vrijdag 29 januari 2016

Vader

Vierenveertig jaar geleden verliet ik, ongeveer op dit moment, het Canisiusziekenhuis aan de Sint Annastraat. Het was toen zaterdag en kouder dan nu, zo rond het vriespunt. Het was wel even schrikken, buitenkomen. De avond ervoor was ik er als vrije jongen naar binnen gegaan – weliswaar getrouwd, maar toch! – om het als vader te verlaten.
Joggend over de Hommelstraat, waar een fikse groep kraaien luidruchtig fladderend een zitplaatsje in de boomtoppen bij de kruising met de Dwarshommelstraat vindt, herinner ik me mijn gevoel van toen. Opgelucht en tegelijkertijd euforisch. Eindelijk kon ik de hectiek en angst rond de bevalling van mij afschudden, hoewel het me tegelijkertijd zwaar viel om Riky en de baby, Riky en Timothy, aan de zorg van de verpleegsters over te laten. Rillend van de kou, want slechts gekleed in een overhemd, wandelde ik naar Riky’ ouders. De mensen die ik tegenkwam waren geheel onverschillig en onwetend van hetgeen mij de afgelopen uren was overkomen, zodat ik hen het liefst wilde toeschreeuwen: IK BEN VADER GEWORDEN! Mijn verlegenheid weerhield me daarvan.
Nog maar een maand of acht daarvoor, enkele dagen nadat Riky mij had verteld dat haar menstruatie deze keer eindelijk was uitgebleven, wandelde ik over de Molenstraat in de wetenschap dat ik vader ging worden. Dat voelde zo onwerkelijk waardoor ik voor een ogenblik het gevoel had dat ik niet wist hoe ik in die situatie terecht was gekomen. Op dat moment doemde de brede portiek van de Petrus Canisiuskerk op, waar ik een paar weken kind aan huis was geweest vanwege een uitgebreide schilderklus in de aansluitende pastorie. Aarzelend duwde ik de zware deuren open en betrad de koele, donkere ruimte van de kerk. In een van de bankjes zittend probeerde ik mezelf rekenschap te geven van het aanstaande vaderschap. Maar hoe moet dat dan? Hoe kan ik, die nog maar nauwelijks voor zichzelf kan zorgen, vader zijn, verantwoordelijkheid dragen voor een kind? Wat komt er allemaal op mij en Riky af? Hoe komen we aan al die dingen die daarvoor nodig zijn?
Ik zat in die bank en zag hoe een oude man zijn hoed in de bank naast mij lei, met heel veel moeite op zijn knieën zakte en zichzelf bekruiste. Op de een of andere manier gaf dit beeld mij rust. Misschien omdat ik me realiseerde dat ik eens ook een oude man zou zijn. Dat op een zeker moment mijn kind niet langer van mij, van ons, afhankelijk zou zijn.
Inmiddels, ruim vierenveertig jaar later, ben ik misschien wel net zo oud als die oude man in de Molenstraatkerk van toen. Nu ren ik langs de Waalbandijk in de wetenschap dat de jarige op zijn werk is. In dezelfde Pompekliniek waar ik werkzaam was toen hij geboren werd. Wat ik mij toen, in die kerkbank, niet heb gerealiseerd is dat je als vanzelf in je ouderrol groeit. Alles wat daarvoor nodig is dient zich aan. De ene dag na de andere.
Maar die bevalling!
Ik heb me nadien vaak afgevraagd of dat wel normaal was. Eerst duurt het uren voordat de weeën voldoende uitwerking hebben gehad om ruimte te maken voor het kind. Dan moet er evengoed nog geknipt worden. Heftig ingeknipt worden! Uitputtend voor Riky, maar ook voor mij, voor de aanstaande vader, die van toeten nog blazen wist. Het duurde ook in het ziekenhuis nog veel langer dan verwacht zodat het verloskundig team de kraamkamer verliet. Ik bleef met Riky achter. Toen gebeurde het. Gedurende minstens vijf schokkende minuten heb ik gedacht dat ik mijn lief ging verliezen. Alle leven leek uit haar verdwenen. Dat zij steeds in een diepe slaap zou vallen, dat had men mij niet verteld.
Ik heb het hen niet verweten.
Het geluid van dat inknippen vergeet ik echter nooit!



dinsdag 26 januari 2016

Anna

Vandaag, honderdvijfentwintig jaar geleden, werd Anna Roozendaal geboren. Toen, in 1881, was het vrijdag. Ik kende haar als opoe Bakker, de moeder van mijn moeder. Mijn herinneringen aan haar bestaan slechts uit vage beelden en indrukken: een oude vrouw, grijs, somber gekleed, indrukwekkend en een beetje autoritair, veel strenger in ieder geval dan die andere opoe.
Joggend langs de Waalbandijk, waar enkele Rode Geuzen geplaagd worden door Asmo, de jonge herdershond die een paar maanden geleden een aantal schapen de schrik op het lijf joeg (zie: Balanceert’), voel ik opnieuw spijt over gemiste kansen waarop ik met mijn moeder had kunnen praten. Tijdens mijn kinderjaren was ik veel te veel bezig met zo snel mogelijk ‘groot’ worden, en later hield ik me voornamelijk bezig met mijn werk en gezin. In die jaren was geen plaats voor opoe Bakker, speelde het verleden geen enkele rol. En nadat Moe veel te vroeg overleed was het voor mij te laat om vragen te stellen.
Dat opoe in Enkhuizen werd geboren weet ik van haar bidprentje: ‘In Memoriam’ staat onder haar portretje, en op de achterkant Moederlijke bezorgdheid voor het geluk van haar kinderen tekende het leven van deze stille, ernstige en gelovige vrouw. Het was juist deze zorg, die haar nog gehecht deed zijn aan het leven, zolang zij kon menen dat haar taak als moeder nog niet volbracht was. Toen ze eenmaal wist dat God haar opriep voor de eeuwige rust, gaf zij zich geheel over, in het vertrouwen dat haar leven en sterven vruchtbaar zou zijn voor de kinderen. Met haar echtgenoot verenigd bij God zal zij in het zicht van Gods Glorie de moeder blijven in de Hemel.’
Gisteren ontdekte ik via internet dat, iets meer dan honderdvijfentwintig jaar geleden, op 19 november 1880, in Enkhuizen een vereniging werd opgericht ter bevordering van de tuinbouw en plantkunde. Een van de twaalf heren oprichters was een zekere C. Roozendaal. Kijk, dat zou zomaar de vader van Anna hebben kunnen zijn! Anna trouwde met de twee jaar oudere Remmert Bakker (die tuinder was!), de opa die ik nooit heb leren kennen omdat hij een paar jaar voor mijn geboorte overleed. Simon, ome Sieme, de oom waaraan ik mijn roepnaam dank, was hun eerste kind. Hij werd tijdens de vroege lentedagen van 1905 geboren en nam het tuinbouwbedrijf in Obdam van zijn vader over (mijn moeder (1914) was hun zesde kind en na haar kwam er nog een meisje.)
Jammer dat ik niet weet waar, wanneer en hoe Anna en Remmert elkaar hebben ontmoet. Reizen was in die jaren geen sinecure. Lopen, paard en wagen, de trekschuit of de paardentram – de reis van Enkhuizen naar Hoorn duurde twee uur en kostte dertien stuivers! –, erg veel meer mogelijkheden waren in die tijd niet voor handen. Daar kwam de stoomtram bij: in 1881 verleenden de gemeenten Hoorn en Enkhuizen een vergunning aan de Werst-Friesche Tramweg Maatschappij.
Opoe Bakker overleed op dinsdag 7 juni 1955. Ik was acht jaar en herinner mij het feest van haar begrafenis. Niet alle zestien Dekkertjes waren daarbij vertegenwoordigd, denk ik – mijn oudste zus was bijna twintig jaar en mijn jongste broertje acht maanden oud – maar we waren wél met velen! Na de dienst – waarvan ik mij niets herinner –, de lekkere sneden krentenbrood en limonade uit een zinken kroes, maakten we een spannende vaartocht door de sloten van Obdam. Ik herinner mij dat een van mijn zussen, Gré meen ik, vanaf de leuning van een van de bruggetjes toch nog een plaatsje in de boot wist te veroveren!
De Rode Geuzen trekken zich van Asmo niets aan, hoe hij ook zijn best doet, zij grazen kalm door en, als om haar minachting voor het opgewonden huisdier tot uiting te brengen, tilt een van hen haar staart op en …! Zou Anna hier ook om hebben gelachen?


vrijdag 22 januari 2016

A je to

Vandaag ren ik niet alleen. En terwijl de zon zich uiterst traag boven de horizon tilt, rood van inspanning of schaamte, wijs ik Co op Herman die op dit moment zijn gammele nachtverblijf verlaat. Of hij deze indrukwekkende Schotse Hooglandstier kent blijft in het midden, wel herinnert Co mij eraan dat hij een korte periode gebruik maakte van een van de volkstuintjes achter Herman’ afgetrapte weitje. Dat is waar, Co, maar het waren toch vooral jouw vrouw en je dochters die dat landje bewerkten. Gedurende een paar zomers sjouwden zij met schoppen en schoffels en kwamen soms met overbeladen tassen en fietsdragers thuis om vervolgens achter op het terras de geoogste peen, aardappelen, prei of bonen met behulp van de tuinslang schoon te spoelen.
Hardlopen met Co valt niet zwaar. Toen ik hem leerde kennen, ruim dertig jaar geleden, was hij met elektriciteit in de weer. Bij het inrichten van hun nieuwe woning, naast dat van ons, ging er iets mis waardoor kortsluiting was ontstaan. Via zijn vrouw liet hij vragen of ik een nieuwe zekering voor hem had. Nee, daaraan kon ik hem niet helpen. De vraag verbaasde mij omdat de elektriciteit niet via smeltzekeringen beschikbaar kwam. Ik liet Co zien hoe hij een ‘gesmolten’ zekering weer kon ‘herstellen’, maar ook met een ingeschakelde zekering kreeg hij geen stroom.
In mijzelf lachend ren ik langs de Waalbandijk met dat tafereeltje voor mijn geestesoog. Alles aan Co was groot zodat ik tamelijk schriel tegen hem afstak. Mijn hand verdween geheel in zijn grote knuist toen we die bij onze kennismaking schudden. We stonden op de kale betonnen vloer van het halletje in een huis vol dozen en tassen met nog ingepakt huisraad, bij de meterkast. Nog maar sinds twee of drie uren buren. Buurman en buurman, als in de poppenanimatiefilm van Lubomír Beneš, keken wij verbaast naar de schakelkast en vandaar naar de lamp die maar niet branden wilde. Het probleem nog niet opgelost; zelfs als we over het bestaan van ‘Buurman en Buurman’ op de hoogte waren geweest, konden we helaas niet opgelucht ‘A je to’ uitroepen! Op de een of andere manier had onze nieuwe buurman het voor elkaar gekregen om de hoofdzekering door te laten branden.
Ja, Co was een bijzondere man. Van hem gingen er zeker geen dertien in een dozijn, zoals Marcel Teunissen, spreker bij zijn afscheid, zo treffend memoreerde. Aanvankelijk duurde het een paar weken voordat ik dat in de gaten kreeg. Toen ik met een groot stuk beton in de weer was, dat door de bouwers achter in onze tuin was achtergelaten, zei ik tegen mijn nieuwe buurvrouw: “Dat krijgt zelfs Co niet voor elkaar!” Toen ik die avond na mijn late dienst thuiskwam vertelde Riky mij hoe Co het stuk beton kapot had geslagen: “Er spatten stukken tegen de ramen, ik werd er bang van!” De andere dag kwam buurman naar buiten en met een vette grijns op zijn gezicht vroeg hij: “Hoezo Simon, hoezo kan zelfs Co dat niet? Há!”
Jaren nadien keek ik vanuit het badkamerraam in het achtertuintje van de buren. Co liep moeizaam vanuit het schuurtje naar de achterdeur. Om zijn evenwicht te bewaren zocht hij met één hand steun aan de waslijndraad. Het was pijnlijk te zien hoe deze bonk van een kerel door een hersenbloeding was gekortwiekt.
Maar Co liet zich niet kennen!
Een aantal jaren geleden verhuisde deze opmerkelijke buurman naar een seniorenwoning. De laatste keer dat ik hem in het dorp zag, hij was nog maar net weduwnaar, stak hij in zijn scootmobiel schuin het Julianaplein over. Afgelopen dinsdagavond lag hij in een witte doodskist en luisterden we onder meer naar Meat Loaf & Ellen Foley – ‘Paradise By The Dashboard Light’ – en naar zijn levensverhaal, ingetogen en treffend verteld door Marcel Teunissen.
Buurman en buurman in een kaal halletje, het lijkt alsof het gisteren was.


dinsdag 19 januari 2016

Nachtegaaltje

Wat waren het afschuwelijke berichten die afgelopen dagen over ons kwamen, over de opvang van vluchtelingen en het vestigen van nieuwe opvangcentra, en daar goot Geert Wilders nog eens een haat en angst zaaiende videoboodschap overheen waarmee hij als het ware emmers vol pek en veren uitstortte over de hoofden van mannelijke asielzoekers. En dan te bedenken dat meer dan zeventig procent van de lezers (AD.nl) deze hatelijke boodschap van Geert als hartverwarmend beoordeelde. Hoe bestaat het! Het is te akelig om het erover te hebben. Dat ga ik dus niet doen. Ik wil het over vrolijke dingen hebben, want die waren er ook. Zoals het afgelopen weekeinde dat berichtje uit Hoogwoud.
 Op de Waalbandijk ren ik voor de opkomende zon uit. Voor mij uit zitten drie kraaien op het koude asfalt met elkaar te bakkeleien. De kraai bezit geen fraai rood keeltje, zijn gezichtje is niet met een delicate witte wenkbrauw- en mondstreep verfraait en ook al behoort hij tot de zangvogels, klinkt zijn zang niet als dat van een lijster met onwaarschijnlijke fluittonen en meesterlijke imitaties. Nee, voor de gewone zwarte kraai zijn er geen lange rijen wachtenden als die bij Hanneke de Boer voor de deur. Het bericht dat er een bijzonder vogeltje in Nederland was gespot deed Vogelaars uit de wijde omgeving alles uit de handen vallen om zich naar het Westfriese Hoogwoud te spoeden. Daar, in de tuin van de familie De Boer, bivakkeerde al gedurende weken een roodkeelnachtegaal. Toen dit Aziatische dwaalvogeltje afgelopen vrijdag via een Facebookpagina door vogelliefhebbers als zodanig werd herkend, kwamen vogelaars daar massaal op af. Afgelopen weekeinde bewonderden vele honderden liefhebbers het verdwaalde zangertje voor een kleine vergoeding – dat aan een goed doel wordt afgedragen – via de huiskamerramen.
Het is niet zeker of in Nederland zich vaker een roodkeelnachtegaal (in het wild) heeft opgehouden. Het was dus waarschijnlijk de eerste keer dat hij werd gespot, vandaar natuurlijk alle opwinding want voor vogelaars staat zoiets gelijk aan het vinden van de Heilige Graal. Gelukkig gaat het om een mannetje. Als het een vrouwtje was geweest dan is het maar de vraag of de familie De Boer er een fotootje van zou hebben genomen en dat op Facebook gezet. Voor vrouw roodkeelnachtegaal is er namelijk geen fraai rood keeltje. En afgezien van minder opvallende wenkbrauwstrepen bezit zij ook geen delicate witte mondstrepen. Daardoor wordt zij gemakkelijk voor een gewone nachtegaal gehouden, of voor een blauwborstvrouwtje, of, wie weet, voor een gewone mus als de spotter geen vogelkenner is.
Nu ik aan de blauwborst denk, beland ik bij de blauwfazantjes. Deze West-Afrikaanse vinkensoort heeft geen rood keeltje maar rode wangetjes (de mannetjes) en ze zijn geliefd bij volièrehouders. Een aantal jaren heb ik ze met veel succes gekweekt. Toen we aan de Weg door Jonkerbos woonden vlogen er altijd wel een aantal paren in onze grote volière rond, samen met dwergkwarteltjes, zilverbekjes, oranjekaakjes, zebravinken, tijgervinken en Mozambiquesijsjes. Het was steeds een feest om in de achtertuin te zitten en naar het gerommel van deze tropische en subtropische vogeltjes te kijken, maar het is nooit in mij opgekomen om de tuin open te stellen voor vogelliefhebbers, hoewel een roodkeelnachtegaaltje het er best goed in zou hebben gedaan.
Volgens de Vogelbescherming Nederland is het Hoogwoudse nachtegaaltje niet uit een volière ontsnapt. Het is dus een wild exemplaar dat hier vanwege omstandigheden is komen aanvliegen. Wie weet hoe moeilijk zijn reis naar hier is geweest en is dat de reden waarom hij zo lang in de beschutting van deze ene achtertuin blijft.
Een vogelaar ben ik niet, maar als ik nog in of rond Wadway woonde zou ik misschien ook in de rij hebben gestaan.



vrijdag 15 januari 2016

Onheil

De chauffeur van een vrachtwagen geeft mij op de Hommelstraat alle ruimte door zoveel vaart te minderen dat we elkaar stapvoets passeren, hoewel ik met dezelfde vaart doorren. Wel steek ik mijn hand op om de chauffeur voor zijn voorkomendheid te bedanken. Nog nagenietend van deze voorkeursbehandeling bereik ik via de dijkopgang de Waalbandijk waar ik word overweldigd door het blubberende geluid van de dieselmotoren van een zwaarbeladen containerschip dat tegen de stroom in vaart. Het is de noordwestenwind die het verkeer op de Waal weer een stem geeft sinds die de afgelopen weken overwegend vanuit het zuidoosten bleef waaien. Tegelijkertijd is de Waal in vergelijking met afgelopen dinsdag, flink gewassen zodat ik verschillende schepen tegelijkertijd in beeld krijg.
Met enig ontzag kijk ik naar al dat water dat zich in de richting van de Noordzee spoedt. Zolang het binnen de dijken blijft kunnen we gerust zijn, mede in de wetenschap dat Rijkswaterstaat en het Waterschap Rivierenland de toestand voortdurend in de gaten houden en er alles aan doen en hebben gedaan om onze veiligheid te kunnen garanderen. Daar prijs ik mezelf gelukkig mee want dat is niet altijd zo geweest. De laatste keer dat het water van de Waal de bewoners in het Land van Maas en Waal bedreigde was in januari 1995. Dat werd ook wel de ramp-die-geen-ramp-was genoemd.
Na een dagenlange periode van hoogwater kregen de bestuurders het benauwd. De beelden van de watersnoodramp van 1953 waarbij achttienhonderd doden werden betreurd, stond hen nog helder op het netvlies; zoiets wil je niet nog een keer meemaken, dus besloten zij tot evacuatie. Tweehonderdvijftigduizend mensen werden verplicht om voor een week of langer elders onderdak te vinden. Samen met vele vrachtwagens volgeladen met koeien, varkens en paarden stonden zij urenlang in de file, nadat zij hun huisraad zoveel mogelijk naar de zolder hadden gesleept. Bij Ochten werd de situatie nog erg kritiek. Velen ontvluchtten het dorp alsnog en honderden militairen vulden zakken met zand om het verweekte stuk dijk te versterken. We hoorden en zagen spannende reportages daarvan.
Wij werden niet verplicht ons heil elders te zoeken. Wel werd een evacuatieplan gemaakt voor de bewoners van het zorgcentrum en via radio en kranten werden we voortdurend op de hoogte gehouden. Grafiekjes lieten zien hoe hoog het water in onze wijk zou stijgen als de Waalbandijk het zou begeven. Om geen risico te lopen verhuisden verschillende van onze buren hun spullen alvast naar de zolder. Of het eigenwijsheid was, of koppigheid, misschien het gevoel dat we het onheil over onszelf zouden afroepen als we aan de impuls gehoor zouden geven, ik weet het niet meer. Hoe dan ook, we besloten alles te laten staan en domweg te vertrouwen op onze dijk.
Na enkele dagen mochten de evacués terugkeren en nam het leven zijn gewone loop.  
Aan de boord van het sterk gezwollen water in de Loenensche Wel staat een zilverreiger: Katrien, dat is vast en zeker Katrien. Ik word helemaal vrolijk van dit weerzien!
De visserman die in de stormnacht van 13 op 14 januari 1916 in de Zuiderzee verdronk zal het onheil niet over zichzelf hebben afgeroepen toen hij ertoe overging om altijd twee knikkers in zijn broekzak te dragen. ‘Als ik verdrink en nadien gevonden wordt, kun je mij altijd herkennen’ had hij tegen zijn zoon gezegd. Hij was een van de tweeëndertig mensen die tijdens de watersnood van 1916 op zee om het leven kwamen. Deze dagen wordt de ramp herdacht die Marken en verschillende dorpen in Noord-Holland zwaar trof.
Achteraf hebben we gelijk gekregen dat we in januari 1995 onze spullen beneden lieten staan, maar het had evengoed helemaal mis kunnen gaan.



dinsdag 12 januari 2016

Insteken

Verbazing en bewondering strijden in mij om de voorrang op het moment dat ik langs het huis van Rie ren. Verbazing om het moment van verschijnen, bewondering om de tere schoonheid van de sneeuwklokjes die in de voortuin van Rie hun kopjes oprichten in het opkomende licht van deze nieuwe dag. Zo vroeg in het jaar is hun tijd nog niet gekomen, zou je zeggen, het jaargetijde dat wij voorjaar noemen nog ver weg. Deze lentebodes hanteren echter hun eigen kalender. Hoe dan ook, het zien van deze gevoelige bloempjes geeft mij een alles overspoelend gevoel van vreugde. Verbazingwekkend, alweer, dat zoiets eenvoudigs als een bed met maagdelijk witte bloemen zo’n heerlijk euforisch gevoel kan opwekken, ook al is dat voor een korte tijd want helaas, terwijl ik verder ren ebt het alweer weg.
Dat heb ik soms, dat ik overstroomd word door een gevoel dat alles klopt. Het voelt als liefde maar is toch niet helemaal hetzelfde. Dit gevoel gaat dieper en is zo vluchtig als het aangename aroma van een goed glas rode wijn: ze verdwijnt met de laatste druppels uit je glas. Hoe hard ik ook mijn best doe, vasthouden kan ik haar niet en de herinnering eraan haalt het niet bij het moment. De voorlaatste keer dat ik door zo’n geluksgevoel werd overvallen vond gistermiddag plaats. Dit was de aanleiding:
Nadat Riky Sofie van school had opgehaald dronken we samen thee, waarna ik verder ging met mijn vrijwilligerswerk (een uitnodiging maken voor een activiteit van de Zonnebloemafdeling.) Van beneden riep Riky dat zij met Sofie naar Zeeman ging om breiwol te kopen en even later liet zij weten dat ze weer thuis waren. Ik wist niet dat onze kleindochter zo graag wilde leren breien. Een vaardigheid die tegenwoordig niet meer op school wordt aangeleerd en die haar moeder ook niet bezit. Riky beheerst voldoende
...zag ik Sofie geconcentreerd naar haar breiwerk kijken...
basisvaardigheid zodat zij zich voornam het Sofie te leren. Blijkbaar was dat tijdstip aangebroken en spraken zij af om een shawl voor de pop te breien. Na verloop van tijd kwam ik beneden en vond hen met het breiwerkje op de bank. Sofie keek opgetogen op van haar werk en liet mij trots de nieuwe breinaalden en een grote bol zachte wol zien: “Die mocht ik zelf uitkiezen, opa!”
Terwijl ik nog een kopje thee inschonk hoorde ik Riky zeggen: “Voorzichtig insteken hoor!” En direct daarop, terwijl ik bedacht om een foto van dit moment te maken: “Maak er even een foto van!”
Dat hebben we wel vaker, dat we op bijna hetzelfde moment hetzelfde bedenken, maar dat terzijde. Toen, terwijl ik een goede uitsnede in het beeldscherm probeerde te vinden, overkwam mij weer zo’n geluksgevoel. In het beeldscherm zag ik Sofie geconcentreerd naar haar breiwerkje kijken toen het over mij kwam, toen alles samenkwam en een heerlijk gevoel van vreugde door mij heen stroomde dat weer verdween nadat ik op de sluiter van de camera drukte. Weg! Alsof ik een schakelaar overhaalde! En het kwam niet meer terug, ook niet toen ik mijn camera opnieuw in stelling bracht.
Rennend over de Waalbandijk probeer ik vat te krijgen op dit fenomeen, maar het lukt mij niet te achterhalen wat het precies is dat dit gevoel veroorzaakt. Wel herinner ik mij een ander moment. Ik ben met mijn moeder in de keuken. Alleen wij tweeën, wat op zichzelf al uitzonderlijk is. En terwijl ik door het keukenraam naar buiten kijk, naar de rijen bessenstruiken en de tuin van Jaap daarachter, vertelt Moe mij dat ik binnenkort naar school mag. De regendruppels die ik als tranen langs het keukenraam zie glijden staan in fel contrast met het gevoel van geluk dat mij doorstroomt!



vrijdag 8 januari 2016

Barmhartig

Gisteren hebben we de Drie Koningen, hun lastdier en de kameeldrijver, weer voorzichtig opgeborgen in hun eigen doos, samen met de rest van de kerstgroep, iedere figuur zorgvuldig verpakt in een katern van de ‘KRO Magazine’. Het was Grote Opruimmiddag, gisteren. De kerstprullaria met hun warme kleuren moesten plaatsmaken voor het ordinaire winterse licht van januari. Traditiegetrouw mag dat niet eerder dan op 7 januari, de dag na Driekoningen. Ons aanpassingsvermogen, de stylist die in ieder van ons schuilt, zal ons gaandeweg weer aan de oude situatie laten wennen.
Vanmorgen bleek mijn vormgever nog niet uitgewerkt: zoals gebruikelijk tijdens deze donkere dagen was mijn eerste gang naar de hoek waar gisteren nog de kerstboom stond, om door middel van een schakelaar honderden gekleurde lichtjes te ontsteken. Dit keer werd ik halverwege gestuit door de realist in mij: O ja, dat is waar ook, voorlopig geen kerstverlichting meer!
Nu ren ik omgeven door het licht van de opkomende zon, over de Waalbandijk met mijn gedachten bij Driekoningen. Tijdens mijn jeugd in Wadway was dat nog een plechtige zondag. Een dag waarop ik met mijn broers en zussen de hoogmis bezocht, terwijl men ondertussen thuis de ontbijttafel extra feestelijk dekten. Voorafgaand aan deze kerkgang, vroeg in de morgen en nog gekleed in ons nachtgoed, lieten wij, kinderen, de herders hun plaatsje bij het kerststalletje afstaan aan de koningen, waarbij ook de kameel naderbij mocht komen. En dankzij Janny van der Heijden, jurylid bij ‘Heel Holland bakt’, herinner ik mij dat Moe pudding maakte waarin zij een boon verstopte, of was het een taart, een Driekoningentaart? Hoe dan ook, degene die de boon te pakken kreeg was gedurende de rest van de dag koning. Wat dat met je deed herinner ik mij niet, waarschijnlijk omdat het lot mij nooit tot Driekoningen-koning kroonde.
Nog met mijn gedachten bij Janny en de Driekoningenboon zie ik een Rode Geus aan de rand van de Loenensche Wel die, na even aarzelen, het water instapt om met zekere tred naar de overkant te waden. Het valt niet zwaar dit rund de rol van Os op te dringen en de zekerheid dat voor hem, net als voor alle andere figuren van de kerstgroep, het werk voor dit jaar is gedaan. Deze koe benutte vaker de lage waterstand om zonder omwegen de Ewijkse Plaat en de rest van haar kudde te bereiken, maar voor mij is het de eerste keer dat ik daarvan getuige mag zijn.
Herodes die Koning van de Joden werd genoemd, was zich volgens het verhaal van de apostel Mattheüs die tevens als een van de vroegste ‘verslaggevers’ het leven van Jezus in beeld bracht, te pletter geschrokken vanwege het gerucht dat drie magiërs uit het Oosten waren gekomen om in Judea de pasgeboren koning van de Joden eer te bewijzen. Volgens hetzelfde verhaal was het vanwege deze titel, ‘Koning der Joden’, dat Herodes Jezus als een rivaal bestreed, ook al was hij nog slechts een boreling. Daartegenover waren de drie koningen barmhartig in hun optreden bij de stal. Zij kwamen met geschenken, zij kwamen met warmte in hun harten Jezus welkom heten. En terwijl ik verder ren bedenk ik dat dit verhaal zich opnieuw afspeelt.
Vandaag zijn het vluchtelingen die Europa overspoelen omdat ‘in de herberg’ voor hen geen plaats meer is. Ondanks al hun ontberingen in eigen land en onderweg naar hier, worden zij vurig bestreden door degenen die bang zijn hun verworvenheden te verliezen. Tegelijkertijd zijn er anderen die als de drie koningen barmhartig zijn in hun optreden, die deze ontheemden voorzien van warmte, kleding en voedsel, al dan niet onder aanvoering van Angela Merkel: ‘Wir schaffen das!’
Ook vandaag spelen verslaggevers een grote rol. Hoe zullen zij in de toekomst over de gebeurtenissen van deze tijd vertellen?



zaterdag 2 januari 2016

Bloemenwinkeltje

Meedoen met de oudejaarsloterij is als het kopen van een droom. Dat is wetenschappelijk vastgesteld en een belangrijk nieuwsbericht op de eerste dag van het nieuwe jaar. Mijn dromen verkrijg ik nooit via die bron, waarschijnlijk omdat ik geen deelnemer ben (de paar gratis loten kan ik helaas niet meetellen, die kocht ik immers niet.)
Daar denk ik over na, over het kopen van dromen, terwijl ik over de Hommelstraat ren en de regen op mijn petje spettert. Twee ganzen passeren op geringe hoogte. Hun vlerken zwiepen onvermoeibaar, vanwege de klep die mijn bril drooghoudt zie ik hen niet. De stem van de eerste is onmiskenbaar dat van een gans, de ander klinkt meer als het verroeste scharnier van een wrakke schuurdeur. Blijven we wel of juist niet in Nederland? Dat is waarschijnlijk de kern van hun betoog. En dat alles vanwege de gedroomde ganzenjacht van menig Amerikaanse toerist; voor die droom zullen zij ook wel een aardig sommetje neertellen, denk ik, in ieder geval méér dan de prijs van een lot voor de Staatsloterij.
Mijn dromen zijn gratis. Bovendien is het steeds een verrassing; vooraf weet ik niet waar de droom over zal gaan. Mijn dromen hebben meer gemeen met pakjesavond dan met onze nationale loterij. Neem nou afgelopen nacht…
Met de auto bracht ik de jongens (Timothy en Jesse) naar school. Daarna bedacht ik spontaan een bezoek te brengen aan onze Corrie in plaats van te gaan werken. Daarom huurde ik een auto. Dat kon dicht bij de school van onze jongens (je ziet, in mijn droom speelt logica geen enkele rol.) Van de reis naar Corrie herinner ik mij niets. Even voelde ik paniek toen ik bij Corries appartementencomplex aankwam, maar gelukkig prijkte haar naam op een kaartje naast de rij bellen. Op hetzelfde moment dat ik de bel indrukte verscheen mijn zus in de deuropening. Dat gaf toegang tot een kleine bloemenwinkel: “Goh, Siem, dat jij zomaar bij mij op bezoek komt. Wat Leuk!”
Terwijl ik binnenga zie ik dat zij midden in een vergadering zit. Maar zij wil er niet van horen als ik zeg dat ik later wel terug wil komen. Ik moet gaan zitten en er wordt koffie met iets lekkers voor mij gehaald. Ondertussen kijk ik haar winkeltje rond, geflankeerd door Corrie en haar collega’s. Zowel wij als alle planten en vele emmers gevuld met bloemen maken gebruik van stoelen die zijn opgesteld als in een theater. Ik verwonder me over deze opstelling en wil weten of zij zich voorbereiden op een lezing. Nee, dat zie ik verkeerd, de eenvoudige verklaring is dat Corrie haar bloemenwinkeltje in een oud theater vestigde. Het volgende moment dekt mijn zus de tafel voor de lunch, onderwijl bel ik Ria. Zij neemt niet op en ik leg de hoorn weer snel neer alsof iemand mij betrappen zou, maar ik word onmiddellijk teruggebeld. Mijn zus, Ria, vind het erg leuk dat ik haar wil bezoeken. Corrie vraagt mij met de stem van Riky, wie er belde. Terwijl zij onmerkbaar in Riky verandert, vertel ik haar dat ik met Ria heb afgesproken, dat ik niet ben gaan werken en vanmorgen bij Corrie ben geweest.
Ik zal niet bij Ria arriveren. Na heel veel gedroomde omzwervingen wandel ik uiteindelijk met Riky door Spanbroek als zij mij vraagt of ik de Pompekliniek afgebeld heb, vanmorgen. Nee dus. Ik controleer mijn mobiele telefoon: zes gemiste oproepen. Paniek maakt mij wakker.
De regen spettert heftiger op mijn petje als ik op de terugweg een huisjesslak verpletter. Dan realiseer ik mij dat het een halve walnoot was die ik tussen mijn linkervoet en het asfalt kraakte. Ik vernielde geen droom-in-de-knop. Nee, in de plaats daarvan realiseerde ik iemands droom (en dat al op de tweede dag van het nieuwe jaar). Weliswaar voor een Ekster, Kraai of Gaai, maar evengoed!