Vierenveertig jaar geleden verliet ik,
ongeveer op dit moment, het Canisiusziekenhuis aan de Sint Annastraat. Het was toen
zaterdag en kouder dan nu, zo rond het vriespunt. Het was wel even schrikken,
buitenkomen. De avond ervoor was ik er als vrije jongen naar binnen gegaan –
weliswaar getrouwd, maar toch! – om het als vader te verlaten.
Joggend
over de Hommelstraat, waar een fikse groep kraaien luidruchtig fladderend een
zitplaatsje in de boomtoppen bij de kruising met de Dwarshommelstraat vindt, herinner
ik me mijn gevoel van toen. Opgelucht en tegelijkertijd euforisch. Eindelijk
kon ik de hectiek en angst rond de bevalling van mij afschudden, hoewel het me
tegelijkertijd zwaar viel om Riky en de baby, Riky en Timothy, aan de zorg van
de verpleegsters over te laten. Rillend van de kou, want slechts gekleed in een
overhemd, wandelde ik naar Riky’ ouders. De mensen die ik tegenkwam waren geheel
onverschillig en onwetend van hetgeen mij de afgelopen uren was overkomen,
zodat ik hen het liefst wilde toeschreeuwen: IK BEN VADER GEWORDEN! Mijn verlegenheid
weerhield me daarvan.
Nog maar
een maand of acht daarvoor, enkele dagen nadat Riky mij had verteld dat haar
menstruatie deze keer eindelijk was uitgebleven, wandelde ik over de
Molenstraat in de wetenschap dat ik vader ging worden. Dat voelde zo onwerkelijk
waardoor ik voor een ogenblik het gevoel had dat ik niet wist hoe ik in die
situatie terecht was gekomen. Op dat moment doemde de brede portiek van de
Petrus Canisiuskerk op, waar ik een paar weken kind aan huis was geweest
vanwege een uitgebreide schilderklus in de aansluitende pastorie. Aarzelend
duwde ik de zware deuren open en betrad de koele, donkere ruimte van de kerk.
In een van de bankjes zittend probeerde ik mezelf rekenschap te geven van het aanstaande
vaderschap. Maar hoe moet dat dan? Hoe kan ik, die nog maar nauwelijks voor
zichzelf kan zorgen, vader zijn, verantwoordelijkheid dragen voor een kind? Wat
komt er allemaal op mij en Riky af? Hoe komen we aan al die dingen die daarvoor
nodig zijn?
Ik zat
in die bank en zag hoe een oude man zijn hoed in de bank naast mij lei, met
heel veel moeite op zijn knieën zakte en zichzelf bekruiste. Op de een of
andere manier gaf dit beeld mij rust. Misschien omdat ik me realiseerde dat ik
eens ook een oude man zou zijn. Dat op een zeker moment mijn kind niet langer
van mij, van ons, afhankelijk zou zijn.
Inmiddels,
ruim vierenveertig jaar later, ben ik misschien wel net zo oud als die oude man
in de Molenstraatkerk van toen. Nu ren ik langs de Waalbandijk in de wetenschap
dat de jarige op zijn werk is. In dezelfde Pompekliniek waar ik werkzaam was
toen hij geboren werd. Wat ik mij toen, in die kerkbank, niet heb gerealiseerd
is dat je als vanzelf in je ouderrol groeit. Alles wat daarvoor nodig is dient zich aan. De ene dag na de andere.
Maar die
bevalling!
Ik heb
me nadien vaak afgevraagd of dat wel normaal was. Eerst duurt het uren voordat
de weeën voldoende uitwerking hebben gehad om ruimte te maken voor het kind. Dan
moet er evengoed nog geknipt worden. Heftig ingeknipt worden! Uitputtend voor
Riky, maar ook voor mij, voor de aanstaande vader, die van toeten nog blazen
wist. Het duurde ook in het ziekenhuis nog veel langer dan verwacht zodat het verloskundig
team de kraamkamer verliet. Ik bleef met Riky achter. Toen gebeurde het. Gedurende minstens vijf schokkende minuten heb
ik gedacht dat ik mijn lief ging verliezen. Alle leven leek uit haar verdwenen. Dat zij
steeds in een diepe slaap zou vallen, dat had men mij niet verteld.
Ik heb het hen niet verweten.
Het geluid van dat inknippen vergeet ik
echter nooit!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten