vrijdag 28 maart 2014

Opgeschoren

Rennend over de Waalbandijk, daarbij opgewarmd door de zon, komen mijn boterham met pure chocoladehagelslag en het voorpagina-artikel ‘Voorkeurstem vaak genegeerd’, in de Gelderlander van deze morgen, bovendrijven. De herinnering hieraan maakt duidelijk dat ik nog altijd graag ontbijt met een boterham, bestrooid met dit in Nederland zo populaire beleg, en mijn ergernis over het feit dat politieke partijen van alles uit de kast (kunnen) trekken om maar zo veel mogelijk stemmers voor zich te winnen. Zij kunnen bijvoorbeeld een Breed Bekende Persoon ergens in de onderste regionen op hun kiezerslijst plaatsen. En als deze BBP naar verwachting veel rood gekleurde bolletjes voor diens naam verzamelt, zij dit feit vervolgens negeren door een andere kandidaat op de raadszetel te laten plaatsnemen. De smoes die vervolgens als verklaring naar buiten wordt gebracht kan zijn dat de betreffende politieke groepering een interne afspraak maakte om bij het innemen van de zetels de volgorde van de lijst aan te houden, ongeacht de voorkeurstemmen.
Ja, verzucht ik in mijzelf, het is vreemd gesteld met onze democratie. Terwijl ik dit constateer loeit een koebeest (rode geus) luidruchtig om aandacht. Even lijkt het er op dat zij met mij instemt, maar aan haar hele houding is te zien dat het haar niet interesseert of bij ons het volk al dan niet regeert. Zij heeft slechts oog voor de twee kalfjes die onder haar hoede rusten. Bij haar in de wei is het overzichtelijk geregeld, in haar weide gaan de dingen zoals ze gedurende vele eeuwen gaan terwijl wij, het volk, een Kieswet nodig hebben om eerlijk en transparant de vertegenwoordigers te kiezen die onze zaakjes in de raad naar onze wens gaan regelen (dat is tenminste de achterliggende gedachte.)
Wij zijn zo trots op de werking van onze democratie dat wij daar zelfs een exportartikel van maakten. Alle naties die op een andere wijze worden geregeerd proberen we te winnen voor onze manier van besturen. Aan sommigen hebben we echter een zware dobber. Neem bijvoorbeeld Noord-Korea. Soms sijpelen verhalen door het stevige cordon waarmee het land zichzelf afzondert van zo ongeveer de rest van de wereld. Of het waar is weet ik niet, maar grappig is het wel: de Grote Leider, Kim Jong-un, ziet graag dat alle Noord-Koreaanse mannen kiezen voor de wijze waarop hij zelf gekapt door het leven gaat. Opgeschoren, zodat de rest boven op zijn hoofd in een bloempot past. Misschien wil hij graag bewonderd worden en heeft hij gehoord dat mannelijke fans van The Beatles hun haren in navolging van hun idolen, lieten groeien. Het kan ook zijn dat de Grote Leider eenvoudigweg niet van lang haar houdt, ook niet als dat op andermans hoofd groeit. Hoe dan ook, het is logisch dat in een samenleving met een dergelijke onderdrukkende politiek de meest bizarre verhalen kunnen ontstaan.
De buitenissige situatie in een land als Noord-Korea neemt niet weg dat wij in Nederland behoorlijk voor de gek worden gehouden door sommige politieke partijen die graag namens ons op het gemeentepluche plaats willen nemen. Zulk kiezersbedrog is overigens helemaal niet in het belang van politici die juist het vertrouwen van hun electoraat willen (her)winnen!
Hoewel het nu al een werkdag vergt om de Kieswet van A tot Z te lezen, stel ik voor er een hoofdartikel aan toe te voegen waarin is vastgelegd dat degene die door stemming is gekozen, geacht wordt in persoon een raadszetel in te nemen. Weg met alle malligheid; weg met de lijstduwers; ik wil geen kandidaten die uitsluitend op een kieslijst staan om het aanzien van een politieke groepering aantrekkelijker te maken.
Zo, dat is er uit.
O ja, nog dit: ik weet het nu zeker, ik ga mijn zomervakantie niet doorbrengen in Noord-Korea. Veel te verwarrend, al die mannen die er uitzien als Kim Jong-un.




dinsdag 25 maart 2014

Thermosfles

Een passage over een bijna noodlottig ongeval bij het parachutespringen, in het voorwoord van het verhaal van neurochirurg Eben Alexander over zijn reis naar het hiernamaals (in ‘Na dit Leven’), bracht mij terug in mijn eerste Volkswagen Kever. Herinnerde mij aan een ervaring tijdens een ongeval die ik misschien wel eens met anderen heb gedeeld, maar aan de werkelijkheid daarvan ik ben gaan twijfelen. Ik heb mij regelmatig afgevraagd of het wel is gegaan zoals ik het mij herinnerde en na verloop van tijd liet ik het los. Vergeten ben ik het nooit. Dank zij de ervaring van Eben Alexander weet ik dat ik het mij herinner zoals het werkelijk is gegaan. Dit ging er aan vooraf:
In het najaar van 1966 rijd ik in mijn kevertje naar mijn werk in Heerhugowaard. Hoe lastig dat ook is, ik blijf ruim onder de maximale snelheid want in de nacht heeft het licht gevroren. Na een paar honderd meter op de Kaag tussen Spanbroek en Obdam, zie ik aan de linkerkant van de weg bij de dam van een boerderij, een chauffeur van een vrachtwagen van zuivelfabriek Aurora, die een paar fietsers laat passeren en vervolgens zijn portier opentrekt om weer achter het stuur te klimmen. Even daarvoor heeft hij een aantal lege melkbussen afgezet en volle met de melkgave van deze morgen ingeladen.
Ik laat automatisch het gas los ondanks de verwachting dat de melkrijder mij voldoende ruimte zal geven. Een dot grauwe stoom uit de uitlaat laat echter zien dat de vrachtwagen op gaat trekken. Om uit de berm te komen stuurt de chauffeur het gevaarte ruim over de as van de weg en verspert daarmee mijn vrije doorgang. Deze onverwachte manoeuvre dwingt mij tot een keuze: remmen of uitwijken naar de berm. Ik kies voor het laatste vanwege mogelijke gladheid. De zachtheid van de berm remt mijn auto te veel aan een kant zodat ik tegenstuur geef. Mogelijk iets te veel: terwijl ik weer terug op de weg kom voel ik dat ik in een slip raak…
Alexander schreef de manier waarop hij een fatale botsing met een collega-parachutist kon voorkomen, aanvankelijk toe aan het gelukkige bezit van een buitengewoon instrument; zijn hersenen. Maar zijn reis gedurende zijn diepe coma (hersendood) leerde hem dat een ander deel van hem in actie was gekomen. Een deel dat snel kan handelen omdat het niet vastzit in de tijd zoals ons lichaam en onze hersenen daarin vastzitten. Ik kon dat met hem meevoelen:
Op het moment dat mijn Volkswagen in een slip raakt krijg ik het sterke gevoel dat de plaats waar ik zit niet veilig is. De passagiersstoel is beter. Om daar te komen moet ik over de console klimmen waarin handrem en versnellingspook zijn opgenomen. Ik ben bang dat ik dat niet haal. Toch aarzel ik niet. Mijn broodtrommeltje en thermosfles schuif ik van de zitting van de passagiersstoel onderwijl ik mijn rechterbeen zo hoog mogelijk over de ver uitstekende versnellingshandel heen til. Ik land op mijn rechterheup en trek mijn linkerbeen bij. Maar de versnellingspook zit een beetje in de weg…
Terwijl ik over de Hommelstraat ren, weer op weg naar huis, weet ik weer hoe toenmaals de tijd in mijn Kevertje stil leek te staan, zo traag verliep dat ik voldoende tijd kreeg om mijzelf in veiligheid te brengen.
Er is geen geluid. De tijd rekt zich uit tot ook mijn linkerbeen vrij komt. Mijn plaats achter het stuur wordt ingenomen door de boom waaromheen mijn auto zich krult…
Mijn eerste gedachte ging uit naar mijn thermosfles. Die leek nog intact maar was gebroken. Ik weet nog dat ik dat jammer vond. De voorruit, ook nog heel, lag op de kofferdeksel. Als ik niet tot het besef was gekomen dat ik daar weg moest zou ik dit verhaal nooit hebben kunnen opschrijven. 

vrijdag 21 maart 2014

Asbestopruimers

Herman – de uit de kluiten gewassen Schotse Hooglanderstier – staart mij mismoedig na vanaf het overhellende schuurtje, waarnaast hij nog enige beschutting lijkt te vinden tegen de verkillende regen uit het noordwesten. Ik benijd hem niet, daar in zijn afgetrapte weitje, ondanks zijn stoere horens. Terwijl ik aan hem voorbij ren bedenk ik dat, in zijn plaats, mij niets anders zou resten dan voortdurend in een depressie schieten. Dat is ook wat de boerenwoning van de voormalige familie Roelofs bij mij oproept. Inmiddels hebben mannen in beschermende kleding en voorzien van mondkapjes, het dak van het woongedeelte en de schuur gedemonteerd zodat asbest – dat waarschijnlijk als isolatiemateriaal onder de dakpannen was aangebracht (in 1993 als bouwmateriaal in de ban gedaan) – veilig kon worden verwijderd. Ik neem aan dat het huis gesloopt en herbouwd zal worden, maar een grondige verbouwing behoort natuurlijk ook tot de mogelijkheden. Ik ben benieuwd naar het vervolg.
Op de Waalbandijk gaat het recht tegen de wind en de regen in waardoor ik mijn handen niet warm kan houden (stom hoor, dat ik mijn handschoenen niet aantrok). Deze verkillende wind en regen, maar ook het ontbreken van andere hardlopers, fietsers en wandelaars, maken mijn wereldje klein. De mannen in witte pakken komen weer binnen. Het duurt even maar dan begrijp ik ook waarom: dat heeft alles met Geert (Minder) Wilders en zijn partij te maken. Het lijkt er op dat Geert – door ‘zijn’ Kamerleden en adepten ‘minder’ te laten scanderen, als antwoord op zijn vragen of zij respectievelijk meer- dan wel minder Europa, PvdA en Marokkanen in Nederland willen – eindelijk zover over de schreef is gegaan zodat meer politici bereid zijn hem aan te pakken, hoewel het wel even duurde voordat onze minister-president een gaatje vond om uit zijn dilemma te geraken. Zijn eerste kabinet kon functioneren vanwege de gedoogsteun van de Partij Voor de Vrijheid, misschien vindt Mark deze situatie, gezien dat gedogen en verschillende botsingen (Wilders: “Doe eens normaal, man”, Rutte daarop: “Doe zelf normaal”), extra moeilijk. Overigens, er is vanwege de gescandeerde wens van Wilders en de zijnen (voor zover ik meen te weten) nog niet een Marokkaan uit Nederland vertrokken, maar al wel een Kamerlid uit de Partij Voor de Vrijheid (en er zullen er waarschijnlijk meer volgen!)
Ik word uit mijn overpeinzingen gehaald door reeksen roffels van een kleine bonte tamboer. Een lezer vroeg mij naar aanleiding van mijn blog van dinsdag (‘Tweebeners’), waarom ik meende dat de ‘valhelm’ van spechten superieur is aan die van ons. Ik denk dat een technische vergelijking niet mogelijk is. De specht heeft een dikkere hersenpan dan andere vogels. Daarnaast sponsachtig weefsel tussen bovensnavel en schedel, dat werkt als een schokdemper, en zijn de hersenen relatief klein en dusdanig ingesloten dat die niet mee schudden. Wil je er alles van weten? Er is een erg leuk boekje, geschreven door Monica Wesseling, waarin honderd vogel-vragen worden behandeld (‘Waarom krijgt een specht geen koppijn?’)
Nog even terug naar de racistische opvattingen en uitspraken van Wilders in relatie tot de mannen in de witte pakken, de asbestopruimers: Racisme in een samenleving is als een gemene bacterie in ons lichaam (dit zou trouwens een prachtig gegeven kunnen zijn voor een nieuwe spannende roman van Stephen King. Ik 'lees' nu al de alinea's waarmee hij de kop van Wilders omschrijft!)
Artsen en verpleegkundigen beschermen zichzelf tijdens de behandeling van patiënten die ziekteveroorzakende bacteriën, of andere enge dingen, hebben opgelopen zoals de asbestopruimers zich beschermen tegen kankerveroorzakende vezels in asbest.
Ik raad politici aan ‘mentaal beschermende kleding’ aan te trekken voordat zij zich op de vuile klus storten die het bestrijden van de racistische neigingen van Geert (Minder) Wilders en zijn clan nu eenmaal is.

dinsdag 18 maart 2014

Tweebeners

Terwijl ik over de Waalbandijk ren, alweer op weg naar huis, luister ik naar ritmisch tikken als van een kind dat af en toe zijn houten ratel ronddraait. In het bos rond Slot Doddendael hebben de spechten het bepaald druk. Af en toe klinkt er een omfloerste roffel wat verder weg dat beantwoordt lijkt te worden door een korte reeks tikken dichtbij.
Ik peins over de voorzieningen die spechten hebben ontwikkeld om te voorkomen dat ze zichzelf een hersenschudding bezorgen (daarbij valt onze valhelm in het niet), als een akelige schreeuw mij daaruit losscheurt. Rechts van mij wordt opnieuw om hulp geschreeuwd. Net voorbij het bos speur ik de stukjes weiland en het veld af. Iets dat zich achter de boerderijtjes aan de Binnenweg ophoudt lijkt dit ijselijk schreeuwen te veroorzaken. Daar is het weer, langgerekt en zangerig klinkt een doordringende kreet als van iemand in nood. Deze keer wordt het nog eens kort herhaald: “Muehheuhe…huehh!”. 
De stem heeft niets menselijks en is onmiskenbaar afkomstig van een schaap; een nog jong dier dat om z’n moeder roept, zo stel ik mij voor. Als zij haar klanken als een mensenkind zou kunnen coördineren zou ik het arme dier kunnen verstaan: “Mamahhaa…..help!” En nog eens: “Mamahha….. waarbhenjhe?”
Ik bedenk dat het jonge lam – een meisje waarschijnlijk (maar Gretha had ook een jongetje kunnen zijn zoals later zal blijken) – in alle vroegte met haar vriendinnen van de moederdieren is afgedwaald. Zij ravotten een poos rond een greppel met sappige lange grassen, ontluikend riet en een aantal knotwilgen. Gretha danst ingewikkelde figuren om de grillige boomstammen en verliest zich zodanig in het ontwijken van haar vriendinnen dat zij plotseling helemaal alleen blijkt te zijn. Het spel is niet leuk meer. Zij wil naar mama maar wordt belemmerd door grofmazig gaas. Haar roep om hulp wordt echter niet beantwoord.
Ondertussen kouten Greet en Bets druk met elkaar terwijl zij de sappigste punten van het korte gras bijten. Hun discussie gaat weer om het eeuwige dilemma: ondernemen we actie of juist niet? De vriendin van Gretha’ moeder weet het zeker, als je onrust stookt word je uit de kudde verwijderd en moet je maar zien dat je iedere dag voldoende bij elkaar kunt grazen: “En hoe kom je dan van je dikke wintervacht af?”
Bets dempt haar stem: “Die Dorothee, die wist het wel, zij vertelde…. Weet je eigenlijk wel wie ik bedoel?”
Greet kijkt haar vriendin peinzend aan: “Bedoel je…., Dorothee Knot?”
“Nee meid niet die tuthola, ik heb het over Dorothee van de Wolvaert!”
Aan Greet’ glazige grijsblauwe ogen is te zien dat zij die dame niet kent, desondanks: “O, die. Wat is er met haar?”
Ik zal het verhaal van Bets hier niet letterlijk weergeven omdat de hartsvriendin van Greet gewoonlijk nogal wat zijpaden inslaat. Waar het op neer komt is dat haar Dorothee van de Wolvaert zeker meende te weten hoe het komt dat er maar zo weinig mannen zijn, en dat de tweebeners wel meer van hen willen dan hun vuile en flodderige winterjassen. Als schapen lammeren zijn zij zwak. En terwijl de mannen elders werken, hen niet kunnen beschermen, stelen tweebeners hun zonen die zij eten als waren zij gras en kruiden! En ze zijn slim: af en toe laten zij er één bij zijn moeder zodat de kudde niet tegen hen in opstand komt.
De alarmroepen van het lam lijken geheel aan de kletsende dames voorbij te gaan. Totdat: “Hé, is dat jouw Gretha niet?”
“Ach ja meid, ik hoor haar wel hoor, maar ik ben nu wel klaar met dat gesabbel. Zij moet leren haar eigen kostje bijeen te grazen. Binnenkort komen er immers nieuwe kleintjes!” Na een langdurige pauze vervolgt Greet peinzend: “O, als er toch een manneke bij is! Ik hoop dat ik het dit keer bij mij mag houden.”
Ik heb te doen met die schapen, maar het zijn wel kwebbelkousen hoor!

vrijdag 14 maart 2014

Stamppotmaaltijd

Dichte mist verstopt alles en iedereen onder een dikke kille deken; alles, zelfs de ochtendgeluiden. Die klinken nu alsof ik hoognodig naar de dokter moet om mijn oren te laten uitspuiten. De pimpelmezen die hier op de Hommelstraat als vlinders voor mij uit fladderen, vormen daarop een uitzondering. Zij klinken zoals je dat van mezen mag verwachten: vrolijk en melodieus. Het paartje daagt elkaar uit, landt op een dunne twijg van een van de wilde kersenbomen om daarna verstoppertje achter de ruwe stam te spelen.
Deze dichte nevel zorgt ook voor een schrik- of verrassingseffect, af en toe. Zo floept vlak voor mij plotseling een fietser uit de kolkende dampen tevoorschijn. Aan zijn rechterhand voert hij een hond. Het dier trekt zo hard aan zijn lijn richting berm, dat het een wonder mag heten dat de man in staat is zijn rijwiel rechtdoor te sturen. Doordat zijn vel door de leiband wordt weggetrokken lijkt het rechteroog van de viervoeter half uit de kas te puilen. Ook zijn luchtpijp wordt gedeeltelijk dichtgetrokken; zijn asem gaat akelig raspend in en uit.
Op de Waalbandijk verschijnt langzaam een ritmisch heen en weer zwaaiende paardenstaart vanuit de mist, waar ik traag op in loop. Daarna zie ik, beurtelings twee gifgroene schoenzolen en tot slot de gestalte verschijnen van een geheel in het wit geklede hardloopster. Plotseling doemen naast haar de contouren van een aantal wandelaars op.
Uit de Brugstraat rijdt een vuilniswagen traag de dijk op. Hoewel ik niet kan zien of het hier om het nieuwe type gaat, herinner ik mij de rommel die ik vanmorgen op minstens twee plaatsen zag. Dar – ‘…en ’t is weer fris!’ – heeft in verschillende straten van ons dorp verzamelplaatsen voor het aanbieden van vuilcontainers en afvalzakken ingericht (al mijn buren voldeden aan het verzoek dat we vorige week in de brievenbus vonden). Het gft-afval, dat vanmorgen mocht worden aangeboden, haalt de dienst in de nabije toekomst met een ‘zijlader’ op. De chauffeur van zo’n vuilniswagen met zijlader kan vanuit zijn cabine, met de grijparm vuilcontainers oppakken, omkiepen en weer terug plaatsen. Omdat dit ‘…efficiënter is én minder zwaar is voor de inzamelaars’, meldt hun folder (zij vertellen er niet bij dat daardoor weer veel mensen hun baantje gaan verliezen.)
Blijkbaar is men in een aantal straten al met dat nieuwe type vuilniswagen aan de gang en moet de chauffeur het kunstje nog onder de knie zien te krijgen. Dat verklaart wellicht de rommel die ik zag: resten van groene kool en op een andere plek lagen uitgebloeide rozen en een bergje aardappelschillen. Het viel mij op hoe dik die waren, die aardappelschillen bedoel ik. Wij hadden er nog een flinke stamppotmaaltijd uit kunnen bereiden. Maar dat terzijde.
Wij zijn allemaal enthousiast bezig met het scheiden van afval, met de complimenten van het gemeentebestuur. Maar er kleven ook nadelen aan dit scheiden: er zijn verschillende vormen van ophalen noodzakelijk en rond onze woningen is veel ruimte nodig voor de verschillende containers en zakken – gft (groente, fruit en tuinafval), plastic, papier en karton en restafval. Daarnaast bewaar ik nog afgedankte huishoudelijke apparaten, glas, piepschuim, textiel en metaal om dat af en toe naar de gemeentewerf te brengen.
Afgelopen week las ik het artikel ‘Amerikaans afval Friese goudmijn’ in de Gelderlander. In de Amerikaanse staat New York ontwikkelen en verkopen twee Friese broers, Erik en Pieter Eenkema van Dijk, recyclingfabrieken. Ik krijg daaruit de indruk dat de Amerikaanse recyclingmarkt iets voorloopt op dat in Nederland. Nu scheidt hun nieuwste fabriek zelf het afval: dat scheelt bewaarruimte en tijd, alles kan in één container en efficiënt, in één rit worden opgehaald.
Misschien hebben we wel te vroeg besloten voor onze gescheiden inzameling!


dinsdag 11 maart 2014

Klauwen

Boven de laurierstruikjes uit, voor Tuincentrum Bull, kijken vijf narcissen verbaasd als Langnek om zich heen. Met hun roombotergele bloembladen en oranjegele trompetten maken zij een onschuldige indruk op argeloze hardlopers zoals ik. Maar zijn zij wel zo onschuldig? Misschien zijn zij gedrost toen zij nog van die lelijke knollen waren. Ik verbeeld mij een oudere dame. In het afgelopen najaar kocht zij ze in een opwelling (zoals dat gaat met artikelen die bij de kassa staan uitgestald.)
Buitengekomen maakt mevrouw de verpakking open. Zit er wel het juiste aantal in? Het klopt! Tevreden frommelt zij het zakje onder haar fietssnelbinders, iets dat met haar reumatische vingers nog een hels karwei is. Zuchtend stapt zij op en rijdt voorzichtig het terrein af. Een automobilist zet zijn geparkeerde wagen in de achteruit, geeft gas en kijkt dan pas of het wel kan, zoals veel chauffeurs en chauffeuses gewoon zijn te doen. De oude dame slaakt een gilletje en stuurt haar fiets ternauwernood achter de brutale bumper om. Uitgerekend dat moment misbruiken de narcissenknollen om zich sneaky onder de binders uit te wurmen.
Thuisgekomen twijfelt de dame over haar aankoop: “Ik ben zo vergeetachtig de laatste tijd!”…
Mijn bank en ik, wij behouden voldoende geheimen om onze relatie gezond te houden en probleemloos voort te zetten. We zijn transparant in ons gedrag voor zover nodig, om inzichtelijk te maken wat wij voor elkaar willen betekenen. Daarover hebben we een aantal heldere afspraken.
De bank registreert alle handelingen die ik via mijn bankrekeningen verricht. Ik moet zeggen dat zij daarin een Pietje Precies is! O, er zijn wel een paar dingen die zij buiten mij om doet. Zij vertelt mij bijvoorbeeld niet hoe zij mijn spaargeld inzet en hoe hoog haar profijt daarbij is (blijkbaar verdient de bank minder aan mijn spaarcentjes, de laatste jaren, want de rentevergoeding is nog maar een schijntje van wat het eerder was.) Ik van mijn kant, vertel haar bijvoorbeeld niet wat ik met het geld doe dat ik cash. Zo gezien is onze relatie eigenlijk als in een goed huwelijk: je houdt elkaar effectief op de hoogte maar niet al je denken en doen deel je met elkaar.
Er wordt de laatste dagen erg opgewonden gedaan over een nieuw plannetje van mijn bank. Zij wil met name een grotere opbrengst genereren uit mijn consumentenprofiel, uit de kennis die zij verkrijgt vanwege het noodzakelijke registreren van mijn bankhandelingen. Ik hoor mensen roepen dat dit Grote Schande is.
In een radioprogramma heeft een beller het over de functie van mijn bank: “dat kan die bank toch niet doen, zij heeft toch een nutsfunctie in onze samenleving!”
“Juist daarom bedenkt de bank nieuwe acties,” roep ik tegen die geagiteerde beller, maar die hoort mij niet; mijn bank moet immers continu kiezen voor alternatieven met het grootste nut. Dat is haar functie!
Als je goed naar al die commentaren luistert zou je denken dat mijn bank zijn poten naar ons, consumenten en cliënten, uitsteekt. Onze tegoeden valselijk bedreigd. Nu heeft mijn bank een aantal stevige klauwen, maar net als Loes, de poes van onze buurtjes, houdt zij haar nagels gewoonlijk ingetrokken tenzij zij er echt gebruik van moet maken. Bijvoorbeeld om haar nutsfunctie waar te kunnen maken.
Weer terug bij Tuincentrum Bull kijken de narcissen mij opnieuw trouwhartig na. Hé, denk ik, de dame die haar knollen miste kan ook bij haar bank zekerheid over die transactie verkrijgen!
Hoe dan ook, ik vertrouw er op dat mijn bank mij desgewenst zal vragen of ik instem met de verkoop van mijn consumentenprofiel (wat zou mij dat opleveren?) Die geef ik natuurlijk niet, die instemming; een goed huwelijk moet je nooit verpesten!

vrijdag 7 maart 2014

Donsballetje

Vlak voordat ik op de Hommelstraat aan het boerderijtje van Marie voorbij ren komt het winterkoninkje weer in beeld. Een paar weken geleden stak het hier bijna ongezien de weg over. Bijna, want op het allerlaatste ogenblik zag ik in mijn ooghoek een donker vlekje langs mijn voeten vliegen, zo laag dat het leek alsof het als een vluchtende muis over het asfalt rende. Even voelde ik schrik voor een botsing. Dat was een onderschatting van het vliegvermogen van dit kleine bundeltje dons en veren. Direct daarop hoorde ik het karakteristieke geschetter gevolgd door een ijl trillertje uit de dichte struiken rechts van mij.
Dat was het moment dat ik voor het eerst een imaginair gesprek met het Klein Duimpje (op de goudhaan na het kleinste vogeltje van Nederland) onder onze standvogels voerde, een gesprek dat we nu voortzetten, op het moment dat Marie haar gordijnen openschuift (ik weet niet of zij mijn armzwaai wel ziet).
“Ik schrik van u, het scheelde weinig of ik had u onder de voet gelopen.”
“Ach,” antwoordt man winterkoning, “zo’n vaart liep dat niet hoor. U onderschat mijn vliegkunst. En bovendien had ik u al lang en breed horen aan komen stampen!” Vanwege dat ‘stampen’ voel ik mij eigenlijk een beetje beledigd, maar laat er niets van blijken: “Ja, dat kunt u nu wel beweren, maar u vloog erg laag bij de grond!”
“Wat bedoelt u?” Het kleine mannetje klinkt een beetje snibbig. In mijn verbeelding zie ik zijn staartje venijnig opwippen.
“Ik bedoel niet dat uw gedrag lomp was, of banaal, als u dat soms mocht denken, ik bedoelde te zeggen dat u wel erg laag over het asfalt vloog zodat ik u ternauwernood zag.”
“O, maar dat was ook mijn bedoeling. Ik gedraag mij zo onopvallend mogelijk. U moest eens weten hoeveel anderen argeloos voor de poes zijn!” Ja, denk ik, daar heeft hij vast wel gelijk in. Ik herinner mij gelezen te hebben dat winterkoninkjes zich steeds zo gedekt mogelijk houden en zich liefst in dicht struweel ophouden, waarin zij ook hun nestje bouwen. “Ik heb gelezen dat het eerste kievietsei eergisteren is gevonden. Heeft u uw nest al klaar?”
“Há,” roept de dreumes triomfantelijk, “wel meer dan één! Mijn vrouw zit al te broeden hoor. Daarom kan ik rustig met u kletsen.” Dat is waar ook, winterkoningen maken meer nestjes waaruit het vrouwtje er één kiest. “Nou,” zeg ik, “u bent een ijverige man. Wij bouwen er altijd maar één.” Terwijl ik dat zeg weet ik dat ik iets te stellig ben en zie ik veel nieuwe kantoorpanden zoals het Fifty Two Degrees in Nijmegen gedeeltelijk leeg staan, en sommige zelfs helemaal. Daarin lijken we toch een beetje op dit ijverige vogeltje: we bouwen er alvast en wachten af welke in de smaak vallen.
Het lijkt alsof dit donsballetje mijn gedachten leest: “Echt waar? Bouwt u maar één nest? Waar moeten uw kinderen dan spelen of schuilen? Ik moet er niet aan denken dat zij geen nest vinden om in te slapen of er voor rovers in weg te duiken!”
Ik vertel hem over onze huizen. Dat het niet alleen de vrouw is die kijkt of het haar bevalt en dat het groot genoeg is voor een heel gezin, en we een groot deel van ons leven daarin doorbrengen, maar dat we het gewoonlijk niet zelf bouwen. Het winterkoninkje valt van verbazing een heel poosje stil onderwijl ik weer op huis aan ren. Dan klinkt het timide: “Tja, dat is wel een erg vreemde zaak! Wil uw vrouwtje dan wel een ei leggen, in zo’n oud en vuil nest?”
Ach, denk ik bij mijzelf, wij doen eigenlijk niet anders dan dit kleine vogeltje. Als het lente is of een kleintje op komst, stofferen we ons huisje toch ook als nieuw!

dinsdag 4 maart 2014

Ramshoorn

Terwijl ik de beijzelde bielsen van de opgang naar de Waalbandijk neem realiseer ik me dat mijn koutje gedurende de afgelopen weken toch wat meer van mijn conditie heeft gevergd. Zelfs het bemoedigende krassen door twee eksters, die mij bovenaan de ruwe trap vol ongeduld opwachten helpt nauwelijks; als ik nu over de steile Zur Höl naar de Dreisesselstrasse zou rennen, zoals ik afgelopen zomer tijdens onze vakantie regelmatig deed, zou ik zeker moeten afhaken. De beloning is er evengoed: een prachtig wolkenloze winterhemelkoepel spant zich royaal over rivier en uiterwaard, waarin een aantal Rode Geuzen gemoedelijk en volkomen tevreden hun portie knapperig bevroren grassen grazen.
Ik ben alweer op weg naar huis, mijn keerpunt lag iets dichterbij dan gewoonlijk, als mijn aandacht gevangen wordt door de ambiance gevormd door een tableau bestaande uit een afgewaaide grillige boomtak en een (ter plaatse verloren?) zwarte handschoen, tegen de achtergrond van een omgeploegd stuk land. Het zal zo niet zijn bedoeld en ook niet door hem gearrangeerd, toch doet de opstelling mij direct denken aan een ruw arrangement, zorgvuldig ter plaatse opgebouwd door Ronald Tolman, kunstschilder, graficus en beeldhouwer, als studie voor een toekomstig kunstobject. Als je het werk van Ronald kent, en de compositie hier ziet, zou je direct met mij instemmen: dit is een voorstudie voor een nieuwe verbeelding van Tolman! Ken je het niet?, het werk van Tolman bedoel ik, bekijk dan een paar voorbeelden.
Dit is wat ik mij verbeeld terwijl ik langs de ruwe tak met handschoen ren: een klein deel van een bovenlichaam en het knoestige hoofd van een wanhopige figuur – Oekraïne, ik weet het zeker, dit is het volk van het moegestreden Oekraïne – die onherroepelijk in het drijfzand van samengebalde machten dreigt weg te zakken. Hij (zij, het) strekt een dorre arm stakerig naar gewenste hulp, de hand bevallig met bijna schaamteloos gekromde wenkende vinger als om wie dan ook te verleiden. Want maakt het iets uit wie Oekraïne uit de knellende omhelzing van Rusland redt? Europa, Amerika, China? Wie de helpende hand ook reikt zal op eieren moeten lopen om deze figuur niet op te schrikken en verder weg doen zinken in de kleffe brij van corruptie en macht.
Rusland, dat zich laat leiden door Poetin, doet er alles aan om de wereld (en zichzelf) duidelijk te maken dat zijn stiekeme invasie, zijn aanvankelijk druppelsgewijze binnensluipen, was voorzien en aangekondigd. Dat zijn inval slechts de bedoeling heeft om ‘eigen burgers’ te beschermen.
Heb je hen ook gezien? Die zwaarbewapende Russische soldaten die afwachtend in een cirkel rond een Oekraïense kazerne stonden opgesteld? Toen ik dat zag moest ik denken aan het Bijbelse Jericho. De Joden belegerden wekenlang de met dikke muren omringde stad Jericho. Zij bestormen de stad niet maar lopen op bevel van God een week lang dagelijks zeven keer rond de stad. Voorop lopen de priesters met de Heilige Ark van het Verbond en blazen op hun ramshoorn. En op de zevende dag, op Sabbat, storten de muren onder triomfantelijk hoorngeschal ineen. Dit wordt nog steeds een wonder genoemd, zoals het wonder van de Rode Zee waar het water zich splitste.
Gaan de Russische militairen ook rond de vestingwerken van Oekraïne lopen? Dwingen zij de ingesloten militairen slechts met hun angstaanjagende aanwezigheid zich over te geven? Wat als zij zich lijdzaam overgeven? Wat doet Poetin? Blijft de Oekraïner bevolking zich afzijdig houden? Wat doet Europa? Iedere daad kan het wankele evenwicht verstoren.
‘God houdt zich aan Zijn verbond’, schreef ik gisteren boven een condoleance aan de nabestaanden van Dick, want hij vond houvast in de belofte van God. Ik ben wel Katholiek opgevoed, maar in wezen atheïst, min of meer. Toch hoop ik op een wonder, hoop ik dat Oekraïne ongeschonden uit het politieke drijfzand wordt verlost!