van Riky. Sorry Riky, ik bedoel niet je met dit mormel te vergelijken, maar dacht aan de kat die samen met jou werd vastgelegd. Zij, die poes, werd Poekie genoemd. Ik ken haar al vijfenveertig jaar, dat portretje, Riky ken ik een aantal weken langer. Poes Poekie is duidelijk niet ingenomen met de fotoshoot en tracht te ontkomen, zeer tegen de zin van de blakende peuter die haar mollige handjes om het achterlijf van het huisdier klemt. Toen ik het plaatje voor de eerste keer zag liet ik iets van mijn verwondering blijken: dat uit die welgevulde peuter mijn mooie slanke vriendin kon groeien! Het zat ‘m in haar spannende start: Riky is zes dagen voor het mysterieuze Amerikaanse bombardement op Nijmegen geboren. Er kwamen in die schokkende tijd vaak en veel toestellen overvliegen. Sirenes dirigeerden de bevolking geregeld naar hun schuilplaatsen om naderhand het sein veilig af te geven. Riky huilde tijdens haar eerste dagen uitbundig, passend bij haar natuur en de oorlogsentourage, maar overstemde soms sirenes. Dus gaf mijn schoonmoeder haar extra flessen melk.
Op mijn weg terug tref ik opnieuw een lenteteken: in de wei waarop nog maar enkele weken geleden enthousiast werd geschaatst, ligt een diepbruin moederschaap met twee lammeren links en rechts tegen haar aangevleid. Het rechtse dier is het evenbeeld van moeder, het linkse wit als de lammetjes uit mijn Westfriese jeugd. 
Ook deze lente is van korte duur en zal zich spoedig voegen in de voorgaande rij. Stof verzamelend als het portretje van Riky met Poekie. Hoe anders is dat met de kastanjes bovenaan de Hommelstraat: hun knoppen glanzen als gepolijst brons, het is alsof moeder natuur er met haar stofdoek gedurende deze eerste lente-uren, extra haar best op deed.

zaterdag 17 maart 2012

Alcoholperikelen

vrijdag 16 maart 2012  Rond de tijd dat ik ga hardlopen zal bekend worden wie we kozen om het leiderschap van Job over te nemen. Op de oever van de vijver bovenaan de Tempelstraat doen twee fraai uitgedoste woerden hun uiterste best de seksuele interesse van een wilde eend te wekken. Hun verleidingsspel is gespeend van enige verfijning. De grofheid waarmee zij hun vrouwelijke soortgenoot bejegenen is stotend. Oorzaak drank, veronderstel ik. Die fraaie kerels zijn natuurlijk afgewezen, hebben de bar opgezocht en moed verzameld zodat zij het getweeën aandurven. Zie: ‘Drank maakt meer kapot dan je lief is!’ Dat ik dit bedenk is niet zo vreemd dan het lijkt: het berichtje dat ik over alcoholminnende fruitvliegen hoorde wil niet uit mijn gedachten. Ik bedoel, als vliegen kunnen ´drinken´, waarom wilde eenden dan niet?
Het was vanmorgen op Radio 1, ik was op weg naar de vuilstort in Nijmegen: mannelijke fruitvliegen zoeken troost bij alcohol. Amerikaanse wetenschappers (University of California) brachten mannelijke fruitvliegjes samen met vrouwelijke exemplaren die pas gepaard hadden. Deze vrouwen hadden geen zin meer in seks. Toen de afgewezen mannen daarna de keuze kregen tussen voedsel met en zonder alcohol, stortten zij zich massaal op de sterke drank! Terwijl seksueel tevreden mannen duidelijk minder behoefte aan alcohol hebben. De conclusie is dat ook seks het beloningscentrum in de hersenen stimuleert, zoals alcohol dat doet. Door deze verkregen kennis kan een drankverslaving misschien beter worden begrepen en alcoholverslaafden geholpen, zo werd geopperd. 
Ik probeer mij voor te stellen hoe die hulp er uit kan zien. De zatlap blijkt te weinig seksuele bevrediging te vinden, de verslavingstherapeut adviseert zijn patiënt daar meer aandacht aan te geven? Maar hoe doet die cliënt dat als er bijvoorbeeld geen gewillige partner voorhanden is? Seks kopen? Dat wordt snel te duur. Seks opnemen in het gezondheidszorgverzekeringspakket? Bij de nieuwbouwverkeersbrug, men heeft weer een deel doorgeschoven richting rivier, valt mij in dat het celibaat misschien wel de reden is voor het feit dat veel vergeestelijkte heren beschikken over een uitgelezen wijnkelder: beloning blijft nodig!
Door deze gedachtegang beland ik weer midden in een gesprekje gistermiddag. Ik vertelde over de nood van een dame van dik in de tachtig en mijn onthande gevoel daarbij. De partner van mijn vriend, ik noem hem Franky, merkt op dat zij onlangs ook ‘een bejaarde’ van de vloer moest rapen. Dat kon zij natuurlijk niet. Flink op hem inpraten, zei zij, had uiteindelijk effect. Daarbij kijkt zij Franky betekenisvol aan, waarbij een verwarrende sfeer ontstaat.
Ik kijk naar mijn vriend: “Moest jij worden opgeraapt?” Hij bevestigt dit, maar kijkt er niet gemakkelijk bij.
“Hoe kwam dat zo?” Mijn blik valt op het kleed, “was je gestruikeld?” Franky maakt besmuikt een drinkbeweging met zijn rechterhand.
Ik bombardeer hem onder vragen: “Echt waar? Drink je dan regelmatig? En drink je jezelf dan lam? Wat drink je dan?” Franky legt uit dat hij iedere avond een glaasje drinkt. Meestal jenever.
“En vanwege dat ene jenevertje ben je gevallen?,” vraag ik ongelovig. Dat blijkt dus niet zo te zijn. Van een glaasje gaat het meestal naar twee, drie, vier en soms meer. Franky probeerde naar bed te gaan maar sukkelde achterover. Hij had geluk dat zijn partner achter hem stond en zijn val kon breken.
Ik spreek geen waardeoordeel uit.
Een schaamtevolle actie, waarbij alcohol een rol speelde, staat mij nog glashelder voor ogen: Het is kermis, ik ben zestien en het ‘Eerste Deuntje’ is druk doende. Na voldoende bittere biertjes schiet ik rozen om sommige dames daarmee over de streep te lokken… 
Gelukkig heb ik mijn hormonen tegenwoordig beter onder controle!

woensdag 14 maart 2012

Stankverspreiding

dinsdag 13 maart 2012  Op de Hommelstraat, ik loop op de hoogte van de fruittuin van de Weeropper, valt mij een enorme trekkercombinatie op. Een deel ervan steekt hoog boven de begroeiing uit. Ik ben nog maar zo’n honderd meter gevorderd als een vettige geur mij duidelijk maakt dat er bemest wordt. Op het weilandje waarop gewoonlijk een kleine kudde schapen loopt, achter de akker van Theo, wordt drijfmest opgebracht. Een kolossale tractor trekt een tank waaraan een overmaatse douchekop verbonden is. Bij de inrit aan de weg heeft de landbouwer zijn voorraad, opgeborgen in een transportabele silo van huiskamerformaat waaruit hij zijn bemestingstank steeds kan volzuigen. Ik vraag mij af waar het de veehouder om te doen is: lozen van afval of meststof ter bevordering van veel gras en hooi? De injectiedouchekop snijdt tegelijkertijd misschien wel veertig haarscherpe gleuven in de graszode zodat de boer goed kan zien waar zijn akker reeds verzadigd is. Muizen, mollen, wormen, kevers, spinnen, pissebedden, torren en welk leven meer in en onder zijn graspollen krioelt, allen krijgen ongevraagd een stortbad, maar worden daardoor, voor zover zij deze ruwe behandeling overleven, vast niet verfrist!
Hoe anders ging dat in mijn jeugd. Van drijfmest hadden we nog niet gehoord: plassen deed het vee vrijelijk op stal, het stroomde in de meest nabije sloot. Meermaals per dag werd de groep, de poepgoot, leeggeschept. De verse stront naar de mestvaalt gekruid, om er in te dikken tot stevige mest. In het voorjaar werd het met een beetje hulp van het paard, naar het land gebracht, in hoopjes verdeeld en later met de riek verspreidt. Ik kan mij niet herinneren of deze acties voor extra stankoverlast zorgden. Onze dorpen geurden immers voortdurend naar dierlijke uitwerpselen. Pas later, toen dunne mest ontdaan van stro en hooiresten, in gierkelders moest worden bewaard kwamen giertanks ons dorpsbeeld binnen denderen. Het in rijkelijke bogen besproeien van weilanden en akkers zette ons dagenlang in een scherpe ammoniakstank.
Nu ik hier, weliswaar onder een grauwe hemel maar vrij van vieze luchten, over de Dijk ren, zie ik weer onze arme vriendin: Toos, laat ik haar zo maar noemen, wordt op haar fiets, nog vers gekapt en schoon getooid, argeloos voorbijgereden door een boer die zijn giertank iets te vroeg ontgrendeld. Zij kan zich als geen ander levendig voorstellen hoe insecten en kleine zoogdieren zich voelen na het passeren van de monsterlijke bemestingsmachine.
Op mijn weg terug herinnert niets dan een flauwe mestgeur aan de bedrijvigheid op dat kleine stukje weidegrond. Inmiddels is vlakbij de Dwarshommelstraat een enorme trekker met aanhanger gearriveerd. Ik kan niet zien welke goederen afgeleverd gaan worden, maar kan al wel de chauffeur observeren: hij kijkt zorgvuldig om zich heen, ritst rustig zijn gulp open en besproeit vrijelijk een van de dikke banden. Blijkbaar ben ik lucht voor hem. Het voelt voor mij alsof hij over zijn eigen schoenen pist! Ja, er komt een originele opmerking in mij op. En nee, ik spreek die niet uit, maar geef de chauffeur een koekje van eigen deeg: bij het passeren doe ik alsof hij en zijn plas daar niet zijn.
Nog zo’n stankverspreider: in de Gelderlander van deze morgen staat stiekem een berichtje. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten stellen voor dat wettelijk moet vastgelegd dat de salarissen van werknemers van sociale werkplaatsen niet boven het minimumloon mogen uitkomen. Ik vraag mij af wie van de heren als eerste dit sublieme idee opperde, waarmee zij de economie uit het slop gaan trekken. Zal het die bestuurder zijn gelukt daarbij niet knalrood aan te lopen?

zaterdag 10 maart 2012

Clandestien

vrijdag 9 maart 2012  Opnieuw een zonnige morgen en een bewolkte middag. Gelukkig blijft het droog, dus prettig om te joggen. Voor NS en ProRail is de bewolking zwaarder: minister Melanie Schultz legt hen een gevoelige boete op. Deze tegenvaller moet worden verrekend met de top, vind ik, zij krijgen immers ook de bonussen. Misschien wordt hun prestatie voor ons, reizigers, dan beter.
Eenmaal op de dijk valt mij een groot vliegtuig op. Zo te zien een Boeing 747, dat de weg kwijt lijkt te zijn. Laagvliegend volgt het ongeveer de loop van de Rijn richting Duitsland. Terwijl ik het toestel nakijk komt een grootvader met zijn kleinkind in een kinderzitje, mij tegemoet fietsen. O
pa wijst de peuter met uitgestrekte arm op de vliegmachine, daarmee krijg ik bevestigt dat dit bijzonder is. Iets in de man brengt mij terug naar mijn kindertijd. Als een vliegtuig over kwam rende ik met mijn broertjes en zusjes naar buiten. Beide armen in de lucht, enthousiast zwaaien en roepen.
Ik verdiep mij in de vraag waarom zo’n groot toestel hier zo laag vliegt. Voor mijn gevoel heb ik nog maar driehonderd meter afgelegd als een diep en zwaar gebrom een vliegtuig aankondigt. Nu veel dichterbij, links van mij, ongeveer op de hoogte van de A73. Hetzelfde toestel. Het wordt nu vergezeld door een soort jachtvliegtuig, dat bijna aan de staart hangt. Is de jager gealarmeerd vanwege de heimelijk binnendringende Boeing? Worden de piloten van de reus op dit moment gedwongen dit luchtruim te verlaten? Het wordt nog spannender: boven de verkeersbrug over de A50 komt een viermotorig vliegtuig mij tegemoet. Ook dit toestel vliegt bijzonder laag. Het lijkt alsof de vleugeltip de linker pyloon van de brug zal raken. Direct na de brug zet het toestel een krappe bocht in, vliegt in een schuine positie hangend, over mij heen en duikt naar zijn veel grotere broer en het ukkie. Mijn wereld krimpt. De cadans van mijn stappen mengt zich met de vliegmachines: hun superieure gebrul vult mij op een wonderlijke manier op en aan. Meer is er even niet. Honderd meter verder loop ik weer alleen. De luchtbrigade is achter de bomen rond Slot Doddendael verdwenen.
Na de verkeersbrug loop ik nog een stuk Uiterwaard. Doordat ik het bouwwerk intensief bekijk, zie ik de vliegmachines pas als ik naar de oorzaak van plotseling aanzwellend motorgeronk zoek. Zij zijn dan al vlak bij mij: de drie vliegen nog steeds in formatie, hoewel het viermotorige toestel nu de leidende positie heeft. Zij volgen ongeveer dezelfde route, extreem laag over de verkeersbrug richting Beuningen. Hun wegstervende ronken wordt overgenomen door gakkende ganzen. Zij komen uit de richting waarin de vliegtuigen verdwenen. Grote zwermen. De vogels passeren de brug, zakken naar het water en vliegen breed over de Waal en, als in een 3D-Theater, over mijn hoofd. Ik hoor individuele dieren roepen en antwoord krijgen. Het lijkt of in de zwermen meer talen worden gesproken, in een sublieme compositie. Zij strijken neer in een weide tussen de Uiterwaard en de rivier. Duizend of meer, die clandestien van het wintergras snoepen.
Ik ben net opnieuw de verkeersbrug gepasseerd als Theo, een collega Zonnebloemvrijwilliger, mij aanspreekt. Hij komt van zijn groentetuin gefietst en geeft mij een lezing over het kweken en inmaken van worteltjes, boontjes, boerenkool en radijsjes.
Ondertussen verzamel ik lucht in mijn buik en ben ik blij dat Theo bij de Hommelstraat afscheid neemt. Dat geeft mij gelegenheid stoom af te blazen. Hardlopend kan dat niet stiekem, dus kijk ik goed om mij heen. Het klinkt onverwacht luid, of komt dat omdat ik woensdag mijn oren liet uitspuiten?

woensdag 7 maart 2012

Verdwijntruc

dinsdag 6 maart 2012  Zonneschijn was ons voor vanmiddag toegezegd, met een hoge graad van waarschijnlijkheid. Vanmorgen brak zij even door, maar nu zie en voel ik haar niet. Vandaag, op de geboortedag van mijn vader, honderdvier jaar geleden, werd bekend dat men in Italië ruim een miljoen gebouwen – bedrijven en woonhuizen – heeft gevonden. Toen ik het las kwam onmiddellijk de vraag bij mij op: waren die bouwsels er gisteren dan nog niet? Jawel, maar ze werden onder de pet gehouden!
Op de Hommelstraat komt het Nu.nl berichtje weer bij mij terug. Ik probeer mij een voorstelling te maken van een verzameling van meer dan een miljoen gebouwen en moet eerlijk bekennen dat mij dat niet lukt. Hoe kan zo’n groot aantal bouwwerken verborgen blijven? Zelfs in een groot land als Italië? Terwijl ik over die gevonden panden nadenk, beland ik weer in de zesde klas van de lagere school. Bij meester Dam zongen we vaak en veel. Dat had vooral te maken met de voorkeur van de onderwijzer, hoewel ik het heel plezierig vond. Nu hoor ik weer het liedje, dat we vaak in beurtzang zongen, over een oude vrouw en een oorlogsschip. Dat ging ongeveer zo: de rij die aan het venster zat, zong “…die nam het hele oorlogsschip en stak het in haar mouw.” De middelste rij nam het over met de bewering: “En het vlees was daar goedkoop…(wat zij voor de zekerheid twee maal zongen!),” waarop de rij aan de gangkant antwoordde: “Men kocht er vijfentwintig pond voor één gladhouten knoop” en de hele klas bevestigde: “Men kocht er vijfentwintig pond voor één gladhouten knoop.”
We zongen dit lied regelmatig en soms vroeg ik mij tijdens het zingen af waar toch dat land zou zijn waar een schip op een klip kan varen, gelukkig op een duimpje na, om vervolgens in de mouw van een oude vrouw te verdwijnen! En ook was ik gefascineerd door gedachten aan zulk goedkoop vlees, terwijl ik, in opdracht van mijn moeder, de slager vaak om snijrestjes moest vragen. Daar voelde ik mij erg ongemakkelijk bij, toch gehoorzaamde ik haar meestal. Ik heb er meester Dam nooit naar gevraagd, niet naar de restjes noch naar het liedje, en heb pas later begrepen dat het om een vrolijk onzinliedje of leugenliedje gaat, zoals veel kinderliedjes in die tijd.
De nieuwe verkeersbrug is weer een stuk gegroeid. Daar kan het vlechtwerk voor de bewapening van deel dertien aanvangen. Op de terugweg loop ik de dames Engelen achterop en wandel een stukje op rollatorsnelheid met hen mee. Zij willen graag weten hoe het met Wim gaat en of we ons portret al hebben ontvangen. In dit laatste moet ik hen teleurstellen. 
Weer even terug naar Italië: het betreft daar geen leugen zoals in dat kinderliedje. Maar in zekere zin ook weer wel, namelijk de leugen die ontstaat door een bouwplan niet voor te leggen of de oplevering niet te melden. Zo werden die gebouwen, woonhuizen en zelfs bedrijven, weggemoffeld voor de overheid – met name voor de fiscus. Oké, het doen verdwijnen van één oorlogsschip, daar kan een illusionist als Hans Kazàn misschien wel een truc voor ontwikkelen. Maar om, voor het oog van alle Italiaanse overheden, meer dan een miljoen bouwwerken verborgen te houden, dat zal zelfs voor Hans een te zware klus zijn.
Uiteindelijk zijn deze clandestiene gebouwen ontdekt. Voor Italië een gelukje, maar of de eigenaren daar ook zo blij mee zijn? Zij zijn in ieder geval een illusie armer.

zaterdag 3 maart 2012

Natuurlijk

vrijdag 2 maart 2012  Lekker om weer te lopen deze middag, wel ben ik een beetje te warm gekleed. Bij de bouwplaats van de nieuwe verkeersbrug wordt een uit de kluiten gewassen aggregaat geplaatst, waarvoor een speciale standplaats is ingericht. De dieplader waarmee het gevaarte werd gebracht, is voorzien van een  volwassen hijswerktuig. Het geheel past maar net op de rijweg, zodat ik met enige moeite hardlopend langs de nadrukkelijk uiteengezette stalen poten kan glippen.
Op mijn weg terug zie ik pas het groepje Rode Geuzen langs de nevengeul. Twee van de koeien waken, ieder op haar eigen wijze, over haar kalf, zo op het oog zijn zij hoogstens drie tot vijf dagen. Het ene jong, verlegen van aard, verbergt zich geheel achter moeder. Het valt ook nauwelijks op doordat haar of zijn vachtkleur identiek is aan dat van het volwassen dier. Dat is volstrekt anders voor het tweede kalfje, dat in het trotse bezit is van twee melkwitte achterpootjes en een eigenwijze witte bles. Daarmee verraadt het jong minstens een voorouder: vrijwel zeker een Brandrood rund[1].
Een Rode Geus kan zelfstandig in de natuur overleven. De kalfjes en hun moeders hier bewijzen dit doordat zij de geboorte overleefden. Ik weet niet of de voorouders van deze jonge dieren dat ook veilig konden. Een aantal keren heb ik gezien hoe een boer veel moeite moest doen om een koe te helpen haar kalf vlot en veilig op de wereld te zetten. Zoals toen ik, zoals ik vaker moest doen, melk ging halen…
“Je hebt geluk jochie, Klazien gaat kalven!” Ik loop met mijn buur mee naar een apart gedeelte van de stal. Daar staat een koe te dampen doordat zij overmatig zweet. Siem, de jongste broer is daar al. Afwisselend trekt een langgerekte kramp door het lichaam van Klazien. Siem streelt het zwartbonte dier in de hals en mompelt haar bemoedigend toe. Piet, de stevigste van de twee, steekt resoluut zijn grove hand en onderarm in haar smalle achterste dat wijd openstaat, nadat hij ze zorgvuldig en langdurig in warm water boende. “Ja…,” steunt Piet, “ik heb de pootjes te pakken. Ik denk dat het nu goed ligt.” Hij steekt ook zijn tweede hand, omzichtig nu, naar binnen en telkens als er een kramp over het koeienlijf golft, trekt hij stevig waarbij Klazien steevast omkijkt en loeit alsof zij instemt met Piet’ hulp. Spoedig valt het lamplicht op twee zachtroze hoefjes. Siem bindt er een stevig touw omheen. “Nu mag je meehelpen trekken,” zegt Piet. “Op mijn teken, en zo hard als je kunt!” Samen met Siem pak ik het touw op en trek uit alle macht als Piet dat zegt. Daarna moeten we wachten tot Piet, die Klazien niet uit het oog verliest, ons – Siem en Siempie – opnieuw zijn teken geeft. Vele malen herhaalt zich dit, dan glijdt het kalf eindelijk soepel, met een guts vruchtwater, uit het moederdier in het dikke pak stro. Het natte en schrale kalf, deels nog in het vlies, schopt in een eerste poging overeind te komen. Piet pakt een handvol hooi en veegt snel maar zachtmoedig de monddelen van de boreling schoon. Met een vinger controleert hij of de tong vrij ligt. Daarna mag ik helpen het kalfje schoon en droog te wrijven. Ook Klazien laat zich daarbij niet onbetuigd. De buren zijn opgetogen met het mooie koekalf.
Twee mannen en een jongen zorgden voor een koe en haar kalf. Hoe gaat het vandaag in de stal? Krijgen koeien een prikje in de rug om het bevallen draaglijker te maken? Persoonlijk vond ik de ‘natuurlijke’ bevallingen van onze zonen heftig genoeg.


[1] Uit een kruising van het Brandrode rund en Franse Saler is het nieuwe ras (2005) Rode Geus ontstaan. De Brandroden hebben onder andere witte sokken en een witte bles.)