zaterdag 23 juli 2016

Meerkeuzevraag

Het is koel en een beetje mistig. Heerlijk om weer helemaal alleen te rennen; meer dan veertigduizend anderen die met je meewandelen is erg leuk maar gaat na een paar dagen toch wel benauwen. Goed dat de 4Daagse maar vier dagen lang is! Wat mij tijdens deze honderdste editie opviel is dat dit grootste wandelevenement vooral mensen aantrekt met een blanke huidskleur, ook al is het een internationale aangelegenheid.
Dit jaar ontmoette ik een meneer van Turkse afkomst. Voor zover ik me herinner is dat tijdens al die jaren, mijn administratie leerde dat Riky en ik sinds 1988 voor de zesentwintigste keer meeliepen, niet voorgekomen. Het gebeurde op de derde dag in het Limburgse Mook. We zochten verlichting en afkoeling bij de toiletten. Na de verlichting even je polsen onder een koudwaterkraan steken, waterflesjes verversen en je pet onderdompelen zodat koele waterstraaltjes langs je nek, rug en borst stromen, zo’n behandeling voelt weldadig aan bij een temperatuur van meer dan dertig graden boven nul. Je kunt het niet voorkomen, ongewild luister je naar flarden van gesprekken, ja, zelfs bij zo’n blok toiletten: ‘Mijn blaas wordt steeds slapper!’ Alsof de man aan een van de belendende plaskruisen het over het elastiek van zijn zonnehoed had. Het antwoord op dit intieme probleem heb ik helaas niet verstaan.
Die hoorde je vaker, flarden van eenzijdige gesprekken bedoel ik: ‘Loop nog even door, ik sta aan het einde van de haarspeldbocht!’, hoorde ik een man in zijn telefoontje roepen. ‘Opa wordt steeds gekker, wat denk je? Liet gisteren (34 graden) alle gordijnen open. Het was er een bakoven!’ Door het publiek werden we soms aangesproken: ‘Is Robbie uit Wijchen bij jullie?’ En ook wel persoonlijk: ‘Ik kan wel zien dat u nog verliefd bent!’
Afmelden bij het registratiebureau op de laatste dag viel niet mee. Haringen in een ton, dat omschrijft deze toestand het beste. Onder de bomen, nagenietend met een koel glas drinken, hadden we nog een laatste ontmoeting. Zij, geboren en woonachtig nabij Akersloot, logeerde met haar vriendin bij het Sanadome. Wadway had voor haar een bekende klank; zij werkte een aantal jaren bij bakker Bes in Opmeer. Hoe vind je zo iemand tussen meer dan veertigduizend wandelaars?
Nog even terug naar de oude Turkse meneer. Hij stond geleund tegen de wand van een donkerblauwe container, in diepe schaduw waarvan nog maar een reepje restte, peinzend uit te kijken over het terrein waar de tientallen toilethokjes en urinoirs bezocht werden als ware het reddingsboeien. In plaats van haren droeg de man een grauwwit washandje op zijn hoofd waarvan een grote aantrekkingskracht uitging. Twijfelend tussen de schaduw, het washandje en de man slenterde ik onder mijn druipende petje in zijn richting. Vanaf een meter afstand keek ik de man onder het washandje aan, iets langer dan gemakkelijk voelde. ‘Zouden we ook zo tegenover elkaar blijven staan als het een gewone dag was, als er buiten ons tweeën niemand anders zou zijn?’ Te oordelen naar de glimlach die zijn gelaat zachter maakte, brak mijn vraag het ijs en bood mij ruimte om naast hem tegen de laadbak te leunen. Het viel hem zwaar, deze vierdaagse en op mijn vraag of hij er evengoed ook plezier aan beleefde kreeg ik een aarzelende bevestiging. Het ging hem eigenlijk meer om de beloning, om het ‘Kruis voor betoonde marsvaardigheid’, zo liet hij mij weten, ‘Dat ontvang ik liever dan een briefje van de dokter!’
Mijn meerkeuzevraag, Erdogan, Gülen of Maakt niet uit, liet ik onuitgesproken hoewel ze mij op de lippen brandde. Koen, onze kleinzoon, was de volgende die zich bij ons en de krimpende reep schaduw meldde, en die door zijn komst tevens voor enige ontspanning zorgde. Niet lang daarna arriveerden Riky en tot slot Annemarie, de moeder van Koen. Deze gang van zaken beviel ook de Turkse meneer: ‘U heeft een mooi gezin!’ stelde hij bij het afscheid tevreden vast.
Hij sloeg de spijker op z’n kop!



maandag 18 juli 2016

Realist

Op hetzelfde tijdstip als dat ik de voordeur achter mij dicht trek, kwart over zeven, gaan morgen de startpoortjes open en begint voor ons, 30-kilometer-lopers, de 4Daagseweek. Een kwartier eerder dan voorgaande jaren, zo heeft de Marsleiding besloten, om de grotere toeloop vanwege de honderdste editie aan te kunnen. Het belooft een mooie wandelweek te worden. Maar eerst een ‘rondje’ hardlopen – op de verjaardag van mijn zus Corrie (in mijn gedachten noem ik haar automatisch zusje, want jonger dan ik, maar kan dat nog wel als je zevenenzestig wordt?)
Mijn voeten brengen mij uit zichzelf naar de Hommelstraat, langs het maïsveld van Thé. Die heb ik er nog nooit zo slecht bij zien staan dan dit jaar, voor zover ik mij kan herinneren. Niet alleen de maïs van Thé is armetierig, ook op de andere velden die ik passeer staan de gewassen er bijzonder ongezond bij. Behalve het aardappelveld. (Is het nog maar twee jaar geleden dat hier voor de laatste keer kanzi-appels rijp werden?)
Tja, de maïs van Thé…!
Als ik een maïsplant was en een slechte conditie moest verduren als die in het veld van Thé, ik bleef er niet. Echt niet! Ik zou verhuizen naar het tegenoverliggende aardappelveld. En misschien deden ze het wel, wie zal het zeggen? Want nu ik de maïs niet meer zie, zie ik dat ze gaan beven. Aanvankelijk geholpen door de zwakke wind komen de planten in beweging. Een zacht ritselend geluid verplaatst zich door het veld. Rij na rij beven de maïsstengels. Eerst stiekem, alsof zij hun verlegenheid ten opzichte van elkaar moeten overwinnen, maar allengs openlijk en met een niet te stuiten enthousiasme. De heen en weer gaande beweging verplaatsen zij naar hun wortels zodat die steeds losser gaan zitten. Niet een voor een, maar allemaal tegelijk. Wortel na wortel bevrijdt zich uit de aarde, de dunste haarwortels zowel als de dikste. Eenmaal vrij verplaatsen de stengels zich. Allemaal tegelijk. Niet zoals in de 4Daagse in een dikke drom, maar plant na plant. Een onafgebroken rij steekt op lange wortels ordentelijk de Hommelstraat over en betreedt stilletjes het aardappelveld. Naast iedere aardappelplant staat een maïsstengel en voordat de aardappelplanten weten wat hen overkomt wordt er aan hen geschud. Onafgebroken en onbarmhartig geschud totdat hun wortels de aarde los moeten laten. Kleine piepertjes komen met hun wortels mee naar buiten, grotere worden losgetrokken van de moederplant en blijven achter in de donkere aarde. Dan nemen de maïsplanten de plaats van de aardappelplanten in. Als hun wortels weer stevig geaard zijn golft een geruststellende zucht over het maïsveld dat voorheen een mooi en tevreden aardappelveld was …
Het is waar, de Maísstengels zijn verhuisd. Ik heb het gedacht dus moet het waar zijn. Terwijl ik over de Waalbandijk ren en tienduizenden onvolgroeide aardappeltjes protesterend hoor krijsen, voel ik dat de realist in mij zich opnieuw met de gang van zaken wil bemoeien. Maar ik geef hem niet de kans. Zolang ik het niet zie kan de maïs zijn gang gaan. Dat is net zo waar als dat Erdogan meer dan zevenentwintighonderd rechters op non-actief kon zetten. (Even terzijde, dat deed hij waarschijnlijk omdat hij stik jaloers is op de positie van Poetin, en om net zo’n succesvolle alleenheerser dan de Rus te worden moet hij alle pottenkijkers het veld laten ruimen. Dat begrijp ik best.) En laten we eerlijk zijn, dat gedoe in Turkije heb ik niet gezien en het is evengoed waar. Ver weg in de kelders van mijn hersenen hoor ik de verbannen realist wanhopig schreeuwen: ‘Wat jij dat gedoe in Turkije noemt, is van een heel andere orde! Kom op Simon, dat …’ Maar ik ben vastbesloten, dus voordat er nog meer kan komen gooi ik het kelderluik stevig dicht, terwijl ik mezelf tegelijkertijd verongelijkt hoor brabbelen ‘maar evengoed is het waar!’
Ik ren naar huis via de Waardhuizenstraat zodat ik het maísveld niet zie en er weer evenwicht is.


vrijdag 15 juli 2016

Schuld

Het duurde vanmorgen wat langer om fris aan de nieuwe dag te kunnen beginnen. Ik was nog helemaal in de war. Wassen, scheren, aankleden, boterham eten, spieren opwarmen, Riky gedag kussen, mijn gedachten bleven op elkaar botsen als dragers van gele truien op wanhopig in overmatig publiek vastgelopen motoren. Het hield maar niet op, gisteren in Frankrijk, eerst dat achterlijke gedoe bij de binnenkomst van de dertiende etappe op de Ventoux en later op de avond gruwelijke horror tijdens de vuurwerkshow ter viering van Quartorze Juillet. Gisteravond luisterden we op het kussen argeloos naar de laatste berichten over de Tour, maar kregen in plaats daarvan, via het liveverslag van ene Laila vanuit een hotelbalkon aan de Promenade des Anglais in Nice, afschuwelijke beelden voorgeschoteld van een vrachtwagen die op het kijkerspubliek van de vuurwerkshow inreed. In mijn hoofd brak in Apeldoorn de zwarte Suzuki Swift vanuit 2009 opnieuw door en over een haag van mensen, om hem pijnlijke seconden later door Karst Tates, bestuurder en aanslagpleger, om het monument ‘de Naald’ te laten krullen.
Mijn denkbeelden bewogen zich nog steeds verwarrend als neutronen in een atoomkern terwijl ik mijn voeten in mijn hardloopschoenen dwong. Het linker zat al lekker ingesloten, bij het veteren van de rechterschoen bemerkte ik alsnog mijn vergissing: die Jacoform-schoenen met stalen inlegzolen, hoe groot het draagcomfort daarvan ook is, ze zijn absoluut ongeschikt om er mee te rennen. Nu jog ik al veel meer op mijn gemak en in de juiste schoenen over de Waardhuizenstraat, maar voel mij gek genoeg een beetje schuldig ten opzichte van Marie en Herman die mij moeten missen. Nou ja, Marie slaapt waarschijnlijk nog en om het goed te maken kies ik op de terugweg voor de Hommelstraat, dan zie ik Herman ook nog even. Ik voel ook een knagende schuld over mijn nalatigheid van zo even bij het oversteken van de Balmerd. Het was daar drukker dan gewoonlijk. Naast mij, op het rechtervoetpad (ik gebruikte dat aan de linkerkant van de Tempelstraat), leidde een moeder haar twee kleintjes naar de ruime verkeersdrempel waar zij deze voor hen gevaarlijke straat konden oversteken. Uit mijn ooghoek zag ik hen aarzelen terwijl ik midden op de verkeersdrempel aan een busje gevuld met arbeiders voorrang gaf. Daarachter doemden twee te snel rijdende personenauto’s op en achter mij, links voor moeder en kinderen, een personenauto en een vuilniswagen. Terwijl ik mijn weg vervolgde vroeg ik mij af of dat wel goed zou gaan, met die overstekende moeder en haar kleintjes bedoel ik.
Nu pas, nu ik hier veilig over de Waardhuizenstraat ren realiseer ik mij temeer dat ik deze eenden moeder en haar twee kuikens had moeten helpen. Waarom heb ik niet even mijn pas ingehouden, waarom niet even Klaar-Over gespeeld? Gisteravond in Nice, voor zo’n aanstormende vrachtwagen, ja, ieder weldenkend mens had mij gelijk gegeven als ik het op een lopen had gezet. Maar daareven had ik een goede daad kunnen verrichten, had ik een goede daad moeten verrichten!
‘Nu zal je zien dat er een of twee over de straatstenen zijn uitgesmeerd,’ denk ik pessimistisch.
Gisteravond werd de veronderstelling geuit dat er vanuit de vrachtwagen werd geschoten, nadat deze tientallen mensen had overreden. De Gelderlander meldde vanmorgen dat er in deze mondaine badplaats zestig doden en tientallen gewonden zijn te betreuren (inmiddels kennen we de trieste balans: vierentachtig doden en nog tweeënvijftig gewonden verkeren in kritieke toestand). Deze mensen zijn blij naar een show gegaan. Hebben zich verheugd op het spektakel, op een poosje samenzijn, flaneren wellicht langs de boulevard. Vanaf de Waal klinkt het gerommel van vrachtschepen. Iets verderop looit een koe. Kortom, het leven gaat door. Zelfs na gruwelijke aanslagen!
Herman ligt al herkauwend langs zijn wrakkige onderkomen. Bij Marie zijn de gordijnen open: ik zwaai maar weet niet of zij mij ziet. De verkeersdrempel is schoon, gelukkig!


dinsdag 12 juli 2016

Ziektewet

Persoonlijk geniet ik enorm van de omgeving waarin ik ren, wandel of fiets. Dat is niet de belangrijkste reden waarom ik een paar keer per week ga hardlopen, maar het komt er wel dichtbij. Als ik een poosje niet meer over een bepaald stuk parcours jogde, wandelde of fietste, begint het te kriebelen, word ik nieuwsgierig naar bijvoorbeeld het terras van 'de Weeropper': zal dat al in een aantrekkelijker staat zijn gebracht? Dit fruitbedrijf annex landwinkel en terras ligt aan de Kloosterstraat, een straat die ik veel minder vaak benut dan bijvoorbeeld de Hommelstraat. Soms heb ik het gevoel dat ik daar beter op moet letten, dat ik mijn aanlooproute wat meer zou moeten variëren bedoel ik. De Waardhuizenstraat liep ik eerder veel vaker, totdat er een belangrijke reden kwam om via de Hommelstraat, of Kloosterstraat, de Waalbandijk te bereiken, namelijk de bouw van een nieuwe verkeersbrug over de Waal – de Tacitusbrug – en de renovatie van de oude verkeersbrug. Daardoor nam ik nog maar zelden de Waardhuizenstraat. Tegenwoordig maak ik echter wat meer kilometers. In plaats van acht tot twaalf ren ik sinds dit voorjaar twaalf tot achttien kilometer per keer. Het wordt dus tijd om mijn aan- en uitlooproute te variëren!
Even terug naar de aanleiding van dit verhaal, genieten van de omgeving. Dat geldt namelijk niet voor iedereen, stel ik voor de zoveelste keer vast. Hier, bijvoorbeeld, langs de Waalbandijk bij de kruising met de Brugstraat in Ewijk, vechten wilde cichorei en twee duiven om mijn aandacht. De houtduiven wekken mijn lachlust op waardoor zij winnen. Zij kibbelen als kleuters om het aantrekkelijkste speeltje. Voor deze twee is de inzet vermoedelijk een lekker maar moeilijk bereikbaar hapje dat gedurende het afgelopen weekeinde van de picknicktafel is gevallen en wonder boven wonder onopgemerkt gebleven. De duiven proberen elkaar met snavels en vlerken op afstand te houden van wat het dan ook is, en gunnen elkaar geen paar seconde tijd om het lekkers te bereiken. De ruziemakers vergeten daardoor de omgeving in de gaten te houden. Weten zij veel? Gelukkig voor hen opent het jachtseizoen pas op 15 oktober, evengoed kon ik een gretige jager met een hagelgeweer zijn! De twee bakkeleien fervent verder; vliegen niet op, terwijl ik hen op slechts een meter afstand passeer!
Zoals gezegd, niet iedereen geniet op dezelfde manier van de omgeving.
In de verte, op het moment dat de kerkklokken in Winssen opgetogen acht uur luiden, lopen Joop en Harry, de wandelende broertjes, mij tegemoet terwijl een auto met aanhanger van gemeentewerken hen voorzichtig passeert. Vanwege wederzijdse vakanties zagen we elkaar een paar weken niet. Dus kletsen we even bij.
Vlak bij de Deijnschestraat valt mij het gele wagentje van gemeentewerken op dat nu stapvoets over de Uiterwaard rijdt. Er wordt gezocht! Na mijn keerpunt, bij hectometerpaaltje 14.2, ren ik ook de Uiterwaard op en zie na een poosje dat Gemeentewerken het straatje nagenoeg blokkeert. Twee mannen, de een draagt een geel en de ander een oranje veiligheidshesje, struinen in de berm tussen hoge grassen en opschietende populierenstruiken. De gele ziet mij komen. ‘Je wordt niet meer achtervolgd hoor. Stop met rennen, zo kom je nog in de ziektewet!’, adviseert hij mij lachend.
Opnieuw kom ik tot de conclusie dat er mensen zijn die de omgeving niet verkennen om te genieten, maar om de meest geschikte plaats te vinden om er hun rommel te dumpen! Zij willen daar niet bij worden betrapt, dus het moet er donker zijn met weinig tot geen verkeer. De plek is hier uitstekend gekozen: aan dit landelijk onverlichte weggetje staat slechts één boerderij – ‘de Ruif’, de bewoners zullen dit gedeelte niet of nauwelijks gebruiken – en hier ter plaatse zijn de bermen links en rechts begroeid met bomen en struikgewas.
Links en rechts pletten brokstukken van een volledige laminaatvloer, compleet met ondertapijt, grassen en bloeiende bloemen.
De vervuiler laat ons betalen!



vrijdag 8 juli 2016

Stoepje

Tijdens de afgelopen vakantie kreeg ik te maken met een staaltje van onverdraagzaamheid, waarvan ik overigens niet weet of die door mijn gedrag werd uitgelokt of vanwege het simpele feit dat ik daar was! Het zou kunnen, dat het door mijn gedrag werd opgeroepen bedoel ik, want is het niet zo dat wij van dag tot dag onverdraagzamer ten opzichte van elkaar lijken te worden? Het is zoals met de mode, van iedere modetrend krijg je altijd wel iets mee, uiteindelijk, dus waarom dan niet van deze heersende onverdraagzaamheidstrend, hoe onaangenaam die ook is.
Daarover peins ik als ik hardlopend de bielzentrapopgang naar de Waalbandijk neem. Niet alleen om wat mij in het buitenland overkwam, maar ook wat buitenlanders hier in ons gewoonlijk zo gezapige dorp onlangs overkwam. Gaat overkomen moet ik eigenlijk zeggen, want zij zijn nog niet eens gearriveerd; zelfs hun onderkomens moeten nog worden gebouwd! Wie dat zijn, die buitenlanders? Dat weten we nog niet. Evengoed is een dorpsgenoot nu al bang dat zij dagelijks, met driehonderd tegelijkertijd – dat is het aantal asielzoekers dat hier over enkele maanden komt wonen – over het stoepje voor diens huis zullen wandelen teneinde boodschappen te kunnen doen. Daarom heeft hij of zij, wie deze bange dorpsgenoot is weten we namelijk ook niet, aan de gemeente verzocht om het stoepje op te breken zodat deze veronderstelde dagelijkse stroom van nieuwe dorpsgenoten bij voorbaat gedwongen wordt diens huis op iets grotere afstand te passeren. Want, als dat stukje wandelpad niet wordt opgeheven, zo is de redenatie, wordt het huis minder waard. En of de gemeente nu alvast de waarde van het onroerend goed wil afstempelen.
Er plopt een beeld op uit mijn jeugd. Een lange rij, keurig in zondags goed geklede mensen, wandelt over ’t Laantje. Verwonderd bekijk ik deze optocht vanuit de woonkamer. Blijkbaar heb ik begrepen dat deze mensen naar het Magdalenakerkje gaan, dat op het einde van ‘t Laantje staat. Even later vraag ik aan mijn moeder waarom wij helemaal naar Spanbroek moeten, waarom wij ook niet hier naar de kerk gaan. Deze kerkgangers verschillen te zeer van ons, daar kwam haar antwoord op neer.
 Intolerantie is een raar fenomeen. Vaak is er geen aanleiding of zijn de omstandigheden op z’n minst onduidelijk. Zodat niemand meer weet waarom een ander bijvoorbeeld wordt buitengesloten, zoals dit schaap hier – ik ren inmiddels nabij de Haneman in Winssen, mijn keerpunt voor vandaag. Het blaat luid en nooddruftig, en kuiert onrustig in haar eentje in een reeds kaalgevreten wei. De schapen in twee aansluitende weitjes, van haar gescheiden door prikkeldraad, kijken weliswaar nieuwsgierig toe maar steken geen poot uit om haar nood te ledigen. Ja, misschien hebben ze, die uit het ene of uit het andere weitje, het arme dier zelfs uitgestoten. Ik voel mij machteloos en weet niets anders te doen dan naar huis te rennen. Ik bedoel, ik zou niet weten hoe ik dit dier zou kunnen helpen. Immers, als ik haar al te pakken krijg, in welke wei stop ik haar dan?
Nog even terug naar die vakantiedag. We maakten een kleine stadswandeling door Goslar. Het was aangenaam weer, we hadden notabene kort daarvoor op een van de gezellige terrassen een heerlijk bord zuurkool gegeten – met van alles erop en eraan natuurlijk. Zo wandelden we volkomen tevreden langs de Abzucht, het even tevreden kabbelende riviertje, over de Gemeindehof waar mensen op de terrassen iets dronken, aten of een sigaretje rookten, toen plotseling, als vanuit het niets, een als krankzinnig bassende vrouwenstem mij aanraadde om ‘op te rotten!’ Even begreep ik niet waar zij haar welgemeende advies op baseerde, totdat ik zag dat ‘de dame’ in kwestie duiven voerde en ik, blijkbaar, daarbij een storend element was. In de optiek van deze vrouw, had ik niet zo vlak langs het watertje mogen lopen!
Onverdraagzaamheid dus. We hebben er allemaal mee te maken, van tijd tot tijd, maar kunnen het missen als kiespijn!



dinsdag 5 juli 2016

Trekking

De mevrouw die reizigers op het Nijmeegse station opgelegd knullig informeert over een vertrekkende trein, was de eerste Nederlandse stem die ik na onze vakantie via de radio hoorde. Niet leuk die reclamespot, net zoals het niet leuk is dat onze vakantie weer voorbij is. En nu ren ik als vanouds over de Hommelstraat, wat ik wél heel leuk vind hoewel ik verrassend genoeg weer even moet wennen aan het vlakke parcours.
Gisteravond zaten we ons alweer te verlekkeren op een nieuwe vakantie, Timothy en ik, ook al vindt die pas in september 2017 plaats. Het is de bedoeling dat we, samen met Jesse, een huttentocht rond de Königssee in het Berchtesgadenerland gaan maken, compleet met rugzakken en klimgordeltjes. We moeten dus nog even geduld hebben maar intussen is het erg leuk om alvast alle mogelijke routes en hutten op de kaart te verkennen!
Rennend over de Waalbandijk langs de Waal, die niet murmelt noch klatert zoals de Lerbach, Welbach en de Bremke, dat afgelopen drie weken deden – en nog wel zullen doen, maar nu ben ik niet daar om naar hen te luisteren, denk ik aan de trekking die ik een wasberenfamilie zag ondernemen. In licht gevangen, de koplampen van een auto vermoed ik, werd de familie Wasbeer gefilmd nadat een van de puberkinderen van een hoge, gladde betonnen muur is gevallen. Zij zijn allen gemaskerd, waaruit je ten onrechte zou kunnen opmaken dat ze fan zijn van Zorro als je niet zou weten dat dit masker onderdeel van de alledaagse uitrusting van wasberen is. De zwaartekracht tartend hangt bijna het hele lichaam van een van de ouders over de rand van de te hoge muur, gezekerd door een of twee familieleden (de zekeraars gaan voor een groot gedeelte schuil onder struikgewas zodat ik hen niet duidelijk kan onderscheiden.) De gevallen puber springt tegen de muur, klautert nog best een groot stuk omhoog en grijpt zich met voorklauwen en tanden vast aan de ouder. De eerste poging mislukt. De kleine wacht even zodat het lijkt alsof het wordt aangeraden zich steviger aan de ouder vast te grijpen, en onderneemt een nieuwe poging: ‘Hebbes!’ Ouder en kind worden met een uiterste krachtsinspanning door de zekeraars omhoog gesjord, tegelijkertijd brengt de ouder zijn of haar lichaam in een beweging waar de slinger van de staande pendule van mijn opoe jaloers op zou zijn geworden. Even zitten zij samen op de rand, nog steeds gevangen in het licht: ‘Zijn we er weer allemaal?’ Dan holt de familie er gehaast vandoor.
Ik dacht aan dit filmpje toen Riky en ik het uitkijkpunt, dat zich later als Claras Höhe aan ons bekend maakte, boven Lerbach probeerden te bereiken. Die eenvoudige ‘wandeling’ begon bij een lange betonnen trap midden in het steile straatje – Am Kuhkolk – dat naar een paar woningen voerde. Bovengekomen werden we verwezen naar een smal bospad dat ons steil omhoog leidde. Het pad werd smaller, boomwortels en wankele keien verkneukelden zich op struikelpartijen zodat wandelen spoedig overging in behoedzaam klauteren. Links en rechts schoten brandnetels hoog op in hun pogen onze onbedekte huid en het licht te bereiken. Regenbuien hadden tijdens voorgaande dagen de begaanbaarheid van het pad ook sterk verminderd en bovendien stonk het er naar verrotting en bederf. Omkeren was echter geen optie. Als een treintje beklommen we de rest van het steile, glibberige parcours waarbij ik als trekker en anker fungeerde. Ongeveer op dit punt bedacht ik dat ik, zoals de familie Wasbeer in het filmpje, helaas niet over een stevige vacht en staart beschikte waarin Riky zich had kunnen vast klauwen en bijten.
Ik ben nu al benieuwd naar de omstandigheden in september 2017, maar eerst vieren we de verjaardag van Niek die vandaag vijftien jaar is geworden!


vrijdag 1 juli 2016

Onverschrokken

De temperatuur is hoger dan ik had verwacht. Het is nog geen acht uur in de morgen dus zou het nog tamelijk fris moeten zijn, maar van enige frisheid is niets te bespeuren, zelfs de zwakke wind voelt warm aan. Voor de vierde en vermoedelijk laatste keer ren ik over de Alte Harzstraße. Ongeveer op de hoogte waar ik op de terugweg een gesprekje met een van de inwoners van Freiheit zal voeren, waarover ik uiteraard nog in onwetendheid verkeer, hoor ik in de bossen links van mij geluiden die ik niet kan thuisbrengen. Bijna als vanzelf glijd ik in een verhaal van Stephen King, dat waarin een zwaargebouwde zwarte hond een afgrijselijke rol speelt, alhoewel ik er zeker van ben dat dat wat ik hoor niet afkomstig is van een hond.
Na enkele kilometers kies ik een afslag die ik nog niet ken. Het gaat hier omhoog. Eerst nog aarzelend maar allengs feller. Na iedere curve lijkt de weg steiler te worden. Zoals steeds tijdens deze vakantie houd ik de tijd in de gaten. Ik mag van mezelf nog tien minuten voordat ik aan de terugweg begin en als alles goed gaat heb ik dan bij thuiskomst ongeveer tien kilometer afgelegd. Maar zover is het nog niet. De weg blijft omhooggaan. Links en rechts niets dan bossen. Af en toe word ik getrakteerd op de zang van een lijsterachtige en het gemurmel van kleine watertjes, voor het overige is het comfortabel stil. Na de volgende bocht lijkt de weg wat af te vlakken, vandaaruit zie ik een kleine zon-beschenen open plek in de bosrand met een stapel van de bast ontdane boomstammen die glanzen als oude botten in een vers geopend graf. De weg blijft me omhoogvoeren, eerst iets minder steil maar dat verandert met iedere pas. Ik houd vol, het is ‘Der Tod oder die Gladiolen’ zoals Louis van Gaal indertijd een aantal verbaasde verslaggevers hier in Duitsland voorhield.
Nog steeds gaat het omhoog. Inmiddels ren ik met ‘het snot voor ogen’, maar lang niet zo erg als Hans dat moet hebben meegemaakt, stel ik mij zo voor. Mijn oude jeugdvriend - tegenwoordig ‘ontmoeten’ we elkaar weer via Facebook – kwam afgelopen dinsdag thuis na een fietstocht van meer dan drieduizend kilometer langs alle Hanzesteden in Nederland en Duitsland. Drie weken daarvoor stond hij nog aan de Duits-Poolse grens! Met mijn gedachten bij alle heuvels, bergen en hellingen die Hans moet zijn op gefietst, smokkel ik er nog vijf minuten bij en neem nog een opgaand stuk weg en nog een. Helaas, ik kom niet uit bij een spectaculair uitzicht waarop ik hoopte, een meertje of tenminste een bewoonbare paddenstoel, iets dat ik terug kan vinden op een kaart of waarover ik Riky verslag kan doen, want de tijd is onverbiddelijk! Dus keer ik terug en geniet van de dalende weg. Alsmaar dalen (tot afremmen ook weer belastend gaat werken). Dan ben ik weer terug op het glad geasfalteerde traject waar inmiddels een uit de kluiten gewassen wijngaardslak onverschrokken aan een levensgevaarlijke oversteek is begonnen. Misschien wel zijn laatste, maar hopelijk geniet dit interessante en moedige dier nog van een lang leven.
Weer terug op de Alte Harzstraße in Freiheit hoor ik opnieuw dat vreemde geluid. Nu van rechts. En nu is mij duidelijk dat het afkomstig is van een vogel, maar van welke soort? Alsof hij werd geroepen zie ik de oude wat morsige man met zijn twee nog oudere honden die ik al vaker tegenkwam. Ik vraag of ik hem iets mag vragen. Hij kijkt mij geschrokken aan, zo lijkt het, zodat ik mijn vraag opnieuw stel. ‘U rent hier altijd!’ stelt hij vast. – ‘Vandaag voor de laatste maal,’ antwoord ik hem in zo goed mogelijk Duits, ‘helaas!’ – Nadat we de schoonheid van de omgeving hebben besproken bevestigt hij dat het raven zijn die wij horen krassen.
Raven, ik heb een raaf gehoord, …maar niet gezien!