dinsdag 31 mei 2016

Jongensdroom

Op het moment dat ik de kerktoren van Winssen passeer, een overblijfsel van de middeleeuwse parochiekerk, slaat de klok één keer alsof we dat zo hebben afgesproken. Zoals steeds als ik langs de toren ren is het halfnegen. Waarschijnlijk heeft Willem van Ghent deze torenklok ook heel vaak halfnegen horen slaan. Misschien was varen een jongensdroom van Willem, maar zou hij toen al vermoed hebben dat hij zeeheld zou worden? Of dat hij als aanvoerder op het vlaggenschip Dolphijn door een vijandelijke kanonskogel zou worden gedood? Waarschijnlijk niet. En hij had ook nooit kunnen bevroeden dat amateurhistoricus Piet van de Geer bijna driehonderdvierenveertig jaar na zijn dood, alsnog zijn geboorteplaats zou lokaliseren! Alle geschiedenisboekjes en encyclopedieën zijn hiermee aan herziening toe: Willem Joseph van Ghent is niet geboren op Kasteel Gendt in de Betuwe en ook niet in het Utrechtse Vianen, nee, zijn wieg stond in het voormalige kasteel in Winssen.
Ik had nog nooit van Zeeheld Van Ghent gehoord voordat ik het betreffende artikel in de Gelderlander van afgelopen zaterdag las. Dat geldt blijkbaar niet voor Piet van de Geer. Evengoed lijkt zijn vondst ook op een jongensdroom, vooral als je bedenkt dat het Lidmatenboek van de protestantse kerk daar al die jaren gewoon lag! Al die jaren wachtte op iemand zoals Piet, iemand die zich zou realiseren dat de Willem Joseph van Ghent die op 14 mei 1626 als dopeling in dat boek opgetekend werd, geen willekeurige dopeling was. Natuurlijk zou het veel eenvoudiger zijn geweest als de toenmalige predikant er maar meteen bijgeschreven had dat het hier om Zeeheld Van Ghent ging, maar ja, dat kon hij natuurlijk nog niet weten.
Had ik over Van Ghent nooit gehoord, wel wist ik dat er een kasteel in Winssen heeft gestaan vanwege een tekening van de 18e-eeuwse Nederlandse tekenaar Cornelis Pronk: ’t Huis te Winsen 1732. Maar waar in Winssen, dat weet ik helaas niet. Misschien ben ik er al vaak langs gerend, gefietst of gewandeld. Dat zal vandaag overigens niet meer gebeuren: de Winssense broertjes zeiden het niet precies te weten toen ik ze zojuist vroeg waar het kasteel heeft gestaan. Joop zei dat ‘men’ beweert dat het aan de Leegstraat stond, of was het Harry die dit opperde? Zij menen dat een gedeeltelijk witgeverfde boerderij aan de Leegstraat wellicht een overblijfsel is van het voormalige kasteel, ‘je weet wel, waar die boer woonde met zijn stier!’
‘… waar die boer woonde met zijn stier!’ Ik begrijp ook wel dat de broertjes niet bedoelden te zeggen dat deze boer met een stier samenwoonde. Zij bedoelen dat het bijzonder was dat een boer ‘n stier hield want zo’n opvreter was slechts goed voor één dingetje! Terwijl ik verder in de richting van de Deijnschestraat ren bedenk ik wat een stier in de jongensjaren van Joop en Harry voor een dorpje als Winssen moet hebben betekend. Zo’n dier spoot in die jaren geen rietjes vol zoals in de tegenwoordige ki-stations. Ik schat dat jongens als Joop en Harry bijna dagelijks konden zien dat de boer met zijn stier aan de wandel was. Iedere Winssense koe moest tenminste een keer per jaar, op het moment suprême, door de stier worden beklommen, want wat had een veehouder aan een koe die geen of maar weinig melk gaf!
Een zestal witte koeien in een wei aan de Uiterwaard komen nieuwsgierig naar het hek. Zulke koeien werden door de stier van de betreffende Winssense boer niet bestegen. Koeien met zulke dikke billen bestonden in die jaren niet en ik wil wedden dat deze ‘dikbillen’ nooit een stier hebben gezien. Hoe dan ook Willem Joseph van Ghent is in een klap de beroemdste Maas en Waler, met dank aan Piet van de Geer!



vrijdag 27 mei 2016

Koeienvlaai

Nagestaard door Herman jog ik over het laatste stukje Hommelstraat en realiseer me dat vooral Gerda er lang op heeft moeten wachten. Drie jaar geleden reeds aangevraagd, dit jaar ondernam Ria, een collega-vrijwilliger, een nieuwe poging. En zie, gisteren werd ik vroeg in de middag gebeld met de mededeling dat de geplande ballonvaart doorgaat. Was Ad Haarhuis een Fries, zou zijn melding hebben geluid ‘it giet oan’, maar dat terzijde.
Op de grote speelweide van het Nijmeegse Goffertpark stond de aangepaste mand van de Zonnebloemballon klaar toen Gerda en ik er, dankzij de ‘taxidienst’ van collega-vrijwilliger Ine en haar man, arriveerden, bijna tegelijkertijd met Ria en haar gast Ria (die gebracht zijn door Geert.) Die mand gaf direct vertrouwen: onder meer uitgerust met twee in hoogte verstelbare stoelen voorzien van veiligheidsriemen, waarin mensen met een fysieke beperking gedurende de vaartocht veilig kunnen zitten.
Onder het toeziend oog van veel publiek wordt de enorme ballon door een paar stevige kerels uitgerold. Ondertussen krijgen Ria en ik instructies van Ad, de piloot. Het belangrijkste betreft de landing waarbij de mand meestal kantelt (!), ‘ik zorg ervoor dat we in dat geval allemaal op onze rug landen (ook degenen in de stoelen), dus ga bij de landing een beetje door je knieën en houdt je vast aan de lussen (langs de zwaar gepolsterde rand van de mand)’. Een ventilator blaast lucht in de ballon waarna een van de twee branders wordt ingezet. De ballon zwelt snel op en trekt aan de mand, hét moment om in te stappen (op datzelfde ogenblik arriveren Riky, Timothy en Koen om ons uit te zwaaien.) Terwijl de vlammenwerper razend vuur spuwt speelt de zwakke wind met de ballon, zelfs de stevige kerels rondom kunnen niet voorkomen dat we flink wiebelen, dan wint de warme lucht het van de wind, ontkoppelt de piloot de geien en komen we los van de grond. Daarna gaat het snel. Binnen luttele seconden kijken we in het Goffert-stadion, ontvouwt Nijmegen zich voor ons en zien we de Waal met haar bruggen.
... de hevig kronkelende Maas feeëriek belicht
door het late zonlicht.
Terwijl we hoogte winnen zien we opvallende gebouwen zoals Fifty Two Degrees, het Sanadome, het CWZ-ziekenhuis, de Pompekliniek en de Hippe Hoogbouw in de Weezenhof. Maar ik zie ook het huis waar ik een paar jaar pension genoot en dat aan de Weg door Jonkerbos waar we vijf jaar met ons gezin hebben gewoond. Hoger en hoger gaat de ballon. Zolang de branders uit zijn is het opvallend stil hierboven. We kunnen elkaar als het ware horen ademen, ademen van verwondering en bewondering om het ongewone uitzicht. Ook Gerda en Ria genieten met volle teugen van deze bijzondere luchtvaartocht!
Het Kanaal, de Berendonck, Hatertse Vennen, het Wijchense Ven, de Maas, Grave, Wijchen-Zuid en Balgoij, dankzij de vele fiets- en wandeltochten is het diep onder ons liggende terrein goed herkenbaar en ondanks het een beetje dampig wordt, hierboven, zien we het nieuwe natuurgebied Keent aan de horizon, daarachter wordt de hevig kronkelende Maas feeëriek belicht door het late zonlicht. Schitterend!
Terwijl we de Maas oversteken verliezen we snel hoogte. Schapen en lammeren zoeken een goed heenkomen. We naderen de Oude Maasdijk, varen over een aardappelveld en de Hertogswetering. De onderkant van de mand schraapt over het gras van een grote weide nabij Reek, waardoor onze vaart flink wordt afgeremd, en in één moeite door slechtten we een flinke verse koeienvlaai. Uiteindelijk staan we stil, springen Ria en ik in opdracht uit de mand om deze voor kanteling te behoeden en laat de piloot snel warme lucht uit de ballon ontsnappen. Vervolgens arriveren de eigenaren van de wei – waarin diezelfde dag nog honderddertig koeien graasden – en de volgauto’s. Dan moet er nog even flink worden aangepakt, ditmaal in omgekeerde volgorde, om de uitrusting in de bagageaanhanger te bergen.
Wat rest is een glas champagne en het ontvangen van een Vaarbewijs!



dinsdag 24 mei 2016

Eetbaar

Hardlopend over de Waalbandijk, inmiddels nader ik de Brugstraat en heb ik nog vier kilometer en driehonderd meter tot aan het keerpunt voor vandaag te gaan, iets waarvan ik mij nog niet bewust ben, valt de bak herrie op die uit de richting van de Tacitusbrug lijkt te komen. Waar zijn die brug-re-constructeurs in hemelsnaam mee bezig? Een paarhonderd meter en twee scherpe bochten later krijg ik de verkeersbrug vol in zicht en is het lawaai luider en bijna oorverdovend helder. Evengoed zie ik niet wat ze doen. Wel staat er een minstens tachtig meter lange partytent op het dek van het oude brugdeel. Is het niet veel te vroeg voor een afsluitend feestje?
Of de Amerikaanse Saltwater Brewery ook een feestje kan vieren is nog niet helemaal zeker. Wel is hun initiatief om iets aan de groeiende ‘plastic soep’ in de oceanen te doen zeer welkom. Het plastic waarmee zes blikjes bier bij elkaar worden gehouden (sixpack), veroorzaakt veel problemen voor het maritieme leven – nou ja, problemen, als je die ernstig misvormde zeeschildpad ziet die in zo’n houder klem kwam te zitten, is het zwaar eufemistisch dit als probleem te bestempelen. Hoe dan ook, de bierbrouwer gaat zijn plastic sixpackhouders vervangen door een dat is gemaakt van ‘eetbaar plastic’ (bijproducten van tarwe en gerst vormen de grondstof waardoor het spul biologisch afbreekbaar is.) En dat is prachtig nieuws!
Terwijl ik langs een schapenweitje ren zie ik een lege sap-verpakking bij een van de lammetjes liggen. Dat is vast niet eetbaar! Maar weet zo’n jong wurm dat? Natuurlijk kunnen we de schuld van al dit zwervende afval niet simpelweg op het bordje van de fabrikanten leggen, want te veel consumenten smijten die verpakkingen uiteindelijk achteloos weg. Evengoed zou het prachtig zijn als het voorbeeld van Saltwater breed navolging vindt! Misschien zeggen onze kleinkinderen ooit tegen elkaar ‘In de tijd van opa en oma gooiden ze dit nog in de vuilnisbak!’, onderwijl hun kinderen een leeg melkpak aan de geitjes in het dierenparkje voeren.
Het is helemaal niet zo’n gek idee om, nadat je jouw verfrissing nam, ook de verpakking op te peuzelen. Nou ja, bij nader inzicht lijkt mij dat niet aantrekkelijk. Misschien moeten we het voorlopig beperken tot het cellofaantje waarin het drinkrietje verpakt is, dat is klein en fragiel zodat het gemakkelijk uit je vinger fladdert terwijl je op een bankje van je picknick geniet. Maak het eetbaar, liefs samen met het rietje, dat scheelt! En die apart verpakte koekjes! Ze zijn een uitkomst voor de langeafstand-wandelaar, maar die verpakking! Het begint er al mee dat je ze nauwelijks opengepeuterd krijgt. Je hebt er eigenlijk een schaar bij nodig. Dus, heren en dames fabrikanten, produceer dit uit eetbaar spul, liefst in de smaak van het koekje, dan hap je het in een moeite weg! De stroom aan voorbeelden wil niet meer stoppen. Daardoor heb ik niet in de gaten dat ik verder ben doorgerend dan ik van plan was.
Na zestien hardloopkilometers ben ik weer terug in de Tempelstraat en pers ik er met veel moeite nog een klein sprintje uit.
Boyan Slat heeft meer nodig dan een sprintje, ondanks het initiatief van de Amerikaanse brouwerij en de VN-prijs Champions of the Earth die de twintigjarige Nederlander met zijn project The Ocean Cleanup won. De jonge uitvinder bedacht een drijvende installatie voorzien van lange armen in een V-vorm waarmee hij in volle zee plasticafval bij elkaar kan slepen. Hij is nu druk bezig om met behulp van crowdfunding het benodigde kapitaal bij elkaar te krijgen. Ik hoop dat hij daarin slaagt maar zelfs dan is het een schier ondoenlijke klus om het plastic uit alle oceanen te vissen. De initiatieven van zoveel mogelijk fabrikanten zijn daarom zeer welkom en ondertussen moeten gemeenten zich in blijven spannen om de burgers op te voeden!
En wij? Ik neem mijn afval altijd mee naar huis. Jij toch ook!



vrijdag 20 mei 2016

Raderwerk

Toen ik vanmorgen veel te vroeg wakker werd regende het flink. ‘Nou, dat wordt regenjasjeswerk’, dacht ik bij mezelf en draaide me nog eens lekker om, om vervolgens door de wekker uit een vermoeiende droom – schilderen, slopen en schuren, in die volgorde – gewekt te worden. Nu ren ik, compleet met regenjas, langs de tuin van Thé en is het droog. Van een afstand zag ik een zachtgroen waas waaruit blijkt dat opkomt wat onlangs gezaaid is, maar wat? Zelfs nu, van zo dichtbij, kan ik dat niet zien. Nog even geduld!
Geduld had ik ook nodig nadat ik dat bijzondere kevertje in onze ‘voortuin’ aantrof. Ik was zevenblad aan het plukken, dat, dankzij een optimistische bui van de ex-buurvrouw, nog steeds welig onder de struiken van de afscheidende haag groeit. Overigens, bij mijn weten heeft onze ex-buurvrouw er nooit soep van gekookt of er een salade mee samengesteld terwijl zij het kruid toch om die reden had geplant. Wij ook niet, wij hebben er ook nooit van gegeten. Snuf wel, de cavia van Koen lust er wel pap van. Het was dan ook vanwege Snuf dat ik er wat van plukken wilde toen ik dat abnormale insect zag. Abnormaal in mijn ogen omdat ik het nooit eerder zag, deze soort, en het bovendien met opvallend grote uitpuilende ogen en een penseelachtig staartje was uitgerust. Het zat aanvankelijk stil op een blad dat ik wilde plukken. Het volgende moment sprong het weg en zag ik het op een ander blad zo’n veertig centimeter verder landen. Een behoorlijke sprong voor een beestje dat nog geen centimeter lang is! Zulke sprongen maak ik slechts in mijn dromen!
Ik heb het uitgebreid bekeken voordat ik weer naar binnen ging om mijn camera te halen, maar toen ik terugkwam kon ik het niet terugvinden. Geen foto’s dus! Heel spijtig vond ik dat, maar ik had het nog wel scherp in mijn geheugen: zoals ik al zei, ruim een halve centimeter lang, zes poten, overwegend goudbruin van kleur, een borstelachtig staartje, smal uitlopend geleed achterlijf (geschubd als van een pissebed), grote, bolle, uitstekende facetogen en een snuit dat lijkt op dat van een sprinkhaan. Nadat ik Snuf zijn zevenblad had gegeven ben ik direct op zoek gegaan. Dat viel niet mee! Vanwege zijn machtige sprong dacht ik aanvankelijk dat ik een bijzondere soort springstaart had gezien, maar uit de documentatie van Naturalis bleek dat ik er faliekant naast zat.
Het probleem bij zoeken zonder achtergrondinformatie is dat je van plaatjes afhankelijk bent. De inleiding tot de insecten van de Soortenbank opent met de ontmoedigende zin: ‘Feit is dat het determineren van bepaalde groepen vrij moeilijk is.’ Ik heb me niet laten ontmoedigen en ben gewoon gaan zoeken (het grappige is dat ik via de zoeksleutels van Soortenbank opnieuw bij de springstaarten uitkwam!) Afijn, na een paar dagen vond ik het zowaar! Wat ik gezien had was geen volwassen kever maar een dat nog in het nimfenstadium verkeerde. Issus Coleoptratus. Het is verwant aan de cicaden en behoort tot de lantaarndragerachtigen – dat zal wel zijn vanwege zijn koplampvormige ogen, andere lantaarns heb ik niet op of bij hem aangetroffen! Het voedt zich met het sap van planten en bomen. Sommige familieleden zijn gek op lindebomen. Mijn i. coleoptratus vond ik zo ongeveer onder een lindeboom, dus dat kan ook wel kloppen!
Toen ik over een naam beschikte kon ik gemakkelijk verder zoeken en bleek dat ik een buitengewone waarneming deed. Volgens Cambridge University is issus c. namelijk het enige beestje dat met behulp van mechanische versnelling nauwkeurig gericht springen kan! Het raderwerk in de achterpoten verdeelt en versnelt de sprongkracht over beide poten.
Terwijl ik de Haneman nader bedenk ik dat ik in de buurt kom van de Afferdense en Deestse Waarden waar afgelopen maandag een ralreiger is gespot (in Nederland de vijfendertigste waarneming in twaalf jaar.) Best bijzonder hoor, maar ik zag issus!



dinsdag 17 mei 2016

Illegaal

Naar aanleiding van een tip van Thijs ben ik hard op weg in ‘De welwillenden’, een verslag van een foute Duitser, de SS’er Max Aue, over diens aandeel in de Endlösung der Judenfrage. Het omvangrijke boekwerk, duizend pagina’s, is het Franstalige debuut van de joodse Amerikaan Jonathan Littell. Het boek is bekroond met de Prix Goncourt en is gelukkig in het Nederlands vertaald (oktober 2015) want het Frans waarover ik beschik is nog minder dan rudimentair.
Hard-op-weg wil in mijn geval zeggen, bijna halverwege.
Terwijl ik over de Waalbandijk ren keer ik terug naar dat boek. Niet naar het verhaal zelf maar naar wat het bij mij losmaakt. Tijdens het lezen word ik namelijk regelmatig herinnerd aan aspecten vanuit deze duistere periode. Natuurlijk geen persoonlijke herinneringen, ik ben immers na afloop van de Tweede Wereldoorlog geboren. Vooral de gedachte aan een bijzondere en misschien wel lugubere vondst die ik samen met een jeugdvriend deed speelt door mijn hoofd.
Ik weet niet of ik Hans vertelde over het vliegtuig dat achter het kerkje van Wadway is neergestort voordat we gewapend met schoppen het land van zijn vader introkken. Misschien wel. Misschien was het zelfs de aanleiding om op zoek te gaan op de plaats waar in de Tweede Wereldoorlog een foute Nederlander of foute Duitser illegaal begraven zou zijn. Hans had erover horen vertellen en op zijn beurt maakte hij mij deelgenoot van dit spannende verhaal. Mijn vriend had de vermoedelijke begraafplaats al ontdekt: een laagte in een stuk grond dat bestemd was voor suikerbieten. Natuurlijk had hij niemand over zijn plan verteld en al helemaal geen toestemming gevraagd. Daarom nam hij me via een omweg mee. Op weg daarnaartoe beweerde hij dat de grond was ingezakt omdat het lichaam dat daar werd begraven grotendeels zou zijn vergaan. Onbewust had ik eenzelfde verdieping verwacht, maar bij de bewuste plaats aangekomen bleek de uitholling teleurstellend veel kleiner dan dat wat het neergestorte vliegtuig achter het Magdalenakerkje had veroorzaakt. Hier geen grote ondiepe ronde kuil met een verhoogde rand daaromheen. Je moest zelfs heel goed kijken om het verschil met de omgeving te kunnen zien.
Terzijde: steevast na een paar uurtjes vissen, zwemmen of wilde-eenden-eieren uit de knotwilgen rapen die langs de sloot op het land van Broers stonden, zochten mijn broer en ik de plek van de crash af naar achtergelaten stukjes van het vliegtuig. Ik weet niet of we ooit een herkenbaar brokstuk vonden. Toen wisten we ook niets over het vliegtuig noch over de bemanningsleden. Evengoed vonden we het een spannende plaats. Nog niet eens zo lang geleden ontdekte ik dat er in 2010 een monument werd opgericht ter nagedachtenis aan de piloot en de twee bemanningsleden die hier omkwamen toen hun bommenwerper, een Short Stirling, door een nachtjager werd neergeschoten
Terug naar het graf: ik weet niet meer hoe lang of hoe diep Hans en ik hebben gegraven, maar tenslotte vonden we gelig witte botten. We spraken erover dat we de politie moesten informeren maar of we dat ook hebben gedaan, ik weet het niet. Ook weet ik niet meer of de botresten inderdaad van een mens afkomstig waren. Misschien waren het varkensbotten, misschien betrof het een begraafplaats met de resten van een illegaal geslacht dier. Wie weet?
Wij wisten eigenlijk niets over de oorlogsjaren die tijdens onze kinderjaren nog maar net voorbij waren. Pas bij het schrijven van onze familiekroniek (2011) hoorde ik van mijn oudere broers en zussen over onderduikers. En eind vorig jaar, bij het uitkomen van de elfde editie van ‘Stichting Historisch Spanbroek – Opmeer’ las ik over spannende wapendroppingen in weilanden aan de Zomerdijk en leerde ik dat meer woningen van Wadway’ers, waaronder café De Stoomboot, plaats aan onderduikers boden.
Gedachten aan deze gebeurtenissen in en rond mijn ouderlijk huis komen af en toe op terwijl ik over Maximilian Aue lees. Eerdaags als ik in Wadway ben ga ik het ‘Monument Stirling W7530’ bezoeken.



vrijdag 13 mei 2016

Blootshoofds

Vrijdag de dertiende. Het zou zomaar een anders-dan-andere-vrijdagen kunnen worden. Wie weet!  Een merelman, waaraan ik denk terwijl ik op de Hommelstraat langs de gesloten huiskamergordijnen van Marie ren, misschien moet ik hem wel dé merelman noemen of Merelman, die merelman dus, kan, op een dag als vandaag, zomaar besluiten om vreemde, onmerelse dingen te doen. Hij kan bijvoorbeeld, onder invloed van een geest van verzet wellicht, een flink stel gelijkgestemde merelmannen bijeenroepen om met hun hulp een van de buurtkaters eens een kool te stoven. En daar heeft Merelman alle redenen toe! Want je zou maar, samen met je partner weliswaar, twee weken op eieren hebben gebroed en nog eens twee weken af en aan gevlogen met bekken vol zaden, vruchten en insecten, om, als de jongelui eindelijk enige zelfstandigheid vertonen, machteloos toe te moeten zien dat een aantal van hen door die verwende kater worden vermoord! Ja, je leest het goed, vermoord! Niet opgevreten, wat ook verschrikkelijk is, daar niet van, maar nutteloos om zeep gebracht is veel erger! Het overkwam Merelman al verschillende keren. Zoiets is om woest te worden!
Welke onmerelse maatregelen kunnen boze merelmannen treffen? Daar broed ik op terwijl ik langs de Waalbandijk ren en de meest noordoostelijke pyloon van de oude A50-Waalbrug in het oog krijg. Onmiddellijk valt me het verschil met afgelopen dinsdag op. De hoed van deze pyloon is eindelijk weer op z’n plaats gezet! Het zal trouwens wel een splinternieuw exemplaar zijn. De oude is hem bijna zeker te klein geworden doordat er aan de buitenzijde van de pyloon extra staalbeplating is gelast teneinde hem te verstevigen. Gelukkig dat hij zijn hoed al op heeft want op zo’n dag als vandaag kunnen er zelfs met zo’n gevaarte als deze brugpyloon vreemde dingen gebeuren. O, ik geef toe dat er dan iets meer aan de hand moet zijn dan alleen vrijdag-de-dertiende, maar wie weet, misschien vond er nog een bijzondere gebeurtenis plaats terwijl wij rustig sliepen. Misschien werd er afgelopen nacht een nieuwe ster geboren, een die zomaar een natuurwet kan ontkrachten!
De hoed van deze pyloon is eindelijk weer op z'n plaats gezet!
Onder invloed van twee bijzondere omstandigheden zou het zomaar kunnen dat deze pyloon, als hij nog niet van zijn nieuwe hoed was voorzien, de gang van zaken niet stijf had afgewacht. In het verhaal ‘De dingen de baas’, Belcampo 1976, begonnen de moeilijkheden, als ik me niet vergis, met de bedden. Van de ene op de andere dag beletten zij mensen die in hen sliepen uit hen op te staan. Daardoor werd het heerlijk rustig op straat!
Hier ís het al rustig, maar het zou met die rust zijn gedaan als de pyloon de leiding over het opzetten van zijn hoed zou overnemen! Gelukkig kan dat niet meer nu hij zijn nieuwe hoofddeksel reeds draagt, want stel je voor! Aanvankelijk nog onzeker en beverig doordat hij zoveel jaren uitsluitend rechtop heeft gestaan, buigt de pyloon, die dus nog blootshoofds is, zich langzaam maar zeker in de richting van zijn nieuwe hoed die de vorige dag door de mannen van Heijmans en Strukton werd aangevoerd. Ik ren intussen op de hoogte van de woonboot van Klaartje en kan het knarsen en wringen van de nieuwe beplating duidelijk horen. De extra verstevigde tuidraden gaan aan een zijde zwaar doorhangen en aan de ander kant spannen ze zich juist. Snerpend als te strak gespannen vioolsnaren rekken de stalen draden in de nieuwe tuien zich tot het uiterste, waarna de vijftien miljoen kilo wegende stalen brug heftig gaat trillen en het middendeel gevaarlijk omhooggetrokken wordt. Het lawaai is inmiddels oorverdovend nu het meest noordelijke deel van de brug niet langer wordt gedragen en van het landhoofd schiet. De kapitein van een volgeladen containerschip ziet het gevaar te laat…
Ja, het is maar goed dat deze pyloon geen reden heeft het heft in eigen hand te nemen!
Hoe het Merelman is vergaan? Misschien vertel ik dat een andere keer.



dinsdag 10 mei 2016

Respect

Het kwaken van een kikker rijdt de stilte uit elkaar en laat tegelijkertijd het gedachtetreintje ontsporen waarin ik me tot nu kalm liet voorthobbelen. De lawaaischopper, hij ligt in het kleine wiel langs de Waalbandijk net voorbij het fruitbedrijf van de familie Engelen, pompt onafgebroken zijn kwaakblaas vol lucht om hem vervolgens weer luidruchtig leeg te laten lopen. Ondanks diens furieuze aandachttrekkerij lukt het me niet hem te lokaliseren, terwijl hij wel de herinnering wekt aan zijn ongelukkige soortgenoot die onopgemerkt in onze schuur belandde. Ik ben de kleine waterplas nog maar net gepasseerd of de blaaskaak valt stil. Vanwege twee brutale vogels krijg ik geen tijd me daarover te verbazen.
Ze zitten, fier maar astrant, bovenop de Phoenix, het hooggeplaatste beeldhouwwerk van Nur Tarim. De een balanceert op de rechter onder-vleugel de ander op de top van diens omhoogstekende linker vlerk. De kraaien, want dat zijn het, houden over de staart van Feniks turend, mijn komst angstvallig in het oog. Hun brutaliteit en onsportiviteit lijkt sterk op hetgeen sommige Ajaxfans aan de dag legden na het roemloze verlies tegen het laag op de ranglijst geplaatste De Graafschap (zelfs Sjaak Swart, nog wel dé mister Ajax, zegt te hopen dat De Graafschap zal degraderen!) Zij, zowel de vogels als sommige fans van de afgetroefde Amsterdamse voetbalclub, tonen weinig of geen respect voor de schoonheid van kunst – hoewel ik Bryan Smeets de treffer niet zag maken moet het in alle opzichten ‘n mooie zijn geweest! Terwijl ik hen nader zie ik dat de kraaien twijfelen: ‘Zitten we hier nog wel veilig voor die nare jogger?’
Aangekomen bij de paal met daarop het kunstwerk met de kraaien, zie ik hun toegenomen onzekerheid. Evengoed houden zij vol en terwijl ik passeer zie ik de rust in hun zwarte lijven weerkeren, maar ik ben nog maar zo’n vijftig meter verwijderd als hun spottende lach weerklinkt: ‘Grhaaaaaaa, grhaaaaaaa…!’ Onderwijl ik hun lach figuurlijk beantwoord glij ik weer terug naar onze onfortuinlijke kikker…
Het was de laatste dag van Snuf’ logeerpartij. Snuf is de cavia van onze kleinzoon Koen, die met zijn ouders, broer en zusje op Texel van een weekje vakantie genoot. Als een goede gastheer wil je zo’n huisdier en zijn onderkomen natuurlijk weer schoon bij het baasje terugbezorgen. Goed. Terwijl ik mij met de bak van zijn kooi bezig hield verkende Snuf een klein gedeelte van ons terras, voor zover het gaas hem dat toestond. Met een plamuurmes schraapte ik ondertussen het vuile zaagsel van de bodemplaat los om het in de groene kliko te kunnen deponeren. Dat ging minder handig dan gedacht: de kliko, die een vast plaatsje in onze schuur heeft, is iets smaller dan de bodemplaat breed is, met als resultaat dat een deel van het vuile zaagsel naast de bak viel. Stoffer en blik boden uitkomst. Toen vond ik de kikker.
Aanvankelijk herkende ik het lijkje niet als dat van een kikker. Laat ik het zo zeggen, het was minder kleurrijk dan de kikkers die ik af en toe op ons terras ontmoet en leek ook in niets op hetgeen de figuratieve schilder Jasper Oostland gewoonlijk penseelt. Sterker nog, alle kleur was uit het arme kikkerlijf verdwenen. Evenals zijn spieren, vlees en organen. Wat ik voor mij zag was niets minder dan het gemummificeerde lijf van de vrolijke springer die het eens was geweest. Voor een ogenblik speelde de fotograaf in mij op. Maar een foto maken van zo’n uitgemergeld lijkje dat gedeeltelijk bekleed is met door cavia-urine doordrenkt zaagsel, is niet echt een aantrekkelijke opdracht. Zodoende negeerde ik de fotograaf en veegde met droef gemoed en gepaste eerbied het overblijfsel in de afvalbak.
Nu, rennend langs de Waalbandijk en genietend van het kikkerkoorwerk uit een verderop gelegen poel, hoop ik dat de uitgedroogde amfibie tenminste haar eieren of zijn sperma heeft afgezet voordat het zo’n tragisch einde vond!



vrijdag 6 mei 2016

Broer

Nog geheel in de sfeer van Bevrijdingsdag ren ik het ‘groene tunneltje’ aan het einde van de Hommelstraat in, richting Waalbandijk. In antwoord op mijn vredelievende nadering steekt een Broer Konijn (niet dé Broer Konijn) evengoed zijn witte vlag omhoog. Broer wacht mijn komst en goede bedoelingen liever niet af maar verdwijnt met een felle spurt onder de dichte begroeiing, wat wel jammer is want ik had graag nog even met hem van gedachten gewisseld over onze Bevrijdingsdag die dit jaar voor de tweede keer samenviel met het christelijke feest van Hemelvaart (de volgende keer dat Hemelvaartsdag en Bevrijdingsdag samenvallen is pas in het jaar 2157).
Lekker joggend over de Waalbandijk, met de kou van de wind en de warmte van de zon in mijn rug, peins ik over de vlucht van Konijn. Broer zal nooit, zoals wij, van zijn aartsvijanden worden bevrijd. Sommige roofvogels en vossen beschouwen Broer Konijn en zijn uitgebreide familie nu eenmaal als een niet te versmaden delicatesse. Ik begrijp best dat het ondoenlijk is om je vijanden in een ongelijke strijd te verslaan, zelfs als je over vier poten beschikt. Wij konden onszelf immers ook niet van het Duitse juk bevrijden, daarvoor kregen wij tenslotte de hulp van onder meer Engelsen, Canadezen. Australiërs en Amerikanen. Zoiets is voor Konijn niet weggelegd. Dus, om als volk te overleven, hebben Broer Konijn en zijn consorten er tenslotte iets op gevonden. De macht van het getal! Een overdaad aan nageslacht zorgt er tegenwoordig voor dat zij niet allemaal in de maag van een vos of roofvogel eindigen. Daarnaast hebben zij hardlopen tot een levensreddende kunst verheven. Evengoed moet Broer Konijn altijd op zijn hoede zijn. Voor hem komt er dus nooit een Bevrijdingsdag, wat best een beetje zielig is. In deze stemming ontmoet ik Joop en zijn broer Harry die een opmerking maakt over mijn opengeritste truitje. De wind is inderdaad koud en omdat ik mijn jasje thuis aan de kapstok liet hangen zal ik zo meteen moeten afzien. Gehoor gevend aan het advies van de broers ga ik via de Uiterwaard terug zodat de wind minder vat op mij heeft.
de Waal: vind de daklijst van een kajuit en de antenne!
Vanmiddag kleurt Gelderland roze vanwege de Giro d’Italia. Die start in Apeldoorn met een individuele tijdrit. Terwijl ik over de Uiterwaard ren denk ik daaraan omdat we gistermiddag eventjes het gevoel hadden dat we op een voorproefje van deze wielerklassieker werden getrakteerd. We wandelden door de uiterwaarden over het noordelijke deel van dezelfde weg toen Riky mij op iets bijzonders aan de horizon wees. Aanvankelijk meende ik dat het een schip betrof, een tanker die over de Waal richting Rotterdam voer. Maar ook al bewogen de stipjes zich stroomafwaarts voor een vaartuig deden zij dat veel te snel. Toen herkende ik het. Aan de andere kant van de Waal trok een lang lint van wielrenners over de Waalbandijk richting Dodewaard, voorafgegaan door motoren met aan het einde van de onafgebroken rij nog meer motoren en enkele volgauto’s. Al die zich krommende ruggen, het was een prachtig gezicht. Hoewel ik er weinig fiducie in had, maakte ik een foto (met volledig uitgeschoven 36X Zoomlens), die mij achteraf nog meeviel. Weer thuis ontdekte ik dat wij getuige zijn geweest van de Freedom Ride, die voert langs iconische plekken gerelateerd aan de Tweede Wereldoorlog. In deze eerste editie reed Robert Geesink voorop met het bevrijdingsvuur.
Nog even terug naar Broer Konijn. Tussen hem en mij als mens zijn er meer overeenkomsten dan je zo op het eerste gezicht zou zeggen. Zo zorgden wij mensen vroeger ook voor veel nageslacht. Mijn ouders bijvoorbeeld, kregen zestien nakomelingen terwijl ik, kind van de vrede, twee ruim voldoende achtte!



dinsdag 3 mei 2016

Pip

Terwijl ik over de Waalbandijk ren springen heftige werkzaamheden achter ‘de Trompet’ in het oog. Van de fruitgaard direct achter het woonhuis van de familie Engelen, rest nog slechts één grote kale vlakte, op enkele bergen afval na die nog door de twee ronkende kanariegele Caterpillar’ worden opgehoogd. Om het werk op m’n gemak te kunnen bekijken zou hier eigenlijk een bankje moeten staan, in de luwte graag en ook de temperatuur kan minstens tien graden hoger zijn. Zoals eergisteren…
Afgelopen zondag zaten we ontspannen op een bankje bij het Dijkmagazijn in Weurt. We hadden ongeveer vijftien wandelkilometers in de benen – via de nieuwe brug over de Waal bij Nijmegen, Oversteek genaamd, zagen we voor de eerste keer het resultaat van de aanleg van de nieuwe nevengeul, de Spiegelwaal, bij Lent. Over de Oosterhoutsedijk naderden we de spoorbrug en herinnerden ons de eerste dag van de vierdaagse van 2006. Toen lagen er meerdere wandelaars volledig uitgeteld in de betrekkelijke koelte onder de brug en deden ambulanceverplegers hun stinkende best om hen weer op te kalefateren. Die dag overleden twee wandelaars en later op de avond verkeerde een derde nog steeds in kritieke toestand, waarop de marsleiding besloot om deze negentigste editie af te gelasten. Nu ziet het er heel anders uit. Er is nu veel meer ruimte voor een rustplek onder de brug. Na de brug ontvouwt zich een verrassend panorama. Alles is anders! De oude situatie is er nauwelijks in te herkennen. Waar bijvoorbeeld vroeger het huis van Ans en Els stond, kabbelt nu het water van de nevengeul! Een futuristische brug, De Lentloper, verbindt Lent en de Lentse Warande met het laatste gedeelte van de Oosterhoutsedijk op het nieuw geschapen eiland Veur-Lent. Het resultaat is prachtig! Er was veel volk op de been om te genieten van de nieuwe wandelmogelijkheden, maar dat is een ander verhaal.
Als je al zoveel kilometers hebt gewandeld is het lekker rusten. Vooral op een comfortabel bankje dat is opgewarmd door de zon en dat bovendien op een punt staat waar fietsers bijna moeten afstappen om veilig het afsluithek te kunnen passeren. Even iets drinken, een appeltje eten en commentaar geven op voorbijgangers. Nou ja, niet zo luid dat men je kan verstaan natuurlijk! Daar waren bijvoorbeeld die twee meiden op scootertjes die zich achter elkaar, luidruchtig kwebbelend door de nauwe passage manoeuvreerden. Waarom zijn het vaak jonge meiden die op scootertjes rijden? Ik denk dat zij het over een poosje wel hebben gezien, dan pakken ze gewoon de fiets, verzekerde ik Riky. Achter ons klautert een gezin via de steile Dijkstraat de Waalbandijk op. Vader, moeder en drie kleine kinderen. De jongste, nog te klein om zelfstandig te kunnen zitten, is veilig opgeborgen in een soort van rugzak die opgenomen lijkt in de jas van de moeder.
Terwijl wij ons afvragen hoe het met die draagzak zit, vraagt moeder: ‘Waar is Pip?’
Waar is Pip? Het zou zomaar de titel van een spannende roman kunnen zijn. De vader kijkt schichtig om zich heen. Het lijkt alsof hij de schoenen van zijn kinderen, die van zijn vrouw en zichzelf controleert. ‘O jee, we zijn Pip vergeten!’ roept hij verschrikt. Hij loopt met wapperende jaspanden en grote passen de Dijkstraat weer af terwijl moeder met haar twee kinderen, en het kleintje waarvan het hoofdje net boven de draagzak uit piept, de wandeling voortzet.
Wij zijn reuze benieuwd waar papa mee terug zal komen en wachten in spanning op de dingen die komen. Is het een vierde kind? Nee, een kind vergeet je niet zo gemakkelijk. Het is vast een knuffel, denk je niet? Eindelijk opent vader het achterportier van een forse gezinsauto. Tromgeroffel klinkt… Pip, een flinke terriër, springt soepel uit de laadruimte.
Nu rest nog het raadsel draagzak.
Met een beetje hulp van Google vond ik: Draagjas MaM Coat.