woensdag 7 maart 2012

Verdwijntruc

dinsdag 6 maart 2012  Zonneschijn was ons voor vanmiddag toegezegd, met een hoge graad van waarschijnlijkheid. Vanmorgen brak zij even door, maar nu zie en voel ik haar niet. Vandaag, op de geboortedag van mijn vader, honderdvier jaar geleden, werd bekend dat men in Italië ruim een miljoen gebouwen – bedrijven en woonhuizen – heeft gevonden. Toen ik het las kwam onmiddellijk de vraag bij mij op: waren die bouwsels er gisteren dan nog niet? Jawel, maar ze werden onder de pet gehouden!
Op de Hommelstraat komt het Nu.nl berichtje weer bij mij terug. Ik probeer mij een voorstelling te maken van een verzameling van meer dan een miljoen gebouwen en moet eerlijk bekennen dat mij dat niet lukt. Hoe kan zo’n groot aantal bouwwerken verborgen blijven? Zelfs in een groot land als Italië? Terwijl ik over die gevonden panden nadenk, beland ik weer in de zesde klas van de lagere school. Bij meester Dam zongen we vaak en veel. Dat had vooral te maken met de voorkeur van de onderwijzer, hoewel ik het heel plezierig vond. Nu hoor ik weer het liedje, dat we vaak in beurtzang zongen, over een oude vrouw en een oorlogsschip. Dat ging ongeveer zo: de rij die aan het venster zat, zong “…die nam het hele oorlogsschip en stak het in haar mouw.” De middelste rij nam het over met de bewering: “En het vlees was daar goedkoop…(wat zij voor de zekerheid twee maal zongen!),” waarop de rij aan de gangkant antwoordde: “Men kocht er vijfentwintig pond voor één gladhouten knoop” en de hele klas bevestigde: “Men kocht er vijfentwintig pond voor één gladhouten knoop.”
We zongen dit lied regelmatig en soms vroeg ik mij tijdens het zingen af waar toch dat land zou zijn waar een schip op een klip kan varen, gelukkig op een duimpje na, om vervolgens in de mouw van een oude vrouw te verdwijnen! En ook was ik gefascineerd door gedachten aan zulk goedkoop vlees, terwijl ik, in opdracht van mijn moeder, de slager vaak om snijrestjes moest vragen. Daar voelde ik mij erg ongemakkelijk bij, toch gehoorzaamde ik haar meestal. Ik heb er meester Dam nooit naar gevraagd, niet naar de restjes noch naar het liedje, en heb pas later begrepen dat het om een vrolijk onzinliedje of leugenliedje gaat, zoals veel kinderliedjes in die tijd.
De nieuwe verkeersbrug is weer een stuk gegroeid. Daar kan het vlechtwerk voor de bewapening van deel dertien aanvangen. Op de terugweg loop ik de dames Engelen achterop en wandel een stukje op rollatorsnelheid met hen mee. Zij willen graag weten hoe het met Wim gaat en of we ons portret al hebben ontvangen. In dit laatste moet ik hen teleurstellen. 
Weer even terug naar Italië: het betreft daar geen leugen zoals in dat kinderliedje. Maar in zekere zin ook weer wel, namelijk de leugen die ontstaat door een bouwplan niet voor te leggen of de oplevering niet te melden. Zo werden die gebouwen, woonhuizen en zelfs bedrijven, weggemoffeld voor de overheid – met name voor de fiscus. Oké, het doen verdwijnen van één oorlogsschip, daar kan een illusionist als Hans Kazàn misschien wel een truc voor ontwikkelen. Maar om, voor het oog van alle Italiaanse overheden, meer dan een miljoen bouwwerken verborgen te houden, dat zal zelfs voor Hans een te zware klus zijn.
Uiteindelijk zijn deze clandestiene gebouwen ontdekt. Voor Italië een gelukje, maar of de eigenaren daar ook zo blij mee zijn? Zij zijn in ieder geval een illusie armer.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten