Het eerste
steile gedeelte maakt dat ik het gevoel krijg dat ik het vandaag niet red, dat
ik op mijn schreden terug zal moeten keren. Als ik nu iemand goede morgen zou willen
wensen zou mij dat niet lukken; ik heb al mijn asem nodig om mijzelf naar boven
te stuwen. Daar, op de Dreisesselweg, wordt het vlakker en kan het ritme van
mijn hartslag omlaag. Gossiemijne, wat een diep gat is het waar wij tijdelijk
in wonen! Die straat is met recht Zur Höll genoemd!
Hoewel het
nu nog redelijk fris is, belooft het opnieuw een heerlijk warme dag te worden,
een bijzondere dag voor ons!
Ik ren
langs de bankjes voor het raadhuis en zie ons daar weer zitten. Dat was
gistermiddag. In een van die bankjes gebruikten wij onze lunch. Toen waren we ons
nog maar net bewust van het feit dát het de bankjes voor ons raadhuis waren die
ons zo geschikt leken voor onze picknick. Kort daarvoor bevonden wij ons, in
onze beleving, op een heel andere plek.
“Hé, ze
hebben hier hetzelfde raadhuis dan in ons dorp!”, laat ik Riky verwonderd
weten. En onderwijl ik de naam op het wapenschild boven de deur lees roep ik: “Verrek,
het ís ons raadhuis!”
Het klinkt
ongelofelijk oenig, en dat is het ook, toch kan ik je vertellen dat het een
bijzonder vreemde gewaarwording is om je plotseling te realiseren dat je ergens
anders bent dan je veronderstelde te zijn! Mijn gevoel dat er veel niet klopte
– we kwamen tijdens de laatste vijfhonderd meter zijstraten en gebouwen tegen die
niet op de kaart stonden –,bleek dus niet aan de wandelkaart te liggen, zoals
ik voetstoots aannam, maar aan mij. Terwijl wij onze boterhammen aten – slechts
op zo’n vijfhonderd meter van ons tijdelijke domicilie – bestudeerden we in
alle rust het wandelplan en werd volkomen duidelijk waar wij de mist zijn
ingegaan.
Ik ren
inmiddels langs een boerderij, een van de velen in deze omgeving. Hier gaat de
weg weer vrij steil omhoog. De toegangsdeuren staan wijd open om het vee binnen
wat extra lucht en licht te gunnen. Twee koeien steken hun kop om de hoek van
die geopende deur. Een koeiengezicht, bruin met witte vlekken, boven dat van
een volledig wit dier. Zij laat mij loeiend weten het niet echt gezellig te
hebben, daarbinnen. En ik voel met haar mee. Ik gun de dames een heerlijke wei
waarin zij naar hartenlust kunnen grazen, dartelen, herkauwen in de schaduw van
een boom, wat zij ook maar willen; vrijheid in de buitenlucht. Nu rest hen
kuilgras vreten, poepen in een groep, liggen of staan, en dat alles op slechts een
paar vierkante meter.
Terwijl ik
over de Dreihiaslstrasse voort ren pieker ik over de vraag waarom de koeien in
dit gebied van Duitsland op stal worden gehouden (op slechts enkele plaatsen
zagen we vee in een wei.) Daar moet toch wel een zeer belangrijke reden voor
zijn. Mijn sombere gevoel daarover wordt weggevaagd door een wielrenster die
mij tegemoet komt suizen. Vlak voor mij gaat de weg voor haar weer bergopwaarts
en verliest zij haar vaart, ondanks haar verwoede pogingen. Zij roept mij
lachend iets toe, goeie morgen neem ik aan.
Het
ontstaan van onze verwarring, gistermiddag, was geheel te wijten aan het
restant van de ‘Dolores Claiborn’-vertelling
(een spannend verhaal van Stephen King). Ik hield mij voornamelijk met het
vertellen bezig en Riky met luisteren. Onderwijl wandelden we voort, nagenoeg
blind voor onze omgeving. O, je denkt dat ik overdrijf? Lees het verhaal zelf
maar dan begrijp je vast hoe dat kan!
Na
zevenenveertig jaar leerden wij iets nieuws: vertellen of luisteren naar
spannende verhalen, en tegelijkertijd op de juiste routewijzers letten gaan soms niet samen. Daar zullen we de komende dagen alert op moeten zijn!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten