dinsdag 30 oktober 2012

Abject

Terwijl ik door de bocht in de Hommelstraat ren komt Thé van zijn maïsveldje aanfietsen dat, zie ik als ik langs hem heen kijk, een dezer dagen in een stoppelveld veranderde. “Het is nogal kaal bij jou!”, roep ik als ik op zijn hoogte ben. Thé beaamt dat met een diepe brom en herneemt zich in zijn fietshouding. Zijn roodbruine schedel licht even op in de flard zonlicht waardoor de gesteldheid daarvan zich aan mij opdringt.
Langs de dijk rennend wordt mij al spoedig duidelijk dat de stukken glas zijn weggeruimd (zie Ongedekt). Waarschijnlijk door gemeentewerken. Er is weinig te beleven zodat ik nog een ogenblik bij Thé verwijl. Ik vertrouw er op dat hij begrijpt dat ik op zijn land doelde, hij mijn opmerking niet als abject ervaart. Ach, Thé is een aardige kerel en van een totaal ander slag dan Bram Moszkowicz, voor mij dé vertolker van een aantal bijzondere kreten. Toen ik hem die voor de eerste maal hoorde uitspreken ben ik de betekenis gaan opzoeken, hoewel ik twijfelde of ik het wel juist gehoord had. Het bleek te bestaan! ‘Volstrekt verachtelijk’, zo las ik in Encyclo.nl.
“Het is abject en infaam” meende Bram toen zijn persoon en opvattingen in het geding waren. Arme rechters! Ik zou vandaag wel even in het hoofd van de getergde advocaat hebben willen kijken bij het aanhoren van het vonnis. De strafeis liegt er trouwens niet om. Waarschijnlijk is die zo hoog vanwege Bram’ arrogante houding. Hoe dan ook, uiteindelijk krijgt Jort Kelder gelijk dat hij het opnam voor de nabestaanden van Endstra vanwege de vriendschap tussen Bram Moszkowicz en zijn toenmalige cliënt.
Graag zou ik nog een keer van Moszkowicz horen wat hij zelf van zijn infame gedragingen vindt. Bijvoorbeeld met betrekking tot het ontduiken van de belastingregels, dat inmiddels geen verdenking is maar feit. Hij schikte immers! Zou hij dat gedrag diep van binnen ook volstrekt verachtelijk en onbehoorlijk vinden? Ik vraag het mij af.
Terwijl ik onder de verkeersbrug in aanbouw ren, bedenk ik dat Beuningen in de ogen van het nieuwe kabinet wel erg hoge ogen zal gooien. Als er ergens in Nederland bruggen worden geslagen is het hier en aan de andere kant van de gemeente, bij Nijmegen waar de bouw van de nieuwe stadsbrug een feest is om naar te kijken. Het voelde trouwens als een vertrouwd beeld, de twee hoofdrolspelers aan tafel bij Pauw & Witteman. Ik voelde enige plaatsvervangende trots, alsof het mijn zonen waren die verklapten hoe spoedig zij elkaar, al tijdens en vlak na de verkiezingsavond vonden. Er zat ook een heel andere Mark. Ik kon bijna niet geloven dat het dezelfde Rutte was als degene die Rutte-1 presenteerde. Ik kon hem niet betrappen op een grijns of een gniffel. Nee, een oprechte kerel die het beste voor Nederland wil. Uitruilen was het toverstokje om twee in veel opzichten tegengestelde programma’s tot een stabiel regeerakkoord in elkaar te schuiven.
Op de terugweg, enkele tientallen meters voor mij, valt mij een vrouw met een kind op. Zij wandelen richting Ewijk, zij met een flinke bos bloemen die zij onhandig met zich mee draagt. Wellicht omdat het kind nog maar net kan lopen en zij het voor vallen wil behoeden. Ik ben hen al dicht genaderd als zij het kind in een bolderkar wil zetten. Daartoe legt zij de ruiker op de grond. Maar dan krijgt de ‘bloemenbos’ plotseling pootjes. Niks bloemen, een hondje met een kraag die het dier moet beletten in zijn gehavende linkervoorpoot te bijten.
Het lijkt mij een goed plan als Twan Huys de arrogante, straks gewezen, advocaat nog een keer naar College Tour haalt om hem op een aantal punten stevig aan de tand te voelen. Misschien is het een idee om dan ook Holleeder naar de studio te halen. Dan zijn Jort' maffiamaatjes weer even verenigd!

vrijdag 26 oktober 2012

Ongedekt

De eerste meters maken duidelijk: het wordt winter. Even wennen maar het loopt minstens zo prettig, die betrekkelijk lage temperatuur bedoel ik.
Een onverlaat probeerde de natuur te veranderen: over een afstand van meer dan een kilometer liggen minstens twaalf stukken vensterglas langs de Dijk. Ik stel mij voor hoe de eigenaar onlangs zijn bouwvallige aanbouwkeukentje sloopte, en het glas achterop zijn fiets bij de Gemeentewerf wil afgeven. Daar aangekomen vindt hij geen glas onder zijn snelbinders; krabt zich achter de oren; gaat zijn gangen na; komt tot de conclusie dat hij vergat het achterop te binden. Zuchtend stapt hij weer op zijn fiets…
Als het zo ging, betreft het geen asociale, onverantwoordelijke kwibus maar is het een TGVP; een Typisch Geval Van Pech. Ik moet blijven uitkijken naar het volgende stuk zodat ik Toon, mijn ex-collega, pas laat opmerk. Hij rijdt met een overmaatse e-drie-wiel-fiets een rolstoelafhankelijke patiënt van het Ewijkse verpleeghuis Waelwick rond. Prima vrijwilligerswerk!
Nadat we elkaar vriendelijk zwaaiend passeerden zie ik voor mij hoe een door een jong meisje bereden pony in glasscherven trapt en de onverhoedse pijn het dier op hol doet slaat. Het kan zomaar gebeuren! Enkele weken geleden, tijdens de herfstvakantie, liep ongeveer op dit gedeelte van de Dijk een groep ruitertjes, meest meisjes, op pony’s en halfslag paarden. Het bijzondere was dat er naast enkele volwassen begeleiders ook, als ruiter uitgeruste kinderen met de groep mee opliepen. Ik zag het ongeduld bij enkelen van hen: wanneer ben ik eindelijk aan de beurt? Ik vertelde daarover aan mijn kapster. Dat zat zo:
Afgelopen woensdag, de kapperszaak was open maar nog niet geopend, werd ik ontvangen door een lang, slank, stevig bebrild doch vriendelijk meisje. Zij wees mij voorzichtig op het feit dat ik te vroeg was en voorzag mij desondanks van koffie. Kijk, dacht ik, hier moet ik vaker langs! Zij nam mij spoedig onder het mes. We kregen het over het weer (“Weet u dat het in het komende weekeinde gaat sneeuwen?” “O ja, ik moet er niet aan denken!” “Jawel, heerlijk met een sleetje van de Dijk af, daar woon ik vlak bij.” “Waar woon je dan?” “In Boven Leeuwen.” “Aha!”) En van het weer kwamen we op koude voeten. De coiffeuse vertelde mij dat zij vroeger – niet lang geleden, dacht ik – plastic zakken in haar laarzen stopte. Met haar hand in mijn haar zag zij mijn verwondering in haar spiegel: “In mijn rijlaarzen!” Tijdens het paardrijden, wat zij tot haar achttiende graag deed, hangen je benen nagenoeg werkloos neer en krijg je ze in de winter niet warm. Plastic helpt!
Ik vertelde het vlijtig knippende meisje dat ik als jongen, tussen mijn tiende en veertiende, ook af en toe op een paard reed. Toen werkte ik namelijk regelmatig bij een tuinbouwbedrijf aan de Zuidermeer. Soms mocht ik het paard bij de tuinder thuis ophalen om het een volle kar met aardappelen, groenten of bloembollen van het land naar de schuur te laten trekken. Ik probeerde de kapster te zeggen dat ik dat paard dan zonder zadel bereed maar kon het woord ‘zadel’ niet vinden. Ik hakkelde: “… maar dan zonder tuig… nee, ongedekt bedoel ik!” Natuurlijk herkende ik mijn vergissing direct maar het duurde lang voordat we waren uitgelachen.
Het overkomt mij vaker, dat ik niet op de juiste woorden kom en het dan maar beschrijf. Dat is niet erg, ook al komt het niet altijd even goed uit de verf.
Stel dat het dementie wordt… Vanmorgen was ik op de infomarkt ‘Bewust ouder worden’. Daar trof ik Anna Kalkman. Zij vertelde bevlogen over ‘Huize Petronella’. Er worden zes vrijstaande huizen gebouwd voor zeven bewoners elk. Eigen kamer; openslaande deuren naar terras of balkon; douche en toilet. Maar belangrijker: verzorging op basis van respect voor de persoon en diens geschiedenis. Ik hoef mij geen zorgen te maken!

dinsdag 23 oktober 2012

Loterij

Bij de start van mijn hardlooprondje ben ik al lekker opgewarmd. Met dank aan een jaarlijks terugkerend klusje: de tuinstoelen opbergen. Dat betekent de aanslag van zon en regen uit de hardhouten armleuningen schuren, ze in de wasbeits zetten, stoelen en tafel schoonmaken, uit elkaar schroeven en opslaan in de berging. Een gezellige klus want we doen het voor het grootste deel samen.
“Zie zo”, zei Riky, “over een half jaar kunnen we ze weer tevoorschijn halen, en dan hoeven we er niets meer aan te doen!” 
“Kun je nagaan”, antwoordde ik haar, “die wielrenners die tegen Armstrong getuigden treden tegelijk met onze stoelen weer in het daglicht. Net als zij krijgt ons tuinmeubilair ook zes maanden, maar wel zonder dope!”

Terwijl ik over de Van Heemstraweg ren bedenk ik dat de wielerbonden toch wel raar bezig zijn. Men belijdt een schone sport te willen maar laat wielrenners waarvan bekend is dat zij doping gebruikten, in het nieuwe seizoen weer gewoon aan de start verschijnen. En beboterde bestuurders blijven besturen. Dat vind ik ongeloofwaardig. Ik ben blij dat ik geen vrijwilligerswerk voor die club doe. Geef mij maar de Zonnebloem. Daar gaat het er tenminste eerlijk en transparant aan toe. Neem nou de jaarlijkse Zonnebloemloterij. Gisteren mocht ik getuige zijn van de trekking van vierendertig prijzen uit bijna anderhalf miljoen verkochte loten. Daarvoor reisde ik naar Breda. Samen met elf collega-vrijwilligers uit verschillende windstreken werd ik allerhartelijkst ontvangen. 
Allereerst kregen we taken toebedeeld. Vier van ons mochten lotnummers trekken. Uit afzonderlijke, vrolijk gekleurde plastic containertjes. Een voor de eerste drie posities, een voor de middelste twee en een voor de laatste twee. De vierde bus bevatte de cijfers 1 tot en met 34, zijnde de prijzen. Ik mocht, evenals de overige vrijwilligers, de prijswinnende lotnummers invullen op de trekkingslijst. Notaris Mannaerts vertelde ons in normaal Nederlands hoe de trekking zal worden uitgevoerd. Vervolgens deed hij nog een keer hetzelfde, maar dan in notariële taal aan de hand van het ‘Procesverbaal van verloting’. Pas nadat de verzegelingen van de vaten plechtig waren verbroken kon de trekking 2012 beginnen. Af en toe werd een lot als winnend getrokken, maar bleek het niet verkocht. Voor gesjoemel was absoluut geen ruimte. Toegegeven, een hoofdprijs van vijftienduizend euro steekt bleek af tegen de bedragen die in de wielrennerij kunnen worden gewonnen. Toch hielden we even onze adem in tot bleek dat het getrokken lot daadwerkelijk was verkocht en iemand in Nederland door ons de hoofdprijs kreeg toebedeeld.
Op de dijk, net voorbij het fruitbedrijf van de familie Engelen, hoor ik vanuit de dichte begroeiing van de uiterwaarden, plotseling en luid de krachtige ‘zang’ van een fazant. Het is verre van fraai omdat het krassende lied klinkt als bassend kraaien van een snotverkouden haan. De melodie is eenvoudig, toch wordt er onmiskenbaar een boodschap overgebracht. En dat blijkt temeer als er antwoord komt uit de onlangs leeggeplukte boomgaard rechts van mij. Misschien is het exemplaar in de uiterwaarden wel gestuit op een aantal vette naaktslakken en roept hij zijn vrouwtje aan tafel. Terwijl ik verder ren zet de discussie zich voort. Dan valt mij op dat op meer plaatsen fazantenzang klinkt. Dat doet mij denken aan burlende edelherten. Ik ken weinig van het liefdeleven van fazanten, toch denk ik dat de vogels, met het oog op de komende lente, op zoek zijn naar een geschikte partner.

De wielerbonden kunnen iets leren van Jos van Rey, de VVD-wethouder van Roermond. Toen het bewijs kwam dat hij vertrouwelijke gegevens doorklepte via de telefoon, en hij van serieus gesjoemel wordt verdacht, trok hij zich terug uit de politieke etalage. Wielerbonden, jullie lieten onwelriekende zaken jarenlang voortbestaan. Stel een daad. Doe als Van Rey en geef de wielersport een echte kans!

vrijdag 19 oktober 2012

Hoop

Op deze prachtige zomerse herfstdag, de verjaardag van Ben, is er weer veel te beleven langs mijn hardlooproute. De mensen zijn blij. Klein en groot, ze groeten vrolijker. Zonnewarmte kweekt optimisme, een gevoel waaraan deze dag rijk is. Want daar was ook al het hoopvolle bericht op NU.nl vanuit Zuid-Korea. Met behulp van magnetische velden kunnen kankercellen worden gedood. Met ons natuurlijke zelfvernietigingproces dat apoptose wordt genoemd, breekt ons lichaam beschadigde of geïnfecteerde lichaamscellen af. Bij kankercellen werkt dit proces echter niet. Maar door nanomagneetjes aan gekweekte darmkankercellen te hechten kon door apoptose vijftig procent van dat weefsel worden vernietigd. We moeten nog wel even wachten tot deze techniek geschikt is gemaakt voor behandeling van mensen met kanker. Maar het is opnieuw een stapje en biedt een reële kans in de toekomst.
Op het sluisje in de afwatering langs de Hommelstraat vermaken twee jongens zich. Zij brengen het jongetje in mij boven. In het voorbijgaan vraag ik de knapen of ze ook stekelbaarsjes zagen. Zij schudden ontkennend hun hoofd. Misschien zijn die er toch wel maar mogen ze mij geen antwoord geven. Ik voel weer de zonnewarmte in de zwartgeteerde loopplank langs de sluis in Wadway. Het is een minstens zo warme herfstvakantiemiddag in 1957. Ik ben er met mijn broer Jan. We waren blijkbaar in een goede bui want we namen Nico mee, ons jongere broertje van nog maar net zeven. We hopen vis te vangen. Er bijt echter niets. Tegen beter weten in klimmen we in knotwilgen om vanuit zo’n hoge standplaats ons vistuig verder en dieper in de sloot te kunnen gooien. Niets helpt. Ik lig al een poosje op mijn buik op de opgewarmde loopplank langs de gesloten sluisdeuren te doezelen. Mijn handen hangen af, raken het water net niet. Talloze stekelbaarsjes schieten onder mij door, blikkerend in het zonlicht. Nico komt bij mij zitten. Van het meegebrachte witbrood draaien we kleine balletjes, misschien dat grotere prooi zich laat verleiden. Niets. We plassen samen over de bemoste sluisdeur in het water dat daar zeker een meter hoger tegenop staat, als een enorme plons ons doet verschieten. We schreeuwen in koor naar Jan dat er hier een ‘Knoepert’ zit: “Miskien wel ’n karper”. We leggen onze hengels opnieuw uit in de hoop met een hongerige vis te maken te hebben…
Nu dit tafereel weer helder op mijn netvlies staat bedenk ik dat Jan ons die lome middag flink te pakken heeft gehad. In de nevengeul drijft een jonge zwaan. Nu nog ‘lelijk eendje’ maar de voortekenen van de statige watervogel, symbool van onze trotse Nationale Luchtvaartmaatschappij, zijn onmiskenbaar. Het jonge dier, onlangs verstoten uit het territorium van zijn of haar ouders, vindt hier wellicht voldoende ruimte voor een eigen plekje. Ik hoop het. Van ‘mijn zestien’ ganzen is geen spoor te bekennen. Terwijl ik mij afvraag waar zij zich ophouden wordt mijn aandacht getrokken door grote troepen grauwe ganzen. Het opgewonden gakkende koor verdringt voor even het altijddurende lawaai van het verkeer dat over de snelweg raast. De zware vogels komen met honderden vanonder de verkeersbruggen vliegen en waaieren breed uit over de rivier. Het is een machtig gezicht! Even later vind ik mijn groepje in de uiterwaard net achter de verkeersbruggen. Ze snoepen van het gras, samen met nog ongeveer vijfhonderd ganzen, waarvan zij zich enigszins afzijdig houden.
Weer op mijn weg terug komt mij een jonge wielrenner tegemoet. Hij heeft de mouwen van zijn Raboshirt hoog opgestroopt. Hij gaat er flink tegenaan, moet extra eigen kracht vinden want als beroepsrenner moet hij het misschien zonder sponsoring doen; de Rabobank trok zich vandaag terug uit de Nationale Wielerploeg. Ik hoop dat de wielersport het net zo snel zonder doping stellen kan!

dinsdag 16 oktober 2012

Gedrag

Rondom drenzen drilplaten, zand en stenen aanstampend teneinde glasvezelkabels veilig onder te stoppen en stoepen begaanbaar te maken. Het voelt goed onder deze drukte te joggen, vooral nu de treiterende regen van deze morgen elders huishoudt. Bij de fruittuinen van Winnemuller plukt men de laatste appels of, juister gezegd, worden kanzi geoogst. Deze nieuwe appelsoort, voortgekomen uit gala en braeburn wordt de ‘nieuwe verleiding’ genoemd. Ze zien er inderdaad aantrekkelijk uit en ik kan zeggen dat ze ook lekker smaken.
Bij het opgaan naar de dijk word ik overvallen door aanzwellend lawaai: een agressieve zwarte auto komt, hoog op de wielen van rechts aanstormen. Uit de raampjes joelende jongelui. Bij het passeren wordt de claxon flink geraakt en het gaspedaal dieper ingeduwd. Een half buitenhangende knaap roept mij iets toe. Uit zijn gezichtsuitdrukking kan ik opmaken dat het een lollige opmerking moet zijn, ondanks ik die tronie slechts in een flits waarneem. De hete uitlaatwalm is voelbaar. Ik ren in de richting van het verdwijnende helse kabaal en ben blij met de rust die volgt.
Vlak voor de Poort van Ewijk wordt ik uit mijn overpeinzing gehaald door een krassende kraai. De vogel zit bovenop zijn hoge uitkijkpost. Zonlicht tovert een diepgroene glans uit zijn gitzwart verenpak. Aan zijn houding kan ik zien dat mijn nadering wantrouwend wordt afgewacht. Van dit gewoonlijk schuwe dier verwacht ik dat het ieder moment kan opvliegen. Pas als ik op zo’n drie meter genaderd ben laat hij zich zenuwachtig door zijn ‘knieën’ zakken, klaar om het luchtruim te kiezen. Maar nee, hij blijft zitten, hoewel ik zijn nervositeit uit zijn houding kan aflezen! Tijdens het passeren draait hij zijn kop uiterst alert met mij mee en als ik weer een paar meter van hem verwijderd ben zie ik de zenuwachtigheid uit zijn gestalte verdwijnen. Alles in een dier in een dergelijke positie, schreeuwt "Wegwezen", zo stel ik mij voor. Deze heeft blijkbaar geleerd.
Op de terugweg kom ik weer langs de plek waar wij elkaar zojuist ontmoetten, de kraai en ik. Ik vraag mij af hoe moeilijk het is om natuurlijk gedrag af te leren? Soms zit dat zo diep in onze genen dat we er onwillekeurig aan gehoorzamen. Zoals vorige week toen een fruitboer zijn luchtbuks afschoot om vliegende dieven af te schrikken. Dat plotselinge scherpe geluid deed mij mijn pas inhouden.
Zelfs aangeleerd gedrag is moeilijk af te leren. Ik denk aan gisterenavond. We waren met penningmeesters voor een workshop bijeen. Het ging om een proef, tegenwoordig een pilot genoemd. De docent werkte tot voor kort, gedurende een groot aantal jaren, als districtshoofd bij de Zonnebloem. Duidelijk werd dat hij zijn opgedane ervaring in dat werk niet kon loslaten. Hij had daar zichtbaar last van. Dit voorval deed mij denken aan mijn eerste periode in hetDorp, die bijzondere woonvorm in Arnhem. Hoewel mensen met een lichamelijke handicap toch duidelijk een andere doelgroep zijn, bleef ik aanvankelijk sociotherapie bedrijven zoals ik in de Pompekliniek gewoon was te doen. En dat ging soms ver. Hoewel ik goed wist dat deze mensen daar woonden en slechts zorg kregen om dat wonen mogelijk te maken, lette ik op hun gedrag. Maakte ik aanmerkingen op hun gedragingen. Dat ging door totdat een van de bewoonsters mij daar op aansprak. Pas toen realiseerde ik mij mijn gedrag en kon ik er gelukkig iets tegen ondernemen.
Natuurlijk gun ik die knapen in hun bolide hun lol, maar zonder gevaar was hun gedrag op deze bochtige dijk zeker niet. Het had een dure les voor hen kunnen zijn, zoals voor de drie jongelui afgelopen weekeinde. Het kan zomaar zijn dat het eenzijdige ongeval waarbij die jongens omkwamen, veroorzaakt werd door vergelijkbaar roekeloos gedrag. Waarschijnlijk zullen we dat nooit weten. Helaas is het voor hen te laat.

vrijdag 12 oktober 2012

Lucifersdoosjes

Mijn vertrouwen in Buienradar.nl wordt behoorlijk op de proef gesteld. Op de dijk zie ik donkere, vlaggende wolkenpartijen die op regen binnen een kwartier duiden. Vlak voordat ik ging lopen verdween de zon, toch ging ik zonder jasje. Niet verstandig? Dat weet ik maar het loopt lekkerder!
Toch is het een bijzondere dag. Dat begon toen ik mij vanmorgen vroeg realiseerde dat gisteren mijn zus Afra jarig was en morgen mijn broer Jan. Dat is natuurlijk al vele jaren zo, maar zo’n dag als vandaag is er maar eenmaal per jaar! Deze dag werd zelfs nog specialer: op de fiets naar huis, na mijn prettige kennismakingsbezoek aan Pascale, een nieuwe vrijwilligster voor onze Zonnebloemafdeling, betrapte ik mijzelf er op dat ik vergat te vragen naar de reden van de kleurrijke guirlande of feestslinger, om het in plat Nederlands te zeggen, die door haar huiskamer slingerde. Bij thuiskomst kreeg ik van Riky het antwoord op die ongestelde vraag: “Hoorde je al wie de Nobelprijs voor de Vrede krijgt?” We waren samen blij en trots met de toekenning aan de Europese Unie. Pascale had dat natuurlijk zien aankomen!
Ik ploeter tegen de strenge, warmte-stelende wind in en verdwijn in een gat van de tijd naar het najaar van 1962. Alles was zoals vandaag, wat het weer betreft…
Vroeg in de koude herfstavond loop ik van deur naar deur. Geen idee waarom ik in dit deel van Spanbroek exclusieve lucifersdoosjes probeer te verkopen. Misschien omdat Bruun en Bep, mijn oudste broer en zijn vrouw, hier vlakbij wonen. Met knikkende knieën bel ik aan bij een van de dikste boeren van Westfriesland, qua vermogen bedoel ik, in de verwachting dat zij mij, schriel, blond-gekuifd dorpsjongetje van nog maar vijftien jaren, kind van een fabrieksarbeider, smalend van hun deur zullen sturen. Dat pakt anders uit! Stamelend van verlegenheid doe ik mijn verhaal. Terwijl ik verdorie al heel veel deuren succesvol langs ben gegaan (aanvankelijk was ik nota bene van plan deze grote boerenplaats maar voorbij te gaan.) Ik moet binnenkomen! Of ik al koffie lust? En of ik dat lust, wel zwart! Ik krijg er zelfs een plak dik beboterde Westfriese krentenmik bij. Ja, Mies Bouman, ‘Open Het Dorp’, de boerin weet er alles van. De kranten hebben hun werk gedaan: “Ongelukkige minse moette ‘n ôige plaas kregge om te weune,”zegt zij in onvervalst Westfries. In de hoek van de woonkeuken staat een televisietoestel, een knoert. Zij wijst in die richting: “Overmurrege is ‘t op TV!” Ik ben weer helemaal warm als zij de voordeur achter mij sluit. En, natuurlijk belangrijker, twee keer tien doosjes Open-Het-Dorp-lucifers armer!
Terwijl ik de warmte in die boerenkeuken opnieuw beleef moet ik onwillekeurig lachen. Een jonge vrouw met een vrolijk hondje kijkt mij lachend aan – allebei gehoorzaam, zij aan de gemeentewet die aanlijnen gebiedt en hij aan zijn bazinnetje. Ik groet haar zo vriendelijk ik kan en ren verder richting Uiterwaard. Ja, die lucifersdoosjes! Ik kon toen niet vermoeden dat ik bij die ‘ongelukkige mensen’ een prettige werkplek zou vinden. Afgelopen woensdag keek juffrouw Slagmeulen mij vanaf de voorpagina van de Gelderlander met haar karakteristieke oogopslag aan. Onverhoeds! Uit de tekst leerde ik dat zij Joke heet en inmiddels negentig jaar oud is. Voor mij is zij niet veranderd sinds ik in 1992 hetDorp verliet. Juffrouw Slagmeulen was een van de eerste van de bewoners die ik ontmoette. Dat was in januari 1979 tijdens de nieuwjaarsreceptie in het Kerkelijk Kultureel Centrum van Het Dorp, zoals het tegenwoordig wordt geschreven. Zij en drie van haar medebewoonsters, konden bijna niet wachten op het einde van mijn inwerkperiode en ik eindelijk naar de Jachtweg komen zou.
Bijna thuis ben ik toch nat geregend. Ondanks de voorspellingen. Maar mijn verhaaltje hield ik droog! Het Dorp bestaat binnenkort vijftig jaar, ik hoop dat ik dat mee mag vieren en ik mijn kennismaking met juffrouw Joke Slagmeulen en anderen, vernieuwen kan.

woensdag 10 oktober 2012

Opinie

dinsdag 9 oktober 2012  Op het moment dat ik de voordeur uitga word ik omgeven door de herfst. De betrekkelijke kou, het is rond vijf graden, is voelbaar in mijn blote knieholten. Waarom speciaal daar? Geen idee, dat stukje van mijn lijf registreert dit het eerst. Ik voel ook dat handschoenen welkom zijn. Rennen, denk ik, dan blijf je tenminste warm.
Bij Vriesveem Balmerd BV rijden kort na elkaar twee kanjers van vrachtwagens binnen. Ook al is de bocht naar het bedrijfsterrein ruim, ik heb ontzag voor uitzwaaiende aanhangers zodat ik hier een stukje berm neem. Eenmaal voorbij de Van Heemstraweg denk ik aan de interessante brochure Het Nieuwe Afrika. Misschien niet zo gek gezien ik gisterenavond laat een collega gedag zei die morgen vertrekt voor een rondreis door Zuid-Afrika. Het Nieuwe Afrika  is een eenmalige uitgave van de Netherlands-African Business Council en het Afrika-Studiecentrum. Dit drukwerkje staat vol met columns en opiniërende bijdragen van BN-ers en deskundigen zoals Renske de Greef, Adriaan van Dis, Ben Knapen, Simon Anholt en vele anderen. Zij schetsen samen een positiever beeld van Afrika dan de gemiddelde niet-Afrikaan van dat continent heeft.
Terwijl ik over de Hommelstraat ren bedenk ik dat heersende beelden over een land of volk vaak gebaseerd zijn op gebeurtenissen in een ver verleden. Meestal al lang achterhaald door de tijd. Toch blijven die opvattingen bestaan. Zo zijn veel toeristen die ons land bezoeken zwaar teleurgesteld dat wij niet langer op klompen lopen, dat zij naar het Nederlands Openluchtmuseum moeten om dat fenomeen te kunnen aanschouwen. Nu is dit een onschuldig voorbeeld. Een heersende opinie kan de ontwikkeling van een land echter behoorlijk in de weg zitten. Zo blijken veel bedrijven niet bereid zaken te doen met landen in Afrika vanwege de vermeende corruptie. Maar Afrika bestaat uit vierenvijftig landen en die zijn allemaal anders, zo betoogt Simon Anholt. Hij helpt regeringen die het imago van hun land willen verbeteren.
Bovenaan de Hommelstraat, bij de opgang naar de dijk, ligt een prachtige walnoot. Als die er op de terugweg nog ligt pak ik hem op, zo neem ik mij voor. Helaas bevestig ik daarmee het beeld dat Nederlanders zuinig zijn. Natuurlijk kan ik walnoten in de winkel kopen. Simpel. Toch smaakt een vrucht anders als je weet door welke boom die werd voortgebracht. En er gaat niets boven een appeltje direct van de boom, maar dat terzijde.
Met mijn blik op de drukbevaren Waal vraag ik mij af hoe het met mijn beeld van Afrika is gesteld. Ik denk nooit aan dat werelddeel als aan een verzameling afzonderlijke landen, ieder met een eigen coleur locale. Op de lagere school leerde ik Afrika kennen als een donker en geheimzinnig continent vol gevaarlijke dieren en negertjes. Extreem arm, onderontwikkeld, onbeschaafd en nog voedsel verzamelend zoals onze verre voorouders deden. Daarover vertelden mijn onderwijzers, de kapelaan en de paters die vanuit dat verre ‘Zwarte Land’ soms onze school een bezoek brachten. Ik wist: onze missionarissen bezorgen ‘de Zwartjes’ beschaving. O ja, onze paters en broeders probeerden ook de armoede te bestrijden: zij moedigden ons aan zilverpapier te sparen. Dat vond ik logisch want de negertjes waren gek op spiegeltjes, dat wist ik uit de spannende verhalen van Kuifje en Sjors en Sjimmie. Mijn beeld van Afrika is in de loop van de jaren natuurlijk veranderd. Maar vanwege Apartheid, HIV, honger, corruptie en vele burgeroorlogen werd het niet echt positiever.
Op de terugweg herinner ik mij een grappig voorval: familieleden vroegen ons na hun reis door de Filippijnen wie dat was, ‘dat jongetje dat met zijn vinger Nederland voor overstroming behoedde.’ Naar de opinie van een Filippino betrof dit de beroemdste van alle Nederlanders. Wij moesten diep graven naar het antwoord: Hansje Brinker! 

vrijdag 5 oktober 2012

Voorspelbaar

Ik had er op gerekend dat het vanmiddag een nat hardlooprondje zou worden, nu loop ik in de zon! Op advies van Buienradar.nl heb ik zelfs mijn regenjasje thuisgelaten. Dat brengt mij op de gedachte dat we aan het weer niet langer een goddelijke status hoeven verlenen. Een beetje god is immers onvoorspelbaar! Ik peins daarover terwijl ik de Waalbandijk op ren en herinner mij de lessen van meester Pannemans over de Germaanse goden. De boeiende verteltrant van meester toverde levendige plaatjes in mijn hoofd: daar zie ik nog Dikke Baby Donar – lange zachtgele pijpenkrullen, gehuld in beestenvel bijeengehouden door wijnranken, compleet met trossen druiven – in zijn knuist een flinke houten hamer waarmee hij woedend op een nabije wolk slaat. Hij veroorzaakt slechts kleine bliksemflitsen. Het godje moet nog leren; zal volgens mijn onderwijzer uitgroeien tot de woeste dondergod Thor. Dat was in de tijd van de distributieradio met het Land- en Tuinbouwnieuws. Toen onontbeerlijk, om bijvoorbeeld te bepalen wanneer het gras succesvol in hooi kon worden omgezet.
Langs mijn route is niet veel veranderd. O ja, een paar verwilderde kersenbomen – van die mooie hoogstammen – zijn helaas gerooid. Dus toch (zie ‘Lotto’). Het aanzien van de Hommelstraat is anders en dat is spijtig! In het voorjaar zullen veel minder spreeuwen zich vol kunnen vreten aan rijpe kersen. En ook dat is jammer. De schapen in de uiterwaarden langs de dijk, tegenover de fruitgaard van de familie Engelen zijn er nog allemaal: de twee zwarten en dertig grauwwitte (zie ook ‘Ontwikkelingshulp’). Het is niet voorspelbaar, tegenwoordig, of zij met rust worden gelaten. Er worden namelijk her en der schapen gestolen. Vooral in Gelderland. Niet een voor een, zodat het niet zou opvallen. Nee, complete kudden! Bij nacht en ontij. Alsof we weer terug zijn in de tijd van de nachtelijke Bokkenrijders. De Sterke en de Lepe eigenen zich toe wat bruikbaar is. Stiekem, ongezien.
Net na de verkeersbrug ren ik de Uiterwaard in. Op dat moment vaart een schip beladen met containers van onder de brug kleurrijk mijn blikveld binnen. Ik tel vier lagen. Hoeveel zullen daar in de toekomst bij komen? Ik probeer mij daar een voorstelling van te maken. Dat is lastig want ook de diepgang maakt een verschil. Gelukkig word ik gestoord door een koppel zilverreigers. Zonbeschenen, steken zij verblindend af tegen de achtergrond van donker paarsgrauwe wolken. Met lome vleugelslagen wieken zij in de richting van de terpboerderij, maken synchroon een wijde bocht alsof zij op mijn persoon opmerkzaam zijn gemaakt zoals ik op hen. Geboeid blijf ik op hen afrennen. Zij zwenken opnieuw, weer tegelijk als zitten zij aan dezelfde touwtjes van een poppenspeler, en landen in de ruige weide op nog geen twintig meter bij mij vandaan. Onmiddellijk nadat zij stabiliteit vinden rekken zij alert hun sierlijke halzen, rondom blikkend naar vijanden en prooi. 
Nog even terug naar die schapen. Het vreemde is dat er enkele dagen geleden plotseling meer dan tweehonderd gevonden werden. Een heel weiland vol! De politie schijnt geen idee te hebben waar die dieren vandaan zijn gekomen. Ook hun oormerken bieden geen houvast. Kijk, dat is nou weer iets dat ik niet begrijp. Ik meen dat die merktekens bedoeld zijn om op ieder ogenblik te kunnen achterhalen waar het vlees vandaan kwam. Bijvoorbeeld als blijkt dat er iets mis mee is. En juist nu is heel veel niet in orde…!
Misschien is men indertijd zo druk geweest met het ingevoerd krijgen van die omstreden labels dat er niet aan is gedacht om ook een sluitende administratie op te zetten. Hoe dan ook, de boeren kunnen die ontsierende oorhangers net zo goed verwijderen. Dan hebben we er tenminste nog iets bij gewonnen!

dinsdag 2 oktober 2012

Afwachten

Als je maar lang genoeg wacht, tenslotte krijg je wel je zin. Terwijl ik via de Hosterdstraat richting Waalbandijk ren peins ik over deze krakkemikkige stelling. Ik ben bang dat velen die op de juistheid van deze bewering vertrouwen op het laatst zullen ontdekken dat wachten vergeefs is geweest. Zo niet de Peruaan Arcenio Cobba Balcazar, zo lees ik vandaag op Nu.nl. De man kwam op zijn zesennegentigste naar Italië en bleef, terwijl zijn toeristenvisum verlopen was. Hij wilde niet meer terug. Uiteindelijk kreeg hij zijn zin. Maar hij werd er wel een beetje bij geholpen: op zijn honderdste verjaardag sprongen Zuid-Amerikaanse landgenoten voor hem in de bres door zijn zaak bij de immigratiedienst aanhangig te maken. En zo kreeg een gelukkige, inmiddels 106-jarige uiteindelijk zijn verblijfsvergunning.
Terwijl ik mij afvraag hoe zo’n oude man illegaal in Rome kon leven en of hij wellicht op heeft kunnen gaan in de nooit opdrogende stroom van toeristen die de eeuwige stad rijk is, word ik aangenaam verrast als mijn oog op een groep dobberende ganzen valt. Nou ja, dobberen is wel een beetje overdreven want op de nog maar ondiepe nevengeul is geen golfslag te bekennen. Maar zij zijn het! Onmiskenbaar ‘de zestien’ (zie ook Zestienen Bekabeling). Alleen… Ik twijfel over het aantal. Zijn ze er wel allemaal? Om ze te kunnen tellen sta ik stil: vier witte, vijf bonte en zes ‘echte’ grauwe ganzen. Ik mis er een. Ik tel ze nog een keer, en nog eens maar kom niet verder dan vijftien. Speur de omgeving af. Niets. 
Het zal er mal uit hebben gezien: een al wat oudere hardloper, zwetend, rooie kop, rondspeurend, tellend – ja, soms met behulp van zijn wijzende vinger. De wielrenner die mij passeert, ik merk hem op het laatste moment op, bekijkt mij tenminste met een zekere meewarigheid. Dat duwt mij weer terug in mijn normale bezigheid: hardlopen. Ik probeer te bedenken wat er met het ontbrekende lid kan zijn gebeurd maar vind geen bevredigende verklaring. Op weg naar mijn keerpunt besluit ik dat ik de groep gewoon als De Zestien blijf beschouwen, of liever als ‘Mijn Zestien’. Misschien, mits ik lang genoeg geduld heb, keert de vermiste terug.
Bij de verkeersbrug in de A50 is een deel van de Dijk afgezet. Een bedrijfsbusje, een rommelende aggregaat. Een aluminium ladder verdwijnt in het geopende luik hoog in de buik van de oude brug. Gelig lamplicht valt naar buiten. Zijn dit de voorbereidende werkzaamheden voor het optillen van de brug? Ongeveer anderhalve meter extra speling is nodig om meer containers op de binnenvaartschepen te kunnen vervoeren. De nieuwe brug kreeg al deze nieuwe hoogte. Op de terugweg lukt het om mijn nieuwsgierigheid te bevredigen: van verhogen heeft de oranje geveste werknemer niet gehoord. Hij en zijn maten leggen in de holle ruimte van de brug een houten looppad. Lassers zullen straks twee jaar bezig zijn om de verzwakte brug inwendig met staal te verstevigen. 110.000 kilo, laat hij mij trots weten. Als lang genoeg met dit onderhoud wordt gewacht zal de brug uiteindelijk bezwijken aan metaalmoeheid. Het wordt tijd! Rijdend over de brug zijn al duidelijk golven merkbaar: “Binnenin worden we bijna zeeziek”, weet Oranje Hesje, “vooral als veel zwaar verkeer passeert.
Bijna thuis zie ik dat de kabelleggers vorderen. Morgen zijn wij wellicht aan de beurt. We hebben ook lang genoeg gewacht: glasvezel belooft veel extra capaciteit. Reggefiber heeft zich enorm ingespannen om mij en mijn mede dorpelingen zover te krijgen.
Tenslotte verschenen bij de komborden teksten die duidelijk maakten dat ook ons dorp eindelijk op de glasvezelkabel overgaat. Ik realiseer mij dat we nog veel gedonder zullen krijgen voor het zover is, ondanks onze nieuwe provider zorg draagt voor de montage. Nou ja, maar rustig afwachten. Uiteindelijk komt het vast wel goed!