vrijdag 28 oktober 2016

Kekkeren

Vandaag, de dag waarop Willem, mijn jongste broer, de respectabele leeftijd van tweeënzestig bereikt, leer ik dat blauwe reigers kunnen knorren. Nog nietsvermoedend van dat feit jog ik over de Waalbandijk onderwijl ik in mijn herinnering vanuit een kappersstoel bij Color & Style, naar Tulay luister die achter mij staat en vertelt waarom zij de tekst van ‘Kleine jongen’ zo geweldig vindt. Omdat mijn bril op het schapje bij mijn e-reader lag, even werkloos als de handen van de kapster op dat ogenblik, zag ik haar slechts vaag in de grote kappersspiegel. Bovendien viel het, vanwege het lawaai van de handdroger waarmee de haren van de klant naast mij droog werden geblazen, niet mee haar betoog te volgen. Dan trekt deze knorrende reiger al mijn aandacht naar zich toe.
De grote sierlijke vogel staat roerloos bovenop de dijk, vlak naast het asfaltlint waarover ik langs de Loenensche Wel ren. In de nevengeul staat het water dramatisch laag. Vissen, naast mollen, kikkers, muizen en grote insecten de meest geliefde prooidieren van reigers, vinden, nu diep water hier ontbreekt, niet langer een veilig heenkomen. Waarschijnlijk is dat de reden waarom er extreem veel reigers in het water staan. Het zijn er zoveel dat het me niet lukt om ze te tellen, tenzij ik stil blijf staan. Ongeveer tien blauwen tel ik, en meer dan vijfentwintig zilverreigers. Deze laatsten zijn duidelijk minder aan mensen gewend want op mijn nadering vliegen ze steeds haastig op terwijl hun grijs gekleurde neven geduldig in het water blijven staren, wachtend op een kans om een nietsvermoedend visje te verschalken. De witte vogels zeilen als sierlijke fregatten boven de plassen om een stukje verderop weer op hun telescopisch lange, zwartgekleurde dunne poten in het ondiepe water te landen, onderwijl zij verontwaardigd naar elkaar schreeuwen of misschien wel naar mij.
Het begon ermee dat Nathalie iemand via de telefoon gedecideerd afpoeierde door te zeggen dat haar baas vakantie viert. Tulay knipte intussen mijn wenkbrauwen in model en maakte zich vrolijk over haar zogenaamde vakantie. Aanleiding voor een kortverhaal, vond ik. Het triggerde haar om te vertellen over haar schrijfwens, iets wat haar niet is gelukt: “Ik zou zo graag over mijn gevoel willen schrijven!”, verzuchtte ze.
Wellicht ook omdat zij zelf geen kinderen heeft, vindt Tulay het onvoorstelbaar dat iemand als André Hazes in een simpele liedtekst de liefde voor zijn kind tot uitdrukking kan brengen. Vaag maar ontegenzeggelijk zie ik in de spiegel de ontroering van mijn kapster terwijl zij lijkt te horen: 'Kleine jongen /als jij dan later groot bent /dan is je vader er misschien niet meer /vertel dan aan je eigen kinderen /de wijze lessen van je oude heer.’
Ik ben al vlak bij de eenzame reiger als hij zo onverwacht in mijn beeld springt. Felle kraalogen houden mijn komst nauwgezet in de gaten terwijl hij zijn geeloranje dolkvormige snavel in gereedheid brengt. Voor het geval dat…? Na iedere pas verwacht ik dat hij op zal springen, maar voorlopig zijn het slechts zijn sierlijk afhangende lange kopveren die bewegen. Ze wapperen traag op de zachte wind die langs de tegenoverliggende bosschages rond slot Doddendael trekt.
Man en vogel, het is bijna de titel voor een roman over eenzaamheid. Nog een paar passen, dan zijn we op gelijke hoogte. De blauwe reiger doet waarin hij sterk is: hij wacht af. We kijken elkaar aan terwijl ik aan hem voorbij ren. Nog nooit was ik zo dicht bij een reiger, het is slechts de breedte van de smalle asfaltweg die ons scheidt. Op dat ogenblik hoor ik het. Een zacht en laag klinkend knorrend geluid. Ik wist dat een reiger kon schreeuwen, kon krijsen en kekkeren. Nu komt daar knorren bij.
Terwijl ik verder ren vind ik een reden voor zijn geknor. Ik zie het als het zingen of neuriën van een liedje, bijvoorbeeld om je angst te verdrijven. Of dicht ik deze vogel nu te veel menselijke trekjes toe?


maandag 24 oktober 2016

Gekwebbel

Mijn eerste gedachte is dat zij me iets willen vertellen, dat ik het kalm aan moet doen misschien. Maar ik heb mezelf al voorgenomen om wat rustiger en korter te rennen, de komende weken, om eerst goed te herstellen van die vervelende verkoudheid. Wat is daar dan aan de hand? Steeds luider klinkt het gekwebbel van een grote groep kraaien die de monumentale boom op de kruising van de Hommelstraat met de Dwarshommelstraat bevolkt. Terwijl ik de kruising nader vliegt een aantal onder luid protest op uit de kastanje waar ik onderdoor ren. Hun pogingen om nog een plaatsje te bemachtigen in de hogere toppen van de reeds overbevolkte boom op de T-kruising, mislukt jammerlijk omdat hun soortgenoten juist dit ogenblik kiezen om er te vertrekken. Het gevolg is dat de boomkruin door opgewonden dalende en opstijgende kraaien wordt omgeven als het hoofd van een eenzame visser die belaagd wordt door een wolk muggen. Wat heeft al deze opwinding veroorzaakt? Ik weet het niet. Het enige waarover ik me druk maak, nu ik onder deze belegerde boom door ren, is dat deze vogels hun fatsoen houden.
Het is ochtend, toen was het avond. Dat is anders en bovendien ging het niet om opgewonden kraaien maar waren het spreeuwen. Duizenden spreeuwen. Ik zag ze al van ver aan komen vliegen. Vanuit verschillende richtingen en in formaties die steeds andere vormen aannamen. Het dak van ons huis aan de Weg door Jonkerbos vormde voor mij een eersteklas platvorm van waaruit ik de spreeuwen in alle rust kon observeren. In het laatste zonlicht landde een eerste zwerm in bomen en struiken achter het nabije stukje bos. Anderen aarzelden. Een dikke wolk spreeuwen dook op hetzelfde stukje bos maar trok als één organisme op het allerlaatste ogenblik weer op, verdunde zich tot een brede waaier en maakte een wijde bocht, en alsof zij mij bewust trakteerden op een vliegshow of weleens wilden weten met wie zij van doen hadden daar bovenop dat dak, vlogen zij zwenkend en rollend luidruchtig om mij heen waarna zij opnieuw neerdoken in struiken en boomkruinen die al zwaar doorbogen onder het gewicht van duizenden soortgenoten. Nadat deze tweede groep was aangekomen nam het gekwebbel een aanvang en terwijl de laatste spreeuwenwolken arriveerden zocht ik haastig mijn gereedschap bijeen en verliet het dak. Ik wilde dit spektakel weleens van dichtbij bekijken.
Via het hekje verliet ik onze achtertuin en worstelde mezelf door lage begroeiing en struiken in de richting van waaruit het geroezemoes van de roestende spreeuwen steeds duidelijker hoorbaar was. Al na enkele tientallen meters voegde zich een ander geluid bij de honderden gesprekken die de spreeuwen gelijktijdig voerden. Dat geluid, als van dikke druppels die op droge boombladeren uiteenspatten als de eerste druppels van een zware herfstregenbui, werd intensiever bij het naderen van de struiken en bomen waarin de spreeuwen zich vrolijk leken te maken over het einde van de dag. Nog net op tijd realiseerde ik mij wat ik hoorde: de spreeuwen maakten avondtoilet. Onder prettig gekout met buren op dezelfde tak over de gebeurtenissen van de voorbije dag, ontlastten zij zich van onverteerbare resten van de vele bessen, vliegen, rupsjes, spinnetje en torretjes waarmee zij vandaag hun buikjes hadden rond gegeten. Om niet te worden bescheten kon ik niet verder gaan…
Op mijn qui-vive ren ik onder de boom en diens lawaaiige gasten door in de richting van de Waalbandijk en de Tacitusbrug, en stel vast dat kraaien keurig opgevoede lieden zijn. Evengoed weet ik nog steeds niet of zij mij iets wilden vertellen en zo ja wat.
Ach ja, kraaien en spreeuwen, het zijn net mensen.


maandag 17 oktober 2016

Fantasie

Deze keer rennen we met z’n tweeën. Timothy had er zin in want ruim tien minuten voor het afgesproken tijdstip tikten zijn vingers op het raam als het snaveltje van het roodborstje uit het gelijknamige kinderlied. Ik deed hem open maar strooide kruimeltjes suiker noch kruimeltjes brood in mijn schoot, hoewel dat brood er wel aan te pas kwam vanwege het ontbijt dat ik niet wilde overslaan. Gelukkig is Timothy nog steeds een geduldig kind zodat hij zonder morren wachtte en zich voorbeeldig aanpaste aan het slomere tempo van zijn vader (die ditmaal nog iets langzamer gaat vanwege een vermoeiende verkoudheid die maar niet verdwijnen wil.)
Terwijl we over de Hommelstraat en aansluitend de Waalbandijk joggen wijs ik onze zoon op verschillende herkenningspunten die met enige regelmaat een rol in mijn hardloopblog spelen, zoals Marie, het fruitbedrijf van de familie Engelen, de Stoel van Claudia Rahayel en Klaartje. Op zijn beurt wijst hij mij op zaken die door mijn ogen niet gemakkelijk in beeld worden gebracht zoals de vele kleine, bijna zwarte slakjes op het nog vochtige asfalt – “Naaktslakjes?”, wil ik weten, “Nee, ze hebben een huisje!” – en de vele overtrekkende ganzen. Zij vliegen zo hoog dat het ondanks zijn aanwijzingen even duurt voordat ik de formatie, bestaande uit wel honderd individuen, gevonden heb die als een dun afvinkteken in de ijle bewolking wordt gekrast.
Onder normale omstandigheden zou er nu een verhaaltje door mijn hoofd spelen. Een waarin deze ganzen, deze hoogvliegers, wellicht een rol spelen. Maar meer waarschijnlijk is dat het over gras en koeien zou gaan, over het speciale gras dat een aantal Deense boeren aan hun koeien te vreten geven, als ik zoals gewoonlijk in mijn eentje zou rennen. Het gras van het dijktalud dat zich herstelt van een zoveelste dramatische maaibeurt deed mij namelijk even aan dit speciale gras denken. Voor Timothy is het nieuws dat Deense weilanden met gras worden ingezaaid dat door een wijziging in de DNA-structuur gemakkelijker door koeienmagen wordt verteerd. Het effect daarvan is dat koeien minder boeren laten en daardoor minder bijdragen aan de luchtvervuiling. Kort door de bocht: beter voor het milieu en tegen de opwarming van de aarde.
Het is een begin: “In mijn fantasie”, zeg ik tegen Timothy, “vertellen onze achterkleinkinderen aan hun kinderen dat hun grootouders melk dronken dat door dieren werd geproduceerd!” Hun kinderen zijn natuurlijk verbaasd, en zij kunnen maar moeilijk geloven dat wij onze ‘melkfabrikanten’ zonder pardon opaten nadat zij niet langer in staat waren om tegen een economisch aanvaardbaar tarief melk te produceren.
“Zeg nou zelf”, vraag ik Timothy, “hoe kan onze aarde twintig miljard, misschien wel dertig miljard en meer monden voeden? Dan moet er toch iets drastisch worden gewijzigd in de productie van al dat voedsel? Onze wetenschappers kunnen bijvoorbeeld nu al een menselijk oor en longweefsel in een laboratoriumschaaltje laten groeien, waarom dan geen eiwitten voor consumptie? Nagemaakte melk-, vlees- en graanproducten?"
“Dat gaat echt niet gebeuren”, meent Timothy. Onze zoon denkt dat de tegengestelde belangen in de wereld dat zullen verhinderen. Het is veel realistischer te geloven dat een derde wereldoorlog grote delen van de wereldpopulatie zal vernietigen dan dat we gaan samenwerken om zulke ingewikkelde processen een kans te geven.
O ja, ik denk ook dat er heel veel hobbels te nemen zijn, maar in plaats van een pessimistisch denkbeeld van wéér een grote wereldbrand, koester ik liever de gedachte dat het mogelijk is. In mijn fantasie zie ik onze nakomelingen, in een verre toekomst weliswaar, verbaasd zijn bij de ontdekking dat hun voorouders dierenvlees aten en melk dronken van beesten, en daardoor hun eigen leefmilieu verpestten met stinkende bergen stront en verstikkende wolken methaangas. In mijn fantasie eten zij kunstmatig geproduceerd voedsel en genieten zij van schone rivieren en onbedorven landschappen. Op naar het nieuw Eden!


dinsdag 11 oktober 2016

Liefdesbaby

Vandaag is Afra jarig, een van mijn tien zussen. Joggend over de Hommelstraat stel ik me voor dat, bijna aan de andere kant van ons land, Hans mijn zwager, wakker wordt, zich de slaap uit zijn ogen wrijft, op de wekker ziet dat het bijna acht uur is en zich realiseert dat hij zijn vrouw een serenade moet brengen. Tenminste als hij ook de gewoonte koestert om de jarige wakker te zingen, nog lekker warm tussen de lakens en met een stem waarin de slaap nog goed hoorbaar is. Deze mijmering wordt ruw aan stukken gescheurd door een scherpe knal. De schrik gaat zo diep dat ik de coördinatie over de volgende pas gedeeltelijk kwijt ben waardoor ik een onverhoedse beweging maak. Het volgende moment kijk ik snel om me heen om te zien of iemand dat heeft gezien, mijn schrikreactie bedoel ik. Opnieuw kijk ik rond om degene te vinden die vuurwerk staat af te steken – toch geen vuurwerk vanwege Afra’ verjaardag? Niets. Niemand. Wie is er zo gek om zo vroeg in de morgen zulke scherpe explosies te veroorzaken? Op de Tempelstraat klonk ook al een doffe knal, maar niet zo dichtbij dat ik ervan schrok.
Was het wel vuurwerk dat me uit mijn evenwicht bracht? Het was duidelijk anders dan dat doffe geluid dat ik eerder op de Tempelstraat hoorde. En bovendien, midden in het dorp gaat geen normaal mens met een jachtgeweer staan knallen. Toch? Feit is dat Herman, de hooglandstier, doet alsof er geen scherpe knallen waren. Hij is volledig in zijn gewone doen en staat ontspannen met het zwarte buurpaard aan de draad die hun weitjes van elkaar scheidt, te chillen (ik begrijp alleen niet dat zij daarbij kop aan kont staan!) Feit is ook dat ik geen onderscheid kan maken tussen vuurwerk en het knallen van handvuurwapens. Dat is ook geen probleem want anders dan in Amerika is het vuurwapenbezit in ons land voorbehouden aan de politie en onder bepaalde omstandigheden, aan het leger. En aan de criminelen natuurlijk. Maar die laatste categorie vindt je toch vooral in de grote steden, daar knalt men elkaar tegenwoordig lustig overhoop!
Ja, Amerika! Daar is men dol op vuurwapens. En niet alleen omdat het recht op het dragen van wapens in hun grondwet staat, in een amendement dat in 1790 werd aangenomen. Het zijn vooral ook de verkopers. Ik heb namelijk nog nooit een handelaar met zoveel liefde over een AR-15 horen spreken dan wapenhandelaar Jim Brown. Ook al zag ik zijn optreden relatief lang gelden – op het Acht-uur journaal, ergens in de eerste week van juli – zie ik hem nog steeds voor me en is hij sindsdien voor mij het prototype van een wapenhandelaar. De man was vol van zichzelf en van heel veel verorberde T-bone-steaks, begeleid door van boter druipende maïskolven!
We kennen allemaal een moment in ons leven dat we beschouwen als het absolute toppunt, als de apotheose van ons bestaan. Dat moment, zo kwam het op mij over, las ik van het gezicht van Brown toen hij met Zuidelijke trots de vuurkracht van zijn ‘liefdesbaby’ aan belangstellende journalisten toonde: “Met dit model kan een oma, ja zelfs een kind schieten!” Zelf kreeg hij zijn eerste vuurwapen toen hij zes jaar oud was.
Het klonk als een grijsgedraaid nummer uit de Hitparade toen hij, struikelend over zijn woorden, verklaarde: “Dit wapen heeft nog nooit een mens gedood, zal nooit een mens doden, het is de moordenaar die de trekker overhaalt!”
Ik ben blij met Nederland. Ook al knalt er hier af en toe vuurwerk. En het is nog altijd beter ergens in een weiland met elkaar af te spreken om elkaar eens lekker af te rossen, dan altijd de beschikking te hebben over een vuurwapen. Ik probeer me voor te stellen hoe dat eruitziet, lang zal ze leven zingen met een revolver in de band van je pyjamabroek. Bespottelijk!


vrijdag 7 oktober 2016

Macht

Het mocht een onsje meer zijn, vanmorgen, de aangekondigde zeven graden werden er ruim elf als ik op onze meter én mijn gevoel vertrouwen mag. Lekker hoor, zo’n zachte herfstdag! De zon is nog niet helemaal op en dat geldt ook voor Marie, dat voel ik tenminste terwijl ik haar huis passeer. Ondanks open gordijnen zie ik er geen teken van leven. Haar lamellengordijn, zo’n horizontaal model, hangt even scheef en ver naar beneden dan afgelopen dinsdag. Ik ben bang dat haar verhuizing een feit is. Voor de zekerheid zwaai ik alsof zij mij langs kan zien rennen.
Op alle akkers links en rechts van de Hommelstraat is inmiddels geoogst. Het aardappelveld vormt de grote uitzondering. Vorig jaar stond hier maïs en het jaar daarvoor fruit, kanzi-appelen om precies te zijn. Die appelboompjes stonden er nog maar vier jaar toen de bijl erin ging. Zonde vond ik dat. Net zo onbegrijpelijk als het feit dat de aardappels nog steeds in de grond zitten terwijl het lof reeds lang verdord op de akker ligt. Zorgwekkend ook. Als de komende weken veel regen valt, dan, ben ik bang, rotten de piepers voordat ze kunnen worden gerooid.
Met regelmaat hoor je over verspilling, we gooien veel te veel voedsel in de kliko. In de voorlichting van de rijksoverheid staat te lezen dat huishoudens en bedrijven jaarlijks voor vijf miljard euro wegsmijten. De overheid wil deze verkwisting van voedsel tegengaan. Evengoed lijken de aardappelen op dit veld al verloren voordat ze fabrikant of consument goed en wel bereiken. Hier laat de overheid een steekje vallen. In het licht van de ‘ketenaanpak’ van Denk, wordt het volgens mij tijd voor een oogstpolitie. Zonder dat er (door mij) onderzoek naar is gedaan vermoed ik dat onze nationale politiediensten veel te weinig kennis bezitten over het oogsten van groenten en fruit, om het voornemen van de overheid waar te kunnen maken. Het is dus een goed idee om, in navolging van de gewenste racismepolitie van Denk, duizend man op te leiden en in te zetten om met succes op onze nationale oogsten toe te zien.
Ik kreeg trouwens het gevoel dat deze rechts-populistische politieke partij, Denk dus, heel goed naar Recep Tayyip Erdogăn kijkt. Deze president weet immers als geen ander wat hij moet doen om de touwtjes in eigen hand te houden (de door hem opgerichte partij heet in het Nederlands nota bene Partij voor rechtvaardigheid en ontwikkeling!) Erdogăn laat bijvoorbeeld scholen die zich niet met zijn AK Partij verenigen sluiten en redacteuren van kranten die zich kritisch over hem en zijn partij uitlaten in de boeien slaan. Denk begint weliswaar voorzichtiger en minder opzichtig, maar toch! Gisteravond pikte ik nog net een stukje mee van Pauw. Farid Azarkan lichtte een aantal punten uit Denk’s ‘antidiscriminatie-plan’ toe. Zoals het idee om het koloniale verleden van Nederland uit de geschiedenis te wissen, op scholen zou onze koloniale geschiedenis niet langer gedoceerd moeten worden. Allemaal overtollige bagage, aldus Azarkan. En de Coentunnel bijvoorbeeld, zou een andere naam moeten krijgen vanwege de niet al te fraaie daden van Jan Pieterszoon Coen. Hier had de politicus een punt, vond ik, maar om nu ook de vermeende held en diens daden uit de geschiedenisboeken te halen, dat is een gevaarlijke stap in de verkeerde richting. Gelukkig liet de jurist Gerard Spong weinig van Denk’s ketenaanpak heel, evengoed moet je er toch niet aan denken dat zo’n politieke partij ooit aan de macht zou komen!
Via de Tacitusbrug bereik ik de Dijkstraat in Herveld-Zuid. Een grote vrachtwagen passeert mij met beleid. Evengoed hoor ik dat de laadbak leeg is. We bereiken samen de Poelierstraat waar de vrachtwagen het erf van het grote landbouwbedrijf oprijdt. Het doel van de chauffeur is voor mij volstrekt duidelijk: suikerbieten. Ja hoor, achter de boerderij liggen enorme bietenbergen! Há, helemaal goed, ik kan bij de oogstpolitie solliciteren. Succes verzekerd!


dinsdag 4 oktober 2016

Zwever

Anderhalf uur later dan gewoonlijk schiet ik in mijn hardloopschoenen. Ze voelen opvallend vochtig aan. Vreemd! Even denk ik dat de waterleiding lekt, maar de betonnen vloer van de meterkast, waarin ik ze gewoonlijk na gebruik opberg, balancerend op hun neuzen, is droog. En wij hebben geen huisdier dat een poot optilt om stiekem tegen mijn schoenen te plassen, sterker nog, we hebben helemaal geen huisdieren, afgezien van spinnen, pissebedden, zilvervisjes, ovenvisjes, fruitvliegjes (die ik niet sympathiek vind omdat ze eitjes in zacht fruit leggen, dat, als de eitjes zich te lang kunnen ontwikkelen, een galachtig bijsmaakje krijgt), bedwantsen en vliegen.
Kortom, het is Werelddierendag!
Mijn gedachten zwerven ver van het wereldje rond de Waalbandijk waarover ik rustig en in de automatische stand, ren. Dan word ik opgeschrikt door een paniekerige fazantenhaan. Bangelijk schreeuwend springt hij op uit de uiterwaard rechts van mij, steekt de dijk vlak voor mij over, fladderend als een kip zonder kop en met snorrende staartveren, en landt in het schapenweitje voor De Trompet, het huis van de familie Engelen. Ik pik iets van zijn paniek op. Het heeft te maken met mijn in het oog springende hardloopshirt waardoor ik onmiddellijk de behoefte voel om hem gerust te stellen, hoewel ik zijn reactie nogal overdreven vind. Daar is hij wel voor in, voor mijn troost bedoel ik, zodat we vrienden worden, imaginair wel te verstaan. Fazant, die meent dat hij nu en altijd met de deur in huis kan vallen, hangt een verhaal op waarin ik elementen herken, zoals een paard, veren, potsierlijke mutsen en bewuste overschotten. ‘Wacht even, Fazant, ik kan je niet volgen. Bovendien staat mijn hoofd nu niet naar jouw verhaal. Ik heb ruimte aan iemand anders beloofd!’
Fazant doet alsof wat ik wil er niet toe doet. Hij schettert gewoon door, zodat mij niets anders overblijft dan zijn woordenstroom ruw te onderbreken door hem in de holt te zetten. Hé, hé, rust! Misschien vertel ik zijn verhaal nog wel, maar niet nu, niet vandaag. Zoals gezegd beloofde ik iemand anders dat, als ik op Werelddierendag zou rennen, ik over mijn ontmoeting met hem zou vertellen. En dat is vandaag.
Onze ontmoeting stamt van vorige week woensdag. Ik zag hem en moest lachen omdat ik aan een pyjama dacht, en in tweede instantie aan het schort van opoe Dekker. Dat was vervelend voor hem misschien, maar ik kon er niets aan doen. Hij zag er gewoon heel grappig uit met zijn pyjama-look. Natuurlijk heb ik hem nauwkeurig bekeken – en hij mij, denk ik – voordat ik naar binnen ging, naar mijn werkkamer om mijn fotocamera te halen. Weer op weg naar beneden stelde ik het toestel alvast in waardoor ik bijna de op een na onderste traptree miste. Niet slim, ik weet het, ik zei het op dat moment ook tegen mezelf: Dom! Als je gezond oud wilt worden moet je op een trap één ding tegelijk doen en je daarop concentreren.
Hij zat op een zacht, goudgeelgekleurd bed van helm- en meeldraden die het hart van een Zuid-Afrikaanse margriet vormde, ijverig zijn monddelen en donker-bruinrode, bolle facetogen te wassen. Zijn vleugels glansden glasachtig op in het late namiddaglicht, evenals de opvallende gele vlekken op zijn onderlijf en de gele lengtestrepen op zijn borststuk. Ik zag direct dat ik met een zweefvlieg te maken had, een zwever die eruitzag als een pyjamamannetje, of als een fop-wesp. Na de opnamen kreeg ik via internet veel aanvullende informatie. Zwever bleek geen pyjamazweefvlieg
maar een Helophilus pendulus, een gewone pendelzweefvlieg dus…
Pendelen? Dan moet hij niet in die Afrikaan blijven zitten want nog even, dan sluit de bloem haar blaadjes en kan hij niet pendelen. Ik haastte mij hem te waarschuwen, maar had niet bang hoeven zijn, want zijn wetenschappelijke naam betekent volgens Wikipedia ‘bungelende-van-zon-houder’.
Waarom mijn schoenen zo vochtig aanvoelden heb ik echter niet ontdekt.