dinsdag 29 januari 2019

Sinaasappelmerken

Wandelen is een goede oefening om je hoofd helemaal leeg te maken. Als je de moeite neemt daar even op te googelen vind je honderden sites die je daartoe aanmoedigen. Maar dat valt nog niet mee. O ja, wandelen gaat vanzelf maar je hoofd leeg maken, dat is een ander ding. Vooral als je, zoals ik, net aan je dagelijkse wandeling begonnen bent en twee aalscholvers in een vijver spot. Ze drijven op het water als tot het uiterst volgetankte bunkerschepen op de Waal zodat de golfjes die de een veroorzaakt met gemak over het diepliggende lijf van de ander kunnen spoelen. Het zonlicht doet hun dolksnavels blikkeren als het ontblote mes in de hand van de seriemoordenares in een aflevering van Killing Eve. Op mijn nadering vluchten zij als waren zij motorbootjes waarvan de gashandels helemaal zijn opengetrokken. 
Terwijl ik mijn wandeling vervolg verheug ik me al op een blik in mijn nieuwe Vogelatlas van Nederland (Sovon Vogelonderzoek Nederland). Maar ik merk al spoedig dat deze prachtige watervogels uit mijn hoofd verdwijnen doordat ik in gedachten bij het gehakketak over het kinderpardon vertoef. Ze komen er niet uit, de coalitiepartijen VVD, CDA, D66 en ChristenUnie hoewel in het laatste bericht – NOS Radionieuws-uitzending – gemeld werd dat een oplossing nabij lijkt. Die moet van de voornaamste dwarsligger, de VVD, komen. Een compromis lijkt te zijn dat er een voorlopige uitzetstop komt in afwachting van een definitieve oplossing. Desgevraagd gaf Klaas Dijkhoff toe dat hij die move wel wil maken, maar dan wil hij er wel iets voor terug hebben, want ‘… er moet evenwicht zijn!’ En wat wil Klaas ervoor terug hebben? De maximumsnelheid van 130 naar 140 kilometer brengen? 
kopie van de website rafelsenrozen.blogspot.com
‘Kom op,’ dacht ik bij mezelf, ‘we hebben het over kinderen, kinderen die bovendien al jaren in onzekerheid verkeren. Je lijkt wel een puber, Klaas!’ Dat deden mijn broer en ik ook, dingen met elkaar uitruilen. Zoals van die zijdezachte velletjes papier waarin zuidvruchten werden verpakt (tegenwoordig plakt men er van die saaie stickertjes op). We waren acht en negen, of misschien negen en tien, toen er thuis, waarschijnlijk voor het eerst in ons leven, sinaasappels verschenen, die bovendien verpakt waren in van die mooie, schitterend bedrukte, stukjes papier (het betrof vast een geschenk van de een of andere tante of oom, want geld voor zulke luxe vruchten hadden onze ouders niet). Zonde om weg te gooien, vonden wij. Dat was het begin van een kortdurende verzamelwoede. En naarmate de tijd verstreek verschenen er duplicaten in onze sinaasappelmerken-verzameling, maar ook gaten. Dus probeerden we daarin evenwicht te vinden door met elkaar te ruilen.
‘Als ik die van jou krijg, mag jij er een van mij uitzoeken.’
‘Nee, voor die daar wil ik er twee van jou, want die van mij is met goud bedrukt!’
‘Oké, maar die daar wil ik niet, daar zitten kreuken in.’
‘Nou, dan strijk ik hem toch glad!’
‘Ja, nou wil ik hem helemaal niet meer, nou heb je er ’n scheur in gemaakt.’
Afijn, zo ongeveer had het er toenmaals aan toe kunnen gaan. Maar, Klaas, wij, mijn broer en ik, wij waren kinderen, terwijl jij verantwoordelijkheid draagt voor het welzijn van kinderen! Dat is wel een verschilletje! Morgen vergadert de Tweede Kamer over deze kwestie. Ik ben benieuwd of men er dan als grote en verstandige mensen over kan debatteren.
En wat de aalscholvers betreft: op pagina 192 meldt de Vogelatlas dat er tijdens de wintermaanden 29.000 tot 38.000 paren in ons land voorkomen. Een vrij algemene vogelsoort dus, sinds deze soort in bescherming is genomen. Maar hier, in de vijver aan de Tempelstraat, zijn ze uiterst zeldzaam!


vrijdag 25 januari 2019

Adembenemend

Dooien of vriezen, het hangt er precies tussenin, hoewel het volgens Weather.com voelt als min vier graden Celsius. Zolang de zwakke wind vanuit het zuidwesten met mij mee waait voel ik er niets van, van die vrieskou bedoel ik (even later, op de Waalbandijk, verstijft het briesje mijn wangen en doet mijn ogen tranen.) Het sneeuwkleed, dat bermen, velden en planten bedekt, is zichtbaar al een paar dagen oud. De enkele vlokjes die nu vallen zullen dit oude tapijt niet kunnen vernieuwen. In de tuin van Rie bloeien reeds de sneeuwklokjes, weet ik, maar op ’t ogenblik is het meer sneeuw dan klokjes. Enkele dunne groene sprietjes en hier en daar een maagdelijk wit kelkje dat nauwelijks tegen de omringende sneeuw kan worden onderscheiden, steken ternauwernood boven de sneeuwdeken uit. Evengoed zet deze tuin mij aan tot een overpeinzen.
Ik vind het niet vreemd dat de voortuin van Ma Dekker ergens uit de plooien van mijn hersenen komt bovendrijven. Haar huis stond aan de Spanbroekerweg, nog geen tweehonderd meter voor de Bonifatiuskerk. Gedurende mijn lagere schooljaren vormde het huis een duidelijk ankerpunt op weg naar kerk en school. Het was een houten gebouwtje dat als het ware gekleed ging in een overdwars gedragen krijtstreeppak: de buitenwanden waren bekleed met brede horizontaal aangebrachte groen geverfde rabatdelen – Westfries-groen, dat een van de oudste groentinten van Nederland is (vergelijkbaar met mintgroen) – met uitzondering van de groeven tussen de delen. Die waren loodwit geschilderd. Tijdens een van mijn bezoekjes aan Wadway, enkele tientallen jaren geleden, ontdekte ik dat het mintgroene huisje helaas niet langer bestond. Voor mij was als bij toverslag een moderne semibungalow op de plaats van het klassieke huis verschenen. (Bij het afscheid van een schoonzus, in september 2015, leerde ik dat deze bungalow bewoond werd door Jan Rood, mijn eerste baas en eigenaar van een schildersbedrijf annex drogisterij, die toen reeds was overleden, en zijn vrouw Jo Smal. Zie ‘IJskoud’.) Wij noemden Ma Dekker altijd tante Ma. Zij was op de een of andere manier familie van ons, zo wist ik in die jaren. Echter, bij het lezen van ‘De dertien van Steur’, geschreven door Leo en Sjaak als ode aan hun ouders, werd mij duidelijk dat mijn vermeende tante Ma familie was van de familie Steur (de kinderen Steur brachten, op weg naar kerk of school, kapotte sokken aan hun tante, welke door haar werden gestopt en weer aan de kinderen meegegeven. Als wederdienst leverde vader Steur, die kaashandelaar was, bij tijd en wijle een kaas.) Bij lezing vroeg ik mij af of ik Ma wellicht in navolging van onze buurtkinderen tante noemde, of omdat zij mijn achternaam droeg? Hoe dan ook, ik voelde mij met terugwerkende kracht een beetje bestolen, want tante Ma was geregeld mijn rots in de branding: vaak, bij hoge nood, maakte ik gebruik van haar sanitair (dat zo mogelijk nog primitiever was dan het onze, maar als je nodig moest maalde je daar niet om!).
Terug naar de voortuin van Ma Dekker. Deze was rondom afgesloten met een houten tuinhek en bestond voornamelijk uit een groen gazon. Ze werd gedomineerd door hoogstammige fruitbomen en in het vroege voorjaar bogen duizenden sneeuwklokje hun kelkjes in de wind die altijd om het huisje leek te wervelen. Adembenemend vond ik deze aanblik, veel mooier nog dan de veelkleurige krokussen die de sneeuwklokjes spoedig daarna verdrongen. Ook al is de tuin van Rie veel kleiner, steeds als de sneeuwklokjes er massaal bloeien denk ik aan de tuin van tante Ma.
Jazeker, het huis van tante Ma staat op mijn netvlies. In dat landschapje torent de Bonifatiuskerk boven het dak uit en weerkaatst de opkomende zon in de ruitjes van de kleine zijgevelramen zodat ik mijn ogen half moet dichtknijpen. Zoekend naar foto’s, op internet en in historische boeken, heb ik inmiddels vele uren verspild. Niets! Wie kan mij daaraan helpen?


vrijdag 18 januari 2019

Algoritme

Dit is de eerste winterse dag van een door NOS-weermannen beloofde reeks. Het is een prachtige dag. Een blik uit het venster, vroeg in de morgen, liet zien dat alles bedekt was met een dunne laag ijskristallen. Dat toverde zelfs het meest dorre om in ware kunstobjecten, hoewel niets dat ik zag kon wedijveren met de tak koninginnenkruid die jongstleden maandagochtend door boswachtere Roy Dear in het Haaksbergerveen werd gefotografeerd. De vorst van de voorgaande nacht zette de uitgedroogde bloemschermen om in tere, ragfijn getekende, maagdelijk witte bloemen, zoals je zelf kunt zien: Nachtvorst.
Nu, onder een azuurblauwe hemel wandelend over de Hommelstraat, word ik opgewarmd door de nog laagstaande zon. Het landschap ziet er niet alleen mooier uit, het ademt optimisme. Dat merk ik ook aan mezelf en aan tientallen mezen die elkaar opgewonden achternajagen door de kale zonnig verlichte takken van de wilde kersenbomen. Een busje dat veel te snel rijdend passeert jaagt de vogeltjes uit de bomen. Het is hetzelfde busje dat Riky en mij gisteren iets verderop met ongeveer dezelfde snelheid passeerde en bij die gelegenheid een steentje liet opspringen dat met een scherpe tik op mijn voorhoofd belandde (als ik een auto en mijn voorhoofd de voorruit was geweest zou er wellicht een barst in zijn gesprongen). Wij dachten beiden aan een pakjesbezorger die onder dwang van een algoritme – dat is bedoeld hem te helpen bij het bepalen van zijn route – in tijdnood verkeerde. Dat moet ook wel, dat jakkeren, want de magere beloning per bezorging maakt het deze beroepsgroep helemaal niet gemakkelijk een redelijk loon te verdienen.
Het is trouwens wonderlijk gesteld met dat online kopen en thuis laten bezorgen. Zo deed ik onlangs (op 2 januari) een aankoop die na vijf werkdagen zou worden bezorgd, zo meldde een tweede mailbericht (in het eerste werd ik bedankt voor de aankoop.) Een dag voor 8 januari kreeg ik een derde mail waarin me werd verteld: ‘… er is een vertraging gemeld in het distributieproces van het pakketje. Naar verwachting wordt uw bestelling binnen maximaal 5 werkdagen bij u afgeleverd…’ En toen werd het stil, bleef het stil tot en met afgelopen maandag. Mijn veel geduld vergende telefonische vraag om opheldering resulteerde in een mail (nummer vier) dat mij woensdag bereikte: ‘…is zojuist door ons ingepakt en wacht op afhandeling door PostNL …’ Diezelfde avond meldde PostNL per mail (nummer 5) dat zij binnenkort een pakket bij mij zullen afleveren – verwacht bezorgmoment: Morgen 17 januari 11.15 - 13.45 uur. Gistermorgen ontving ik opnieuw een mail (de zesde) van PostNL: ‘…De bezorger is onderweg en komt vandaag bij u langs. Gewijzigd bezorgmoment Vandaag 17 januari 10.40 - 12.40 uur. Gister rond kwart voor twaalf werd er aangebeld en amper twee minuten nadat Riky het bestelde goed via de voordeur had aangenomen pingde het zevende en laatste mailtje van PostNL: ‘Vandaag hebben we uw pakket bezorgd. Bezorgd om: Vandaag 17 januari 11.43 uur. Ik heb wel eens vergelijkbare waar gekocht in een winkel nabij het industriepark bij ons in het dorp. Dat deed ik in ongeveer de tijd die ik nu nodig had voor het genoemde telefoongesprek. Geen zeven mailberichten, toen. Die koop werd bevestigd door een enkelvoudig kassastrookje. (Terwijl ik deze zinnen schrijf hoor ik de stem van een bekende pakjesbezorger. En terwijl de man weer naar zijn busje loopt klinkt een helder ping-geluid dat mij vertelt dat de buren op dit moment een mailbericht ontvangen: ‘Vandaag hebben we …’
Bovenop de Waalbandijk kikkert een van de half wilde koeien in de uiterwaard mijn humeur weer op. Modder druipt van haar kop. Het is mij niet duidelijk hoe die daar, en op haar hals, schouders en rug, terecht is gekomen. Terwijl ik toekijk wandelt ze op haar gemak naar een boom en schurkt haar hals en borst langs een stevige tak. Eens waren wij zoals zij en bestonden internet en dwingende algoritmes niet in onze wereld.


vrijdag 11 januari 2019

Positioneren

Reeds na het sluiten van de voordeur doet iets dat uit het grijze wolkendek valt zich voor als regen. Ik sla er geen acht op, maar op de Hommelstraat gaat deze zogenaamde regen over in regen. Dun weliswaar maar onmiskenbaar. Ik heb niets bij me waarmee ik tenminste mijn bril droog kan houden omdat ik Buienradar.nl geloofde, de app die vijf minuten voordat ik aan mijn wandeling begon liet zien dat er in en rond Beuningen de komende drie uur geen regen te verwachten was. 
Over geloof gesproken. Een paar honderd Nederlandse gelovigen (in de VS waren dat er 20.000) waaronder enkele vooraanstaande Nederlanders, ondertekenden een in Nashville (Amerika) opgestelde verklaring waarin staat hoe christenen om moeten gaan met het geloof, en ook met zaken als het huwelijk en seks. De opstellers van de verklaring bevestigen onder meer dat God ‘het huwelijk heeft bedoeld als een levenslange verbondenheid tussen één man en één vrouw…’ en ‘…Wij ontkennen dat God het huwelijk heeft bedoeld als een homoseksuele of polyamoreuze relatie…’ En over homoseksuelen schrijven zij onder meer: ‘…Wij bevestigen dat ons zelfverstaan als mannelijk of vrouwelijk bepaald moet worden door Gods heilige bedoelingen in schepping en verlossing, zoals Hij die openbaart in de Bijbel. Wij ontkennen dat het in overeenstemming met deze heilige bedoelingen is wanneer mensen zichzelf bewust willen zien en positioneren als personen met een homoseksuele of transgenderidentiteit.’
 Vooropgesteld. Ik ben opgegroeid in een katholiek gezin waarin Kerk en geloof een nadrukkelijke rol speelde. Als kind geloofde ik onwankelbaar in het bestaan van God: hij houdt van mij zoals ik van hem houd. Zo simpel was het. Gaandeweg zorgde twijfel voor verbrokkeling, waaraan het godsdienstonderwijs in belangrijke mate heeft bijgedragen, zodat mijn geloof in een God nagenoeg is gedoofd.
Er zijn vele beschavingen opgebloeid en weer verdord voordat de Bijbel werd samengesteld. Ik leerde de bijbel kennen als een boek met verhalen waarin onder andere wordt verteld over de schepping in relatie tot een God waarvan niet duidelijk is wie of wat dat is. Het zijn verhalen van en over mensen die leefden voor de geboorte van Jezus, de zoon van God (het Oude Testament), en van mensen die Jezus hebben meegemaakt en over zijn daden getuigen (het Nieuwe Testament.) Er zijn spannende verhalen waarin tirannen worden bevochten en mensen ontsnappen uit de slavernij maar ook verhalen waarin getuigd wordt over het wonderlijke maar liefdevolle doen en laten van Jezus. De bijbel is een bundeling van relatief oude verhalen die antwoord gaven op problemen die zich in die tijd voordeden. Vandaag ondervinden we andere problemen dan de problemen van de mensen waarover de bijbel verhaald.
Ik ken mensen die homoseksueel zijn. Lieve en hartelijke mensen waarvan een aantal een langdurige relatie heeft met een gelijkgestemde partner – van een van hen is mij bekend dat zij zich nota bene bijzonder aangetrokken voelt tot het katholieke geloof. Ook ken ik iemand met een transgenderidentiteit. Voor zover zij mij deelgenoot hebben gemaakt van de weg die zij moesten gaan om zichzelf te kunnen zijn hebben deze mensen met elkaar gemeen dat dit niet zonder worsteling met zichzelf is gegaan. Godzijdank hebben zij zich uiteindelijk ‘goed verstaan’ en zich overgegeven aan hun seksuele geaardheid. Zij zijn absoluut geen mensen die ‘zichzelf bewust willen zien en positioneren als personen met een homoseksuele en transgenderidentiteit’, oftewel eigen schuld, dikke bult!
Wat ik niet begrijp is dat mensen hovaardig durven beweren te weten wat God heeft bedoeld! Geloof hechten aan deze beweringen is als geloven in Buienradar.nl: dan kom je soms nat thuis! 
Het kleine geloofsvlammetje dat nog in mij flakkert is voor een God die liefde ís. Als we dit als uitgangspunt nemen voor al onze vragen en problemen hebben we volgens mij geen papers nodig als dat liefdeloze vod uit Amerika en hoeven mensen niet meer bang te zijn voor de geaardheid van zichzelf of de ander.  


donderdag 3 januari 2019

Sleutel

Het nieuwe jaar is voor ons in minstens een opzicht goed begonnen, vanmorgen namelijk hebben wij onze zomervakantie gepland. Tijdens mijn wandeling kan ik aan niets anders denken, zie ik ons al naar ‘ons bankje’ bovenop de heuvel lopen om op de zon-verwarmde houten zitting, in plaats van op ons terrasje, een vers kopje koffie te drinken, liefst mét een stukje van Helga’s overheerlijke Apfelkuchen. Zelfs Herman kan mij niet van deze voorpret afleiden, waar we nota bene nog een half jaar op moeten wachten, ook niet nu hij zich benaderbaar toont als nooit tevoren (hij zal zich afvragen waarom ik niet even bij hem buurtte.) Ook de fijne regen die mijn brillenglazen op de Waalbandijk bespikkelen doet niet ter zake, totdat het hoge plateau van de voormalige olielosplaats aan de Waal tussen de regendruppeltjes doorschemert dat de twee jongens uit mijn herinnering oproept die dit bouwsel onlangs beklommen.
Het was op de dag dat vuurwerk mocht worden verkocht. Ik ondernam samen met Riky dezelfde wandeling. Bovenop het drie meter hoge platvorm vermaakten de jongens zich met vuurwerk. Misschien hadden zij deze hoge standplaats uitgekozen om de schippers en matrozen van langsvarende schepen met hun vuurwerkshow te vermaken. Wellicht zullen zij door sommigen van de varensgasten zijn opgemerkt maar veel indruk maakten hun klappertjes niet. Niet dat dit hen ook maar iets uitmaakte; zij hadden plezier zoals alleen jongetjes van hun leeftijd met slechts bescheiden middelen pret kunnen maken. Ik ga het hier niet over de problemen met vuurwerk hebben, daarover is vandaag, mede dankzij de stelling van Stand.nl – Nederland moet op een andere manier Oud en Nieuw gaan vieren – al meer dan genoeg gezegd. Wel herinnerden zij mij aan mijn eigen ‘vuurwerkexperimenten’. Net als deze knapen zal ik acht of negen jaar oud zijn geweest toen ik totaal was gefascineerd door vuur en knallen. 
Ik had het niet zelf bedacht, zag en hoorde het voor de eerste keer op het schoolplein gebeuren. De knal was heftig genoeg om meester Dam naar buiten te lokken. Dat wilde ik ook; ik kon bijna niet wachten tot de school uit was. Nog diezelfde dag schuimde ik thuis alle kasten en laden af op zoek naar een geschikte sleutel. Dat moest een klavierslotsleutel zijn, een zo zwaar mogelijke baardsleutel die voorzien was van een holle steel. Dergelijke sleutels zie je tegenwoordig nog maar zelden maar waren in die dagen vrij algemeen. Het volgende ding dat gevonden moest worden was een passend draadnagel. Deze moest vrij in de opening van de sleutel kunnen bewegen maar ook weer niet te vrij. Het puntige uiteinde van de spijker vijlde ik bol en vervolgens verbond ik met een schoenveter de sleutel met de spijker. En nadat ik ongezien een doosje lucifers uit de keukenlade had gepikt smeerde ik hem snel met de begeerde attributen naar het PEN-huisje aan Het War. Daar schraapte ik met trillende vingers het kruit van drie luciferkoppen in de sleutelopening en schoof de spijker er achteraan. De veter lei ik los in mijn linkerhand en zwaaide zodanig met dit zelf gefabriceerde werktuigje dat de spijkerkop met voldoende kracht en kaarsrecht op een baksteen terecht zou komen. De knal van het ontploffende kruit klonk bevredigend maar kon harder. Een aantal dagen waren we onafscheidelijk, dit primitieve slagwerktuigje en ik. Ik experimenteerde met het aantal zwavelkoppen om luidere knallen te veroorzaken, totdat de sleutel uiteenbarstte. Een nieuwe sleutel was snel gevonden maar de dag kwam spoedig dat er bij ons thuis geen slot meer kon worden gesloten. Gelukkig verdampte daarmee ook mijn knallust.
Vuurwerk blijft aantrekkelijk maar neemt van jaar tot jaar steeds extremer vormen aan. Het kan niet anders, daar moeten we een grens aan stellen. Ook al koop ik nooit vuurwerk, ik ben, in tegenstelling tot Annemarie Jorritsma, bereid om mee te betalen aan vuurwerk dat vervolgens veilig en gezamenlijk wordt afgestoken, want ik wens iedereen een gezond en gelukkig nieuw jaar.