vrijdag 29 juni 2012

Cadeautje


Mooi weer, temperatuur nog net onder twintig graden. Lekker om hard te lopen. Op de Hommelstraat tref ik Thé van de W bij zijn maïsakker. Hij laadt emmers met enthousiast gesnoeide aardbeienplanten uit zijn auto. De planten, ontdaan van blad en uitlopers, hebben voldoende vruchten gedragen en zijn het waard voor een nieuw seizoen te worden bewaard. Thé gebruikt zijn buitenplaats als oranjerie, maar wel één zonder dak en wanden. Ach, een kniesoor die daarop let!
Wij gebruiken deze gelegenheid om het Zonnebloemuitstapje van gisteren te evalueren. Kort, want ik wil niet te veel afkoelen. Thé is het met mij eens dat het dagje naar de Floriade in Venlo in alle opzichten goed is verlopen. Er was wel een gast die niet tevreden was. Thé weet er het fijne niet van, hij hoorde mevrouw … (naam en adres bij ‘de redactie’ bekend) er tegenover Theo J over praten. We horen het nog wel, stellen we bij het afscheid vast. “Je kunt het toch nooit iedereen naar de zin maken!”, roept hij mij nog geruststellend achterna.
Ja, die Floriade! Wat een prachtig weer troffen we. Ik was wel even bang dat de zon een beetje te hartstochtelijk zou worden. Dat lukte haar bij minstens een gast! Gelukkig bleek op het terrein ook veel bos te zijn en woei bovendien geregeld een verfrissende bries. We werden oprecht welkom geheten; kort na het verlaten van de snelweg, door wegbermen en gazons vol kleurrijke veldbloemen, waaruit ontelbare veldboeketten zijn samen te stellen. In de bus komt een vertegenwoordigster van de Nationale Vereniging ons begroeten en voorzien van huishoudelijke regels en weetjes. Tevens ontvangen wij ons entreebewijs en een voucher voor koffie met iets lekkers erbij, maar wij “... mogen er ook best een glas frisdrank mee bestellen!” verzekert onze Zonnebloemgastvrouw.
Wat hebben wij het toch goed!
Ik mag mij deze dag over mevrouw G bekommeren, hoewel wij gerust even mogen wisselen, zo heeft Lucy, die met Ine dit uitstapje perfect verzorgde, ons, vrijwilligers en gasten, verzekert. De rolstoel voor mevrouw G, beschikbaar gesteld door de Zonnebloem, staat al gereed. Bij het betreden van het terrein kijken we onze ogen uit. Wij begrijpen nu volkomen waarom het zoveel jaren moest duren voordat deze tentoonstelling geopend kon worden. Ria, tevens onze voorzitter, die de zorg heeft voor mevrouw Van de D, vergezelt mij en mijn gast naar de koffie met Limburgse vlaai naar keuze. Ik heb medelijden met de meisjes in de koffiebar, het is er nu al bloedheet! Wij zijn blij met het gezelschap van onze voorzitter. Zij is een fervent tuinierster en kent vele bloemen en planten bij naam. De lunch is al vroeg en eenvoudig. Hier tref ik een vrijwilligster van de regionale Zonnebloemafdeling Venlo. Zij, een van de velen die zich hier dagelijks inzetten, helpt de zonnebloemgasten een plaatsje aan een van de vele tafels vinden; er wordt hier vandaag door vierhonderd 'zonnebloemers' (gasten en vrijwilligers) geluncht.
De rest van de dag wandelen wij op met nog vijf andere gasten en hun vrijwilligers. Wij genieten volop. Mevrouw G uit zich zeker veertig keer, tegenover ieder die het horen wil, gelukzalig: "Wat hebben wij het toch goed!" En dat is zo, we hebben het samen goed, mede dank zij de Nationale Vereniging en de Rabobank Foundation.
Op de Dijk, op weg naar huis, zie ik een paar meter voor mij iets op het asfalt kletsen. Vogelpoep denk ik, maar het is een dikke regenwurm die met al zijn ledematen kronkelt. Vanwege zijn pijn veronderstel ik. Immers, de vogel, een kauw lijkt het, liet het arme dier van grote hoogte uit de snavel glippen. Even komt bij mij op dat de vogel dit bedoelt als een cadeautje voor mij. Een soort van welkom thuis, zoals katten dat zo graag voor hun baasjes of bazinnetjes verzorgen.
Toch wel leuk, een huisdier. Maar ik koester liever de herinnering! 

dinsdag 26 juni 2012

Sutuoktinių laimės


Het is een bijzondere dag; vanmorgen gehoorzaamde ik in een Litouwen’ hotel met moeite de wekker, het was tenslotte nog maar half vier (Nederlandse tijd), en nu ren ik fris en fruitig in mijn eigen dorpje langs de Waalbandijk. Die is weer bezig zich feestelijk te tooien na de grondige maaibeurt van een paar weken geleden. Afgezien van het gras zijn het de boterbloemen die de boventoon voeren, met hier en daar wat rode klaver.
Deze wekker maakte definitief een einde aan het feest rond het huwelijk van Jesse en Rima, waarbij ‘feest’ eigenlijk niet uitdrukt hoe bijzonder en intens wij de dagen met elkaar hebben doorgebracht. Een (katholieke) huwelijksvoltrekking in deze Baltische staat lijkt in weinig op die in Nederland. Toegegeven, er zijn een bruid en een bruidegom, maar daarmee houdt de vergelijking al bijna op. Bij het ophalen van de bruid ontvangt het paar, om het vertrek uit de familieschoot te accentueren, de zegen van beide ouderparen. Die daad wordt onmiddellijk gevierd met versnaperingen en wodka. De priester is tegelijkertijd ambtenaar van de burgerlijke stand. De kerkelijke viering is sober: een paar gebeden, waaronder de openbare biecht een belangrijke plaats inneemt, en de communie voor bruidspaar, getuigen en de wederzijdse ouders.
Buiten op het kerkplein volgt als het ware een receptie, waarop muziekanten nadrukkelijk hun stempel drukken. Als alle gelukwensen, cadeautjes en bloemen in ontvangst zijn genomen laat het jonge paar twee versierde ballonnen opstijgen. Deze dwarrelen richting torenspits, aarzelen en kiezen vervolgens een tegenovergestelde richting. Wij ogen de zilverkleurige dansende ballonnen na en ons oog valt op een ooievaarpaar dat met gestrekte halzen de ballonnen loom wiekend achterna gaat. Rima ziet hen ook. Zelden zag ik zoveel huwelijksgeluk op het gezicht van een bruid! Zij wenkt het paar naar zich toe. Of de dieren haar nadrukkelijke wens voelen, ik weet het niet. Feit is dat de vogels treuzelen! Wij juichen! De wit met zwarte figuurtjes staken hun achtervolging en vliegen schuin van het bruidspaar en de alsmaar krimpende ballonnen weg. Het is tijd voor champagne en snoepgoed. Het knallen van de kurken is ook voor de vele kinderen feestelijk!
Tijdens de lange rit naar de feestzaal, in een landhuis dat tevens ons logeeradres is en waar we al een nacht hebben doorgebracht en er nog twee zullen volgen, zijn vele onderbrekingen. Voor de foto’s, nog meer foto’s, het dragen van de bruid over een lange houten brug, spelletjes, team tegen team in het bos direct gevolgd door belegde boterhammen en wodka. De toegang tot de feestzaal wordt het bruidspaar ontzegt. Wij, ouders, bieden hen brood, zout en wodka aan. Dat opent de poort.
Maar zij zijn er nog niet! Hun plaatsen worden bezet door vriendinnen die een huwelijksfeest aan de tafel spelen, die is afgeladen met prachtig opgemaakte schalen – vis en vlees en drank is in overvloed voorhanden. Er worden, onder enthousiaste aanmoediging van de gasten, over en weer grappen en grollen gemaakt. Vanwege de vele nationaliteiten van de gasten in Litouws, Engels en Duits. Het neppaar moet worden afgekocht met onder meer suiker, zout en wodka. Dan pas kan het feest beginnen, waarbinnen nog vele rituelen plaatsvinden zoals een openbaar bedankje naar de ouders door de groene echtelieden. De ouders op hun beurt geven het paar wijze raad mee.
De dag na het feest gaan de feestelijkheden onverminderd door. We verdoen deze zondag afwisselend in een natuurmeertje, een heetwater tobbe en een stoomcabine waar we worden getrakteerd op een Russische massage. Onderwijl is een heerlijke barbecue gereed en doen we ons tegoed aan wodka.
Tegenover het dijkmagazijn in Ewijk is een partytent opgezet. Dat het feest is maken de bierflessen duidelijk, die, samen met plastic bekertjes uitbundig over de tafel zijn verdeeld. Vanwege de overwinning van de bloemen, denk ik even. Maar dan zou er toch minstens een veldboeket aan de feestelijkheden zijn toegevoegd. Ook niet om Jesse & Rima. Nee, er is geen wodkafles te ontdekken. Ik geef het op. Wat ik wel weet is dat we het huwelijksfeest komende zaterdag nog eens dunnetjes over doen, in de duinen bij Bloemendaal. Compleet met voordracht.
Nog even dit: hopelijk is er wodka!

woensdag 20 juni 2012

Verbintenis

Lekker fris en bewolkt weer. Niet zo geschikt om te gaan zonnen, maar voor mijn rondje hardlopen des te meer. Vandaag is het Wereld Vluchtelingen Dag. Hoeveel mensen zullen uitgerekend op deze dag huis en haard moeten verlaten? Vandaag de status van vluchteling opgeplakt krijgen? Iedere dag opnieuw worden nieuwe verschrikkingen op ons netvlies gebrand. Zal Sabrine, de worstverkoopster van de Hema die een bijzonder reisje won, iets van de wereldbrandhaarden kunnen zien tijdens haar ruimtereis in 2014? Ik realiseer mij hoe goed wij het in ons land hebben. Ook al gaat het ons economisch eventjes niet voor de wind, kan ik evengoed zorgeloos langs dit mooie rivierlandschap joggen. Verbonden in Europa, als een waarborg voor vrede en veiligheid: zo ik vluchteling zou zijn, zou ik ook liefst de kuierlatten nemen naar een Europees land.
Bij het zien van de prullenbak, naast de Rivierwachter op de Waalbandijk, ben ik weer terug bij onze wandeltocht afgelopen zondag. Wij bereiden ons voor op de 4Daagse. Daarvoor zetten we wekelijks een oefentocht uit. Afgelopen zondag liepen we de Paardenmelkroute. Deze fietsroute gaat door het Brabantse land tussen Reek en Mill. Een rustige wandeling, meest over buitenwegen. Bij onze eerste rustplaats, op ’t Benkske in de bocht naar de Venweg, staat een gelijksoortige prullenbak als bij onze Rivierwachter. Rood weliswaar in plaats van grijs, maar met nagenoeg dezelfde tekst beklad! Ook het handschrift is identiek. Er staat ‘René + Rian 2011’. Op ‘onze prullenbak’ staat geschreven ‘René + Rian 2010’.
Ik had mij al eerder afgevraagd of het hier gaat om twee mensen die zich in 2010 met elkaar verbonden hebben. Wellicht een paartje dat de behoefte had haar geluk ‘wereldkundig’ te maken. Gewoon, met een verf- of inktstift in plaats van op Facebook. Nu ik bij ’t Benkske’ het jaartal 2011 als toevoegsel tref, trek ik in twijfel dat 2010 het jaar is waarin deze mensen zich tot elkaar hebben verklaard. Want elders kan zomaar een prullenbak staan met bijvoorbeeld het jaartal 2007. Bij ’t Benkske’ kwamen ook de oude vragen weer op: waar gaat het hier eigenlijk om? Zijn René en Rian een jongen en een meisje? Twee jongens, of juist twee meisjes? Ja, ik weet het, het is van geen belang. Maar toch!
Met Riky vroeg ik mij al eerder af: hebben wij ooit ergens onze namen opgeschreven? Deden we het in 1966 in Oostenrijk, nadat we elkaar enkele dagen kenden? We wisten immers, van meet af aan, wij zijn voor elkaar bestemd! Zo zeker menen wij ook te weten, wij hebben dat nooit ergens op geklad.
Vroeger kwam ik het veelvuldig tegen: namen navoelbaar uitgesneden in een kerkbank, in een boom of hek. Wij hebben daar dus nooit aan meegedaan. Zouden wij het doen, dan zullen we onze namen verbinden met het sierlijke teken &. We zouden nooit zo’n stijf plusteken gebruiken zoals René of Rian dat deed. Hoe zouden onze kleinkinderen het dan lezen, met een plusteken tussen onze namen bedoel ik. Ik hoor het bijvoorbeeld Koen al spellen: Riky en erbij Simon! Nee, dat klinkt niet, hoewel de uitkomst natuurlijk gelijk blijft. 
Over een paar dagen gaat onze jongste zoon trouwen. Hij heeft dat ‘wereldkundig’ gemaakt op de ouderwetse manier: via een prachtige door hemzelf ontworpen kaart waar de liefde vanaf knalt. Ook zij zullen prullenbakken noch banken of bomen gebruiken. Hoewel voor de vervaardiging van het karton voor hun aankondiging er bijna zeker ook hout zal zijn gebruikt.
Bij onze laatste rustplaats, op de Paardenmelkroute, opnieuw eenzelfde prullenbak. Ja, weer! ‘René + Rian 2012’.  Er onder uitte een puber zijn vrije mening: “Jij bent een stomme … ….!”
Aan dit model prullenbak zal ik nooit zonder meer voorbij kunnen gaan.

zaterdag 16 juni 2012

Onverschilligheid


Klokslag elf uur trek ik mijn hardloopschoenen aan. Lekker weer, beetje warm en er dreigen buien. Ik waag het er op en laat mijn regenjasje hangen. De maïsplantjes op de akker van Theo v/d W tekenen samen een grafiek van zachtgroene lijnen. Een paar dagen geleden was er nog geen sprietje te zien: de extra drijfmest, enkele weken geleden aangebracht, vormt blijkbaar een goede stimulans. Ik stel mij voor dat ik, als ik op mijn buik ga liggen, een onafgebroken lentegroen vlak zal zien. Hoe mooi dat ook zal zijn, ik laat het maar na.
Ondanks de hoopvolle groene sprieten op Theo’ veld, voorboden van een eiwitrijke oogst, realiseer ik mij de toenemende onverschilligheid rondom. Het klinkt boud, maar ik vrees dat het waar is; we worden onverschilliger. Vandaag ontvingen wij weer enkele nieuwsfeiten die mijn bewering staven. Zo wil demissionair minister Gert Leers een moeder onherroepelijk van haar twee kleine kinderen en echtgenoot scheiden door haar naar Irak terug te sturen. Eigenlijk is de reden dat zij slechts kerkelijk is getrouwd, wat niet als een huwelijk door onze wet wordt erkend. De minister weigert echter om zelfstandig te handelen, om gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid, ondanks hem dat door partijgenoten is gevraagd. Een ander bericht betreft de VVD. Deze partij stelt zich op het (verkiezing)standpunt dat de Nederlandse Staat niet verantwoordelijk is voor ontwikkelingshulp en wil daarom drastisch snijden in het budget voor ontwikkelingssamenwerking, waarmee die samenwerking in feite ophoud te bestaan. Het werd er niet bij verteld, maar ik ben er zeker van dat het terughalen van kiezers die nu massaal op de PVV dreigen te stemmen, leidmotief voor dit standpunt is.
Ook dichterbij zie ik in toenemende mate onverschilligheid. Zoals gisteren in de bus. Ik heb een groot deel van de dag in Utrecht doorgebracht, waar ik deelnam aan de Nationale Vergadering van de Zonnebloem. De zaal waarin wij vergaderden barstte overigens uit zijn voegen van verschilligheid: allemaal vrijwilligers die bijna dagelijks met Zonnebloemwerk bezig zijn. Maar dat terzijde.
Het is laat in de middag. Vanuit de trein kan ik bijna linea recta de bus van lijn 5 binnenlopen. Ik vind een tegengestelde zitplaats en kan daardoor het gros van mijn medepassagiers in het gezicht zien. Een jongeman valt mij op, omdat hij vanmorgen op dezelfde plaats zat te slapen. Of eigenlijk is het zijn stralende gebit! Dat doet mij aan Riky denken, die sinds enkele dagen beugelloos is. Haar gezondheid spat van haar tanden. Je hoeft niemand te vertellen dat zij onlangs is genezen van OSAS (slaapziekte wegens apneu) en al goed herstelt van haar zware buikoperatie; dat is als het ware duidelijk zichtbaar! Aan de andere zijde van het gangpad zitten twee meiden, midden twintig, tegenover elkaar. Beiden hebben hun tassen en jassen op de zitting naast hen gedrapeerd. Ontspannen onderuitgezakt, driftig kloppend op hun mobieltjes. Zij gaan geheel in die bezigheid op. Synchrone reacties, zodat het lijkt alsof zij elkaar berichtjes sturen. We bereiken de halte op de hoek van Plein 1944. Er stappen minstens vijftien nieuwe passagiers in. Enkelen vinden een zitplaats. De onfortuinlijken hangen in de ruimte voor rolstoelgebuikers. Een jonge vrouw ziet grijs van vermoeidheid.
Waarom vraagt geen van hen de meiden hun rommel van de zitting te halen?
Een meisje, rond de twintig jaar oud, dreigt te vallen bij een onverwachte draai van de bus. Zij brengt zichzelf snel in evenwicht en spoelt met een lach de gêne van haar blozend gezicht.
Verschillende haltes verder komt het bankje tegenover mij vrij. Het vermoeid ogende meisje gaat dankbaar zitten. Ik overweeg haar te vragen waarom zij niet direct naast een van de twee ‘duimende dames’ plaats nam, maar wil haar niet in verlegenheid brengen.

dinsdag 12 juni 2012

Pech

Onverwacht ren ik op de Hommelstraat, bezig aan mijn gebruikelijke hardlooprondje. Een bijeenkomst van het bestuur van de Zonnebloem regio Oude IJssel, in Dinxperlo, zou zo goed als geheel beslag leggen op deze dag. Op de Bosmanslaan, bij Frans thuis, scheen de zon uitnodigend door de ramen. De agenda en het regiobestuur gunden ons, Wouter en mij, een voortijdig vertrek. Zogenaamd om de file voor te zijn. Van binnen wist ik beter. 
Toevallig dat, uitgerekend op de dag dat ik er vergader, de Gelderlander een verhaal brengt over Dinxperlo. Voetbalsupporters van dat dorp trekken, samen met die van het Duitse Sudderwick, morgenavond naar het marktplein om op een groot scherm samen van de EK wedstrijd Nederland – Duitsland te genieten.
Het voetbalfeest in Dinxperlo en Sudderwick is niet wat mij hier op de Hosterdstraat in Beuningen bezighoudt. Dat is een ander klein nieuwsfeit: de eenendertigjarige Htoo Khin Aye en haar bijna vier weken oude zoontje Thura vonden gisteren de dood. Het gebeurde in Dierenpark Emmen. De zieke olifantenmoeder viel op haar jonge zoontje. Deze tragedie brengt een nacht in 1972 terug in mijn herinnering. Het is een paar dagen na de geboorte van onze eerste zoon, Timothy. Ik droom dat wij onze baby gezellig tussen ons in hebben genomen. Plek zat voor ons drietjes. Ik ben vervuld van allerlei emoties over mijn twee bedgenoten: trots, geluk, liefde. In mijn droom breng ik ons zoontje naar zijn eigen bedje en kruip voldaan weer tegen Riky aan. Dan valt mij in dat ik de kleine niet echt in zijn eigen bedje heb gelegd, dat ik dat slechts droomde. In werkelijkheid ligt hij nog steeds tussen ons in. Hoe kan dat? Ik lig toch strak tegen Riky aan, waar is Timothy dan? Al half in paniek graai ik tussen ons in. Niets! Ik kreun van ellende. Ik roep. Schreeuw. Riky is ondertussen wakker en probeert mij te kalmeren. Ik ruk de dekens en lakens van het bed. Niets! “Hij ligt in zijn bedje! Ga maar in zijn kamer kijken!” Eindelijk dringt iets daarvan door mijn paniek en volg ik haar bevel op. Wat een opluchting dat ik onze schat daar onschuldig en gezond zie slapen!
Op de Dijk is weinig meer te zien dan de gebruikelijke pracht van de natuur. Hopelijk heeft moeder Htoo Khin Aye niets gemerkt van haar landing op kleine Thura. Want hoe moet dat zijn als je jouw kind dooddrukt! Domme pech kan overal en onverwacht toeslaan. Dat had ook zomaar kunnen gebeuren op de Kermis in Wadway, ergens in de jaren zestig. Tante Sjaan geeft haar zoontje Lou zijn zin. Hij mag in een botsautootje. Maar de exploitant staat niet toe dat het kleine ventje daar alleen in rijdt. Zijn moeder moet hem vergezellen. Als je mijn tante ooit hebt gezien, dan zul je je wellicht afvragen of zij wel in zo’n botsautootje past. Nou, dat gaat ook maar net. En gelukkig is Loutje supersmal! Afijn, zolang de kermisattractie stil staat is er niets aan de hand. Maar dan gaat het spul aan het rijden. En alleman wil tante Sjaan laten gillen. Arme Loutje!
Gelukkig kwam er snel een einde aan dat drama en werd mijn kleine neefje uit zijn benarde positie verlost. Bij pech komt soms ook stom geluk: zoals die Amerikaanse dame overkwam, die haar baby in maxi cosi bovenop haar auto zet. “Zo, nu eerst een joint! (of een lijntje, of een shot)”, moet zij hebben gedacht. Het kind overleefde zijn ‘kermisrit’ en bermlanding ongeschonden! Als olifanten ooit doorkrijgen hoe wij mensen soms met onze kinderen omgaan zal hen dat verbazen, zullen zij blij zijn met hun olifantenbestaan.

vrijdag 8 juni 2012

Teloorgang?

Al tijdens de eerste meters van mijn hardlooprondje herinner ik mij een berichtje dat ik bij het ontbijt las. Ik weet het, het is niet netjes, lezen tijdens een maaltijd. Mijn moeder heeft mij dat vaak genoeg verteld, toch, als ik alleen eet, blijf ik het gezellig en nuttig vinden. Het berichtje ging over kuikens van ooievaars. Hen is de vele regens en relatieve kou van de afgelopen dagen niet goed bekomen. Sterker, zij hebben het loodje gelegd! Dat is spijtig voor hun ouders die, klepperend van de kou, er nauwelijks in slaagden voedsel te vinden. Maar eigenlijk vind ik het erger voor de kikkers en muizen die wel gevonden zijn: zij werden voor niets met huid en haar verslonden! De natuur kan hard zijn. En wreed, getuige de belevenissen van het tortelduivenpaar dat in onze pergola op een aantal eieren broedt. Een paartje houtduiven vormt de boosdoeners. Ondanks de wacht die onze buurvrouw betrok, dwong een van hen de broeddienstdoende ouder van het nest en ging er met een ei in de brutale snavel vandoor. Jammer voor de tortels, maar ook voor buurvrouw. Waarom gebeurde dat? En waartoe? Ik weet dat houtduiven agressief kunnen zijn, ter bescherming van hun nest, maar staan vogeleieren op hun menu? Als jij het weet, hoor ik dat graag van je!
Over enkele uren wordt het Europees kampioenschap voetbal geopend. Polen, hun supporters zijn overtuigd dat zij de finale winnen, echte supporters dus, trapt af tegen Griekenland. Er is veel politiek gedoe over dit kampioenschap vanwege Joelia Timosjenko. Veel regeringen zijn met elkaar in de slag om uit de controverse te geraken: sturen we een delegatie, en zo ja, wie dan? Ik denk: doe als de echte Oranjesupporter. Verf je gezicht, tooi je haren, zet een malle hoed op, brul, zuip en heb plezier. Niemand die je herkent!
Op de Tempelstraat wandelt een stokoude dame achter een rollator. In een oogopslag is duidelijk dat zij naar Appie is geweest. Dat denkt ook een groepje eenden: zes mannen, uitgerust met prachtig gekleurde koppen en trots zwaaiende staarten, gevolgd door een saaie witte, man of vrouw, dat is voor mij niet te zien. Zij stuiven op het oudje af en waggelen in afwachting achter haar aan, zoals een team van de F’jes achter de bal aan rent (in dit geval doet zelfs hun keeper daaraan mee!) Arme eenden! De jonge voetballertjes kunnen nog leren breed en diep te gaan. Eenden worden al generaties lang verpest door lieve oma’tjes, al dan niet met rollator. Zij weten: daar komt vers brood! Die stomme beesten zullen nooit ontdekken dat dit liefdevol gestrooide en aanvaarde mensen voedsel, tegelijkertijd hun vervroegde dood betekent.
Ik ren en peins door. Zoveel rumoer als er rond het Europees Kampioenschap is, ontstond vandaag ook in antwoord op een rapport van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg. Daarin wordt bepleit dat mensen meer zelf moeten investeren om de zorg voor ouderen betaalbaar te houden. Politieke partijen rollen over elkaar heen. Een voorspelbare reactie van Wilders: “Walgelijk”.
Ik denk dat het niet handig was om deze gedachte zó bij ons in de week te zetten, net zoals het indertijd niet handig was onze ouderen uit te nodigen in het bejaardentehuis te komen wonen, afhankelijk te worden, terwijl hun enige handicap daaruit bestond dat zij ouder waren dan vijfenzestig!
Voor zo’n ingrijpende ommezwaai als van RVZ moet je een list verzinnen! Vanmorgen leerde ik van Cees van den Bos, directeur vrijwillige inzet Arnhem, dat voor veel behoeften van mensen vrijwilligers zijn te vinden. Ik denk dat ‘zelf meer investeren’ niet hoeft te betekenen dat onze ouderenzorg wordt afgebroken. Integendeel: het is hun redding, onze oudjes doen weer mee!

dinsdag 5 juni 2012

Vullisverwarming

Na afloop van een hectische dag is hardlopen langs de uiterwaarden en de Waal rustgevend. Weinig anders vraagt mijn aandacht dan het verre getsjoek van de zware dieselmotoren, het krassen van kraaien (ik heb nooit begrepen waarom die schreeuwlelijkerds onder de familie van de zangvogels worden gerekend) en het kwetteren van een groepje spreeuwen. De vogels hebben veel baat bij de kale, pasgemaaide dijkhellingen voor het vinden van proteïnerijk voedsel. Nu ik deze dieren zie profiteren ervaar ik tenminste nog enige troost voor de opoffering van de pracht aan boterbloemen, fluitenkruid, paardenbloemen en geurige grashalmen.
Vanmorgen in de auto, op weg naar een vergadering van de regionale zonnebloemafdeling Groesbeek, hoorde ik dat vijf juni door de Verenigde Naties is uitgeroepen tot Wereld Milieu Dag. Dit jaar gaat het om duurzaamheid, ter bescherming van de rechten van toekomstige generaties. Het is grappig dat het in Groesbeek, ten huize van Gerard, in wezen ook over duurzaamheid is gegaan. Die vergadering is als volgt samen te vatten: welke stappen gaat het regiobestuur ondernemen om de afdeling te optimaliseren en het voortbestaan van de Zonnebloem in Groesbeek zeker te stellen?
Nu ik hier eindelijk vrij en blij langs de Dijk ren valt mij pas op dat het erg toevallig is dat uitgerekend vandaag, op Wereld Milieu Dag, bekend wordt dat het afvalverwerkingsbedrijf ARN in Weurt, eindelijk klanten heeft gevonden voor hun restwarmte die iedere dag onbenut via ventilatoren naar buiten wordt geblazen. Het bedrijf wordt daarmee weer een stuk groener!
Toeval of niet, het is een optimistisch stemmend bericht. Ik heb zelf mogen zien en voelen, tijdens een van de Open Dagen, dat het verbranden van huisvuil veel warmte veroorzaakt. Deze wordt de laatste jaren bijna geheel omgezet in elektriciteit. Een vijfde deel van deze ‘groene stroom’ wordt gebruikt voor het eigen bedrijf, de rest gaat op het openbare net. Iets van de warmte wordt ook nog gebruikt voor stimulatie van bacteriën bij de nabije rioolzuivering. Maar dan blijft nog veel warmte over.
Dit restant warmt nu nog, ongevraagd en onnodig, onze aarde op. Daar gaat binnen afzienbare tijd gelukkig een einde aan komen: er komt een leidingennet waarmee een groot deel van de restwarmte naar de overkant van de Waal wordt gebracht, om daar veertienduizend nieuw te bouwen woningen te verwarmen. De toekomstige bewoners krijgen derhalve geen centrale verwarming in hun huis, maar vuilverwarming! Als dat straks maar geen geplaag veroorzaakt: “O, woon jij dáár, in die wijk met vullisverwarming!”
In het drukke gezin van mijn ouders hadden we allemaal bepaalde taken. Zo was er een periode dat ik de vuilnisbakken aan de straat moest zetten. Zo’n metalen vuilnisvat was voorzien van een deksel en een hengsel als van een overmaatse emmer. Niet te dragen door het kleine jongetje die ik dan nog ben, want het hengsel komt ongeveer onder mijn oksel. Maar gelukkig, we hebben een juk. Daarmee kan ik twee emmers dragen! Met enige moeite haak ik links en rechts een hengsel aan een wiebelend haakje. Het lukt! (Wat voelde ik mij trots die eerste keer! Ik kan mij dat gevoel nu, hier op de Uiterwaard, ver weg in tijd en ruimte, nog herinneren!) Voor mijn gevoel moet ik minstens een halve kilometer met die zware bakken sjouwen, zo ver wonen wij van de straat. Ik doe het rustig aan. Steeds, na een meter of tien, even rusten…
Eigenlijk is er niet zo heel veel veranderd in de behandeling van vuilnis. De man die het huisvuil in mijn kindertijd verzamelde, op een platte kar, haalde daar nuttige zaken uit. De rest verbrandde hij in een grote kuil, daar op zijn landje aan de AC de Graafweg. En eigenlijk doet ARN dat nog steeds.

vrijdag 1 juni 2012

Zestien

Opnieuw is het bewolkt, het regent licht dus is er extra zuurstof. Heerlijk om te lopen, hoewel het jammer is dat mijn bril niet is voorzien van een wiswas installatie. Bij de overstortvijver op de Tempelstraat is ‘de ooievaar’ opnieuw langs geweest. Het resultaat is acht jonge eendjes, waarschijnlijk een tweede nestje. Dat zal helaas betekenen dat het eerste mislukt is. Als zij mijn gestalte gewaar worden dringen de geelgestreepte beige bruine donsballetjes zich piepend rond hun moeders verenrok.
Vandaag is de dag van Paul Beuk, de Limburgse bioloog. Naar hem werd een nieuwe soort strontvlieg vernoemd: de Azelia beuki. Het maakt Paul onsterfelijk, tenminste in de wereld van de entomologen. Een Russische collega van Paul vond deze nieuwe vliegensoort in Thailand. Het is eervol als een dier vanwege je verdiensten jouw naam krijgt, ook als het om slechts een kleine ordinaire strontvlieg gaat. Ordinair is niet juist uitgedrukt: deze vlieg is bijzonder omdat hij zijn levenscyclus afstemt op olifantenpoep. Volgens de Maastrichtenaar Beuk is het uitzonderlijk dat dit insect, slechts drie millimeter lang, onze grootste zoogdieren volgt vanwege hun drollen. Het is grappig dat er een liedje bestaat waarin over de wederwaardigheden van een strontvlieg wordt vertelt: het komt helaas in een straal olifantenzeik terecht en belandt, vanwege de kracht van de straal, helemaal in Londen. Hé, misschien was deze vlieg allang bekend, alleen wist de liedjesschrijver niet dat het om de Azelia Beuki ging!
Terzijde: het is heel wat prettiger om vanwege een passie voor strontvliegen in het nieuws te komen dan vanwege oplichtingpraktijken. Dat overkwam een penningmeester van een parochie. Hij verduisterde honderd zestigduizend euro omdat “hij het geld nodig had vanwege zijn zaken.” Riky en ik hadden het er over tijdens de afwas. Zulke berichten vallen ons op vanwege een van mijn rollen bij de Zonnebloem. “Zou hij dit hebben gebiecht?,” vroeg Riky zich af. Natuurlijk, zei ik haar, een katholieke penningmeester! Wat wil je? Die is direct naar de biechtstoel gelopen, maar pas nadat hij door de mand viel. Waarschijnlijk heeft hij bij thuiskomst, na zijn biecht bedoel ik, de bankrekening van de parochie snel gecontroleerd om na te gaan of zijn zonden hem daadwerkelijk zijn vergeven.
Langs de nevengeul tref ik weer het groepje verwilderde ganzen. Het groepje is nog steeds compleet: zestien. De witten, de bonten en de natuurlijk gekleurde grauwe ganzen. Geen ontbreekt. Maandenlang hadden zij hier zo’n beetje een vast stekje. Af en toe, tijdens strenge vorst, mistte ik hen, vonden zij wellicht elders beschutting, en vroeg ik mij af of het nog wel goed met hen ging. Tijdens de broedperiode was ik ze kwijt. Als groep bedoel ik. Soms zag ik enkele vogels waarvan ik mij afvroeg of het om leden van de zestien ging. Als zij tijdens hun afwezigheid kleintjes hebben opgevoed dan zijn die nergens te bekennen.
Op de terugweg peins ik nog over Paul’ passie voor strontvliegen. In ons ouderlijk huis hingen geregeld vliegenvangers aan het plafond. Van die lange papieren strips, verzadigd met lijm en een goedje waar vliegen dol op zijn. Het was geen overbodige maatregel in de nabijheid van boerderijen. Binnen de kortste keren zaten die dingen vol slachtoffertjes die urenlang vruchteloos poogden weg te komen. En soms zat het gewikkeld in de haren van dit kleine jongetje. Die omstandigheid gaf een perfecte gelegenheid om de gevangen insecten te bestuderen. Helaas niet gedaan. Een gemiste kans om een hartstochtelijke liefde voor strontvliegen te ontwikkelen!