vrijdag 28 december 2012

Duurzaamheid

Vandaag maakt het niet uit waar ik ren of in welke richting ik kijk, overal is water. Het valt zacht maar gestaag uit het laaghangende grijze wolkendek en, eenmaal op de Dijk, is zichtbaar hoe het zich ongevraagd aan ons opdringt vanuit Duitsland. De Waal strekt zich inmiddels breeduit over haar winterbed – ik vraag mij af, hoe vonden de halfwilde paarden en runderen een veilig plekje?
Ach, om te joggen maakt die nattigheid weinig verschil: daarbij houd ik het sowieso nooit droog. Het groepje pony’s, dat enkele weken geleden nog zo vrolijk en speciaal voor mij optrad met een schaatsact (zie ‘Verwachting’), denkt daar anders over: depressief opeengedrongen schuilen de dieren nu onder een aantal populieren die, op hun beurt hun takken naakt en in volledige overgave naar de grijze wolken uitstrekken. Terwijl de kleine paarden mijn meegevoel met hanggedrag proberen op te wekken denk ik aan een berichtje over muizen in een molentje. Dat weersprak mijn gevoel over zulk eindeloos rennen. Ik had namelijk met ze te doen. Vanwege dat almaar herhalende irritant piepende geluidje van het molenasje en het onnut verspillen van energie. Trouwens, waarom kwam nooit iemand op de gedachte om met zo’n tredmolentje stroom op te wekken? Daarmee kunnen radrenners alsnog veranderen in duurzame thuiswerkertjes! Gat in de markt?
Nu ik over duurzaamheid pieker, herinner ik mij plotseling en helder mijn debacle met goudhamsters. Ik meen dat ik dertien jaar oud was toen ik voor deze fraai gekleurde grappige diertjes viel: “En Moe, ze proppen eten in hun wangetjes en rennen dan snel naar hun holletje om het daar op te peuzelen!” Zoiets vertelde ik aan mijn moeder omdat ik er zo graag twee van mijn schoolvriendje kopen wou, en om haar te vermurwen natuurlijk!
Een oude metalen cementkuip van buurman Huibers leek een geschikt onderkomen. De meest rafelige delen aan de rand sloeg ik plat met behulp van een moker en een flink blok hout. De ton half opvullen met houtzaagsel, afkomstig van dezelfde buur, was in een ogenblik gedaan. Voor de afsluiting had ik fijnmazig gaas nodig. En laat er nu net nog een stuk gaas zijn overgeschoten vanwege de renovatie van de horren in de huiskamer! Dat kwam mooi uit. Het met de ronding van de kuip mee uitknippen, ruim genoeg zodat het over de rand viel, en er een stuk henneptouw doorheen rijgen om het vast te zetten, was een langdurig en secuur werkje. Ik deed het met liefde en liet het resultaat met trots zien, aan ieder die dat wilde.
Op zaterdagmiddag ging ik het stel ophalen. Hoe zacht voelde hun vachtje aan mijn wang! Voeren, voor een schoteltje water zorgen, ik was niet bij ze weg te slaan. Die avond kon ik maar moeilijk in slaap komen: wat als de broodkorstjes te groot waren geweest? Op blote voeten sloop ik naar beneden en de schuur in. Ze zien rondrennen was voldoende geruststelling om eindelijk te slapen. Zondagmorgen was mijn eerste gang naar het hamsterverblijf. Dat stond geduldig op z’n plaats maar zonder kostbare goudhamsters. Een klein gaatje in het horrengaas toonde de vluchtweg…
Op de overstroomde buitendijkse weide net achter de verkeersbruggen, dobberen twee paren knobbelzwanen. De lengte van hun halzen maakt het mogelijk om de bodem, het grasland, te begrazen. Vinden zij insecten die vanwege het water hun schuilplaatsen verlaten? Smaakt het groen na een aantal uren of dagen weken, lekkerder? Ik weet het niet. Feit is dat ik hier zelden zwanen zie!
Van mijn goudhamsters leerde ik dat je veel langer van grappige knaagdiertjes kunt genieten als je ze opsluit in iets dat bestand is tegen venijnige knaagtandjes, bijvoorbeeld glas, in plaats van plastic gaas!
Van Quest leerde ik dat een muis spoedig verslaafd raakt aan rennen in een tredmolentje vanwege runners high. Dat is ontdekt dankzij uitgebreid onderzoek (echt!) van hersenen en hormoonhuishouding voor en na het lopen in een rad. Muizen krijgen hetzelfde euforische gevoel in hun molentjes als ik hier langs de Dijk! Ze zijn beslist niet zielig!

maandag 24 december 2012

Spenenfee

Ook al zou het vriezen, wat normaal zou zijn voor deze tijd van het jaar (maar wat het beslist niet doet), dan nog had ik hier op de Dijk, rennend langs Waal en uiterwaarden, de warmte gevoeld die ik nog geen twee uur geleden uit de bioscoop meebracht. Vanaf het moment dat ik de verhaallijn te pakken kreeg, of de verhaallijn mij, kon ik weer geloven als een kind. Dat de film in 3D werd vertoond, gaf nog een extra dimensie: ik meende dat de laatste ijskristal die vlak voor de aftiteling de zaal in vloog, het speciaal op mij had gemunt. Toen het precies op mijn neusbrug landde, verbaasde het mij dat ik de kou ervan niet voelen kon!
Bij Bakker Bart, koffie, limonade en gebak, hadden we – Niek en Koen met oma en opa – voldoende stof om na te praten. We voelden sympathie en aanvankelijk ook medelijden, met Jack Vorst de geest van de winter. Immers, hoe herkenbaar om zodanig genegeerd te worden dat men als het ware dwars door jou heen loopt? Af en toe moesten we zelfs een traantje laten, hoewel Niek en Koen daarvan minder last zullen hebben gehad. En we konden alle vier de enorme Kerstman, qua geanimeerde gestalte en stem (van Jack Wouterse), naadloos op onze Sinterklaas plakken. De kwebbelgrage Tandenfee en spraakloze Klaas Vaak bezaten aandoenlijke gestalten in de vorm van respectievelijk een veelkleurige kolibrie en een grote maïsgele imitatie van een Romeinse keizer, met een vollemaansgezicht gevat in een krans van manestralen. Tot slot de geest van de Paashaas. Dat hij aanvankelijk bepaald geen lieverdje acteerde, was slechts schijn.
Deze vijf helden namen het op tegen Pitch. Dat werd nog spannend want die boze geest had de zieltjes van alle kinderen op aarde reeds verziekt, op één na. Dat laatste kind behield zijn geloof in de Paashaas, de Tandenfee, Klaas Vaak en de Kerstman. Én hij leerde de Wintergeest kennen. Eind goed al goed!
De Waal is sinds vorige week dinsdag flink doorgezwollen, stiekem een halve meter de dijk op geklauterd. Het prikkeldraad langs de schapenweiden hielp daar weinig tegen. Ook binnendijkse wielen en plassen zwellen sluipend mee. Nu weet ik zeker dat de gemeente de zware betonnen roadbarriers bij het bruggetje in de Uiterwaard plaatste vanwege het openen van de sluis. Als gevolg daarvan kreeg de rivier meer ruimte en dobberen honderden ganzen op de weilanden tussen Dijk en Uiterwaard (tussen winter- en zomerdijk).
Terug naar Bakker Bart: genietend van mijn koffie en gebak vraag ik Koen en Niek naar hun geloof in de feeën. Koen denkt diep na – tot voor enkele maanden geloofde hij nog in het bestaan van Sinterklaas – dan tekent opluchting zijn gezicht: “Het kindje Jezus, dáár geloof ik nog in!” Het woordje ‘nog’ valt nadrukkelijk. Tijd om daarover na te denken krijg ik echter niet: “En jij, opa?”, vraagt Koen, “geloof jij in het Kindje Jezus?” Een gewetensvraag waar ik handig omheen weet te manoeuvreren.
Nee, de Tandenfee speelde in het leven van onze kleinkinderen geen grote rol. Koen memoreert de Spenenfee: zij hielp hem immers van zijn fopspeen af! Iets van de laatste jaren: aan die ‘gekkigheid’ deden wij niet mee. Wij, zestien Dekkertjes, sliepen in, al dan niet duimend en schaapjes tellend. Een voor een werden we groot aan moeders borst. Moe kolfde zich soms waarna zij een flesje vulde. Ik bekeek dat vol ontzag. Zo’n vol flesje mocht ik een enkele keer aan mijn jongste zusje of broertje geven (en wat duurde dat eindeloos lang met zo’n slappe speen!) Maar dat is een ander verhaal.
Tja, Koen, het kindje Jezus! Mijn geloof verdween. Nu, als agnost, geloof ik niet in een God als onze schepper én kan ik niet overtuigend beweren dat er geen God is. Jo Wijnen zet dit helder uiteen in zijn column ‘Seculier’, maar hoe vertel ik het aan mijn kleinkinderen?
Daarover peinzend vliegt een brigade ganzen recht over mijn hoofd terwijl ik de dijk verlaat. Negentien vogels vormen een volmaakte V, perfect passend bij kerstavond. Ik voel het, ook voor mij een teken: je bent op de goede weg Simon!

vrijdag 21 december 2012

Doorgaan

De wereld werd steeds kleiner vanmiddag. Rennend langs de Tempelstraat verraste de dichte mist mij. Zou het dan toch..? Onzin natuurlijk, maar ook bij mijn glaasje wijn gisteravond tegen middernacht, speelde ik met die gedachte: zou dit mijn laatste glaasje zijn? Nou, voor die dag in ieder geval wel ja. Toch, misschien had ik dat spelletje beter niet kunnen spelen: afgelopen nacht, tijdens de derde dag van de vierdaagse, liet ik mijn rugzak op ons picknickplaatsje achter. We waren al gevorderd tot de erebegraafplaats aan de Zevenheuvelenweg. Ik moest terug om het ding op te halen, hardlopend om geen tijd te verliezen. Van alle kanten kreeg ik opmerkingen over mijn gedrag. Onverstoord liep ik door met een stapeltje boeken in mijn hand geklemd. Lastig was dat. Juryleden op donkerbruine pony’s achtervolgden mij. Zij wilden mij uit de race nemen. Heuvelopwaarts werd de sneeuw dikker. Hardlopen werd ploeteren. Eindelijk boven. Een laatste sprong. De weg verdween, maar probleemloos zeilde ik langs de helling omlaag, onderwijl zette ik mij af. Tot ik als een skiër in dikke poedersneeuw landde, op mijn blote voeten. Terwijl ik nooit eerder skiede. Wakker wordend flitste de gedachte ‘dus tóch’ langs.
Terwijl ik over de Hommelstraat ren denk ik terug aan die droom. Het was niet eens onplezierig om gewichtloos van die heuvels af te zeilen. Er schiet mij nu een verhaal van Belcampo in gedachten. Hij schreef ‘Het grote gebeuren’ in 1946, een jaar voor mijn geboorte. Over de laatste dag in Rijssen. Een rustig stadje waar nooit iets gebeurde maar dat nu overspoelt wordt door wezens als uit een rariteitenkabinet: “…Er was geen hoefgetrappel bij, de grond werd niet geraakt, één van de paarden was bloedrood. Verbluft bleef ik staan … Nu wist ik. Het waren de apocalyptische ruiters! Wij stonden aan de ochtend van de jongste dag.
Dus tóch! Zij hadden dus tóch gelijk, de mannetjes met de steile hoedjes, de smalle boordjes en de droge gezichtjes, die dit eeuwenlang van hun kanseltjes hadden verkondigd…”
Uit het bosje rond Slot Doddendael, klinken kinderstemmen op. Een flinke groep meisjes en een paar jongens. Zij worden voorafgegaan door een volwassene. Hun moeder? Ik hoor hun stemmen voordat zij uit de mist opdoemen. Moeder stapt vanuit de Binnenweg als eerste op de Dijk. Zij lacht met een blik van verstandhouding: “Ik laat ze even flink wandelen!”
Ik houd mijn tempo in en vraag naar de aanleiding. “Verjaardag.” En zij vervolgt op halve sterkte, “ik neem hen mee naar de bioscoop! Het is een verrassing, niets zeggen hoor!”
Nee, dat zou ik niet in mijn hoofd halen. Ik vervolg mijn weg maar keer weer terug om te vragen wie er jarig is. Feliciteer vervolgens Katinka met haar achtste verjaardag en ren weer door richting verkeersbruggen.
Ook deze moeder gaat gewoon door met haar leven, zoals wij vanmorgen ook gewoon de kerstboom hebben opgezet. Er is wel meer nodig om de stabiliteit van onze aarde te ondergraven dan een buitenissige Mayakalender. Voor de Australische peuter Kyle Cumming, scheelde het echter weinig of het was wel degelijk zijn laatste dag geweest, zo las ik bij Nu.nl. Hij vond enkele weken geleden eieren in de tuin en deed die in een plastic bakje dat hij van zijn moeder kreeg. Eenmaal opgeborgen in zijn kledingkast werden ze vergeten. Kyle’ mama kreeg de schrik van haar leven toen zij de uiterst giftige slangen vond.
Eerder deze week had ik een gesprek met mijn Zonnebloemvriend Wim. Ook over de laatste dag natuurlijk. Wim vertelde dat hij liefst Latijnse gezangen hoort. Hij zat al zo vaak in kerkdiensten dat hij ze kan volgen, die gezangen, want verstaan doet hij het niet. Stel dat u komende vrijdag bij Petrus aanklopt, vroeg ik hem plagend, en in de hemel blijkt men slechts Latijns te spreken? Hij kon er hartelijk om lachen.
Nu we toch doorgaan, neem ik mij voor om Wim, tijdens mijn komende bezoek, iets uit Belcampo voor te lezen. Ja, daar heb ik zin in!

dinsdag 18 december 2012

Nodig

Er zit nog maar weinig licht in deze dag. Het lijkt al avond, als ik kort na drie uur de voordeur achter mij dicht trek om lekker te gaan rennen. Daar ben ik enorm aan toe! Ik heb het gevoel dat ik evenveel spinrag draag als hoofdharen. Dat komt er van als je in een kruipruimte gaat tijgeren!
Onder de vloer krijg ik altijd een claustrofobisch gevoel en tegenwoordig kramp in mijn kuiten. Nou ja, voor de lol kroop ik daar dan ook niet rond, dat kan ik je wel verzekeren. In huis is nieuwe bekabeling nodig vanwege de aansluiting voor glasvezelkabel, die in de meterkast komt.
Het is dus heerlijk om buiten te rennen, ondanks de regen. Voordat ik de Tempelstraat achter mij laat, zijn mijn brillenglazen in matglas veranderd. Desondanks zie ik de fietser op zijn ranke driewieler aan de overzijde van de weg. Hij doet mij aan Fred denken. Een aantal maanden geleden was ik bij hem voor een intakegesprek. Achteraf ziet hij zichzelf nog niet bij onze doelgroep horen, maar hij zou het wel fijn vinden als ik hem af en toe zou komen bezoeken, zo liet hij mij weten. Gistermorgen was ik bij hem, ook om met hem te bespreken hoe dat verder moet gaan. Maar daaraan kwam ik niet meer toe.
Het begon met een spontaan gesprek over wederzijdse interesses, dat door een telefoontje werd onderbroken. Altijd lastig zo’n situatie. Fred is, vanwege zijn onvolledige dwarslaesie niet mobiel genoeg om even snel naar een andere ruimte te gaan. Tijdens dat korte gesprekje nam ik een computervakblad op waarin ik een beetje bladerde, maar ik kon niet voorkomen te horen dat het niet zo goed met hem gaat, iets dat hij mij, ondanks mijn vraag, niet had laten weten. Na het afbellen had Fred blijkbaar het gevoel dat hij mij uitleg verschuldigd was. Het komt er op neer dat de problemen met zijn stoelgang toenemen. De laatste tijd met tussenposes van een hele week, ondanks middelen. In het wachtkamertje bij de bloedprik post ging het vorige week maandag faliekant mis. Een aangepast toilet ontbreekt daar en hulp was nodig. Hij vertelde zo schilderachtig dat ik de gebeurtenis als in een film voor mijn ogen zag afspelen. Ik kon slechts met hem meeleven, maar kon ook niet laten hem te vragen of het nadien …? Nee, nog niet.
Hij is onzeker of hij nu wel of juist niet extra middelen moet gebruiken, maar misschien is het daarvoor al te laat, want zo te voelen…! Ik kan Fred niet helpen.
Langs de dijk vallen mij een aantal ingezakte plantengroepjes op. Ik meen er de boerenwormkruid in te herkennen die hier een aantal weken geleden nog fier stond te bloeien. Duidelijk slachtoffers van Koning Winter. Maar geen medelijden! Zij zijn slim en hebben zich terdege op diens komst voorbereid. Voordat het zover was dat extreme kou hun lichaamssappen kon bevriezen, trokken zij alle bruikbare voedingsstoffen terug naar hun wortelstelsels. Zij verteerden als het ware hun overbodige ledematen. Fraai is het niet wat van hen rest: slappe donkerbruine derrie, neerhangend langs de taaiere plantenstelen. 
Nog even terug naar Fred: zijn verhaal riep een eigen ervaring in herinnering. Het is een zomerdag, waarschijnlijk in 1957. Ik ren naar huis, maar moet nodig. Ik heb al mijn hoop op ‘Tante Ma’ gericht. Zij woont in een groenwit geschilderde houten woning aan de rand van Spanbroek. Rond het huis een prachtige tuin, tenminste in het voorjaar: fruitbomen en gras, volledig overwoekerd door sneeuwklokjes en krokussen.
Tante is niet thuis. Onbestaanbaar maar niet minder waar! Naar huis rennen is mijn enige alternatief. Onhoudbaar, zo vertelt mij de dunne darminhoud, die spoedig en treurig langs mijn blote benen zakt. Tot in mijn sokken. En ik moet nog zo’n eind!

zaterdag 15 december 2012

Tolerantie

Terwijl ik aan mijn hardlooprondje begin kondigt de zon zich overweldigend aan, teken dat het leven gewoon doorgaat na het afgrijselijke bloedbad dat een twintigjarige schutter gisteren op een basisschool in Newtown, Connecticut aanrichtte. In de Gelderlander werd daarover vanmorgen verslag gedaan. Pagina twee en drie reppen over pesten op school en de zelfmoord van Fleur Bloemen. Zij, en anderen als Tim Ribberink, zag geen andere uitweg. 
Hoewel nog weinig over zijn eventuele motief bekend is – zijn daden zijn te gruwelijk om daarvoor direct aandacht te kunnen vragen –, zou de Newton schutter in conflict met zijn moeder leven.
Terwijl ik over de Dijk ren vraag ik mij af of op Nederlandse scholen ook met regelmaat bloedbaden zouden worden aangericht, als wij net zo tolerant tegenover wapens zouden staan: deze knaap beschikte over twee pistolen en een geweer!
Deze gedachten voeren mij terug naar gistermorgen. Ik ben mij mentaal aan het voorbereiden op de Nationale Vergadering van de Zonnebloem. Er is een probleem op het spoor rond Nijmegen, zo hoor ik via Radio1, terwijl ik mijn boterham met ‘Kiekeboe Chocoladehagel Puur’ van Aldi verorber.
Ik overweeg de auto in Ede te parkeren. Ondertussen beantwoord ik een aantal mails, controleer vergaderstukken, zoek de Maarten en drink een kop zwarte koffie. Van beneden roept Riky dat het probleem in Nijmegen is opgelost. Hoewel via Ede een half uur tijdwinst oplevert kies ik toch voor bus en trein, zodat ik de vergaderstukken nog nader kan bestuderen en de Maarten kan lezen – die kreeg ik met Sinterklaas en bewaarde ik speciaal voor deze gelegenheid.
Op de Zebra word ik bijna uit mijn schoenen gereden door een vrouw (geen dame!) die blijkbaar veel meer haast heeft dan ik. Door de onverwachtse manoeuvre die ik moet maken teneinde ongeschonden de overkant te bereiken, belandt mijn tasje op de stoep. Bah, nat! Tijdig bereik ik de halte. Gelukkig, het digitale bord toont de juiste vertrektijd (vanaf negen december is veel veranderd in de reisschema’s, dus maakte ik mij een beetje ongerust dat de NS-reisplanner niet up to date zou blijken). Terwijl ik afwisselend op de kerkklok kijk en het verkeer observeer – misschien komt er een kennisje langs die mij een lift aanbiedt – zie ik in mijn ooghoek beweging in de digitale tijdsaanduiding: plus een minuut. Daarna verandert het zichzelf in plus twee. Mijn blik bereikt de overkant van de Van Heemstraweg en treft een prachtig bewerkt toegangshek voor de tent van Beuningen On Ice. Het is gemonteerd op een aanhangwagentje en kan via een viertal aluminium treden gepasseerd worden om de ijsbaan te bereiken: hartvormig gezicht, de neus geeft plaats aan een grendel in de vorm van een geopende hand, het rechteroog is geloken en het linker staart oplettend vanonder vrolijke wimpers. Het wordt Tolerantiepoort genoemd. Lastig, denk ik, die treden voor mensen in een rolstoel of met een rollator. Maar hoeveel van hen zullen nog schaatsen?, denk ik er relativerend achteraan. Dan doemt Lijn-85 op.
Volle bus, splinternieuw! Een knaap, in de weer met iFone, stoer lederen jasje, royale Arafat-shawl, mooie donkere huid, volle bos soepel vallend ravenzwart haar en jaloersmakend jonge gelaatstrekken neemt ongevraagd zijn pukkel van de zitting tegenover hem. Onderweg mijmer ik nog over de opmerkelijke poort en ondanks veel extra oponthoud bij verschillende haltes bereiken we tijdig het station…
Geen treinen richting Arnhem! Aan de straat staan ongeveer tweehonderd gestrande reizigers opeengedrongen. Een NS-bus loopt vol en vertrekt. Ik sluit mij aan bij de geduldig wachtende groep. Hoor geen wanklanken! Eindelijk weer een bus. Een tweede stopt terzijde, waarvan ik voel dat die naar Arnhem gaat. Yes! Snelbus! Ik stap als derde in en hoor geen protesten. Verdraagzaamheid heerst alom.
Op de terugweg, ongehinderd door bomen, struiken en wolken, vindt Helios mij. Zijn goddelijke warmte is voelbaar, het vermindert de stijfheid van mijn rechter wang. Er zijn wellicht overeenkomsten tussen de gebeurtenissen waarover de Gelderlander deze morgen berichtte en ook een verschil: wapens. Wat blijft is dat mensen kiezen. Kunnen tolerantiepoorten ons daarbij helpen?

woensdag 12 december 2012

Vrijheid

Op de middag van de sterfdag van mijn vader (1992) schijnt de zon, zij het laag. Dat maakt verschil. Ik denk na over de verse laag houtsnippers op de dijkopgang, waarin ik rennend een beetje wegzak, als ik aan de horizon – boven de verkeersbruggen over de Waal – twee typische wolken waarneem. Wolken? Nee, het zijn formaties ganzen. Ze vliegen mij tegemoet zodat ik mij in een live-uitzending van ‘Earthflight’ waan.
Vandaag verschijnt ‘Het geheime leven van Bram Moskowicz’. Daarin wordt bevestigd, ook door ex-medewerkers, dat Bram zich grote vrijheden veroorloofde, vooral waar het zijn boekhouding betrof. Een mooiere datum dan 12-12-12 is voor ontmaskeringen overigens niet wensbaar!
Regelmatig overkomt het mij: ik stap bijvoorbeeld op de fiets – om boodschappen te halen; naar de boekhandel; naar de opticien voor een flacon lensspoelwater; naar de kapper; maakt niet uit wat. Dan ervaar ik soms druk van taken die ik op mij nam terwijl die druk helemaal niet nodig is. Kom op Simon, houd ik mijzelf dan voor, je bent volledig vrij om te doen wat je wilt! Via mijn neus haal ik dan diep adem en proef vrijheid, zuig mij er als het ware mee vol en realiseer mij hoe heerlijk het leven is. Herken je die situatie?
Zoals gezegd overkomt dat mij af en toe. Graag zou ik dat euforische gevoel voor langere tijd vast willen houden. Het wordt echter alweer dunner als ik mijn volgezogen longen weer leeg blaas. Even leek alles mogelijk! Maar als ik probeer vast te stellen wat dat dan wel is, is dat gevoel verdwenen. Het is als een herinnerde droom die zich in de luttele seconden na het ontwaken oplost in de waarheid van weer een nieuwe dag.
Juist dat gevoel herkende ik in de ogen van een meisje op een van de vele zwart-witfoto’s gemaakt tijdens de bevrijding van een of andere stad. Op die foto zie je het bevrijdingsleger een triomfantelijke intocht maken. Overvolle jeeps – beladen met jonge soldaten, grijnzend vanwege opluchting en trots, kinderen en enthousiaste jonge vrouwen – slalommen door een uitzinnige menigte. Uit die chaos springt het gezicht van dat ene meisje mij in het oog. Het lijkt alsof de fotograaf haar gevoel, dat soms ook mijn gevoel is, heeft betrapt voordat het zich kon oplossen.
Gistermiddag bezocht ik met een aantal Zonnebloemgasten en vrijwilligers het Bevrijdingsmuseum in Groesbeek. Indrukwekkend! Ik vroeg mij af of ik de inleidende film eerder zag. Met Nico volg ik de genummerde route. Voor hem is het lastig vanuit zijn rolstoel alles goed te kunnen zien. Af en toe ontmoeten we leden van ons gezelschap. Het boeit ons beiden. Na een dik uur zijn we volledig verzadigd en vinden een plaatsje in het restaurant.
Een oudere man, bezoeker of vrijwilliger van het museum, zit op een stoel in een donker hoekje nabij het winkeltje. Nagenoeg verborgen. Het is dan ook toeval dat ik hem zie tijdens mijn korte zoektocht naar een stripalbum dat onlangs zou zijn uitgegeven. Ik zou dat willen meenemen voor mijn andere gast die helaas te ziek is om mee te kunnen gaan. De man slaapt. Ik trek mij snel terug om geen voyeur te lijken en vraag mij af waar hij over droomt.
Even voordat ik door de ogen van het zwart-wit-meisje werd getroffen, las ik op een informatiebordje: na het bevrijdingsjaar zijn in Nederland meer dan zesduizend babies geboren, waarvan het merendeel van de vaders onbekend is gebleven. Ik begrijp wel waarom: de aanstaande ouders, trotse soldaten en enthousiaste meiden, hadden op dat moment geen oog voor hun toekomst, noch voor hun verleden. Zij werden geleid door de euforie van het moment. Meer was er niet. Ook niet minder! En ik weet het zeker: zo ziet vrijheid er uit, en dat heeft niets te maken met dat gedoe van Bram!

vrijdag 7 december 2012

Verwachting

Het is een schitterende witte wereld waarin ik ren. Op stukken waar veel verkeer kruiste lijkt joggen nog het meest op crosscountry. Ik probeer zoveel mogelijk de dikke drab te ontwijken en op te passen voor slippartijen, natuurlijk!
Misschien is het wel vreemd Verwachting boven dit stukje te schrijven! Uitgerekend op de eerste dag nadat Sinterklaas ons land weer heeft verlaten. Overigens, in zijn column vraagt Thomas Verbogt zich deze morgen af, vanuit welke stad of dorp Sinterklaas vertrok. Een goeie vraag, die ook vaak bij mij is opgekomen, maar dat terzijde.
Ik bedoel een ander soort verwachting dan dat vanwege het ‘Heerlijke Avondje’. Het speelt eigenlijk al de hele dag geregeld door mijn hoofd, ingezet door twee vragen van René Diekstra: “..wanneer kun je eigenlijk zeggen dat je leven een succes is geweest?” en“wat waren je dromen toen je jong was?” Daar kwamen nog twee berichten bij. Het ene betreft het overlijden van Oscar Niemeyer, op 104-jarige leeftijd. Hij tekende tot op hoge leeftijd prachtige gebouwen met de natuur als inspiratiebron. Het Niterói Contemporary Art Museum te Rio de Janeiro werd in 1996 voltooid, Oscar was toen zevenentachtig jaar oud. Ik vermoed dat deze architect zijn dromen waar maakte en zijn leven als succesvol mag beschouwen. Wat ik niet begrijp is dat de Volkskrant in de twintigdelige uitgave Wereld Architecten, geen enkel deel aan Niemeyer heeft besteed.
Het andere is niet zozeer een bericht maar een intakegesprek dat ik vanmorgen met een nieuwe Zonnebloemgast had. Laat ik haar huiselijk Tante Marietje noemen, zoals haar kleinkinderen gewoon zijn te doen. Ik kwam met haar in contact via Stichting Perspectief. Marietje werkte ook tot op hoge leeftijd. Dat deed zij in het bedrijf van haar zoon, die dit twintig jaar geleden van haar en haar man overnam. Haar echtgenoot stierf vier jaar geleden. Dat ging helaas niet vanzelf. Op het moment dat Tante Marietje dit gedeelte van haar levensverhaal vertelt wellen tranen op in haar ogen: “Hij was zo moedig!” En zelfs in zijn laatste minuut wist hij nog een grap te produceren!  Doordat Marietje in het bedrijf bleef werken droeg zij ook verantwoordelijkheid, alsof zij nog de eigenaar was. “Dat is mijn grootste fout geweest!”, meent zij stellig. Toen het niet meer ging was zij alleen en waren haar beperkingen zodanig dat genieten van een oude dag er niet echt meer in zat. Misschien droomde zij als moeder van zorgeloos oud worden, samen met haar lief? Succes was er in haar leven, vermoed ik: prachtig familiebedrijf opgezet, negen kinderen, twintig kleinkinderen en vier achterkleinkinderen!
Even leken de buien dunner te worden, maar nu, bijna bovenaan de Hommelstraat, neemt het daglicht weer af en wordt de vallende sneeuw dikker. Mijn blik wordt getrokken door donkere gestalten met gebogen ruggen die elkaar achterna gaan. Even denk ik aan een schaatsbaan, hoewel ik weet dat dit hier onmogelijk is. Sufferd, het heeft toch nog nauwelijks gevroren, roep ik mijzelf tot de orde. Dan zie ik dat het de pony’s zijn die dartel door de diepe sneeuw banjeren. Ik troost mijzelf dat schaatsers passen bij dit weer en dat mijn zicht beperkt werd. Bovenop de dijk wandelt een grote groep dames die kleurrijk tegen de egaal grijze lucht afsteekt. Prachtig!
Kan ik zeggen dat ik succes had in mijn leven? Ach, dat moet een ander maar bepalen. En welke verwachting had ik als jongen? Ook dat is een moeilijke vraag voor deze vrijdagmiddag. Één droom ontstond vanwege een man met een schildersezel. Hij zat voor ons huis en schetste de middeleeuwse Magdalenakerk. Hij duldde een achtjarig jochie dat ademloos over zijn schouder meekeek…
Die ezel kwam er, maar de kunstacademie ging niet door. Toch ben ik een tevreden mens: bezig ‘samen oud te worden met mijn lief!’ Én ik ren hier lekker door de sneeuw. Bovendien verwacht ik nog veel. Schilderen? Misschien, als ik aan mijn tweede pensionering begin?

dinsdag 4 december 2012

Nelleke

Het eerste deel van mijn hardlooprondje gaat op de automatische piloot, waaruit een lichte regen mij wekt. Ik ren halverwege de Hommelstraat als twee zware kraaien zich uit een peppel laten vallen om, toch nog sierlijk, in een van de ploegvoren van de akker te landen, waarop nog maar enkele weken geleden de maïs mansoog en stoer stond te wuiven. Even komt in mij op dat de schorre zangers het op mijn haren hebben voorzien zodat ik onwillekeurig weg duik. Ik moet wel even om mijzelf lachen, samen met de kraaien die er ook de humor van inzien, maar dat heeft gelukkig niemand buiten ons drietjes gezien. Dus dat blijft tussen ons.
Inmiddels weten we wel dat Kate Middleton zwanger is. Dat wilde gisteren en deze morgen bijna niet van het nieuws. Blijkbaar zijn er bij haar en haar man, de Britse prins William, grote zorgen want zij is opgenomen in een Londens ziekenhuis vanwege misselijkheid. Veertien pagina’s, hoorde ik op Radio1! Zoveel papier besteedde een van de Engelse tabloids deze morgen aan dat ‘nieuws’! En terwijl er geen nieuwe feiten zijn te melden spuiten gretige journalisten het ene na het andere gerucht de wereld in: mogelijk verwacht Kate een tweeling. Dat gist en broeit. Twitter, internetkranten, overal wordt die – waarschijnlijk ongegronde – inval overgenomen en uitgekauwd. Wat is het gevolg als het een tweeling is? Wat betekent dat dan voor de kroon? Wie wordt het eerst geboren? De gynaecoloog kan straks de toekomst van het Engelse koningshuis bepalen! Andere Koninklijke tweelingen worden ten tonele gevoerd. Enzovoorts.
Ik peins over deze gekte terwijl ik eenzaam over de dijk ren. Slechts een paar pony’s in het veld links rennen een stukje met mij mee. Je kunt veel zeggen over het nieuws uit Engeland. Een ding is zeker, het is nieuw leven dus een positief bericht. Dat is anders dan het nieuws in onze kranten. De schrik en verontwaardiging om een voetbaldode hebben we nog maar net verwerkt of de volgende moest alweer gemeld. Ik heb het gevoel dat wij Nederlanders, steeds meer van onze beschaving verliezen. Op de publieke zender zien we voetballers de meest gruwelijke overtredingen begaan om vervolgens de scheidsrechter te schofferen als deze hen een gekleurde kaart voor houdt. Rondom de velden, waarop jeugdelftallen elkaar sportief ontmoeten, brullen ouders hun koters toe dat zij zich niet als een mietje moeten gedragen. De scheidsrechter wordt door diezelfde ouders getrakteerd op de meest gruwelijke verwensingen als zij menen dat hij ten onrechte een vrije trap tegen zoonlief toekende. Kinderen worden gepest op scholen terwijl onderwijzers toekijken, niet durven ingrijpen – tussenbeiden komen komt misschien niet eens in hen op. Bestuurders van maatschappelijke organisaties verrijken zichzelf en laten het besturen na. Burgemeesters maken clowns van zichzelf door op de meest creatieve wijzen onkostenbonnetjes te ritselen. Burgers vragen ten onrechte een persoonsgebonden budget aan. Gepensioneerden simuleren dat zij gescheiden huishoudingen voeren. Werknemers van Post NL stelen de inhoud van pakketjes…
Kunnen we deze ‘ontschaving’ keren? En zo ja, hoe? Ik stel mijzelf voor in een betrokken bestuur… maar raak gebiologeerd door de capriolen die een chauffeur met zijn laadschop maakt. Hij heeft een aantal stalen rijplaten opgenomen en rijdt daarmee het steile dijklichaam af. De beladen schop voorop. Het gewicht van de rijplaten doet de machine voorover hellen. De achterwielen komen minstens veertig centimeter omhoog. Het lijkt alsof hij de machine een koprol wil leren. Ik ren door, wil eventuele gevolgen niet zien.
Aan een boom, bijna thuis, vind ik een oproep. Lettertype Kids. Lieve zwarte poes, witte punt aan de staart: of wij haar AUB niet meer willen voeren! Nelleke komt dan vast wel weer naar haar bazinnetje. Ha, misschien kan ik naar Nelleke uitkijken, dat is gemakkelijker dan een neergaande trend keren!