vrijdag 29 maart 2019

Ruilen

Terwijl mijn hardlooprondje reeds gevorderd is tot halverwege Hommelstraat, bijna bij de T-kruising met de Dwarshommelstraat, komt Thierry Baudet en zijn partij opnieuw door mijn hoofd spoken. Gistermorgen sloop hij, aanvankelijk nog onopgemerkt, binnen, via zijn opmerking over linkse docenten die welig in het onderwijs zouden tieren. Samen met wetenschappers ondermijnen zij onze democratie. Als ik Gelderlanderverslaggever Paul Bolwerk mag geloven is Baudet van mening dat daar zo snel mogelijk een einde aan moet komen. En om dat proces in de hoogste versnelling te zetten roept hij leerlingen en andere betrokkenen op voorbeelden van linkse beïnvloeding aan zijn Forum voor Democratie te melden. Toen, gistermorgen, dronk ik samen met Riky, die herstellende is van een chirurgische ingreep in haar hoofd, een kopje koffie en lazen we de krant. Pas toen ook Riky het artikel van Bolwerk had gelezen kon ik reageren. 
Gistermorgen toverde mijn brein een plaatje met onderschrift tevoorschijn, zo’n foto met een stukje tekst zoals we tegenwoordig regelmatig via Whatsapp krijgen voorgeschoteld. Nu, tijdens lezing van het genoemde artikel, plopte een dergelijk berichtje geheel spontaan, zonder tussenkomst van mijn smartphone, op. Het toonde de Turkse autocraat-schuine-streep-tiran, Recep Tayyip Erdoğan die, zoals op de foto waarvan de voetballer Özil zegt geen spijt te hebben, een vaderlijke arm over de schouders van Thierry legt en zegt: ‘Goed zo mijn jongen, je kunt ze niet vertrouwen, die linkse gasten. Ze zijn net zo schadelijk als de aanhangers van Fethullah Gülen!’ 
Veel liever dan Forum-gekissebis over de vermeende fatale invloed van zogenoemde linksgeoriënteerden roep ik het tafereeltje op de Kloosterstraat weer in mijn herinnering. Gistermiddag, bijna op het einde van mijn dagelijkse wandeling, kwam mij een groepje kinderen tegemoet. Vijf of zes jongens onder begeleiding van twee opgeschoten knapen. We passeerden elkaar voor fruitbedrijf De Weeropper. Een van de jochies, misschien een jaar of acht, zeker niet ouder, herkende blijkbaar de landwinkel: ‘Hé, dat ken ik! Daar ging ik vroeger met mijn moeder appels kopen.’ De kleintjes lachten schaapachtig met mij en de twee oudere jongens mee, terwijl de grap hen ontging. 
Over FvD daarentegen, wil ik niet nadenken, maar het blijft maar zeuren en zuigen. Baudet schampert in zijn overwinningsrede over de wetenschap. Ja, Thierry, zij zijn vaak de brengers van slecht nieuws. Het is vijf voor twaalf wat betreft de opwarming van de aarde, zo laten degenen die het kunnen weten ons zien aan de hand van kaarten, grafieken en gefilmde beelden. Nog een paar minuten wachten en dan is het te laat, dan staat iedere maatregel gelijk aan het dempen van de bekende put. Duizend miljard euro om het tij te keren is volgens Baudet ‘van de gekke en weggegooid geld’. Misschien is dat waar, maar als Moedertje Natuur ramp na ramp over de aarde brengt is het een koopje! 
Verderop, bij het weitje van wijlen Herman, wijst een bord naar een gasontvangststation. Ik verbeeld mij een andere tekst dan de huidige, zoals dat in een horrorverhaal kan gebeuren. RUILEN lees ik, het staat er wit op donkerblauw en in enorme kapitalen. Op het einde van het pad vind ik achter een marktkraam, een lange, geheel in het zwart geklede man wiens ongezond witte gelaat schuil gaat onder een torenhoge hoed. ‘Zo, u wenst mijnheer Baudet om te ruilen?’ Ik schrik ervan. Wil ik dat? ‘Wie ziet u graag in zijn plaats verschijnen?’ Geen idee. Wie? Misschien Boer Koekoek? ‘Aha,’ buldert de lange, ‘u wilt Hendrik Koekoek!’ Ja, maar die is toch al lang dood! Een bulderende lach blaast mij bijna achterover en ik ren hevig geschrokken terug naar de weg.
Ruilen lost meestal niets op. Hoewel, in dit geval, om Koekkoek konden we tenminste lachen. Geregeld reageerde hij in de Tweede Kamer: ‘Ik weet niet waar het over gaat, maar ik ben tegen.’ Baudet is ook tegen, mordicus tegen, maar het verschil met Hendrik is dat hij weet waar het over gaat!


vrijdag 22 maart 2019

Zieltjeswinners

De Egyptenaar staat stevig op grote voeten, maar wel alleen en verlaten. Ondanks de kille mist die een dikke deken over deze vroege vrijdagmorgen legt, lijkt het alsof hij mij even helder ziet zoals ik hem, maar schijn bedriegt. Hij kijkt namelijk volledig langs- of misschien zelfs wel door mij heen. Waarschijnlijk omdat hij in gedachten in een oord verkeert dat mijlenver van hier is verwijderd.
De laatste dagen staat hij hier vaker en geeft hij mij de indruk dat hij lijdt aan chronische eenzaamheid. Waarop of op wie wacht hij en wat gaat er door hem heen? Ik weet het niet. Liefst zou ik mijn rondje hardlopen er voor onderbreken, hoewel ik nog maar in mijn eerste kilometer zit, om hem ernaar te vragen, ware het niet dat de beleefdheid zulk gedrag in de weg staat, temeer daar wij nooit persoonlijk kennis hebben gemaakt. Wel weet ik van deze Noord-Afrikaan dat hij oorspronkelijk afstamt van het volk uit de Nijldelta. Maar het is mij onbekend of hij zelf naar Nederland is gekomen en dus van de eerste generatie is, of dat hij in Nederland is geboren. Wel weet ik dat hij zichzelf niet officieel heeft laten registreren. Hij is hier dus illegaal. Datzelfde geldt voor zijn vrouwelijke partner die al enkele dagen schittert door afwezigheid. 
Vluchtelingen die exotische oorden hebben verlaten en hier asiel hebben aangevraagd teneinde te ontkomen aan oorlogen of andere rampen, zullen niet blij zijn met het grote aantal kiezers dat afgelopen woensdag hun stem uitbracht op Forum voor Democratie, de partij van de narcistische Thierry Baudet. Velen van hen deden dat simpelweg omdat zij ‘iets anders’ wilden, maar helaas deden zij dat zonder de politieke betekenis van hun keuze te (kunnen) beseffen. Daarmee halen deze meest argeloze kiezers onder de kiezers, zich iemand op de hals die onder meer boos is op onze leiders over wie hij beweert, ja, zonder daarbij met zijn ogen te knipperen, dat zij de Nederlandse superieure cultuur gedurende de afgelopen decennia hebben verkwanseld. Mijn indruk is dat dit, samen met de weinig gangbare begrippen zoals boreaal, immanent, metafysisch en oikofobisch (deze laatste term wordt zelfs niet herkent door de taalcoach van Microsoft Word) waarmee hij zijn toespraken liefst kruidt, nog zijn meest onschuldige opvatting is. Verreweg het gevaarlijkste is Baudets bewering dat klimaatwetenschappers gelijk staan aan zieltjeswinners. Dat geeft hem de vrijheid om te fulmineren tegen het klimaatbeleid van de huidige regering, dat feitelijk nog slechts in de steigers staat. Met de opwarming van de aarde hebben mensen niets van doen, het maakt deel uit van een natuurlijke golfbeweging, beweert of gelooft Thierry. Dat dachten mijn broer en ik ook, toen we rond negen en tien jaar oud waren. We hadden gehoord over de ‘Kleine IJstijd’ die ongeveer een eeuw eerder over onze contreien was gekomen. Nu waren we op weg naar een periode waarin warmte zou overheersen, zo was ons verteld. We verheugden ons dan ook op tropische omstandigheden en fantaseerden over de plezierige gevolgen daarvan. Onze borstrokken, wanten en bivakmutsen konden al vast wel met de lappiespoep mee! We waren ons nog niet zo bewust van de heilige graal ‘meten is weten’. Was dat wel zo geweest, zouden we daar onmiddellijk uitvoering aan hebben gegeven door kladblokken vol te schrijven met de dagelijks gemeten temperatuur zoals we kladblokken vol penden met gevonden nummerborden van sporadisch passerende automobielen. Wij waren tenslotte nog maar negen en tien jaar oud en genoten lager onderwijs. Thierry is zesendertig en heeft geschiedenis en rechten gestudeerd! Mijn advies: Kom op, man, land met je voeten op de Nederlandse bodem, nu dat nog kan!
Mijn Egyptenaar heeft van Baudet’s en andere uiterst rechtse politieke partijen weinig te duchten. Hooguit moet hij, als exoot, bevreesd zijn voor de Partij voor de Dieren. Ik vermoed dat deze Nijlgans, deze mannetjesputter, voorlopig niet thuis mag komen vanwege de aanstaande gezinsuitbreiding, het is tenslotte lente.


vrijdag 15 maart 2019

Smelten

Rennend over een klein stukje Waalbandijk, mijn hardloopactieradius is nog beperkt tot vier á vijf kilometer, herinner ik me een ander hardlooprondje uit de tijd dat Ewijk, Winssen en Deest nog binnen mijn bereik lagen. Die keer fantaseerde ik, naar aanleiding van het gevaar van piping – als kwelwater na verloop van tijd zand meevoert, ontstaat een kanaaltje (piping) onder de dijk (dat na verloop van tijd wijder wordt en het dijklichaam ineen kan doen storten) –, over een manier waarop we onze rivierdijken anders zouden kunnen bouwen. Anders en beter. Voor mijn geestesoog zag ik langs de bestaande dijk een nieuwe ‘dijk’ bestaande uit twee rijen platen die zo diep in de onderliggende zandplaat waren gedrukt dat kwellen niet kon optreden. Zelfs mollen en andere graafbeesten worden door deze constructie tegengehouden. Tussen de platen, bestaande uit een nog niet uitgevonden verbinding van koolstof en ijzer (dus uiterst flexibel en sterk), stroomt een smal kanaal dat wordt gebruikt voor het vervoer van pakketjes (in capsules) en voor de opwekking van energie ten behoeve van verlichting en stroomvoorziening voor de diverse tussenstations van het nieuwe capsulevervoer (ongeschikt voor personenvervoer vanwege het bochtige parcours). Omdat het talud binnendijks vervalt blijven de uiterwaarden volledig gespaard.
Afgelopen extreem droge zomer leerde ons dat rivierdijken op meerdere manieren kunnen falen, namelijk uitdrogen en verweken. Vooral verweking treedt op bij (langdurige) hoogwaterstanden. En dát onze rivieren vaker en meer water te verwerken krijgen is buiten kijf, zelfs als we erin slagen onze CO2 uitstoot te verminderen. Zo meldde de Gelderlander gisteren, bij aanvang van de Internationale Dag voor de Rivier, dat de Maasdijk onder meer tot een meter opgehoogd moet worden om onze voeten tot 2050 droog te kunnen houden. Ophogen, steeds weer ophogen, lijkt voorlopig het enige dat we kunnen doen.
Het benutten van water als bouwmateriaal en het opwekken van energie, vormden toenmaals de hoofdingrediënten van mijn denkbeeld – vooral de gedachte dat water ons kan beschermen tegen water, vond ik bijzonder grappig, hoewel ik mijn fantasie te gek voor woorden vond en van iedere realiteit gespeend. Nu, onderwijl de motregen, geholpen door de wind, de klep van mijn pet omzeild, met natte brillenglazen tot gevolg, denk ik positiever over mijn gefantaseerde beelden. Waarschijnlijk doordat Stephen Hawkin mij, via De antwoorden op de grote vragen, kennis liet maken met een gedachtebeeld van de toen zestienjarige Albert Einstein, waarin hij zichzelf, Albert bedoel ik, op een lichtstraal zag reizen. Dus durf ik verder te dromen: om het hoge rivierwater te weren zie ik nu, in plaats van de Waalbandijk, een aan de basis uitlubberende slang, die gemaakt is van een zelfherstellend siliconenachtig materiaal, gevuld met water. Het vormt een flexibel systeem dat zichzelf aanpast aan het hoogwaterpeil door middel van zelfdenkende ventielen die rivierwater in- en uit laten. De buitendijkse zijde van deze slangdijk is bespoten met zonnecellen die de benodigde energie collecteren. Waanzin? Dat is reizen op een lichtstraal toch ook? Daarover zei Hawkin: ‘Dat beeld leidde uiteindelijk tot zijn speciale relativiteitstheorie.’
Hoe dan ook, we hebben serieuze problemen. Nu al smelten permafrost, ijskappen en gletsjers. Zelfs de tienjarige Mex, kleindochter van een van mijn zussen, maakt zich zorgen (was zij iets ouder geweest, zou ze zich aangesloten hebben bij de klimaatmars): ‘Mam, wanneer gaan we weer skiën?’ ‘Nou, dit jaar niet.’ ‘Maar dit is misschien wel onze laatste kans. De aarde warmt heel snel op.’


vrijdag 8 maart 2019

Extra sterk

Het is merkwaardig dat, terwijl ik hardloop, mij juist nu een loomheid overvalt, een gevoel dat eigenlijk meer past bij een beetje slenteren waarbij ongeregelde gedachten de revue passeren, of bij momenten van grote ontspanning zoals rustig aan de waterkant zitten, eventueel turend naar een rijtje felgekleurde kurkballetjes. Het zal ook niet te maken hebben met de Internationale Vrouwendag, want ter plaatse hebben we geen vrije dag zoals de inwoners van Berlijn. Ik denk dat het komt doordat mollen de laatste tijd mijn gedachten bevolken. Als gevolg daarvan piept geregeld een gedichtje op. Jesse leerde het van juffrouw Bep op de Montessori kleuterschool. Helaas kan ik het slechts onvolledig en incorrect navertellen (ook internet biedt in deze geen enkele hulp): ‘Een molletje van een jaar of tien / kon plotseling niet goed meer zien /   / Hij liet van schrik een gilletje / Nu heeft hij een nieuw brilletje’. 
Geregeld ook verbeeld ik mij – vooral tijdens mijn dagelijkse wandelingen waarbij ik tientallen molshopen passeer – dat ik kennis maak met een van deze zacht fluwelen zoogdiertjes. Dat ik met haar afdaal in haar gangenstelsel en het mij, na een fikse ondergrondse wandeling, gemakkelijk maak in het warm beklede, centraal gelegen nest terwijl mijn gastvrouw mompelend op weg gaat naar een van haar voorraadkamertjes teneinde enige lekkere hapjes voor haar gast te bekomen. Regenwormen, verwacht ik, waarvan zij de kop reeds af beet zodat zij ze zo meteen vers kan presenteren. Terwijl ik ontspannen op haar terugkeer wacht vraag ik me af hoe ik het aan moet leggen, hoe ik haar over kan halen toe te laten dat ik haar eens bevoel – notabene nu, op deze Internationale Vrouwendag. Mollen hebben namelijk een bijzonder vel. Door de manier waarop het haar is ingeplant biedt hun bont nauwelijks weerstand. Als kind heb ik dat ervaren via de mollenbontkraag van een van mijn tantes. Nog nooit voelde ik zulk zacht spul aan mijn handen en gezicht. Als dode huidjes al zo heerlijk aanvoelen, moet dat van levende dieren nog veel fijner zijn. Zacht en soepel en warm tegelijk!
Terwijl ik mij op deze belangwekkende kwestie prepareer vinden mijn vingers een fragment van een kassastrookje tussen het nestmateriaal, waaruit ik ternauwernood kan opmaken dat het enkele aankopen bij AH betreft. Koffie en koekjes, denk ik, het kan niets anders wezen dan koekjes en koffie. Hopelijk natuurboterwafels en is de koffie extra sterk. ‘Kom op, Simon’, houd ik mezelf voor, ‘je moet niet het onmogelijke verwachten. Je weet toch dat de bekleding van dit nest uitsluitend bestaat uit materialen die zij buiten haar gangenstelsel heeft verzameld? Zij gaat echt niet naar het dorp om inkopen te doen!’ En inderdaad, op datzelfde moment komt vrouw Mol achterwaarts uit een van de nauwe gangetjes gestommeld en zie ik, nadat zij zich moeizaam heeft omgedraaid, links en rechts delen van wormen uit haar mond bengelen. Enkele daarvan kronkelen levendig. Dat belooft een sappige maaltijd! 
Voor zover ik kan nagaan heeft Vroege Vogels, het radioprogramma waarin dierenwelzijn, milieu, klimaat en natuur in Nederland centraal staan, deze ijverige gravertjes actief gemaakt, in mijn hersenen bedoel ik. Afgelopen weekeinde werd namelijk voor het eerst in onze geschiedenis een Nationale Mollentelling gehouden. Luisterend naar het programma vroeg ik mij af hoe ik daaraan mee kon doen aangezien zich in onze tuin geen enkele mol heeft laten zien. O ja, langs mijn wandelroute! Maar dat zijn er honderden. Die kan ik echt niet gaan tellen! 
Op dit moment ren ik langs een wisselweide waarin geregeld de paarden van Van der Mark staan. Sinds enkele weken is het er vergeven van mollengangen en molshopen. De paarden zouden er hun benen in kunnen breken, moet Patrick hebben gedacht: zeven minibordjes markeren molshopen waarin mollenklemmen zijn geplaatst. Nu denk ik dat deze klemmen er om een andere reden werden gezet. Natuurlijk, de familie Van der Mark neemt deel aan de eerste Nationale Mollentelling!


vrijdag 1 maart 2019

Pannenkoekenhuisjes

Eindelijk valt het kwartje: Bavaria! Dit bewijst eens te meer dat hardlopen helpt om je hoofd leeg te maken, teneinde creatieve processen een kans te geven om bijvoorbeeld oplossingen te vinden voor problemen die op het eerste gezicht onoplosbaar lijken. Dostojevski schreef al in 1873 – in de inleiding van zijn roman Duivels – dat: ‘Ook zonder hoofd zullen we niets tot stand kunnen brengen, al vormt ons eigen hoofd de grootste hindernis om sommige dingen te begrijpen.’ Hoe mooi en mysterieus kan een enkel zinnetje zijn? Fjodor bedoelde hiermee dat de hoofden van mensen altijd vol oordelen zitten; dat het voor ons erg moeilijk is om zonder vooroordeel naar een probleem, of naar mogelijke oplossingen voor een probleem, te kijken. Het inzetten van een Dysonbol krijgt, als je de betekenis daarvan ziet, direct de kwalificatie ‘onmogelijk’. Een Dysonbol is namelijk een systeem van satellieten die rond een ster draaien. Zo’n systeem zou rond onze zon ‘… binnen één seconde voldoende energie opvangen om de wereld een miljoen jaar lang van stroom te voorzien’, las ik in het imposante artikel Is daar iemand? (Editie maart 2019 van National Geographic.) Het probleem is misschien niet eens grote aantallen kunstmatige hemellichamen rond de zon te brengen. De uitdaging zit feitelijk in het transport: hoe verplaats je de verzamelde energie naar de aarde? 
Het lijkt er bijna op dat Nederland in paniek raakte nadat de regering besloot de aardgaskraan in Groningen definitief te zullen sluiten. Nu we bekend zijn met enkele vormen van duurzame energie willen we ons energieprobleem liefst zo snel mogelijk oplossen. Maar lopen we niet te hard van stapel? De voorstellen die een regeringscommissie in zake warmtepompen deed leken zo aantrekkelijk, maar, bleek terstond, er werden rekenmodellen gehanteerd die de zaken veel te rooskleurig voorstelden. (Gister sprak ik mijn broer die zich, vanwege een kapotte verwarmingsketel, veel te snel voor dit dilemma ziet gesteld. Gebruik maken van reeds bekende vormen van duurzame energie stuit, vanwege bouwkundige aanpassingen, op onoverkomelijke financiële bezwaren, zodat hij toch maar voor een nieuwe verwarmingsketel kiest.) De afgelopen week las ik dat binnenkort rond Nijmegen proefboringen worden verricht omdat te verwachten is dat op een diepte van vijf kilometer zoveel aardwarmte wordt gevonden dat daarmee tienduizenden huizen kunnen worden verwarmd (en gekoeld). In ons eigen dorp en in buurdorpen ontstaat al enige onrust over te plaatsen windmolens. Zon-, wind- en aardwarmte lijken voor de hand liggend, maar is er niet méér?
Rennend over de Hommelstraat denk ik aan de uitzending van Nieuwsuur gisteravond. Met name aan het item dat handelde over ijzerpoeder als toekomstige brandstof voor auto’s en energiecentrales. Meer dan een jaar geleden las ik over dit opmerkelijke goedje waarmee de TU Eindhoven experimenteerde. Ondertussen heeft het studententeam SOLID, onder de bezielende leiding van professor Philip de Goey, niet stilgezeten en reeds een bedrijf gevonden dat deze nieuwe duurzame brandstof wil inzetten. Welk bedrijf? Daarover peinsde ik tot het muntje viel (waarschijnlijk omdat ik stopte met denken): 'Zo. Nu eerst een Bavaria.' Deze bierbrouwer besloot het gebruik van kolen en aardgas op termijn te vervangen door ijzerpoeder. Het gaat hierbij om een kringproces waarbij geen koolstofdioxide vrijkomt: door ijzerpoeder te verbranden komt energie vrij waarna het poeder oxideert. Het verzamelde roestpoeder wordt vervolgens met behulp van duurzaam ontwikkelde energie weer gereduceerd tot ijzerpoeder, waarna het opnieuw kan worden verbrand. Enzovoort.
Het is overigens wel een prikkelende gedachte, gedurende miljoenen jaren geen omzien te hebben naar onze energievoorziening. Wij zijn Hans en Grietje weliswaar voorbij, we hechten geen geloof meer aan het bestaan van pannenkoekenhuisjes waaraan wij ons voor altijd kunnen laven, maar is dat niet het soort vooroordeel dat we los moeten laten? Is het probleem niet veel meer gelegen in hetgeen we niet weten? Dus, hoeveel kwaad kan het om een groep van wetenschappers op deze Dyson-kwestie te zetten?