donderdag 3 januari 2019

Sleutel

Het nieuwe jaar is voor ons in minstens een opzicht goed begonnen, vanmorgen namelijk hebben wij onze zomervakantie gepland. Tijdens mijn wandeling kan ik aan niets anders denken, zie ik ons al naar ‘ons bankje’ bovenop de heuvel lopen om op de zon-verwarmde houten zitting, in plaats van op ons terrasje, een vers kopje koffie te drinken, liefst mét een stukje van Helga’s overheerlijke Apfelkuchen. Zelfs Herman kan mij niet van deze voorpret afleiden, waar we nota bene nog een half jaar op moeten wachten, ook niet nu hij zich benaderbaar toont als nooit tevoren (hij zal zich afvragen waarom ik niet even bij hem buurtte.) Ook de fijne regen die mijn brillenglazen op de Waalbandijk bespikkelen doet niet ter zake, totdat het hoge plateau van de voormalige olielosplaats aan de Waal tussen de regendruppeltjes doorschemert dat de twee jongens uit mijn herinnering oproept die dit bouwsel onlangs beklommen.
Het was op de dag dat vuurwerk mocht worden verkocht. Ik ondernam samen met Riky dezelfde wandeling. Bovenop het drie meter hoge platvorm vermaakten de jongens zich met vuurwerk. Misschien hadden zij deze hoge standplaats uitgekozen om de schippers en matrozen van langsvarende schepen met hun vuurwerkshow te vermaken. Wellicht zullen zij door sommigen van de varensgasten zijn opgemerkt maar veel indruk maakten hun klappertjes niet. Niet dat dit hen ook maar iets uitmaakte; zij hadden plezier zoals alleen jongetjes van hun leeftijd met slechts bescheiden middelen pret kunnen maken. Ik ga het hier niet over de problemen met vuurwerk hebben, daarover is vandaag, mede dankzij de stelling van Stand.nl – Nederland moet op een andere manier Oud en Nieuw gaan vieren – al meer dan genoeg gezegd. Wel herinnerden zij mij aan mijn eigen ‘vuurwerkexperimenten’. Net als deze knapen zal ik acht of negen jaar oud zijn geweest toen ik totaal was gefascineerd door vuur en knallen. 
Ik had het niet zelf bedacht, zag en hoorde het voor de eerste keer op het schoolplein gebeuren. De knal was heftig genoeg om meester Dam naar buiten te lokken. Dat wilde ik ook; ik kon bijna niet wachten tot de school uit was. Nog diezelfde dag schuimde ik thuis alle kasten en laden af op zoek naar een geschikte sleutel. Dat moest een klavierslotsleutel zijn, een zo zwaar mogelijke baardsleutel die voorzien was van een holle steel. Dergelijke sleutels zie je tegenwoordig nog maar zelden maar waren in die dagen vrij algemeen. Het volgende ding dat gevonden moest worden was een passend draadnagel. Deze moest vrij in de opening van de sleutel kunnen bewegen maar ook weer niet te vrij. Het puntige uiteinde van de spijker vijlde ik bol en vervolgens verbond ik met een schoenveter de sleutel met de spijker. En nadat ik ongezien een doosje lucifers uit de keukenlade had gepikt smeerde ik hem snel met de begeerde attributen naar het PEN-huisje aan Het War. Daar schraapte ik met trillende vingers het kruit van drie luciferkoppen in de sleutelopening en schoof de spijker er achteraan. De veter lei ik los in mijn linkerhand en zwaaide zodanig met dit zelf gefabriceerde werktuigje dat de spijkerkop met voldoende kracht en kaarsrecht op een baksteen terecht zou komen. De knal van het ontploffende kruit klonk bevredigend maar kon harder. Een aantal dagen waren we onafscheidelijk, dit primitieve slagwerktuigje en ik. Ik experimenteerde met het aantal zwavelkoppen om luidere knallen te veroorzaken, totdat de sleutel uiteenbarstte. Een nieuwe sleutel was snel gevonden maar de dag kwam spoedig dat er bij ons thuis geen slot meer kon worden gesloten. Gelukkig verdampte daarmee ook mijn knallust.
Vuurwerk blijft aantrekkelijk maar neemt van jaar tot jaar steeds extremer vormen aan. Het kan niet anders, daar moeten we een grens aan stellen. Ook al koop ik nooit vuurwerk, ik ben, in tegenstelling tot Annemarie Jorritsma, bereid om mee te betalen aan vuurwerk dat vervolgens veilig en gezamenlijk wordt afgestoken, want ik wens iedereen een gezond en gelukkig nieuw jaar.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten