Toch is
het een bijzondere dag. Dat begon toen ik mij vanmorgen vroeg realiseerde dat
gisteren mijn zus Afra jarig was en morgen mijn broer Jan. Dat is natuurlijk al
vele jaren zo, maar zo’n dag als vandaag is er maar eenmaal per jaar! Deze dag
werd zelfs nog specialer: op de fiets naar huis, na mijn prettige kennismakingsbezoek
aan Pascale, een nieuwe vrijwilligster voor onze Zonnebloemafdeling, betrapte
ik mijzelf er op dat ik vergat te vragen naar de reden van de kleurrijke
guirlande of feestslinger, om het in plat Nederlands te zeggen, die door haar
huiskamer slingerde. Bij thuiskomst kreeg ik van Riky het antwoord op die
ongestelde vraag: “Hoorde je al wie de Nobelprijs voor de Vrede krijgt?” We
waren samen blij en trots met de toekenning aan de Europese Unie. Pascale had
dat natuurlijk zien aankomen!
Ik
ploeter tegen de strenge, warmte-stelende wind in en verdwijn in een gat
van de tijd naar het najaar van 1962. Alles was zoals vandaag, wat het weer
betreft…
Vroeg in de koude herfstavond loop ik van deur naar deur. Geen idee waarom ik in dit deel van Spanbroek exclusieve lucifersdoosjes probeer te verkopen. Misschien omdat Bruun en Bep, mijn oudste broer en zijn vrouw, hier vlakbij wonen. Met knikkende knieën bel ik aan bij een van de dikste boeren van Westfriesland, qua vermogen bedoel ik, in de verwachting dat zij mij, schriel, blond-gekuifd dorpsjongetje van nog maar vijftien jaren, kind van een fabrieksarbeider, smalend van hun deur zullen sturen. Dat pakt anders uit! Stamelend van verlegenheid doe ik mijn verhaal. Terwijl ik verdorie al heel veel deuren succesvol langs ben gegaan (aanvankelijk was ik nota bene van plan deze grote boerenplaats maar voorbij te gaan.) Ik moet binnenkomen! Of ik al koffie lust? En of ik dat lust, wel zwart! Ik krijg er zelfs een plak dik beboterde Westfriese krentenmik bij. Ja, Mies Bouman, ‘Open Het Dorp’, de boerin weet er alles van. De kranten hebben hun werk gedaan: “Ongelukkige minse moette ‘n ôige plaas kregge om te weune,”zegt zij in onvervalst Westfries. In de hoek van de woonkeuken staat een televisietoestel, een knoert. Zij wijst in die richting: “Overmurrege is ‘t op TV!” Ik ben weer helemaal warm als zij de voordeur achter mij sluit. En, natuurlijk belangrijker, twee keer tien doosjes Open-Het-Dorp-lucifers armer!
Vroeg in de koude herfstavond loop ik van deur naar deur. Geen idee waarom ik in dit deel van Spanbroek exclusieve lucifersdoosjes probeer te verkopen. Misschien omdat Bruun en Bep, mijn oudste broer en zijn vrouw, hier vlakbij wonen. Met knikkende knieën bel ik aan bij een van de dikste boeren van Westfriesland, qua vermogen bedoel ik, in de verwachting dat zij mij, schriel, blond-gekuifd dorpsjongetje van nog maar vijftien jaren, kind van een fabrieksarbeider, smalend van hun deur zullen sturen. Dat pakt anders uit! Stamelend van verlegenheid doe ik mijn verhaal. Terwijl ik verdorie al heel veel deuren succesvol langs ben gegaan (aanvankelijk was ik nota bene van plan deze grote boerenplaats maar voorbij te gaan.) Ik moet binnenkomen! Of ik al koffie lust? En of ik dat lust, wel zwart! Ik krijg er zelfs een plak dik beboterde Westfriese krentenmik bij. Ja, Mies Bouman, ‘Open Het Dorp’, de boerin weet er alles van. De kranten hebben hun werk gedaan: “Ongelukkige minse moette ‘n ôige plaas kregge om te weune,”zegt zij in onvervalst Westfries. In de hoek van de woonkeuken staat een televisietoestel, een knoert. Zij wijst in die richting: “Overmurrege is ‘t op TV!” Ik ben weer helemaal warm als zij de voordeur achter mij sluit. En, natuurlijk belangrijker, twee keer tien doosjes Open-Het-Dorp-lucifers armer!
Terwijl
ik de warmte in die boerenkeuken opnieuw beleef moet ik onwillekeurig lachen.
Een jonge vrouw met een vrolijk hondje kijkt mij lachend aan – allebei
gehoorzaam, zij aan de gemeentewet die aanlijnen gebiedt en hij aan zijn
bazinnetje. Ik groet haar zo vriendelijk ik kan en ren verder richting Uiterwaard.
Ja, die lucifersdoosjes! Ik kon toen niet vermoeden dat ik bij die ‘ongelukkige
mensen’ een prettige werkplek zou vinden. Afgelopen woensdag keek juffrouw Slagmeulen
mij vanaf de voorpagina van de
Gelderlander met haar karakteristieke oogopslag aan. Onverhoeds! Uit de
tekst leerde ik dat zij Joke heet en inmiddels negentig jaar oud is. Voor mij
is zij niet veranderd sinds ik in 1992 hetDorp
verliet. Juffrouw Slagmeulen was een van de eerste van de bewoners die ik
ontmoette. Dat was in januari 1979 tijdens de nieuwjaarsreceptie in het
Kerkelijk Kultureel Centrum van Het Dorp,
zoals het tegenwoordig wordt geschreven. Zij en drie van haar medebewoonsters, konden bijna niet wachten op het einde van mijn inwerkperiode en ik eindelijk naar
de Jachtweg komen zou.
Bijna
thuis ben ik toch nat geregend. Ondanks de voorspellingen. Maar mijn verhaaltje
hield ik droog! Het Dorp bestaat
binnenkort vijftig jaar, ik hoop dat ik dat mee mag vieren en ik mijn
kennismaking met juffrouw Joke Slagmeulen en anderen, vernieuwen kan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten