Het was op de dag dat
vuurwerk mocht worden verkocht. Ik ondernam samen met Riky dezelfde wandeling. Bovenop
het drie meter hoge platvorm vermaakten de jongens zich met vuurwerk. Misschien
hadden zij deze hoge standplaats uitgekozen om de schippers en matrozen van langsvarende
schepen met hun vuurwerkshow te vermaken. Wellicht zullen zij door sommigen van
de varensgasten zijn opgemerkt maar veel indruk maakten hun klappertjes niet.
Niet dat dit hen ook maar iets uitmaakte; zij hadden plezier zoals alleen jongetjes
van hun leeftijd met slechts bescheiden middelen pret kunnen maken. Ik ga het
hier niet over de problemen met vuurwerk hebben, daarover is vandaag, mede dankzij
de stelling van Stand.nl – Nederland moet
op een andere manier Oud en Nieuw gaan vieren – al meer dan genoeg gezegd. Wel
herinnerden zij mij aan mijn eigen ‘vuurwerkexperimenten’. Net als deze knapen
zal ik acht of negen jaar oud zijn geweest toen ik totaal was gefascineerd door
vuur en knallen.
Ik had het niet zelf
bedacht, zag en hoorde het voor de eerste keer op het schoolplein gebeuren. De
knal was heftig genoeg om meester Dam naar buiten te lokken. Dat wilde ik ook;
ik kon bijna niet wachten tot de school uit was. Nog diezelfde dag schuimde ik thuis
alle kasten en laden af op zoek naar een geschikte sleutel. Dat moest een klavierslotsleutel
zijn, een zo zwaar mogelijke baardsleutel die voorzien was van een holle steel.
Dergelijke sleutels zie je tegenwoordig nog maar zelden maar waren in die dagen
vrij algemeen. Het volgende ding dat gevonden moest worden was een passend draadnagel.
Deze moest vrij in de opening van de sleutel kunnen bewegen maar ook weer niet
te vrij. Het puntige uiteinde van de spijker vijlde ik bol en vervolgens verbond
ik met een schoenveter de sleutel met de spijker. En nadat ik ongezien een
doosje lucifers uit de keukenlade had gepikt smeerde ik hem snel met de
begeerde attributen naar het PEN-huisje aan Het War. Daar schraapte ik met
trillende vingers het kruit van drie luciferkoppen in de sleutelopening en
schoof de spijker er achteraan. De veter lei ik los in mijn linkerhand en
zwaaide zodanig met dit zelf gefabriceerde werktuigje dat de spijkerkop met
voldoende kracht en kaarsrecht op een baksteen terecht zou komen. De knal van
het ontploffende kruit klonk bevredigend maar kon harder. Een aantal dagen
waren we onafscheidelijk, dit primitieve slagwerktuigje en ik. Ik
experimenteerde met het aantal zwavelkoppen om luidere knallen te veroorzaken,
totdat de sleutel uiteenbarstte. Een nieuwe sleutel was snel gevonden maar de
dag kwam spoedig dat er bij ons thuis geen slot meer kon worden gesloten.
Gelukkig verdampte daarmee ook mijn knallust.
Vuurwerk blijft
aantrekkelijk maar neemt van jaar tot jaar steeds extremer vormen aan. Het kan
niet anders, daar moeten we een grens aan stellen. Ook al koop ik nooit
vuurwerk, ik ben, in tegenstelling tot Annemarie Jorritsma, bereid om mee te
betalen aan vuurwerk dat vervolgens veilig en gezamenlijk wordt afgestoken,
want ik wens iedereen een gezond en gelukkig nieuw jaar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten