Ik vind het niet
vreemd dat de voortuin van Ma Dekker ergens uit de plooien van mijn hersenen komt
bovendrijven. Haar huis stond aan de Spanbroekerweg, nog geen tweehonderd meter
voor de Bonifatiuskerk. Gedurende mijn lagere schooljaren vormde het huis een
duidelijk ankerpunt op weg naar kerk en school. Het was een houten gebouwtje
dat als het ware gekleed ging in een overdwars gedragen krijtstreeppak: de
buitenwanden waren bekleed met brede horizontaal aangebrachte groen geverfde rabatdelen
– Westfries-groen, dat een van de oudste groentinten van Nederland is (vergelijkbaar
met mintgroen) – met uitzondering van de groeven tussen de delen. Die waren loodwit
geschilderd. Tijdens een van mijn bezoekjes aan Wadway, enkele tientallen jaren
geleden, ontdekte ik dat het mintgroene huisje helaas niet langer bestond. Voor
mij was als bij toverslag een moderne semibungalow op de plaats van het klassieke
huis verschenen. (Bij het afscheid van een schoonzus, in september 2015, leerde
ik dat deze bungalow bewoond werd door Jan Rood, mijn eerste baas en eigenaar
van een schildersbedrijf annex drogisterij, die toen reeds was overleden, en
zijn vrouw Jo Smal. Zie ‘IJskoud’.) Wij
noemden Ma Dekker altijd tante Ma. Zij was op de een of andere manier familie
van ons, zo wist ik in die jaren. Echter, bij het lezen van ‘De dertien van
Steur’, geschreven door Leo en Sjaak als ode aan hun ouders, werd mij duidelijk
dat mijn vermeende tante Ma familie was van de familie Steur (de kinderen Steur
brachten, op weg naar kerk of school, kapotte sokken aan hun tante, welke door haar
werden gestopt en weer aan de kinderen meegegeven. Als wederdienst leverde
vader Steur, die kaashandelaar was, bij tijd en wijle een kaas.) Bij lezing
vroeg ik mij af of ik Ma wellicht in navolging van onze buurtkinderen tante noemde, of omdat zij mijn achternaam droeg? Hoe dan ook, ik voelde mij met
terugwerkende kracht een beetje bestolen, want tante Ma was geregeld mijn rots
in de branding: vaak, bij hoge nood, maakte ik gebruik van haar sanitair (dat zo mogelijk nog primitiever was dan het onze, maar als je nodig moest maalde je
daar niet om!).
Terug naar de
voortuin van Ma Dekker. Deze was rondom afgesloten met een houten tuinhek en bestond
voornamelijk uit een groen gazon. Ze werd gedomineerd door hoogstammige
fruitbomen en in het vroege voorjaar bogen duizenden sneeuwklokje hun kelkjes
in de wind die altijd om het huisje leek te wervelen. Adembenemend vond ik deze
aanblik, veel mooier nog dan de veelkleurige krokussen die de sneeuwklokjes
spoedig daarna verdrongen. Ook al is de tuin van Rie veel kleiner, steeds als de
sneeuwklokjes er massaal bloeien denk ik aan de tuin van tante Ma.
Jazeker, het huis van tante Ma
staat op mijn netvlies. In dat landschapje torent de Bonifatiuskerk boven het
dak uit en weerkaatst de opkomende zon in de ruitjes van de kleine zijgevelramen
zodat ik mijn ogen half moet dichtknijpen. Zoekend naar foto’s, op internet
en in historische boeken, heb ik inmiddels vele uren verspild. Niets! Wie kan
mij daaraan helpen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten