dinsdag 30 juli 2013

Hulptroepen

De bewolking hangt erg laag, restanten van onweer en heftige regenval van gisteravond en afgelopen nacht. Van de Dreisesselberg en de Plöckenstein is niets te zien. Iedere poging om een glimp op te vangen van de Teufelsschüssel (1108 m) is bij voorbaat tot mislukken gedoemd, weet ik, nu wij gistermiddag op een mooi uitzicht hoopten vanaf de stapel enorme rotsblokken, als ware het de drollen van een duivelse reus (over een paar uur zullen we van een oude dorpsbewoner, in een kort broekje en op blote voeten, voormalige eigenaar van een levensmiddelenwinkel, horen dat de door verwering uitgeholde top van deze berg op een schaal lijkt en daarom duivelsschotel werd genoemd.) Ondanks hun formaat steken deze ‘duivelsdrollen’ echter net niet boven de omringende bossen uit; geen uitzicht voor ons!
Nu gaat de totale berg schuil achter zwaar neerhangende regenwolken.
Veel oranjebruine naaktslakken kwamen uit de berm tevoorschijn nu de regen het wegdek ook voor hen begaanbaar maakte. Ik doe er alles aan om hen niet onder mijn Brooks te verpletteren. Enkelen is dat helaas reeds overkomen, geplet door een andere weggebruiker. Anderen kwamen op de ongevalplaats af om van hun gevallen broeder of zuster te smullen, soms wel met zeven tegelijk!
Op de Ringstrasse word ik hartelijk begroet door een vrouw. Zij staat in haar wapperende rok op haar balkon en geeft mij de indruk alsof zij mij verwacht. ‘Zuster Anna, ziet gij hen nog niet komen?’ Deze benauwde vraag nestelt zich irritant in mijn hoofd en krijgt gezelschap van de bijbehorende zoet gekleurde plaatjes uit ‘Moeder de Gans’, het uiteenvallende sprookjesboek van mijn jeugd. Terwijl ik verder ren vraag ik mij af wat toch de naam van deze jongste dochter was, van haar die door haar moeder aan Blauwbaard was uitgehuwelijkt.
Ondertussen nadert een langzaam rijdende lichtgekleurde personenauto. Als de afstand tussen ons is verkleind tot zo’n vijftig meter stuurt de chauffeur zijn bolide naar de rechterzijde van de smalle straat, naar mijn kant dus! Gedurende korte tijd ben ik nog van goed vertrouwen, vervolgens vraag ik mij af of de bestuurder mij wil treiteren. Maar waarom? In de laatste ogenblikken weet ik dat de man mij niet ziet en zoek ik de graskant op. In diezelfde beweging laat ik mijn vlakke hand keihard op het autodak neerkomen (naderhand, als de pijn in mijn hand nog voelbaar is, prijs ik mij gelukkig dat de auto niet was voorzien van een scherpe dakrand!)
De auto komt direct tot stilstand. Ik ren er achterom naar de kant van de bestuurder die het portierraam neerlaat. In gammel Duits laat ik hem weten dat hij mij, verdomme, van de weg af reed. Hij laat mij weten dat hij mij niet verstaat, zodat ik mijn woorden voor hem met gebaren ondersteun totdat in zijn ogen zichtbaar is dat hij het begrijpt. Desondanks vraagt hij of er iets is gebeurd.
En Of Er Iets Is Gebeurd! U reed mij ternauwernood omver. Uit zijn woorden en gebaren begrijp ik dat hij naar iets of iemand in het grote huis keek, zodat ik hem woedend duidelijk maak dat hij uitsluitend op de weg heeft te letten. Hij geeft mij gelijk en verontschuldigt zich.
Jezus op een paard, denk ik als ik weer verder ren, daar ben je goed vanaf gekomen. Voor hetzelfde geld lag je nu, als een geplette naaktslak, langs de kant van de weg! 
Mijn tweede gedachte gaat uit naar de dame op het balkon: was dit haar Blauwbaard? De broeder die haar moet verlossen? Ongeconcentreerd chaufferend vanwege opgefoktheid en onrust?
Mijn derde gedachte, tenslotte, gaat uit naar de naaktslakken. Ik ben er niet langer zeker van dat ik getuige was van een vorm van kannibalisme. Voor hetzelfde geld is daar sprake van altruïsme en maken de Zeven deel uit van hulptroepen die hun verongelukte broeder van het wegdek komen schrapen!

vrijdag 26 juli 2013

Verwarring

Het eerste steile gedeelte maakt dat ik het gevoel krijg dat ik het vandaag niet red, dat ik op mijn schreden terug zal moeten keren. Als ik nu iemand goede morgen zou willen wensen zou mij dat niet lukken; ik heb al mijn asem nodig om mijzelf naar boven te stuwen. Daar, op de Dreisesselweg, wordt het vlakker en kan het ritme van mijn hartslag omlaag. Gossiemijne, wat een diep gat is het waar wij tijdelijk in wonen! Die straat is met recht Zur Höll genoemd!
Hoewel het nu nog redelijk fris is, belooft het opnieuw een heerlijk warme dag te worden, een bijzondere dag voor ons!
Ik ren langs de bankjes voor het raadhuis en zie ons daar weer zitten. Dat was gistermiddag. In een van die bankjes gebruikten wij onze lunch. Toen waren we ons nog maar net bewust van het feit dát het de bankjes voor ons raadhuis waren die ons zo geschikt leken voor onze picknick. Kort daarvoor bevonden wij ons, in onze beleving, op een heel andere plek.
“Hé, ze hebben hier hetzelfde raadhuis dan in ons dorp!”, laat ik Riky verwonderd weten. En onderwijl ik de naam op het wapenschild boven de deur lees roep ik: “Verrek, het ís ons raadhuis!”
Het klinkt ongelofelijk oenig, en dat is het ook, toch kan ik je vertellen dat het een bijzonder vreemde gewaarwording is om je plotseling te realiseren dat je ergens anders bent dan je veronderstelde te zijn! Mijn gevoel dat er veel niet klopte – we kwamen tijdens de laatste vijfhonderd meter zijstraten en gebouwen tegen die niet op de kaart stonden –,bleek dus niet aan de wandelkaart te liggen, zoals ik voetstoots aannam, maar aan mij. Terwijl wij onze boterhammen aten – slechts op zo’n vijfhonderd meter van ons tijdelijke domicilie – bestudeerden we in alle rust het wandelplan en werd volkomen duidelijk waar wij de mist zijn ingegaan.
Ik ren inmiddels langs een boerderij, een van de velen in deze omgeving. Hier gaat de weg weer vrij steil omhoog. De toegangsdeuren staan wijd open om het vee binnen wat extra lucht en licht te gunnen. Twee koeien steken hun kop om de hoek van die geopende deur. Een koeiengezicht, bruin met witte vlekken, boven dat van een volledig wit dier. Zij laat mij loeiend weten het niet echt gezellig te hebben, daarbinnen. En ik voel met haar mee. Ik gun de dames een heerlijke wei waarin zij naar hartenlust kunnen grazen, dartelen, herkauwen in de schaduw van een boom, wat zij ook maar willen; vrijheid in de buitenlucht. Nu rest hen kuilgras vreten, poepen in een groep, liggen of staan, en dat alles op slechts een paar vierkante meter.
Terwijl ik over de Dreihiaslstrasse voort ren pieker ik over de vraag waarom de koeien in dit gebied van Duitsland op stal worden gehouden (op slechts enkele plaatsen zagen we vee in een wei.) Daar moet toch wel een zeer belangrijke reden voor zijn. Mijn sombere gevoel daarover wordt weggevaagd door een wielrenster die mij tegemoet komt suizen. Vlak voor mij gaat de weg voor haar weer bergopwaarts en verliest zij haar vaart, ondanks haar verwoede pogingen. Zij roept mij lachend iets toe, goeie morgen neem ik aan.
Het ontstaan van onze verwarring, gistermiddag, was geheel te wijten aan het restant van de ‘Dolores Claiborn’-vertelling (een spannend verhaal van Stephen King). Ik hield mij voornamelijk met het vertellen bezig en Riky met luisteren. Onderwijl wandelden we voort, nagenoeg blind voor onze omgeving. O, je denkt dat ik overdrijf? Lees het verhaal zelf maar dan begrijp je vast hoe dat kan!
Na zevenenveertig jaar leerden wij iets nieuws: vertellen of luisteren naar spannende verhalen, en tegelijkertijd op de juiste routewijzers letten gaan soms niet samen. Daar zullen we de komende dagen alert op moeten zijn! 

dinsdag 23 juli 2013

Broodjes

Nog in Beuningen vroeg ik mij af hoe het zou zijn, rennen in dit berggebied en of mijn knie het zou houden. Nu is het zover. Ik ren over Zur Höll in de richting van de Dreisesselstrasse, het gaat hier steil omhoog, erg steil. Nu weet ik weer hoe het was, hoe het is.
Gistermorgen deed ik dit stukje met de auto om broodjes te gaan kopen bij de bakker. De enige zelfbediening in deze buurt, de Edeka, gaat pas om tien uur open. Oké, we kunnen koffie zetten maar ons daartoe beperken maakt het ontbijt wel erg karig (en caloriearm).
Op de Dreisesselstrasse nabij de afslag naar de straat waar de bakker domicilie koos, steekt een slanke dame met resolute passen de rijweg over. Zij gaat gekleed in een lange rok en een luchtig truitje, haar haren en een deel van haar gezicht gaan verborgen onder een wapperende sjaal en aan haar hand bungelt een slappe linnen tas waarin zij iets zwaars heeft opgeborgen, waarschijnlijk haar portemonnee. Zij is overduidelijk op weg naar de bakkerij, maar voor mij lijkt zij nog het meest op Roodkapje die haar zieke grootmoeder gaat bezoeken. Inderdaad, in een van de donkere bossen die ons hier omringen. “Uitkijken hoor!”, roep ik haar geluidloos toe.
De route gaat afwisselend omhoog en omlaag, zodat ik steeds een beetje kan uitrusten voordat ik aan een volgende klim begin. Op de terugweg, op het einde van de Schusterweg, een van de steilste trajecten van de route, is een vrouw bij een paar struiken in de weer. Water geven vermoed ik, het is immers al een paar weken erg droog geweest. Ik nader haar traag en zij kijkt af en toe tersluiks in mijn richting. Er zullen hier toch wel vaker mensen hardlopen? Of maakt zij zich ongerust over mijn bedoelingen? Pas als ik haar op een paar meter ben genaderd zie ik dat zij rode bessen aan het plukken is. Even heb ik het gevoel dat zij mij een handjevol wil aanbieden, maar in plaats daarvan wenst zij mij een plezierige morgen. Ik groet haar natuurlijk ook even vriendelijk.
Het smalle stoepje nabij de kerk wordt nagenoeg geheel in beslag genomen door een houten trapleer. De reden is duidelijk: bovenin de verdorrende kersenboom hangen nog enige rijpe vruchten. De oudere heer geeft mij alle ruimte om te passeren. Ook hij groet mij uiterst vriendelijk.
Met Riky aan het ontbijt, dat was op maandagmorgen na mijn bezoek aan de bakkerij, vragen wij ons tegelijkertijd af waarom wij ons automatisch in de taal van het gastland proberen uit te drukken. Onderwijl happen wij in een zoete ring van brooddeeg – het vettige ding lijkt nog het meest op een overmaatse donut, in stilte wens ik haar en mijzelf toe er niet misselijk van te worden. Waarom heb ik in de broodjeswinkel een vraag gesteld in krakkemikkig Duits? Waarom niet in mijn moedertaal? Ik zou bijvoorbeeld aan de vriendelijke bediende hebben kunnen vertellen dat het gisteren zondag was toen wij hier aankwamen. Dat wij geen boodschappen konden doen omdat de enige zelfbediening gesloten bleek. En aangezien die pas op deze morgen, om tien uur, open gaat, wij niets hebben om mee te ontbijten (behalve koffie, maar dat gaat de bakkerijdame niets aan).
“Heeft u misschien een broodje voor ons?”, zou ik hebben kunnen vragen, “een die ook zonder beleg gemakkelijk weg te happen is?”
Zij, de winkelbediende, zou er niets van hebben begrepen en ik zou er niets mee zijn opgeschoten, maar we hebben wel lekker gelachen om het idee!
Ach, denk ik, het maakt niet uit of we elkaar al dan niet goed verstaan, onze bedoelingen zijn gewoon goed en daar gaat het om! Bovendien heeft mijn knie geen kik gegeven!

vrijdag 19 juli 2013

Smoes

Op weg naar de derde dag van de 4Daagse – de ‘dag-van-de-heuvels’ – loopt mijn relatie een flinke deuk op. Naderhand fluisterde Riky mij vertrouwelijk in het oor: “Over achtenveertig uur zit jij aan een witbiertje, kun jij je dat voorstellen?” We zaten op dat moment in de bus die ons van station Nijmegen naar Beuningen bracht.
Ja, we zaten in de bus, dat lees je goed. Ons plan om de hele week op de fiets naar en van het startpunt van de 4Daagse te gaan viel in duigen, ondanks onze goede wil! Een spijker, een harde doorn of een stukje glas vormde de aanleiding – er is tenslotte zoveel troep achtergelaten tijdens de doortocht van de ‘dag-van-Beuningen!’ (in de volksmond ‘Dag van Wijchen’.)
Het gebeurde nota bene op het moment dat Riky mij over de pech vertelde die Ria ondervond (zij loopt op de ‘veertig’). In de tunnel van de Marialaan reed zij namelijk haar fietsband plat. Van daaruit is het gelukkig niet erg ver lopen naar de Wedren, zodat Ria nog op tijd aan de start stond.
Met Riky onderweg naar datzelfde startpunt probeerde ik mij dat voor te stellen, een lekke band! Dat doe je automatisch als je zo’n pechgeval bespreekt. Je stelt je voor dat je wegens domme tegenspoed te laat aan de start verschijnt! Jeetje, ‘goeie voeten’ hebben en evengoed uitvallen! Alsnog uitvallen, terwijl je de dag tevoren nog een euforische intocht op de Hertogstraat beleefde. Daar kreeg je het gevoel dat iedereen je wilde knuffelen! Speciaal jou, terwijl je met duizenden over het plaveisel van deze roze gekleurde straat de finish wil bereiken.
Een betere smoes dan een lekke band kun je trouwens niet bedenken. Er zijn eigenlijk maar twee voor de hand liggende uitvluchten voor te laat komen: de spoorbomen zaten dicht (brug open; trein te laat)!, of een lekke band! Trouwens, als de trein te laat is wordt de leiding van de 4Daagse door de NS gewaarschuwd. Dat vertelde Willem ons aan de koffie in Malden. Hij reist deze vier dagen dagelijks per trein naar Nijmegen en meldde zich de tweede dag te laat aan de start: “Sorry hoor, de trein had vertraging!” Dat wist men dus al via de officiële kanalen! Met spoorbomen, bruggen en fietsbanden wordt dat een heel ander verhaal!
Toch kan het zomaar gebeuren dat jouw fiets je in de steek laat. We zagen het al bij Ria!
De relatie tussen mij en mijn fiets was tot gistermorgen hecht: hij stond klaar als ik hem nodig had. Af en toe een beetje lucht bij pompen en mijn karretje was weer tevreden! Tot gisterenmorgen! Over pech praten is de goden verzoeken! Dus: “Ik geloof dat de mijne ook leegloopt”, roep ik naar Riky, die een meter voor mij uit fietst vanwege een zojuist gepasseerde scooter.
“Nee toch?” Zij denkt nog aan een grap, maar hoort mijn serieuze ondertoon. We hebben nog maar net tijd om onze fietsen in een fietsenklem te zetten, want de chauffeur van Lijn 85 stuurt zijn bus al de halteplaats op.
Wij hebben enorm genoten, van elkaar, van het wandelen, het weer, de aandacht (veel mailtjes) van vrienden en bekenden (de soep van Ans, de appeltaart van Riet, de watermeloen van Annemarie, de dropjes van de kleinkinderen), de mensen langs de route, zoals de buren, Ben en Wenny die moesten afzien van meewandelen maar er iedere dag weer stonden, Annemarie vanuit de nachtdienst en Corrie vanaf haar balkon!
En de relatie met mijn fiets? Het lappen van de band was een kleinigheid, mijn vertrouwen herstellen lastiger: houdt hij het?, vroeg ik mij vanmorgen af. En in Weurt dacht ik: tot zover gaat het goed!
Nu staat mijn fiets weer strak in de schuur en kijken Riky en ik tevreden terug op een geslaagde 4Daagse.

dinsdag 16 juli 2013

Slang

De dag begint iets vroeger dan gebruikelijk. Het belooft de hele week heerlijk wandelweer te worden. Zonnig en droog. Dus besloten wij om dit jaar naar de stad te fietsen, helaas voor Breng. De fietsenstalling beloofde een oase aan ruimte, althans volgens een kennisje die daarvan jaarlijks gebruik maakt. Dat viel tegen. Niet te geloven hoeveel fietsen er reeds gestald zijn voordat wij ons aandienen. Een van de bewakers vertelt ons dat zij dit jaar vijftienhonderd extra plaatsen er bij kregen. Met zijn hulp lukt het en we prenten ons de rijnummers in voordat we het terrein verlaten.
Om zeven uur dertig zijn de vijf startpoortjes voor ons, dertig-kilometer-lopers, open gegaan. Wij dienen ons twintig minuten later aan. Er staan dan nog lange en brede colonnes geduldig te wachten om te worden gescand. Wij voegen ons in de dikke slang die zich langs het uitgezette kronkelpad door de stad beweegt, op weg naar de Wlaalbrug. Op een paar punten moet worden gewacht om het overig verkeer de kans te geven het pad van ‘het beest’ te kruisen. Steeds gaat er applaus op als de verkeersregelaars de ‘schakelaar’ omzetten en de meute weer in beweging komt.
Stadsbewoners die achterblijven, waaronder heel veel studenten, moedigen de wandelaars aan. Dat doen zij vermoedelijk al vanaf de start van de vijftig-kilometer-lopers, ruim vier uur eerder. Zij applaudisseren met onverminderd enthousiasme en wensen ons veel succes. Een aantal van hen gebruikte ondertussen heel veel alcoholische drankjes. Sommigen zijn zelfs nog bezig hun peil aan te vullen. Een jonge vrouw probeert tijdens het zingen te dansen. Wij veronderstellen dat zij naast alcohol tevens partydrugs gebruikte. Voor zichzelf zet zij een geslaagde prestatie neer, op ons komt het echter tamelijk chaotisch over. Maar dat geeft niks, het gaat om de bedoeling. Dat geldt ook voor enkele jonge mannen. Zij zingen ons toe met het schone lied ‘You’ll never walk alone’. Bij de presentatie maken zij brede armgebaren, en ook aan het volume dat zij nog op weten te brengen ligt het niet dat wij hun zang niet woordelijk verstaan. Het klinkt in onze oren als WHAHAAAALWAHAAHAOUW. Wij op onze beurt juichen hen toe.
Op de heuvel van het Hunnerpark, vlak voor de brugopgang, zijn ook verschillende groepjes uitzwaaiers nog actief, slechts enkelen van hen proberen hun roes met slaap te neutraliseren. Zo te zien stoort de geweldige drukte om hen heen hen daarbij in het geheel niet...
We drinken koffie op onze gebruikelijke stek vlak voor Ressen. Omgekeerde fruitkisten dienen ons tot zitplaats. Het geeft enig comfort. Twee dames zijn druk met hun telefoontje. Een van hen lukt het niet een berichtje van twee nichtjes te lezen. Haar vriendin leest het haar, en ons, graag voor. Ik wijs hen waar wij ons op de route bevinden zodat zij haar thuisfront kan informeren.
Een van de dames logeert, niet voor de eerste maal, bij het Sanadome in Nijmegen. Daar wordt zij tiptop verzorgt. Ook onderweg op de routes zijn er rustplaatsen ingericht waar zij een vipbehandeling zal krijgen. Voor haar vriendin heeft zij het polsbandje van het vorige jaar bewaard. Zij maakt zich wel een beetje ongerust of dat zal lukken, “Want zij zijn streng!”, vertrouwt zij mij toe. Natuurlijk ben ik supernieuwsgierig naar haar rekening. Met enige schroom vertelt zij dat zij meer dan duizend euro voor vijf dagen full pension moet afrekenen: “Maar dan mag ik ook onbegrensd gebruik maken van de sauna!”, merkt zij relativerend op.
De warmte neemt gestadig toe. We genieten volop. Wat een feest! Gaandeweg horen wij vaker sirenes van hulpdiensten en worden we geconfronteerd met wandelaars die zo te zien helaas moeten uitvallen. Bij een van hen, een militair, knipt een ambulanceverpleegkundige uit voorzorg het polsbandje weg.
Vanavond zetten we de wekker een kwartiertje vroeger.
O ja, we vonden onze fiets gemakkelijk terug!

vrijdag 12 juli 2013

Knuffelen

Terwijl ik de bielsen trapopgang naar de Waalbandijk op ren klinkt het geraas van twee automobielen, de voorste mag niet harder dan vijfenveertig kilometer. Ik vind ze even later terug, geparkeerd tegenover de fruitboomgaarden van de familie Engelen. Twee mannen, zij zijn duidelijk gepensioneerd. Een van hen laadt visgerij uit, de ander verwisselt zijn schoenen voor laarzen. Wij groeten elkaar.
Terwijl ik verder ren, richting verkeersbrug en over vissen peins, komt Harry in beeld. Dat was toen ik bij hem thuis kennis maakte. Harry is nagenoeg blind, vaak onrustig en loopt slecht. Soms raakt hij zelfs in zijn eigen huis de weg kwijt! Zitten aan het water maakt hem kalm.
Ik ga het hen vragen! Gelukkig zijn de vissers nog niet klaar met het uitladen van hun gerei. Vijftig jaar geleden had ik genoeg aan een hengel en aas, een potje pieren of een snee wittebrood! De buit was soms minder eenvoudig. Een van de zeelten liet mij zweten, zelf deed hij dat misschien ook; je weet het maar nooit met die vissen! Buurvrouw Loos, van het kruidenierswinkeltje, keek bedenkelijk van haar blinkende weegschaal naar mijn glibberige vangst en weer terug. Zij heeft hem toch gewogen! Ik geloof na tussenkomst van een oude krant. Hoe zwaar deze buit woog blijft vooralsnog in een van mijn hersenkronkels opgeborgen. Moe was er blij mee!
Of deze twee kerels even blij zijn met mijn vraag kan ik niet goed peilen, terwijl ik hen vroeg of zij het leuk zouden vinden. Zij willen Harry wel een keer ophalen, maar “…we hebben geen stoeltje voor hem hoor!” Nee, dat begrijp ik. We wisselen namen en telefoonnummers uit: van email moeten beiden niets hebben, ze trekken een vies gezicht bij het idee! Ik waarschuw hen nog voor eventuele voshaaien: zij kunnen hun staart, die meer dan de helft van hun lichaamslengte meet, als zweep bij de jacht inzetten. Ik zie slechts vraagtekens en vertel hen over het onderzoek van Simon Oliver op de Filippijnen.
Terwijl ik verder ren herinner ik mij Niek en zijn vriendje, met hun vangst voor onze deur. Een maand of vier geleden. Aan het rode vlekje boven de ogen herkende ik de voorn. Of opa dat kon ‘slachten’. Nou dat kon opa. Onderwijl ik met het scherpe mesje aan de gang was liet ik de jongens goed zien wat ik deed, waarom ik het zo deed en welke ingewanden er zoal uit dat visje kwamen. Vooral diens strakke zwemblaas boezemde ontzag. Later hoorde ik dat het niet in de hete boter terecht is gekomen maar in de kliko. Jammer van zo’n offer!
Tegenover de schapenwei zitten vier eksters elkaar heftig in de veren. Het piept en het fladdert! De een na de ander twist om het lekkere hapje of het interessante voorwerp, ik kan dat van deze afstand niet zien. Het zijn waarschijnlijk jongeren die in deze ‘jeugdbende’ de noodzakelijke ervaring opdoen om zelf jongen groot te kunnen brengen.
Weer terug op de Hommelstraat, ik ben overgegaan in een stevige wandelpas vanwege een lichte knieblessure die mij de laatste twee weken plaagt, stopt een zeer oude Toyota naast mij. Uit het neergedraaide raampje steekt een verweerd en stoppelig gezicht. Achterin veel visgerij! Aan het stuur het evenbeeld van de passagier (broers, tweeling wellicht?) In de viswinkel is hen uitgelegd hoe zij bij een Waalpier kunnen komen. Ik moet eerst even uitlachen en vertel hen dan over het eerste stel en hoe zij de strekdammen kunnen vinden.
Op het punt van scheiden vraag ik hen of zij mij niet even willen knuffelen, nu ik hen weer op het juiste spoor zette. Ook hier grote vraagtekens.
“Hebben jullie er niet over gehoord?,” vraag ik hen, “over criminelen die mensen, ouderen vooral, met een knuffel bedanken voor een kleine dienst? Hen op die manier beroven?” Dat hebben zij niet!
Uitleg doodt iedere grap!

dinsdag 9 juli 2013

College

Opnieuw prachtig weer. Terwijl ik langs de vijver bij de Tempelstraat ren, trekt een wilde eend zijn bronsgroene kop uit zijn bruingrijze verenpak. In zijn plaats zou ik, uit de veren komend, mij lekker rekken en strekken; deze hier geeuwt zelfs niet (kunnen eenden eigenlijk geeuwen?)
Op de dijk kies ik richting Weurt. Al spoedig komt het oude boerderijtje van Marlies in beeld: geen van de opstallen draagt nog dakbedekking, zelfs het oude varkenskot staat er stakerig bij: hier wordt binnenkort likeur gestookt. Waar geiten, schapen en koeien graasden zijn de benodigde hoogstamfruitbomen aangeplant.
Vier, mij tegemoet komende, fietsers zijn druk met elkaar zodat fietsen bijzaak is. Hen laten horen dat ik er ook ben voorkomt dat zij mij van mijn voeten karren. Dit bijna incident brengt mij terug naar afgelopen zondag: een groepje jonge mensen, studenten zo te zien, passeert ons op hun fietsen. Wij  rusten aan een picknicktafel aan het einde van het fietspad. Ik koos een strategisch plaatsje: zo kan ik langs een aantal hoge bomen nauwlettend de verrichtingen van het echtpaar Ooievaar volgen (en fotograferen). Zij poetsen niet alleen hun eigen veren maar ook die van hun kind en zo te zien geven zij dat bovendien uitvliegles!
Er is overleg tussen de jongeren die inmiddels van hun fietsen stapten. Een van hen keert terug met de vraag of zij bij ons mogen zitten. Natuurlijk mag dat, plaats zat!
“Maar”, klinkt het bezorgd, “wij zijn met z’n zessen hoor!”
“O, prima, wij schikken wel wat in!”
Riky en ik troffen mooi wandelweer, voor de eerste maal dit jaar, om ons te oefenen voor de 4Daagse. Zo konden wij zonder voorbehoedmiddelen op stap, zonder paraplu of regenjas bedoel ik. Door een fout in de Knooppunten Fietsrouteplanner van Falkplan, zo konden we nadien via Google Maps vaststellen, misten we bijna een van de mooiste trajecten van de route. Bijna, want ter plaatse besloten we ons papieren plan te verlaten en liepen we toch nog langs het veelbelovende watertje. Het maakte zijn belofte waar: met riet omzoomd (in gedachten zag ik Mozes drijven), veel waterplanten, schapen links, rechts en op het fietspad – er waren er verschillenden die zich in de rietkraag schuilhielden voor de hete middagzon – en groepen vogels die ons, vanuit diverse dicht opeen staande bosjes vlierbessen en meidoorns, trakteerden op zangconcerten. Hoe zou dit riviertje heten?
Een Chinese wijsheid luidt (ongeveer): ´Beter vijf minuten dom lijken dan de rest van je leven onwetend zijn!´ Dus, als de jongelui goed en wel zitten, vraag ik hen naar de naam van het watertje. De woordvoerder meent dat het Grebbe is, maar dat het plaatselijk vaak grift wordt genoemd.  Ondertussen haalt hij een dik cahier uit zijn rugtas waarop hem lacherig wordt gevraag of hij een heus dictaat heeft geschreven. Een ander wil weten of de professor hem wel goed betaald. Het laat deze ‘docent’ zo te zien onverschillig; hij nodigt Riky en mij uit om mee te luisteren. Het blijkt een veldles geschiedenis. Hij vertelt over de Hollandse Waterlinie, het belang van de Grebbeberg en de functie van de Grebbelinie (gegraven in 1745). Kort voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog besloot generaal Winkelman de in verval geraakte Grebbelinie te herstelen en het zelfs tot hoofdverdediging te bombarderen…
Wij luisteren geboeid en bekijken de landkaartjes en oude foto’s van kanonnen, kazematten en loopgraven. Als ik snel nog even de bewoners van het paalhuis controleer blijken zij uitgevlogen. Helaas ongezien! Wij stappen ook op en bedanken voor het genoten college.
Terwijl ik de Waardhuizenstraat in ren stel ik vast dat sommige Chinese gezegdes minder wijs zijn dan zij lijken!

vrijdag 5 juli 2013

Paradijs

Vandaag is de verjaardag van Niek. Twaalf jaar geleden, op de dag dat wij onze grootouderrol kregen toebedeeld, was het al behoorlijk warm toen de telefoon ons voortijdig uit onze slaap riep en wij ons naar het buurhuis spoedden om Niek voor de eerste keer in onze armen te mogen nemen. Vandaag voelt de temperatuur ook lekker aan maar het zal lang zo warm niet worden. Zal Niek al wakker zijn, vraag ik mij af, terwijl ik de Tempelstraat uit ren en voor een paar aanstormende automobilisten de Van Heemstraweg oversteek?
Ondanks het geraas van het verkeer, vooral die zware vuilniswagen laat zich luidruchtig horen, klinkt overal om mij heen het gezang van vogels. Ik ben daar vandaag extra op gespitst vanwege het treurig stemmende  artikel ‘Het laatste lied’ in de National Geographic, over het massaal afslachten van trekvogels die over het Middellandse Zeegebied trekken. Nou ja, trekken zij daar nu maar overheen, dan is er weinig aan de hand. Maar dat lukt ze nauwelijks. Ze krijgen weinig kans tegen de met professionele jachtmiddelen toegeruste jagers: geweren, MP3-spelers met vogelgeluiden, soortgenoten aan dunne draadjes, metalen klemmen, camouflagekleding en zo meer. Ik ben nog maar op een derde van het artikel en word bijkans misselijk van de film die de tekst bij mij oproept; vogeltjes die uit de bomen worden geschoten, pootjes en vlerken hermetisch aan stokken vastgelijmd, angstig fladderend om uit netten te kunnen ontsnappen. Naast de jacht voor het plezier – je bent geen echte kerel als je geen geweer kunt hanteren en niet op alles schiet wat maar beweegt – worden vogeltjes bejaagd voor menselijke consumptie, zelfs grasmussen. Hoeveel gram vlees zal een grasmus leveren? Dertig gram? Veertig? Op de markten van bijvoorbeeld Caïro en Tirana worden zij verhandeld. Sommige klanten hebben de dieren liever levend zodat de handelaar de gewenste vogeltjes ter plaatse voor hen keelt en plukt.
Vooral door de rust die rond de Waalbandijk heerst zijn overal om mij heen vogelgeluiden hoorbaar. Ik sta er van versteld hoeveel verschillende vogels ik hoor (blijkbaar betekent dit dat ik mij gewoonlijk doof voor hen houd!). Op het schapenweitje bevechten eksters elkaar om een of ander prooidier. Een blauwe reiger vliegt stil maar statig over. Kraaien hakken in de berm op zoek naar engerlingen. Drie ganzen in formatie gakken er zorgeloos op los. Ik denk aan het echtpaar Wielewaal: zij zijn juist de Sahara overgevlogen, uitgeput en uitgehongerd, ziet hij een schriel acaciabosje dat daar veelbelovend lonkt. Zijn felle kleuren maken hem in zijn duikvlucht tot een duidelijk zichtbare prooi voor de bedoeïenen die hier hun tent hebben opgeslagen. Hij fladdert dodelijk gewond in het hete zand. Zij is kansloos als zij, gevoed door adrenaline, een woedende aanval op de moordenaars inzet. Zij ontkomt nog ternauwernood en herneemt troosteloos haar vlucht naar het noorden, achter haar soortgenoten aan.
Hier vinden vogeltjes hun paradijs. En zij niet alleen: in Ede rukte de brandweer uit om een hamster te bevrijden. Dat gebeurde in de nacht van donderdag op vrijdag. Het toilet, waarin het diertje vast zat, werd gedemonteerd waardoor de knager gelukkig weer zijn eigenwijze gang kon gaan. In de badkamer, want dat is zijn domein, aldus het bazinnetje. Logisch toch?
Langs de strang bij Ewijk realiseer ik mij, vanwege al wat hier zwemt maar niet door mij wordt gezien – laat staan gehoord! – dat ik, wij Westerlingen, voor vissen minder gevoel kunnen opbrengen dan voor vogels. Wij zijn dus wel hypocriet bezig als wij de jacht op (trek)vogels veroordelen, want hoeveel haringen vangen wij in één trek? En met uitjes smaakt hij best!
Stel dat ik zou zijn geboren als zoon van Neptunus – een mindere zeegod mag natuurlijk ook –, hoe zou ik dan oordelen over de visvangst? Of over vissers uitgerust met trawlers, echoapparatuur, sleepnetten, en zo meer? Ik zou deze vreemdelingen de oorlog verklaren!

dinsdag 2 juli 2013

Filmpje

Ontspannen rennend op de Hommelstraat vallen de ballonnen in vele kleuren reeds van ver op. Zonneschijn geeft een extra feestelijk tintje aan het uitbundige tafereeltje. Feest? Ja, er is er weer een die de leeftijd van vijftig jaren heeft bereikt. Buurman ging haar een paar maanden geleden voor, iets dat eveneens niemand kan zijn ontgaan (zie Abraham.) Antoinette had het ook liever stil gehouden. Haar netwerk oordeelde echter anders. Zij beplakten een meterslang bord met een prent van een zevental dames die hun blote kont eerder schaamteloos aan een fotograaf toonden. En nu doen zij dat aan ons, argeloze passanten. Een al te intieme inkijk wordt ons vanwege tangaslipjes bespaard, dat nog wel. Deze huisvlijt zal vette voorpret hebben opgeleverd, vermoed ik, en een ‘stichtelijke tekst’ die ongezouten de jarige citeert: “Antoinette geeft er geen reet om.” Waar ‘er’ voor staat, dat vertelt de uitstalling ons niet. Geeft Antoinette niets om een feestje? Vindt zij het geen punt om de leeftijd van een Sarah te bereiken? Houdt zij niet van ontblote meidenbillen? Wat dan ook, jij en ik zullen het nooit weten.
Vrolijke ballonnetjes hingen ook in de hal van Karel. Dat was vanwege zijn ontslag uit het ziekenhuis. Karel wil een encyclopedie inzien maar kan zo hoog niet reiken. Toen ik hem daarbij hielp zag ik een bekend doosje in zijn kast. Na al die jaren zijn ze er nog! Het simpele kartonnen, donkerblauwe kokertje, transformeerde mij moeiteloos naar het Wadway van mijn jeugd. Een oudere buurjongen, laat ik hem maar Arie noemen want zijn naam wil mij nog steeds niet te binnen schieten, was in het bezit van een toverlantaarn. Daarmee kon hij plaatjes projecteren, maar ook stroken waardoor beelden tot leven kwamen. Een voorloper van de filmprojector. In het café van zijn ouders organiseerde Arie soms een filmmiddag voor de kinderen uit de buurt.
Terwijl ik over de Waalbandijk ren en verrast word door de hemelsblauwe bloemen van de wilde cichorei – verderop, vlak voor de T-kruising met de Brugstraat, waar deze planten vorig jaar zo welig bloeiden, je kon er jezelf gemakkelijk tussen verstoppen, is alles gemaaid  –, herinner ik mij zo’n heerlijke middag. Arie zette stoelen klaar als in een heuse filmzaal, de ramen werden verduisterd. Op een tafeltje stonden de lantaarn, voorzien van een fors glazen oog, en enkele kartonnen doosjes waarin de filmstroken zijn opgeborgen. In de pauze schonk hij glaasjes limonade, daarbij geholpen door zijn moeder. Nu ik daaraan terugdenk zie ik mij weer zitten, samen met Ria en Corrie, twee van mijn zusjes. Maar ook met broertjes, Nico en Jan, en kinderen van Loos, Dijkstra en Steur, en anderen waarvan ik mij de namen niet herinner. Bekende sprookjes kwamen in het duister schokkerig tot leven. Het Lelijk Eendje vulde soms het hele doek, maar ook de griezelige heks met haar gemene, bevroren grijnslach, zodat wij onze handen stijf voor onze ogen hielden! En ik hield mijn adem in toen de reus een oog opende; zou hij Klein Duimpje betrappen?
Heel bijzonder die filmpjes van Arie, in dat televisieloze tijdperk! Korte tijd later, voor het kind dat ik toen nog was leek het veel later, werden de ramen in het vijfde klaslokaal met kartonnen borden verduisterd. Een projectietafel werd tussen de middelste twee rijen schoolbanken geplaatst en de schoolborden werden achter een groot wit scherm verborgen. Zo maakte ik kennis met Dik Trom. Een echte bioscoopfilm met geluid, in zwart-wit weliswaar. Dat was nog eens iets anders dan lezen of voorgelezen worden!
Op de terugweg valt mijn blik opnieuw op de cichorei, blauw als korenbloemen. De laatste drie kilometers ren ik onhandig met een decoratieve ruiker afwisselend in mijn linker en rechterhand.