vrijdag 31 juli 2015

Vampiers

Een vrouw komt met haar fiets aan de hand uit de afrit die naar volkstuintjes leidt, en tevens naar het afgetrapte weitje waarin mijn vriend Herman sinds jaar en dag wat suffig ronddoolt. Hoewel, het grootste deel van de tijd staat deze zwartharige kolos met afhangende kop stil voor zich uit te staren, af en toe knabbelend op het of ander dat van zijn gading is. Of hij ligt half op zijn zij, duttend, herkauwend en de wereld om hem heen beziend vanachter het ruige neerhangende haar waarmee zijn kop begroeid is.
      Vanaf deze afstand, ik ben minstens nog honderd meter van haar verwijderd, zie ik aan de onzekerheid waarmee zij op haar fiets stapt dat het om een oude vrouw gaat. Zij kiest de richting die haar naar de Waalbandijk voert. Kennelijk vergist zij zich want zij stapt weer af, keert met moeite haar rijwiel en stapt met dezelfde onzekere bewegingen opnieuw op. Ik voel mededogen omdat zij zo kwetsbaar oogt.
      Eigenlijk wil ik iets over vampiers vertellen, hoewel ik zelf nog niet over hen hoorde, niet over Margje, want zij is het die mij tergend langzaam tegemoet komt fietsen, en ook niet over Herman. Margje heeft, voor zover ik weet, niets met vampiers van doen. Ik ken haar als een vriendelijke dame die gewoonlijk opgewekt door het leven gaat, zodat ik mij niet kan voorstellen dat haar ooit het gevoel bekruipt dat zij ‘iemands bloed zou kunnen drinken!’
      Terwijl Margje links aan mij voorbij gaat is van haar gebruikelijke vriendelijkheid en opgewektheid weinig te zien. Zij reageert niet op mijn groet. Zij heeft mij waarschijnlijk helemaal niet gehoord of gezien, maar kijkt met gespannen gelaatstrekken strak naar het asfalt dat onder het voorwiel verdwijnt.
      Verderop passeer ik Herman die iets van de levenslust van Margje lijkt te hebben overgenomen. Hij raapt het een of ander met behulp van zijn lippen en tong van de grond en staat daarop te kauwen, met een enthousiasme die ik zelden van hem zie. Heeft Margje hem iets lekkers gebracht? En terwijl ik mij dat afvraag voel ik een steek van jaloezie.
      Wat is er gaande?
      Met een lekker gangetje over de Waalbandijk joggend – het rennen voelt heel wat beter dan afgelopen dinsdag – peins ik over hetgeen ik net heb meegemaakt. In die stemming bereik ik de Tacitusbrug en zie een gehelmde man in een geel hesje iets in een apparaatje roepen. Hij wijst een collega, die in het bakje van een hoogwerker staat, naar een punt dat ik niet zien kan. Opnieuw passeert hier een situatie waaraan ik part nog deel heb.
      Na mijn keerpunt verandert alles ten goede.
      De zon schijnt nu in mijn gezicht en tegelijkertijd dwars door de bloemen van de wilde cichorei die daardoor een tintelende, doorschijnend hemelsblauwe kleur aannemen. Bij de Tacitusbrug staat nog steeds de geel gehelmde man. Nu werkloos. Een open kans voor mij!
      Henk – lees ik van zijn badge – vertelt dat men de onderzijde van het oude brugdeel met behulp van zandstralen reinigt en voorziet van vier lagen coatings. Tegelijkertijd worden de voegen (tussen brug en aanlandingspunten) vernieuwd. Die aan de overzijde is verwijderd, maar aan deze kant moet dat nog gebeuren…
      En nu komt het!
      Volgens Henk is dat vanwege die kleine vampiers!
      Er wonen vleermuizen in de ruimte tussen de brug en de landpeiler, in de opening onder de voeg. Die mogen door deze onderhoudsklus niet worden verstoord. Zij hebben vervangende woonruimte gefabriceerd en die her en der onder de brug aangebracht. De opening onder de voeg is voor de kleine fladderaars niet langer toegankelijk.
      “Veertien dagen werk, met twee man!”, laat Henk mij spontaan en zogenaamd, verontwaardigd weten. Maar ik hoor trots in zijn stem. En terecht! Ik maak graag deel uit van een samenleving die zich het lot van kleine dieren aantrekt, en constateer: de werkelijkheid is vreemder dan je kunt verzinnen!
     

      

dinsdag 28 juli 2015

Ratelen

De eerste meters gaan moeizaam. Misschien zijn mijn spieren extra stijf vanwege het ongewone aantal kilometers die we vorige week wandelend hebben afgelegd. Die stijfheid kan ook gisteren zijn ontstaan vanwege het ongebruikelijke kluswerk in de badkamer. Hoe dan ook, ik ben bang dat tien kilometer rennen er vandaag niet inzit. 
      Ongewoon lawaai wekt mijn nieuwsgierigheid en haalt mij bij mijn pijntjes weg. De herrie wordt veroorzaakt door een Haecksler versnipperaar die wordt gevoed door een oranje gehelmde boomchirurg. Een van zijn collega’s houdt zich in wankel evenwicht op een ladder terwijl hij met een boomzaag in de weer is. Onder de paar peppelbomen, die hier al tientallen jaren langs de Tempelstraat groeien, liggen reeds veel afgezaagde takken opgestapeld. Sommigen zo dik als mijn bovenarm. Ik veronderstel dat deze ingreep nodig is nadat de ongewoon zware zomerstorm van afgelopen zaterdag, een zware tak van een van deze bomen scheurde. Het versplinterde uiteinde daarvan steekt nog beschuldigend onder een aantal vers afgezaagde takken uit.
      Het lawaai van de operatie aan de peppels achtervolgt mij tot diep in de Hommelstraat. De stilte die daarvoor in de plaats komt lijkt intenser. Gedachteloos ren ik langs het land van Thé waarop de maïs voorspoedig groeit. De directiekeet die hij als schuurtje in gebruik heeft valt al bijna in het niet bij het omringende groen. De weg loopt in een bocht om het land van Thé zodat ik de indruk krijg dat de slanke hond die plotseling op zo’n vijftig meter voor mij verschijnt, uit zijn maïsplanten is gekomen. Nee, geen hond, het is een hert! Een ree om helemaal precies te zijn. Het lichtgeelbruine dier steekt elegant de weg over en verdwijnt kalm tussen de maïsplanten van een veld tegenover dat van Thé. Ik realiseer mij dat dit een bijzondere ontmoeting is, hoewel niet voor het eerst. Een keer eerder zag ik reeën die de Hommelstraat overstaken. Maar toen was het winter (Buitenkansje).
      Even verderop zie ik hier en daar de karakteristieke hoefafdrukken in de zachte modder van de berm zodat duidelijk is dat de ree niet via het maïs, maar over en langs de weg kwam. Misschien via de volkstuintjes verderop, of uit de uiterwaard.
      Weer terug in de Tempelstraat – het lukte om mijn tien kilometer te joggen – worden de laatste restjes boomblad en takjes bij elkaar geveegd. Toen wij hier pas woonden, nu al meer dan dertig jaar geleden, waren er regelmatig klachten over de vele peppels die in onze buurt groeiden, waaronder die langs de Tempelstraat. Deze bomen reageren namelijk enthousiast op het voorjaar. Bijvoorbeeld door te ratelen. Er stond een dubbele rij langs het parkje achter ons huis die tijdens een voorjaarswind uit het zuidwesten zo veel kabaal maakten dat een normaal gesprek op het terras niet mogelijk was. En als het warmer werd blies diezelfde wind het pluizige zaad uit de bomen zodat zich op de huiskamervloer matjes vormden die zich wervelend verplaatsten als je er langsop liep. Deuren en ramen goed gesloten houden, was een remedie, hoewel het beste was om je er maar niets van aan te trekken. Maar toen een rotstuintje dat ik samen met Timothy en Jesse langs het terras in de achtertuin had gemaakt, geheel schuil ging onder een grauwwitte bomenwollen dekentje, zag ik de lol van die peppelbomen ook niet meer in. We prezen onszelf gelukkig toen de gemeente, uit veiligheidsoverweging, de dubbele rij volledig liet rooien. Later sneuvelden er om diezelfde reden een aantal op de hoek van onze straat zodat de overlast drastisch werd beperkt.
      Vandaag werden, wederom vanwege de veiligheid, boomchirurgen ingezet. De bomen in onze gemeente, die groenste gemeente van Nederland wil zijn, worden niet langer gemakshalve gerooid. Vandaag neemt de gemeente de kosten van dit uitgekiend onderhoud voor lief. Prijzenswaardig, vind ik!
     

      

vrijdag 17 juli 2015

Trompetliefhebber

Het is warm. Om hard te lopen misschien al een beetje te warm. Het kwikkolommetje in de thermometer reikte tot over de twintig graden, maar als ik de voordeur open, die al vol door de zon wordt beschenen, voelt dat alsof ik de deur van een bakoven opentrek. De warmte golft over mij heen. Pas op de Waalbandijk laat de wind zich voelen en dat maakt het een stuk aangenamer.
      Ik ren langs De Trompet waar ook de familie Engelen aan weer een nieuwe dag begint. Het is wel grappig dat ik al vele jaren langs deze reeds bejaarde boerderij (tegenwoordig fruitbedrijf) met haar bejaarde bewoners fiets, wandel of ren en pas sinds enkele maanden weet dat de windvaan op de schoorsteen de vorm van een trompet heeft. Op bezoek bij Wim, mijn zessennegentigjarige zonnebloemvriend, zag ik een oude prentbriefkaart. Op de voorzijde prijkte de gevel van deze boerderij. Onder de foto stond gedrukt: ‘De Trompet’. In trots schuinschrift. Wim bevestigde dat de boerderij nog steeds deze naam draagt, maar kon mij niet vertellen waarom het huis zo is genoemd.
      Even word ik afgeleid door de kruideniersperenboom in de voortuin, waarvandaan de schertsende zang van een ekster klinkt, maar zie in mijn ooghoek evengoed de schoorsteen met zijn windwijzer. Met deze wind wijst de vaan in mijn richting en kan ik er geen trompet in herkennen. Waarom de Trompet?, vraag ik mij opnieuw af. Waarom geef je een huis die naam?
      Terwijl ik verder ren laat ik mijn gedachten de vrije loop.
      Verderop loop ik in de luwte van het bos rond Slot Doddendael waardoor mijn truitje nog steviger tegen mijn rug gaat kleven. Een naaktslak is onbarmhartig verdroogt en ligt als een afgebroken takje op het asfalt. Evengoed let ik op dat ik geen voet op het lijkje zet. Ik voel verzuring in mijn benen.
      Op deze plaats, waar het dijklichaam (nog) niet werd gemaaid, kleurt de wilde cichorei prachtig dank zij dit vroege morgenlicht. In de loop van de dag zullen ze geleidelijk naar flets bleekblauw kleuren, maar nu zijn ze nog vers en vormen de duizenden bloemenhoofdjes samen een felblauwe zee boven het goudgeel van de rijpe grassen. Daarmee oogt dit stukje berm langs de Waalbandijk bijna mediterraan. Pas op het laatste ogenblik zie ik de brandweerrode Clio van Klaartje staan, die tot dit moment door de hoogopgeschoten cichoreiplanten voor mij verborgen bleef. Hier maakt de wilde cichorei zijn bijnaam (wegenwachter) helemaal waar.
      Vlak achter de woonboot van Klaartje lopen een paar koeien. Slechts de bruinrode ruggen van de volwassen dieren zijn zichtbaar tussen het verwilderde koolzaad, de kale jonkers, klissen en grassen. Het is ook de broer van André, die mij tegemoet komt wandelen, opgevallen. Ze spelen verstoppertje!, roept hij mij toe en wijst in de richting van de grazende rode geuzen.
      Waarom noem je een huis ‘De Trompet’?
      Dat moet toch verband houden met liefde voor dat blaasinstrument?
      Dus, als de leden van de familie Engelen zelf nooit iets met een trompet hebben gehad, moet een vroegere eigenaar een trompetliefhebber zijn geweest. Wellicht dat een van de toenmalige bewoners van het nabijgelegen Slot Doddendael graag trompet wilde spelen. Om dat goed onder de knie te krijgen moest er natuurlijk iedere dag worden geoefend. Zijn adellijke ouders, broers en zussen luisterden graag naar Cantato Ostinato, een stuk voor vier piano’s van Simeon ten Holt. Dat viel niet te combineren met de schetterende klanken van de trompet van hun zoon en broertje. Zij werden derhalve knettergek van diens getrompetter. Ieder uur van de dag werd de adellijke sfeer in huize Doddendael aan stukken geblazen. De bedwelmende klankmelodie van hun Ostinato werd geregeld aan flarden gescheurd. Dat kon zo niet langer. Dus…, liet pa een boerderijtje bouwen.
      Daar staat het, afgelegen aan de grens van het landgoed.
      De Trompet; hooguit de eksters beklaagden zich over die gang van zaken…, maar dat was al lang geleden!
     

      

vrijdag 10 juli 2015

Klitten

Opnieuw ren ik langs de grote klissen in de berm van de Hommelstraat. Afgelopen dinsdag en vorige week vrijdag was ik er nog niet zeker van, dat het grote klissen zijn die hier groeien. Wel was ik zeker van de springbalsemienen die in de greppel achter de klissen al mooi roze stonden te bloeien. Tot gistermiddag, toen wist ik zeker, ze zijn het. Sommige planten reiken al tot mijn borst. Hier en daar zie ik knoppen waar al bloemblaadjes, smal als dennennaalden, uit te voorschijn komen. Lilaroze.
      Bep durfde met haar scootmobiel niet goed alleen naar de Zonnebloempicknick bij camping de Boerderij. Daarom liep ik met haar mee. En na afloop, laat in de middag, weer naar huis. Toen was het inmiddels zonnig, hoewel er nog wolkenpartijen langs trokken. De balsemienen en klissen werden prachtig belicht. Dat kwam goed uit en bovendien had ik mijn camera bij de hand. Kon ik niet alleen een paar mooie foto’s maken maar tevens aan Bep – die met haar scootmobiel immers niet gemakkelijk een schuine berm in rijdt –, laten zien hoe het komt dat deze bloemen, als ze uitgebloeid zijn en verdroogd, zo gemakkelijk aan koeien en paarden blijven hangen (in het najaar raken de vachten van deze dieren er in de uiterwaarden weer dik mee bezet.)
      Nu ren ik weer langs de ingang van de camping en ben ik even terug bij de picknick.
      Het was een geslaagde activiteit. Dertig zonnebloemgasten werden verwend door de vrijwilligers. Lekkere hapjes en drankjes en een beetje met elkaar kletsen. Kleine stiltes werden opgevuld door Hai, die met zijn gitaarmuziek op de achtergrond bleef. Eenvoudig maar doeltreffend. Het is zoals een van de gasten tegen mij zei: “Gewoonlijk zit ik alleen, de hele dag opgesloten in mijn eigen huis. En moet je mij nu zien, nu zit ik hier met vele anderen op dit gezellige terras!”
      Alleen zijn en opgesloten. Dat zijn de woorden die mij raakten.
      Na een half uurtje kwamen die woorden weer terug. Nu via een dame die een fotootje van haar enige kind met diens vriend aan mij en haar tafelgenoten liet zien. Twee jonge mannen die voor elkaar hebben gekozen. Haar verhaal ontroerde mij. Wat fijn dat zijn moeder dit kan vertellen, dacht ik op dat moment. En het deed mij denken aan het verhaal van de negentienjarige Niels Scheurwater. Ik hoorde het een paar uur eerder via NPO Radio1. Niels vertelde hoe het is om te leven in een plaats als Opheusden, midden in de Bible Belt. Dat hij liever jongens zag wist hij vanaf zijn dertiende, maar in zijn christelijke omgeving durfde hij daar niet over te praten. Niet met zijn vrienden, niet op school en ook niet thuis. Zijn moeder voelde wel dat er met Niels iets was want met zekere regelmaat hengelde zij naar zijn voorkeuren. Van meisjes, ik houd van meisjes, verzekerde Niels haar dan. Hij kende immers het standpunt van zijn ouders.
      Met een serie fotoportretten als afstudeerproject verbeeldde Niels zijn coming out. Toevallig zag ik even later een van zijn foto’s op mijn pc langskomen. Een portret van zichzelf, waarbij hij door één van vijf glas-in-lood-vensters naar buiten kijkt.
      Alleen zijn en opgesloten, het kan je ook treffen als je meent dat je anders bent.
      Bij de picknick waren we even samen.
      Klissen hebben niets met andere klissen, maar hechten zich graag. Soms wordt een klis wel klit genoemd. Een naam die duidelijk maakt waar de kracht van de plant in schuilt. Klitten. Met name de bloemhoofdjes van de grote klit zijn er sterk in. Ze zijn dichtbezet met aan de top omkrullende stekels. Het lijken wel haaknaalden! Als die in je kleding of haren klitten kom je niet gemakkelijk van hen af!
     

      

dinsdag 7 juli 2015

Code Rood

“Pas op voor die hardlopende meneer!”, waarschuwt een moeder haar zoontje die over de Tempelstraat voor haar uit fietst. Daarmee maakt zij mij attent zodat ik links en rechts schoolkinderen hoor en zie die vanwege het warme weer een tropenrooster hebben. Verderop is het oppassen geblazen vanwege afgewaaide takken. Op het trottoir en het fietspad liggen een paar beendikke exemplaren die als luciferhoutjes uit de peppelbomen werden gebroken. Waarschijnlijk veroorzaakt door dezelfde windstoot die zondagmiddag onze pergola omverblies.
      Het onweer was al lang van tevoren aangekondigd. Om een uur ’s middags zou code geel voor het hele land gaan gelden. Wij hielden er rekening mee door vroeg te gaan wandelen. Het duurde tot diep in de middag voordat wolkenmassa’s dreigend opstoomden. Vooralsnog brachten die ons welkome verkoeling op het terras en een paar dikke druppels regenwater die luid en sfeerverhogend op het doek van de zonweringen kletterden waaronder wij gezellig zaten te lezen. Pas toen de wind serieus aan het werk ging werd het tijd om de luifels op te trekken en het terras te verlaten.
      Ik had nog uit het raam gekeken. Voor en achter, een paar maal. Steeds alles in orde bevonden. Tot indringend rinkelen van de deurbel en dwingend kloppen op het raam, ons uit onze lethargische zondagmiddagrust trokken.
      Plotseling gold voor ons Code Rood!
      De pergola zou aanstaande augustus vijf jaar oud worden. Evengoed bleek een van de palen waarop hij rustte te zijn aangetast door houtrot. Kinderspel voor een windstoot die in staat is beendikke nog springlevende takken uit enkele peppelbomen langs de Tempelstraat te rukken.
      Langs de Waalbandijk heeft ook een storm gewoed. Hier kan het onweer niet van worden beschuldigd, noch ruk- of stormwinden. Het resultaat is vergelijkbaar: alle begroeiing ligt plat. De bloeiende grassen, het boerenwormkruid waarvan de bloemknoppen nog maar net opengesprongen waren, de wilde cichorei die hemelsblauw tussen en boven de grassen uittorenden, niets bleef gespaard. Scherpe messen maakten korte metten van dit mooie dijktraject waaraan we afgelopen zondag nog onze ogen laafden! Tussen de stoppels zie ik hier en daar rolklaver en zilverkruid bloeien. Zij hielden hun hoofdjes laag en zijn zodoende voor de zeis gepaard gebleven.
       Het kale lint van de dijk kronkelt beschuldigend voor mij uit, terwijl ik er toch niets aan kan doen. Welke boer is zo harteloos om hier hooi te willen produceren? Ik wil het trouwens niet eens weten. Wel bedenk ik een list die de komende jaren hooioogsten zou kunnen frustreren. Dat wordt lachen! Maar op de terugweg laat ik dat plan maar weer varen. Don Quichotte maakte al duidelijk: draaiende molens zijn moeilijk te stoppen!
      Onze buurvrouw was de boodschapper, don’t shoot the messenger! Zij trof de pergola op onze auto aan, samen met de aangroeiende blauwe regen die dit jaar weer zo prachtig had gebloeid. Buurvrouw is niet alleen buurvrouw, maar ook brandweervrouw. Een bijkomstigheid die van pas komt wanneer je pergola is omgewaaid en op je auto is beland, kan ik je verzekeren. Zonder de brandweervrouw zou het heel wat lastiger zijn geweest om de auto te verlossen en het pergolahout uit de woeste, liaanachtige begroeiing te peuteren.
      Het kwam allemaal goed. Vooral toen een buurman verderop spontaan hielp met de blauwe regen klein te snoeien en door zijn groencontainer ter beschikking te stellen. Dat was ook het moment dat eindelijk het onweer losbarstte, zij het in een omvang die geen enkele code rechtvaardigde.
      Met de dijk komt het ook weer goed. Ik heb alle vertrouwen in wilde cichorei en trawanten. Code Rood, het zou wat!
     

      

vrijdag 3 juli 2015

Rattenkruid

Zoals met mijzelf afgesproken werd ik iets voor zeven uur door een brave wekker gewekt. Dekbed genoot nog van een werkloze nacht, die zij aan het voeteneinde van mijn bed doorbracht en ik haar van harte heb gegund. Heerlijk toch, dit warme weer?
      Ondanks het vroegere uur geeft de thermometer reeds twintig graden aan. Het is heerlijk joggen nu de wind mijn shirtje optilt; tot aan mijn keerpunt, op de Waalbandijk tussen Ewijk en Winssen, geniet ik zijn verkoelende werking. Intussen is het de zon gelukt om boven de verstorende elementen aan de horizon te klimmen en voel ik zijn ontiegelijke kracht op mijn rug. Maar nu ik het keerpunt heb genomen verliest de wind het van mijn snelheid. Dat wil zeggen, hij blaast mij nu in de rug maar zijn verfrissing is niet langer voelbaar. Mijn shirt kleeft inmiddels aan mijn schouderbladen. Geeft niks, ik geniet!
      Aan de picknicktafel bij de Brugstraat, omgeven door hoog opschietend hemelsblauwe wilde cichorei, vindt een wandelaarster rust. Zij schroeft de beker van een aluminiumkleurige thermosfles en schenkt het vol, terwijl zij een forse beet uit een boterham neemt en ik haar passerend groet. Bruine vloeistof: hete koffie, vermoed ik. Niets is beter op dit vroege uur: warmte met warmte tegengaan. Of is dit een weetje uit de Fabeltjeskrant? Het tafereel doet mij denken aan een picknick tijdens een van onze vakantiewandelingen (om helemaal precies te weten welke dag dat was, kan ik het zo meteen wel aan Riky vragen, die schrijft zulks allemaal op, maar dat is van ondergeschikt belang.)
      Vanwege een (door de wind?) verdraaide wegwijzer vonden we onze picknickbank. Daaraan waren we nietsvermoedend voorbij gewandeld. En eerst nadat we de rand van het dorp Tiefenhöchstadt (Fränkische Schweiz) bereikten ontdekten we pas dat de bewegwijzering ons niet langer van dienst was. Wij hebben één optie: terug. Terug bij de kruising met de gemanipuleerde wegwijzer valt het bankje in al zijn eenvoud op. Dit is een aantrekkelijke plek om onze middagboterhammen te nuttigen.
      Onderwijl wij ons gereed maken, rugtas uitpakken, de zitting van de bank bekleden met een stuk plastic – de zonnewarmte heeft rond knoesten en warren in het hout hars vloeibaar gemaakt, een heerlijk ruikend goedje dat je desondanks niet in je kleren wilt hebben (dit herinnert mij er aan dat we een nieuw stuk moeten kopen, precies vanwege dit bankje!) – en ons behaaglijk nestelen, zit ik nog helemaal in de sfeer van het verhaal welk ik Riky tijdens deze wandeling vertel. Ditmaal betreft het Stephen King’s ‘Mr. Mercedes’. Ik ga voor mijzelf na of ik al toe ben aan de episode waarin Brady Hartsfield zijn moeder laat sterven aan een vergiftiging vanwege het eten van hamburgervlees, dat door haar zoon (voor een ander doel) vermengd is met rattenkruid, of moet ik eerst vertellen over de verkenning van de City Hall? (waar Brady zichzelf en vierduizend muziekliefhebbers, voornamelijk jonge meisjes, wil opblazen.)
      Over dat dilemma peins ik, terwijl ik in mijn boterham met kaas bijt – ongeveer zoals deze wandelaarster bij de Brugstraat – en de wilde bloemen en planten in ogenschouw neem die rond onze picknickplaats groeien. Iets stoort mijn gedachtegang. Vermoedelijk de plotselinge zang van een mees in de bomen boven ons hoofd. Zoekend ontwaar ik de volledig ontblote onderbenen van een mens!
      De schrik sloeg mijn benen lam, dat kan ik je wel vertellen.
      Nu ik er hier op de Waalbandijk aan terug denk moet ik ongewild grijnzen. Hoe zal ik dat aanpakken, vraag ik mij af. Moet ik eerst vertellen over de vele crucifixen in dit gebied? (ze staan zelfs in particuliere tuinen!) of zal ik dat feit opsparen voor later? Volgens Stephen moet ik mijn kruid zo lang mogelijk droog houden (ik probeer een goede leerling te zijn.)
      Je hebt het al geraden: die blote mensenbenen behoorden aan een in het boomgroen verborgen gipsen Jezus!