vrijdag 27 januari 2017

Oud-spraak

Onbarmhartig uitgesmeerd op het asfalt van de Hommelstraat. Twee ratten voor altijd verenigd in het moment van hun overgang. Zij hebben het niet gehaald, de overkant van de weg of waarheen zij ook op weg waren. Ik vertrouw erop dat ik het wel ga halen.
Zij zijn slachtoffers van het verkeer. Uit hun houding is te zien dat er iets zwaars over hen heen is gewalst: zij zijn volledig geplet, liggen zij aan zij, met hun neuzen in dezelfde richting en hun lijkjes zijn, waarschijnlijk gedurende de afgelopen nacht bevroren. Je ziet het niet vaak, twee dierlijke verkeersslachtoffers van dezelfde soort. Daarover peins ik terwijl ik mijn hardlooprondje richting Waalbandijk, Tacitusbrug en uiterwaard vervolg. Waarnaartoe waren zij op weg? In welke relatie stonden zij ten opzichte van elkaar? Hebben zij hun dood zien aankomen? Vragen die niet waarheidsgetrouw zijn te beantwoorden. Er zit niets anders op, ik kan slechts mijn eigen waarheid scheppen.
Zij voelden zich paria’s in de gemeenschap waarin zij waren opgegroeid, die zij zelf het volk noemden of eenvoudig de troep, hoewel niet alle volwassen dieren dat op prijs stelden. Zij werden verschoppelingen toen zij zondigden tegen de heiligste van de heilige regels. Om die reden ondernamen zij hun reis.
Vrijheid is een groot goed voor het volk mits men zich aan de geloofsregels houdt. Die zijn niet streng, die regels. Er is er eigenlijk maar een die, op straffe van een gruwelijke dood, niet overtreden mag worden: geen enkel vrouwtje mag zich zonder toestemming laten bezwangeren en geen enkel mannetje mag ongevraagd de liefde bedrijven. Slechts de Gravida, de eminente leidster, mag ieder mannetje dat zij geschikt acht kiezen als de vader voor een nieuwe stam, dan wel toewijzen aan een van de geëigende vrouwtjes. De huidige Gravida was in deze positie gekomen vanaf het moment dat zij het zwaarste vrouwtje werd. Haar voorgangster werd bij die gelegenheid gedood evenals diens jongste stamgroep. Even terzijde: een zwaarwichtig vrouwtje worden is een zeer moeilijke opgave: steeds als een ander vrouwtje het gewicht van de heersende Gravida dreigt te overschrijden, neemt het gewicht van de eminente leidster toe.
Ons paar had al twee keer een vruchtbaarheidsperiode in onthouding doorgemaakt toen zij geruchten hoorden. Ene Marten Leo King verkondigt opvattingen waarin het opgelegde celibaat, alsook de voorrechten van de Gravida, ontkracht worden. Hij zou ergens ‘over de grote plas’ wonen.  Toen zij voor de derde keer vruchtbaar werd proefden zij stiekem de liefdesdaad. De volgende dag voelde zij al veranderingen in haar lichaam en de tweede dag werden haar spenen merkbaar langer en dikker. Zij konden niet blijven. Die grote plas, die zou ergens in het oosten te vinden zijn.
Als zij van onze soort waren geweest hadden wij hen emigranten genoemd, vluchtelingen of backpackers wellicht. Gisteren, vroeg in de avond, op hun derde reisdag, bereikte het paar de restanten van de kersenboomgaard, die in hun oud-spraak de Alde Kriekenbongerd wordt genoemd. Daar, aan de uiterste rand en over bulten korzelig bevroren sneeuw, lag een smal langgerekt watertje. Niet de grote plas, stelden ze teleurgesteld vast. Krabbelend over het ijs bereikten ze de overkant en vonden een strak en oneindig lang, dor en kaal, onnatuurlijk ruikend vlak. Hij stelde haar gerust. ‘We moeten rennen, zo snel we kunnen, dan is het spoedig achter de rug!’ En zo deden zij.
Bijna halverwege doemden van links twee vurige ogen op. Verbijstert richten zij zich op en staarden naar dit fenomeen. Haar laatste gedachten gingen uit naar de verboden vrucht van haar schoot.
Zij hebben het niet gehaald, hoewel ze een andere vrijheid vonden dan zij hadden verwacht.
Mijn vertrouwen in de goede afloop was terecht, ik heb het gehaald.
Om een uur moest ik me in het ziekenhuis melden. Tweeëneenhalf uur later toonde dokter Ye, de oogchirurg, zich tevreden over haar werk. En nu ik deze laatste zinnen schrijf zie ik weer kleur en contouren, zij het nog vaag.



dinsdag 24 januari 2017

Pindakaas

Natuurlijk had ik bij mijn ontbijt een boterham met pindakaas moeten besmeren. Immers, dat doe je als het voor de allereerste keer nationale pindakaas-dag is, boterhammen met pindakaas eten (het werd echter de gebruikelijke boterham met pure hagelslag.) Dat realiseer ik mij pas als ik het einde van de Kloosterstraat bereik. Terwijl ik langs de b&b, ‘Bed of Flowers’ ren, weet ik dat ik over een paar uur een tweede kans krijg.
Het is een uitzonderlijk grijze dag. Het mooie rivierenlandschap wordt verhuld in nevels. Alles is grijs waardoor de hardloper in een geel trainingsjack extra opvalt. Aan zijn groet hoor ik dat hij mij kent, waarschijnlijk. Frans? Pas nu ik de man in het gele jack gepasseerd ben weet ik dat het Frans was.
Via de radio hoorde ik gisteren de enthousiaste eigenaar van een pindakaaswinkel, Michiel Vos, over pindakaas vertellen. Met en zonder nootjes! Via Lonely Planet weten zelfs toeristen dit unieke Nederlandse winkeltje in de Czaar Peterstraat te vinden. Het nieuwste product van de Amsterdamse pindakaaswinkel mag er ook zijn: Pindakaas met rum en rozijnen! Vooral in Amerika, Canada, Engeland, Duitsland, Suriname en Nederland wordt pindakaas gegeten, maar dan wel in grote hoeveelheden. Met pindakaas schijnt het zo te zijn, je houdt ervan of je hebt er een hekel aan. Een tussenweg is er niet. Hoe dat met mij zit weet ik eigenlijk niet. Af en toe eet ik een boterham met pindakaas, waarmee ik waarschijnlijk tot de groep ‘houdt ervan’ behoor. Met een pot kan ik ongeveer een jaar toe. Heel wat langer trouwens dan de spreeuwen van Wouter, die kunnen wel een pot per dag aan (zie ‘Spreeuwenpot’). Het liefst smeer ik eerst een dun laagje sambal op mijn boterham, daarover pleister ik een laag pindakaas en vervolgens bestrooi ik het geheel met uiensnippers.
Aan pindakaas heb ik nooit diepe gedachten besteed. Voor mij was het er altijd en hoort het smeuïge goedje evengoed bij Nederland als klompen, tulpen, schaatsen, koeien en kaas. Maar pinda’s groeien niet in Nederland. Als ik over pindakaas had nagedacht had ik me president Jimmy Carter herinnerd. Hij was namelijk een van de grote pindaboeren in Amerika. Dus toen ik Michiel Vos hoorde vertellen dat pindakaas pas tijdens de Tweede Wereldoorlog in Amerikaanse voedselpakketten naar Nederland is gekomen, keek ik daar niet echt van op. Volgens Wikipedia experimenteerde ene John Kellogg met een pindaoverschot en ontwikkelde daarmee toevallig pindakaas. Dat was in 1893.
Het duurde dus meer dan vijftig jaar voordat dit populaire Amerikaanse broodbeleg naar Nederland kwam. Maar die verloren tijd hebben wij Nederlanders vast en zeker ingehaald! Met dank aan Evert van Benthem. Hij leerde ons in de jaren tachtig dagelijks via een televisiespotje: ‘Ze zeggen dat je er sterk van wordt, van pindakaas.’
Pindakaas, wie is er niet groot mee geworden!
Op de Tempelstraat tilt een jonge vrouw haar hondje op en stopt het in een wandelwagentje, nadat het zijn behoefte deed. Het beestje wordt zorgvuldig met een dekentje toegedekt. Ik heb de indruk dat zij met haar huisdier omgaat als was het haar kindje. Zo meteen, als zij thuiskomt, smeert ze wellicht een boterham met pindakaas, snijdt het in kleine blokjes en voert het haar lieveling met een vorkje.
Nu ik dit schrijf realiseer ik me dat ik bij de lunch ook de tweede kans niet heb benut. Helaas pindakaas!



vrijdag 20 januari 2017

Boos

De zon en ik, wij arriveren nagenoeg gelijktijdig op de Waalbandijk bij de Kloosterstraat. Als een bloedhete, rozerode ovenschotel verheft zij zich boven de horizon zodat ik mijn hoofd moet wegdraaien om mijn ogen te beschermen. Een van de eerste dingen die door haar worden getroffen is een brok sneeuw dat gaat glanzen als was het een kostbaar stuk rozenkwarts. Het lijkt de voorbode van een bijzondere dag. De dag van de inauguratie van Donald Trump, maar dat kan niet waar zijn, want volgens edelstenenenmineralen.nl is rozenkwarts bij uitstek de steen voor het hart en de liefde. Van ‘de Donald’ kun je veel zeggen, maar liefde en een (goed) hart passen niet bij hem. Nee, die bijzondere dag zit hem vooral in het feit dat dit de dag is waarop drie slimmeriken strijdt gaan leveren om uit te maken wie van hen de slimste is en, om wat dichter bij huis te blijven, het is bovendien de dag dat de makelaar het Te-Koop-bord voor het huis van onze buurtjes zal veranderen in een Verkocht-bord (en dat na exact één maand! Zie ook ‘Verkoopbord’).
Onvoorstelbaar vind ik het dat iemand president wordt voor wie empathische gevoelens vreemd zijn. Iemand die altijd uit is op eigen gewin en bovendien verstoken is van ethisch besef, kan in mijn ogen niet de belangrijkste positie innemen van een land. Een president staat voor mijn gevoel voor alles wat Trump niet is. Toch wordt hij het. Straks, om twaalf uur Amerikaanse tijd, wordt een boze, onbetrouwbare en harteloze man leider van de Verenigde Staten van Amerika. Donald Trump wordt de vijfenveertigste president. Maar hij kan niet in de schaduw staan van zijn directe voorganger. En dat weet hij. Het is niet voor niets dat hij aankondigde, boos zoals altijd, dat hij op zijn eerste werkdag een aantal besluiten ongedaan gaat maken die met veel pijn en moeite door Obama tot stand zijn gekomen. Als een jaloers jongetje dat de meest perfecte blokkentoren van zijn broertje omver kiepert.
Wat mij betreft kijk ik meer uit naar de laatste aflevering van De slimste mens. Wie gaat dat spelletje winnen? Wordt het Klaas Dijkhof of Stefano Keizers, of gaat Hiske Versprille met de eer strijken? Hoe dan ook, gisteravond zagen we weer eens een spontane lach op het gezicht van het eeuwige jurylid Maarten van Rossum. Dat overkomt Maarten niet vaak, zo’n spontane lach. Gisteren was het vanwege geheimen. Geheimen betreffen meestal negatieve zaken, gebeurtenissen die je liever buiten de publiciteit wilt houden. Zoals de aanval van Amerikaanse legerhelikopters op tien Iraakse burgers (juli 2007). Onder hen was ook een oorlogscorrespondent, wiens telelens per abuis werd aangezien voor een raketwerper, waarmee de fatale vergissingaanval werd bestendigd.
Amerika hield deze rampzalige gebeurtenis onder de pet. Het gefilmde verslag van een van de betrokken helikopters werd als topgeheim geclassificeerd. Een paar jaar later zagen wij de afschuwelijke beelden, doordat de Amerikaanse militair Bradley Manning (tegenwoordig Chelsey Manning) de film, samen met honderdduizenden geheime stukken, om reden van gewetensnood, aan Wikileaks verstrekte. Julian Assange, de eigenaar van Wikileaks, beoordeelde de militaire actie als moord en zette de film op YouTube. En toen waren de rapen gaar.
Manning kreeg in 2013 vijfendertig jaar gevangenisstraf opgelegd.
Geheimen vormen maar al te gemakkelijk ongeleide projectielen. Een geheim bewaren kun je dus maar beter vermijden, dat vonden ook de slimste-kandidaten tijdens de uitzending gisteravond. Zo niet Van Rossum. Hij zegt het heerlijk te vinden om een geheim te koesteren: ‘Ik weet lekker iets dat jij niet weet!’ Wij konden zien dat hij het oprecht meende. Het gezicht van de immer stoïcijns kijkende slimste-jury spleet in een spontane lach.
Barack Obama verlaat vandaag het presidentschap. Op de valreep besloot hij Chelsey Manning vervroegd vrij te laten.



dinsdag 17 januari 2017

Capriolen

Veel van de dikke sneeuwdeken van vrijdag is verdwenen en het wegdek van de Waalbandijk is schoon, maar er is nog genoeg om met sleetjes van het dijktalud af te roetsjen. Sporen van dit populaire kindervermaak zijn hier en daar duidelijk zichtbaar; afgelopen zondag waren we getuige van het enthousiasme en plezier van enkele buurkinderen. Wat hier ook opvalt zijn enkele verse molshopen. Ondanks de kou wordt ondergronds noest gearbeid en dat is goed. Juist vanwege de sneeuw lukt het de fluwelen gravertjes overigens niet stiekem op wormenjacht te gaan of hun gangenstelsels uit te breiden. Hoe zij tegenover deze zichtbaarheid staan laat zich niet gemakkelijk raden, zodat ik mijn hardlooprondje kalm voortzet.
Bij de Tacitusbrug neem ik spontaan de betonnen traptreden omhoog, vooral omdat ik antwoord wil vinden op de vraag of het oude brugdeel inmiddels is vrijgegeven voor autoverkeer. Dat is niet het geval. Via het fietspad ren ik naar de overkant. Onder mij weerspiegelt het licht van de ochtendzon zich opzichtig in het water van de Loenensche Wel. In afwachting van een laagje asfaltbeton is het stalen wegdek belegd met rubbermatten om fietsers voor valpartijen te behoeden. Het voelt alsof mijn schoenzolen een extra dempingszool kregen. Het was fijn geweest als voor het fietspad dat tussen de wijken Balmerd en Olde Tempel ligt, dezelfde voorziening was getroffen, dan zou mij gistermiddag niets zijn overkomen. Dit klinkt dramatischer dan het was. Evengoed, dat het uiteindelijk goed is afgelopen, had ik vooral aan mijn eigen behendigheid te danken. Dat zit zo: ik fietste naar Ria in Winssen. Natuurlijk had ik met de auto kunnen gaan, het was er koud genoeg voor, maar in principe gebruik ik zoveel mogelijk de fiets. Bovendien had ik de auto dan sneeuwvrij moeten maken.
...het licht van de ochtendzon...
Het was de laatste bestuursvergadering van de Zonnebloemafdeling waarnaar ik op weg was. Na twaalf jaar moet ik aftreden. En dat is goed. Af en toe moet het bestuur vernieuwd worden zodat de boel niet vastroest. Als de vereniging geen maximale bestuurstermijnen had geregeld was het voor mij wellicht moeilijker geweest om ermee te stoppen. Vooral nu er nog geen nieuwe penningmeester is gevonden. Terwijl ik naar deze laatste bestuursvergadering op weg was vroeg ik me af hoe mijn collega-bestuurders dat probleem gaan aanpakken (het stond als punt zeven op de agenda).
Zoals gewoonlijk nam ik de weg binnendoor, dus via het Gewelf. Dat ging prima tot aan de afslag naar dat bewuste fietspad. Op het laatste moment zag ik dat het wegdek geheel verscholen ging onder glibberig aangereden sneeuw en ijs. Voorzichtig remmen bracht mijn achterwiel in een slip. Ik zag mezelf al onderuitgaan en besloot op het laatste moment, als een onverschrokken Max Verstappen, rechtdoor te gaan, via het gazon dat onder de sneeuw schuilging. Het lukte nog maar net om de stijve stam van een kleumende appelboom te ontwijken en, staande op de trappers, ploegde ik door het sneeuwveld naar de brug over de vijver.
Ik heb niet omgekeken. Voor zover ik weet was er niemand die getuige is geweest van deze malle capriolen, of het moet het paartje eenden zijn geweest dat verveeld in een wak dobberde. Maar zij gaven geen commentaar. Dat deed ik zelf wel: ‘Sufferd!’, zei ik tegen mezelf, ‘je kon toch weten dat deze paden niet sneeuwvrij worden gehouden!’
Aan de overkant van de Waal zijn twee mannen bezig met het graven van een sleuf. Zij zien er onbenaderbaar uit en aanvankelijk ren ik door, maar op de terugweg overwin ik mijn gêne. De heropenstelling van de gerenoveerde verkeersbrug zal in etappes plaatsvinden. Op 28 januari worden twee rijstroken vrijgegeven. Zo, met dat nieuwtje kan ik thuiskomen!



vrijdag 13 januari 2017

Sneeuwdeken

Regen of misschien toch sneeuw, ik kan niet goed vaststellen wat het is. Er valt hier langs de Waalbandijk genoeg nattigheid om mijn Quest-ijsmuts met hersenprint, te verruilen voor mijn pet, die ik met het oog op deze toestand dus niet voor niets in mijn jaszak stak. Mijn brillenglazen blijven nu droog en schoon, maar een nadeel is dat mijn oren kou moeten lijden. Ach ja, je kunt niet alles hebben.
Toen ik mij gisteravond klaarmaakte om naar bed te gaan viel de sneeuw, die later in de nacht zou vallen, zo was door het KNMI beloofd, tot mijn verrassing al in dikke vochtige vlokken: ‘Dat wordt wat morgenochtend!’ Met die gedachte ging ik slapen. Of ik daarom moeilijk in slaap kon komen kan ik niet met zekerheid zeggen, feit is dat ik me verheugde op hardlopen in de sneeuw. En op een mooie zonsopgang boven een witte wereld. Alsof ik weer een kind was, zo voelde ik het en ik kon het niet laten om in het holst van de nacht op te staan om vanachter de ramen alvast een voorproefje te nemen. Dat was geruststellend ondanks de wind die af en toe aan de ramen rukte.
zonlicht trekt een gloed over het grauwe sneeuwlandschap
Aanvankelijk viel het tegen. De sneeuwlaag in de Tempelstraat was door de inzet van strooiwagens en het vroege verkeer, veranderd in een dikke brij. Ik maakte me ongerust met het oog op natte voeten en af en toe voelde ik een voet wegslippen. Achteropkomende auto’s waarmee kinderen bij de scholen werden afgezet bleven geduldig achter mij. De fietspaden langs de Van Heemstraweg waren sneeuwvrij gemaakt en dat gold ook voor de Hommelstraat. De sneeuwwereld waarop ik me verheugd had vond ik pas bij de opgang van de Waalbandijk. Omdat de bielsen van de trapopgang naar de dijk bekleed zijn met opbollende sneeuwkussens, waren ze goed zichtbaar en kon ik die veilig nemen. Ze was er nog onberoerd, de sneeuw, maar dat gold niet voor de Waalbandijk zelf: er is een spoor van een brommer en er is mij één persoon voorgegaan, wandelend of rennend, dat kan ik niet goed uit het voetpatroon opmaken. Ook kan ik niet zien of het een man of een vrouw betrof. Wel is duidelijk dat de voetafdrukken uit de richting van Ewijk komen en bovendien kan ik zien dat hij of zij een kleine loopafwijking heeft: de afdrukken van de rechtervoet wijzen sterk opzij waar de linker keurig recht zijn afgewikkeld. Ik ben dus de eerste die een voetspoor in het dikke maagdelijke pak sneeuw richting Tacitusbrug trekt.
Hoewel de wereld om me heen door al die sneeuw grauwer is geworden vind ik hem evengoed prachtig. Ik kan niet anders dan af en toe stilstaan om een foto te maken, waardoor mijn voeten steeds kouder worden. Misschien ook omdat ze nat zijn: de sneeuwlaag is behoorlijk dik zodat ik er af en toe met mijn voeten iets van opschep. Hardlopen is ook zwaarder dan normaal. Dat, en mijn koude voeten maken dat ik eerder dan gewoonlijk weer op huis aanga.
Door de laaghangende bewolking zit een mooie zonsopgang er helaas niet in, maar het vroege zonlicht trekt wel een beloftevolle gloed over het grauwe sneeuwlandschap.
De dikke sneeuwdeken, maar misschien ook mijn koude voeten, brengt me naar de vluchtelingen in Griekenland. Zij verblijven daar al enkele dagen onder de meest verschrikkelijke omstandigheden. Zware sneeuwval en lage temperaturen maken een verblijf in tenten tot een ware hel. Ik moet er niet aan denken dat ik in die omstandigheden in een tent zou moeten leven. Met slecht doorbloede voeten die me nu al af en toe wintertenen bezorgen, zou ik niet kunnen overleven als ik in een vergelijkbare situatie moet verkeren. Gisteren hoorde ik dat de Griekse regering een oud marineschip naar Lesbos stuurt. Maar het is duidelijk dat er veel meer moet gebeuren.
Waarom wonen deze vluchtelingen nog in tenten, waarom doen we zo weinig?



dinsdag 10 januari 2017

Verslaggever

Hardlopend over de Waalbandijk passeer ik de winters kale fruitboomgaard van de familie Engelen. Hier is de uiterwaard op z’n smalst. Dat wil zeggen, van het gedeelte dat in mijn route is opgenomen. Vorige week dinsdag lag hier aan de Waaloever een schip afgemeerd. Op het dek liep iemand, een dekknecht of misschien de schipper zelf, met één hand aan een oor. Hij telefoneerde, veronderstelde ik. Toen voelde ik de impuls om via de dam en het korte karrenpad naar het vaartuig te rennen om er poolshoogte te nemen.
Dat deed ik niet, ik onderbrak mijn hardlooprondje niet. In plaats daarvan nam ik me voor dat op de terugweg te doen. Evengoed was ik niet tevreden over dat impulsieve besluit, om me niet te informeren bedoel ik. Fantaserend over een eventueel gesprek met de schipper, of diens dekknecht, bedacht ik joggende-voort dat er vast en zeker een verslaggever in mij schuilt. Ik bedoel maar, een journalist bezit een competente nieuwsgierigheid. Net zoals ik, misschien wel niet op professionele basis, maar toch, ik wil wel graag weten wat er om mij heen gebeurt. Daarom begeeft een journalist zich vaak buitenshuis om verslag te doen van het nieuws dat zich ter plaatse voordoet. Hij vraagt aan degenen die hij er aantreft wat er aan de hand is en vaak maakt hij fotootjes van het nieuws dat zich voor zijn ogen afspeelt. En om de vergelijking met mijn situatie door te trekken: hier speelt zich een nieuwsfeit af en ik ben ter plaatse – nou ja, ik was bijna ter plaatse moet ik nu zeggen, want inmiddels ben ik alweer een paar kilometer voorbij de nieuwssite gerend. Dom, dom, dom!
‘Maar, als ik straks opnieuw ter plaatse ben’, dacht ik toen, ‘heb ik mijn smartphone bij me. Hoewel, moest dat ding niet hoognodig opgeladen worden?’, en ik ergerde me weer eens aan mijn eigen laksheid, aan het feit dat ik dat de avond daarvoor niet had gedaan.
...het kleine beetje water in de Loenensche Wel...
Speculerend – ik heb het nog steeds over vorige week dinsdag – over hetgeen de schipper, of zijn dekknecht, mij zo meteen te vertellen zal hebben, bedacht ik dat het vast en zeker te maken zal hebben met de situatie in het Maas-Waalkanaal, dat dit de reden is dat het schip op zo’n vreemde plaats afgemeerd ligt bedoel ik. Doordat een binnenvaartschip, de Maria Valentine, eind vorig jaar door de Maasstuwdam bij Grave is gevaren, zakte het peil in deze grote regenwaterrivier als een baksteen. Met alle noodlottige gevolgen van dien. Onder meer kan het Maas-Waalkanaal daardoor niet bevaren worden, zodat schepen vanuit de Waal de Maas niet via dit kanaal kunnen bereiken. Het schip dat tegenover het fruitbedrijf van de familie Engelen ligt, moet vast en zeker wachten totdat het waterpeil in het kanaal is hersteld, meende ik. Ik was dan ook erg benieuwd naar de mening van de schipper, of diens dekknecht, over de verkeerde afslag die de stuurman van de Maria Valentine nam.
Het lag er niet meer! Toen ik vorige week dinsdag opnieuw de tijdelijke ligplaats van het binnenvaartschip naderde zag ik al van ver dat het vogeltje gevlogen was. Ik kon mijn nieuwsgierigheid niet bevredigen, al dan niet professioneel, en had me onverrichterzake voorbereid op de wijze waarop ik snel een fotootje zou kunnen maken voordat de batterij volledig uitgeput zou zijn. Helaas. Te laat! Wie zijn gat brandt, moet op de blaren zitten!
Inmiddels kan het Maas-Waalkanaal weer mondjesmaat bevaren worden.
Vandaag heb ik een volledig opgeladen smartphone bij me, maar speelt er zich geen nieuws af. Of het moet zijn dat het kleine beetje water in de Loenensche Wel zo prachtig door de opkomende zon wordt beschenen. Er is evenwel niemand die ik hierover bevragen kan. Maar wacht, ik kan wel een selfie maken!


(Ter verontschuldiging voor de slechte kwaliteit van de foto: ik had onvoldoende zicht op de juiste instellingen en het is bovendien de eerste keer in mijn leven dat ik een selfie maakte!)

vrijdag 6 januari 2017

Kattenbakkenthuiscentrale

Het was nog vroeg in de middag toen ik aan dit ‘rondje joggen’ begon, een rondje dat uiteindelijk een kwart marathon zal worden. Evengoed is het nog koud en hier en daar glad, zoals hier langs de Loenensche Wel. Het bosje rond Slot Doddendael belet de zon zodat het laagje ijzel niet smelten wil. De oudere dame die met haar viervoeter van enige bewegingsvrijheid geniet, geeft mij groot gelijk dat ik hier omkeer. ‘Veel te glad hier’, laat ik haar als verklaring weten. ‘Daarom loop ik met een stok’, antwoordt zij mij. Terwijl ik verder ren moet ik aan mezelf bekennen dat ik weer een verkeerde inschatting maakte. Deze vrouw wandelt niet met de hulp van een blindengeleidehond en zij lijdt ook niet aan hardhorendheid; met de stok die zij gebruikt tast zij niet de omgeving af, het is een doodgewone ski- of nordic walking stok, en aan haar gehoor mankeert niets!
De kraai even verderop, hij verkeert in het gezelschap van twee soortgenoten, mankeert wel degelijk iets. Hij loopt met een hupje en ik kan duidelijk zien dat zijn rechterpoot een beetje scheef staat. Het lijkt ook korter en dunner dan zijn linker. Het doet mij aan mijn zwager denken. Gister kwamen hij en mijn zus onverwacht op verjaardagvisite. Kees vertelde dat de dokter al snel in de gaten had dat zijn ene heup hoognodig aan vervanging toe was: ‘Laat je broek maar even zakken,’ liet de arts hem vanachter zijn bureau weten. Kees deed braaf wat hem was opgedragen, maar mocht hem halverwege al weer ophijsen: ‘Ik heb ’t al gezien’, had de orthopedisch specialist gezegd. Zijn ene been was dan ook beduidend dunner dan het ander, dat van Kees bedoel ik, omdat hij dat al lange tijd niet of veel minder belastte! Versleten kraakbeen in het heupgewricht is blijkbaar behoorlijk pijnlijk.
Dat euvel was sluipenderwijs ontstaan vanwege de Kattenbakkenthuiscentrale, het handeltje dat mijn zwager, samen met mijn zus, had opgezet nadat hun Amsterdamse kruidenierswinkel niet langer liep – de opkomst van grote zelfbedieningen hadden het ‘buurtwinkeltje’ de das omgedaan.  Nadat Kees en Gré afscheid van hun winkel hadden genomen moest er een andere broodwinning gevonden worden. Kees, als zoon van een cafébaas, kon goed met mensen omgaan en dat kwam voor een handeltje met zakken kattenbakkengrit goed van pas. Twintig kilo wogen die dingen. Dat zijn zaken die je in een stad als Amsterdam niet gemakkelijk zelf in een winkel gaat halen. Het bleek een gat in de markt!
Aanvankelijk bestelde Kees tien zakken. Acht klanten mocht hij bedienen. Het werden er allengs meer. Gré nam de administratie en de telefoon voor haar rekening. Ik hoor haar nog reageren: ‘Met de kattenbakkenthuiscentrale, zegt u het maar…’, als ik haar in die jaren belde. Kees bezorgde de zakken aan huis. Dat betekende dat hij die logge zakken, smalle en hoge trappen op moest sjouwen. Liften waren nog een zeldzame luxe! Altijd lei hij er een op dezelfde schouder, een tweede zak onder zijn arm. Zo ging dat, tot het niet meer ging. Op het eind bezorgden ze bij achthonderd klanten door heel Amsterdam. De pijntjes in zijn heup speelden steeds nadrukkelijker op zodat hij zijn been ging ontzien. Dat betekende uiteindelijk ook het einde van de Kattenbakkenthuiscentrale, het einde van de enige kattenbakkenthuiscentrale die ik ooit heb gekend!
Nu ik hier langs de Waalbandijk ren realiseer ik mij dat ik mijn zus waarschijnlijk nooit heb verteld hoe trots ik toen op haar was, toen zij met haar man een kruidenierswinkel in Amsterdam begon – het zal in 1962 zijn geweest, in het jaar dat zij met Kees trouwde. Ook gisteren heb ik het haar niet verteld, dus neem ik me voor dat bij de eerstvolgende gelegenheid te doen.
Grote zus, ik bewonderde jouw moed!



dinsdag 3 januari 2017

Vuilwagen-blues

Het straatbeeld is opvallend anders dan in 2016. Dat is vanwege de vuilniscontainers die her en der aan de straat klaarstaan om door de jongens van Dar te worden geleegd. Voor het eerst in de geschiedenis van het dorp wordt het plasticafval verzamelt in vuilniscontainers. De plastic zakken die we een aantal jaren voor dit doel hebben gebruikt hebben plaatsgemaakt voor containers met een opvallend oranjegekleurd deksel. Om de kosten te drukken, dacht ik. Want met behulp van die containers kunnen de inzamelmomenten gemakkelijk halveren, meende ik. Mis, ik had het helemaal mis!
Op dit eerste hardlooprondje van 2017 deel ik de Hommelstraat met een aantal ‘oranje containers’ en de appelgroene vuilniswagen van ‘Dar, en ’t is weer fris’ die, gewapend met oranje-gele zwaailichten, korte metten maakt met de inhoud van alle gereedstaande afvalbakken. Sinds ik Tobias Rabelink op het podium van ‘Knoop gala 2016’ uit zijn dak zag en hoorde gaan, ‘hoor’ ik geregeld zijn Zuigwagen-blues ‘Je ziet ze rijden door alle straten, je hoort ze zuigen in hoeken en gaten. Je hoort ze tieren, puffen en blazen, ze nemen de bladeren eens flink te grazen!’ – als ik veegwagens, puttenreinigingsmachines of vuilniswagens door onze straat zie gaan. En nu ik naar de mannen op de voorzichtig passerende vuilniswagen zwaai stel ik me voor dat Tobias een lekkere blues uit zijn gitaar slaat en enthousiast zingt: Je ziet ze rijden wringen en stoppen, om van bakken naar zakken vol vuilnis te hoppen. Je ziet ze lachen, grijpen en knikken, om tientallen zakken in hun wagen te mikken. Het is de vuilwagen-blues, hé ja, het is vuilwagen-blues…!
Evengoed begrijp ik niet dat uitgerekend op deze derde dag van het nieuwe jaar het plasticafval in ons dorp wordt opgehaald. Zaterdag voor oud jaar heb ik de laatste twee zakken met plasticafval aan de straat gezet – twee zakken in plaats van die ene die gebruikelijk is, omdat ze bijna een week hebben overgeslagen vanwege kerstmis. Met die van ons deponeerden ook onze buurtgenoten hun zakken met plasticafval op de verzamelplaats. Een van hen zette diens container-met-de-opvallend-oranje-deksel erbij, maar deze lieten de jongens van Dar staan. Waarschijnlijk omdat hun wagen niet was uitgerust met een voorziening om containers te legen, maar dat terzijde.
Gewoonlijk komen de plasticjongens om de twee weken. Nu zijn ze alweer terug, terwijl het slechts drie etmalen geleden is dat ons plasticafval is opgehaald. In onze splinternieuwe container bevindt zich nog slechts een klein laagje plastic verpakkingsmateriaal, opgevouwen melkpakken, platgetrapte petflessen en een paar lege blikjes. Het ding klinkt nog steeds alsof het leeg is, er kan dan ook voor nog minstens dertig etmalen bij! Ik verkeerde dan ook in de veronderstelling dat het plastic+ afval halverwege januari zou worden opgehaald. Maar ik had het mis!
Het verbaast mij evengoed enorm dat de afvalkalender voor 2017 laat zien dat de ophaalroutine niet verandert. O, ze komen wel op een andere dag, dinsdag in plaats van maandag, maar het blijft om de veertien dagen. Ik verwachtte dat de perioden tussen de ophaaldagen zou worden verlengd nu de gemeente is overgegaan van plastic zakken op containers met een inhoud van 240 liter. Naar mijn schatting passen er vier tot vijf volle zakken in die nieuwe bakken!
We hebben de plasticjongens regelmatig de berg afvalzakken aan de overkant van de straat weg zien werken. Ieder van hen graaide zes tot wel acht zakken bijeen om ze in een keer in de vuilniswagen te werpen. O, er viel er weleens eentje naast, of een van hen wierp een zak met een boog naar de wagen maar miste de opening, maar over het algemeen werkten zij schoon en waren razendsnel klaar. Voortaan staat er een hele rij containers die ze stuk voor stuk naar de vuilniswagen moeten rollen, aan de liftinstallatie hangen, optillen, legen, weer laten zakken en de lege containers terugzetten. Zes handelingen in plaats van twee!
Dus, waarom deze verandering?
Tobias, help!