Het is warm. Om hard
te lopen misschien al een beetje te warm. Het kwikkolommetje in de thermometer
reikte tot over de twintig graden, maar als ik de voordeur open, die al vol
door de zon wordt beschenen, voelt dat alsof ik de deur van een bakoven
opentrek. De warmte golft over mij heen. Pas op de Waalbandijk laat de wind zich
voelen en dat maakt het een stuk aangenamer.
Ik ren langs De Trompet waar ook de familie Engelen aan weer een nieuwe dag
begint. Het is wel grappig dat ik al vele jaren langs deze reeds bejaarde
boerderij (tegenwoordig fruitbedrijf) met haar bejaarde bewoners fiets, wandel of ren en pas sinds enkele
maanden weet dat de windvaan op de schoorsteen de vorm van een trompet heeft. Op
bezoek bij Wim, mijn zessennegentigjarige zonnebloemvriend, zag ik een oude
prentbriefkaart. Op de voorzijde prijkte de gevel van deze boerderij. Onder de
foto stond gedrukt: ‘De Trompet’. In
trots schuinschrift. Wim bevestigde dat de boerderij nog steeds deze naam draagt,
maar kon mij niet vertellen waarom het huis zo is genoemd.
Even word ik afgeleid door de
kruideniersperenboom in de voortuin, waarvandaan de schertsende zang van een
ekster klinkt, maar zie in mijn ooghoek evengoed de schoorsteen met zijn windwijzer.
Met deze wind wijst de vaan in mijn richting en kan ik er geen trompet in
herkennen. Waarom de Trompet?, vraag ik mij opnieuw af. Waarom geef je een huis
die naam?
Terwijl ik verder ren laat ik mijn
gedachten de vrije loop.
Verderop loop ik in de luwte van het bos
rond Slot Doddendael waardoor mijn truitje nog steviger tegen mijn rug
gaat kleven. Een naaktslak is onbarmhartig verdroogt en ligt als een afgebroken
takje op het asfalt. Evengoed let ik op dat ik geen voet op het lijkje zet. Ik
voel verzuring in mijn benen.
Op deze plaats, waar het dijklichaam (nog)
niet werd gemaaid, kleurt de wilde cichorei prachtig dank zij dit vroege
morgenlicht. In de loop van de dag zullen ze geleidelijk naar flets bleekblauw
kleuren, maar nu zijn ze nog vers en vormen de duizenden bloemenhoofdjes samen een
felblauwe zee boven het goudgeel van de rijpe grassen. Daarmee oogt dit stukje
berm langs de Waalbandijk bijna mediterraan. Pas op het laatste ogenblik zie ik
de brandweerrode Clio van Klaartje staan, die tot dit moment door de
hoogopgeschoten cichoreiplanten voor mij verborgen bleef. Hier maakt de wilde
cichorei zijn bijnaam (wegenwachter) helemaal waar.
Vlak achter de woonboot van Klaartje lopen
een paar koeien. Slechts de bruinrode ruggen van de volwassen dieren zijn
zichtbaar tussen het verwilderde koolzaad, de kale jonkers, klissen en grassen.
Het is ook de broer van André, die mij tegemoet komt wandelen, opgevallen. Ze
spelen verstoppertje!, roept hij mij toe en wijst in de richting van de
grazende rode geuzen.
Waarom noem je een huis ‘De Trompet’?
Dat moet toch verband houden met liefde
voor dat blaasinstrument?
Dus, als de leden van de familie Engelen zelf
nooit iets met een trompet hebben gehad, moet een vroegere eigenaar een
trompetliefhebber zijn geweest. Wellicht dat een van de toenmalige bewoners van
het nabijgelegen Slot Doddendael graag trompet wilde spelen. Om dat goed onder
de knie te krijgen moest er natuurlijk iedere dag worden geoefend. Zijn adellijke
ouders, broers en zussen luisterden graag naar Cantato Ostinato, een stuk voor
vier piano’s van Simeon ten Holt. Dat viel niet te combineren met de
schetterende klanken van de trompet van hun zoon en broertje. Zij werden derhalve
knettergek van diens getrompetter. Ieder uur van de dag werd de adellijke sfeer
in huize Doddendael aan stukken geblazen. De bedwelmende klankmelodie van hun
Ostinato werd geregeld aan flarden gescheurd. Dat kon zo niet langer. Dus…,
liet pa een boerderijtje bouwen.
Daar staat het, afgelegen aan de grens van
het landgoed.
De
Trompet; hooguit de eksters beklaagden zich over die gang van zaken…, maar
dat was al lang geleden!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten