dinsdag 31 december 2013

Overwinnaarsgrijns

Af en toe drijven doffe knallen van voortijdig ontstoken vuurwerk op de zuidoostenwind in mijn richting. De echo’s sterven weg zodra zij mij gepasseerd zijn. Blijkbaar zijn de mezen in het rijtje wilde kersenbomen langs de Hommelstraat de laatste dagen gewend geraakt aan deze rouwe herrie. Zij zingen alsof de lente op het punt van uitbreken staat. Drie, tel ik er, drie koolmezen die op kleine insecten jagen. Onderwijl ik hun capriolen bekijk zie ik door de kale takkenkruinen een reiger, enige tientallen meters verderop, slordig opvliegen om naar prooidieren zoals roekeloze kikkers of nieuwsgierige mollen te speuren in de strakke graanvelden waarover de jonge wintertarwescheuten reeds een zachtgroene glans leggen.
Bij nadering van de kruising met de Dwarshommelstraat hoor ik een buizerd janken. Misschien is hij net zoals ik minder gecharmeerd van de primitieve knallen, maar heeft hij meer moeite om het gelaten langs zich heen te laten gaan, deze uiting van, ja, van wat eigenlijk? Het kan natuurlijk ook zijn dat dit zijn eerste ervaring met het oudjaarknalwerk is, dat met jagen, zijn ultieme lotsbestemming, niets te maken heeft. Na enig speurwerk zie ik hem hoog in de blote kastanjeboom zitten. Uitermate oplettend want zodra hij gewaar wordt dat ik hem in het snotje heb, springt hij op en verdwijnt mauwend in de perenboomgaard van de Weeropper.
Onze dag begon ongeveer tegelijkertijd met de vaststelling dat onze warmwatervoorziening het in de loop van de afgelopen avond of nacht heeft laten afweten. Persoonlijk had ik daar geen last van: het restje in de zonneboiler volstond om mij te wassen en te scheren – voor de laatste keer in 2013, maar dat realiseerde ik mij niet. Riky verliet naakt en onverrichter zake de inloopdouche. In haar pyjama toog zij vervolgens naar ‘de buurtjes’. Ach, miniem ongemak op de laatste dag van het jaar: terwijl ik over de Waalbandijk ren, waarbij de laaghangende zon mijn nek en rug een beetje probeert op te warmen, denk ik aan de teams die waarschijnlijk reeds klaarstaan om uit te rukken. Brandweerlieden en ambulancepersoneel die zich opmaken om reddend op te treden – waarbij zij, God beter’ het, moeten hopen daarbij niet gehinderd te worden door bezopen, agressieve slachtoffers of omstanders – en afdelingen spoedeisende hulp zich opmaken om vuurwerkverwondingen te behandelen. Uit hoeveel ogen zal over enkele uren het licht worden weg geknald? Hoeveel handen worden komende dag en nacht afgerukt? Tot nu toen waren dat er geloof ik twee, twee levenslange verminkingen veroorzaakt door ‘vuurwerkknutselaars’. Hoe gek moet je zijn?
Gek? Kom op Simon! ‘Het ultieme geluk!’ Zo beschrijven sommige mensen, meestal jonge mannen, het afsteken van vuurwerk. In gedachten zie ik de opgeschoten jongens zo meteen door onze straat lopen. Bekleed met een overwinnaarsgrijns. Over de volle breedte komen zij, omhangen met een opbollende tas, als ware het de buidel van een kangoeroe, een verplicht vuurwerkbrilletje op of vaak losjes in een (nog ongeschonden) hand, links en rechts rotjes om zich heen verspreidend. Af en toe een diepe, doffe knal en opspringende putdeksels veroorzakend.
Ultiem geluk? Doe mij maar een jankende buizerd, zingende koolmees of een speurende reiger.
Als om mij in mijn gevoel te bevestigen, vliegt op mijn nadering een flinke groep spreeuwen op uit de fruitboomgaard van Winnemuller. Een prima plek deze dagen voor liefhebbers van overrijp fruit. Aan de bladloze takken van de appelbomen hangt nog voldoende om honderden vogelmagen te vullen. Deze vlucht bestaat uit ongeveer vijftig vogels. Zij verdwijnen in de richting van het Roodslag, maar zullen ongetwijfeld terugkeren naar deze rijke ‘voedertafel’.
De laatste jaren meldden de media: de oudejaarsnacht is relatief rustig verlopen. Later lees je over de zwaargewonden, soms zelfs doden, de schade veroorzaakt door ‘vreugdebrandjes’ en komen oor- en oogspecialisten aan het woord. Hoeveel ellende moet er nog passeren voordat wij het afsteken van vuurwerk aan deskundigen overlaten? 

vrijdag 27 december 2013

Vleugelarm

Over de Waalbandijk komt mij een jonge vrouw met haar hond tegemoet. Draagt zij met deze harde wind een hoofddeksel? Het kan natuurlijk ook haar kapsel zijn, geknipt in een model als dat van een Turkse fez. Ook de kleur maakt het tot iets bijzonders: worteltjesrood!
Terwijl de afstand tussen ons kleiner wordt probeer ik meer details te ontdekken. Helaas, ik heb pech vandaag: de vrouw verlaat de dijk. Met haar huisdier loopt zij schuin omlaag in de richting van de smalle vlakke strook langs het prikkeldraad van het schapenweitje (de schapen zijn reeds een aantal weken geleden naar elders overgebracht).
Zou zij zich schamen voor haar hoofddeksel, voor haar kapsel? Of wil zij een confrontatie tussen deze hardloper en haar hond voorkomen? Wacht even Simon, het kan natuurlijk ook dat zij zichzelf en haar hond wil beschermen tegen de harde wind. Die staat hier immers dwars op het dijklichaam, en daar beneden is het luw. Hoe ook, de afstand tussen ons blijft voor mij te groot om een scherpe blik op haar hoed of haardracht te kunnen werpen!
Weer terug op de Hommelstraat ren ik euforisch recht tegen de soms sterke wind in. Af en toe waan ik mij zwetend op een loopband in de fitnessruimte. Slechts de muziek ontbreekt en hoewel de stevige wind soms melodieus loeit mis ik daarin een ondersteunende beat. Zoiets als ‘Walking on air’ van Katy Perry zou deze illusie compleet kunnen maken.
Vol bewondering bekijk ik de capriolen van twee eksters. Ondanks de snoeiharde windstoten gaan zij ongestoord hun weg. Zij stuiven vanuit de kale kruin van de walnotenboom boven mijn hoofd, over het dak van het oude en kleine boerderijtje van Marie. Dat doen zij veel sneller met hun ranke vleugels dan ik op mijn benen gaan kan. Graag verbeeld ik mijzelf in de plaats van de een, dat ik meevlieg met de ander. Vliegen kan immers niet moeilijker zijn dan de zweefsprongen waarmee ik afgelopen nacht nog in een droom diverse trappen nam?
De wind hier boven lijkt stabieler dan het voor een hardloper is. Ik hoef maar af en toe met een vleugelarm te corrigeren zoals ik in mijn droom een paar malen een van de treden slechts licht met een voet beroerde om mijn sprong met meters te verlengen of een iets andere richting te geven.
Het kan! Het is zoals het refrein van Katy’s lied beweert: ‘Feel it / Breath it / Believe it / And you’ll be walking on air / Go try / Go fly / So high  / And you’ll be walking on air …’
Vliegen is heerlijk. In deze dagdroom is het exact zoals ik altijd dacht dat het zijn zou. Alsof ik nooit iets anders deed! Mijn afzet vanaf een kale tak brengt mij in razende vaart de diepte in. Voor een ogenblik komt de ruige begroeiing van het verwaarloosde veld onrustbarend snel op mij af, maar slechts een kleine correctie met mijn stevige vleugels laat mij weer hoogte winnen. De statige walnotenbomen zakken onder mij weg. Vóór mij doemen een aantal daken op. Vanuit deze positie lijken zij platter dan ik ervaren heb tijdens al die keren dat ik er langs ben gerend. Daar zijn de grijze dakpannen waaronder Marie leeft. Hé, een scheur in dat stuk lood langs de schoorsteenpijp. Nu kan ik haar zeggen waar dat regenwater vandaan kwam!
In de zomer bezocht ik de vierentachtigjarige Marie. We zitten in haar kleine voorkamer. De warmte van de zon wordt buitengehouden door hoog opgeschoten struiken, maar ook het licht!
“Het lekt in het vroegere slaapkamertje van mijn jongste zoon,” zegt Marie.
William leeft in Nieuw Zeeland. Geregeld hebben zij contact via Skype.
Terwijl ik langs haar huis ren, waarvan de gordijnen nog gesloten zijn, zie ik de eksters bij de tuinbank scharrelen. Dan realiseer ik mij dat je ‘vleugelarm’ op meerdere manieren kunt interpreteren.

dinsdag 24 december 2013

Blaren

Geheel onbewust van de bijna vette pech die mij tijdens dit hardlooprondje gaat overkomen trek ik de voordeur achter mij in het slot.
Gisteren hebben wetenschappers van de Radbouw Universiteit in Nijmegen laten weten dat zij er in zijn geslaagd om met behulp van elektrische schokken herinneringen aan onplezierige foto’s bij enkele zwaar depressieve personen te verwijderen. Terwijl de wind mij woest over de Hommelstraat voort blaast – ik geef mij er maar zoveel mogelijk aan over, af en toe volstaat het om mijn voeten op te tillen –, herinner ik mij een foto die ik graag uit mijn brein wil laten verwijderen. Er zijn echter een paar problemen. Zo zijn er meer mensen die deze foto hebben gezien. Wie allemaal? En hoe krijg ik hen zover om de herinnering daaraan ook bij hen te laten wegnemen? Het belangrijkste bezwaar is dat ik bang voor stroomstoten ben. Op het moment dat ik dit tegenover mijzelf beken loeit de wind spottend en treft mij met een felle plaagstoot in mijn rug. Daarboven hoor ik iets murmelen maar kan het niet verstaan.
Na de eerste haakse bocht naar links krijgt de wind volledig vat op mij. Met moeite kan ik in een min of meer rechte lijn rennen. De stevige essen zwaaien als stijve rietstengels in een zwakke bries. Hun luwte rukt mij een stukje naar links om vervolgens weer stevig door de wind te worden gecorrigeerd. Ik herinner mij de boerderijen langs de Spanbroekerweg: die namen alle wind weg en deden je voor even het geweld vergeten. Het precieze moment van de volgende stoot zag noch voelde je aankomen. Meestal had je geluk en hervond je weer snel je evenwicht. Minstens een keer ging het fout en belandde een vlieggewicht zoals ik was, met fiets en al in een sloot.
Als ik niet verleid zou zijn om naar rechts te kijken, naar een donkerblauw bedrijfswagentje die geparkeerd staat in de dam die toegang geeft tot het land van Thé, dan zou het misschien niet zijn gebeurd. Maar ik doe het wel, nieuwsgierig als ik ben om te zien of Thé al zo vroeg naar zijn landje kwam. Op het moment dat ik boom nummer zes passeer, krijgt een lang aanhoudende heftige rukwind stevig vat op mij. Dank zij mijn contactlens zie ik vanuit een ooghoek mijn bril wegzeilen, de overkant van de weg bereiken om in de brede berm te landen. Nog net voor de sloot, meen ik.
Op ditzelfde moment herinner ik mij de overweging die ik nog maar iets meer dan een uur geleden in de badkamer maakte. Ook daar manifesteerde de wind zich nadrukkelijk door met grote regelmaat de opgerolde blinderingen te laten rammelen. Misschien moet ik mijn bril maar thuis laten!
Wie zich brandt moet op de blaren zitten! Ik gaf geen gevolg aan die impuls en zie nu mijn bril heen zeilen. Een dingetje van niks, qua gewicht bedoel ik. Titanium, kunststof en dubbelfocusglazen. Voorzichtig stap ik de berm in, inschattend waar dat ding zou zijn geland. In gedachten hoor ik het knerpende geluid van plettend kunststof en glas. Voor ik een voet verzet controleer ik met mijn handen het stukje begroeiing. Een paar keer kijk ik om mij heen of ik hulp mag verwachten van mensen met betere ogen dan die van mij.
Minstens vijf minuten speuren, tasten, wanhopen – ligt hij toch in de sloot?; kan ik de verzekering inschakelen? Dan zie ik hem! Aan de rand van mijn rechterschoen. Gelukkig! Ik berg hem zorgvuldig op, rits de jaszak dicht en beleef nog een paar stormachtige momenten langs de dijk voordat ik de voordeur weer van het slot haal.
Terwijl ik Riky in de keuken tegenkom zegt zij: “Goed dat jij je bril thuis hebt gelaten!”
Kan dit voorval ook uit mijn brein worden geëlektrocuteerd? 

vrijdag 20 december 2013

Botsing

Het is goed te merken dat mijn wekker een kwartier later afliep. Er is meer daglicht nu ik aan mijn hardlooprondje begin maar ook meer verkeersdrukte. De mensen die zich gemotoriseerd naar hun werk spoeden geven mij op de rotonde alle ruimte zodat ik gemakkelijk de Van Heemstraweg passeer, uiteindelijk ook de bestuurder van een bestelwagen die op hoge snelheid het verkeersplein nadert en mijn aarzeling moet hebben gezien: hij gaat vol in de remmen!
Verder rennend over de schuin liggende stoeptegels in het trottoir van de Kloosterstraat, met mijn hoofd nog bij de haastige chauffeur – zou hij te laat zijn opgestaan?; heeft hij last van een kater?; verzuimde hij tijdig zijn boterham uit de vriezer te halen?; wilde de motor niet direct starten?; vond hij de koffie te slap?; was de krant nog niet bezorgd of rijdt hij altijd zo fors? In die sfeer bereik ik de hoek van de kloostertuinmuur, waar de Kloosterstraat een bocht naar links maakt en de stoep zich tot enkele tegels verengt. De volgende stap brengt mij in het zicht van een hardloopster die dezelfde hoek tot op anderhalve meter is genaderd. Een botsing zit er net niet in. Ik kan niet inschatten of zij ook licht geschrokken is: er is in dit korte moment van passeren slechts tijd voor een haastige groet. Een poosje speel ik met de gedachte om terug te keren en nader kennis te maken. Klopt het dat zij een Indische achtergrond heeft en ouder is dan ik? En hoe bevalt het haar om (op haar leeftijd) nog regelmatig hard te lopen?
Deze bijna-botsing brengt mij terug naar een andersoortige bijna-botsing vijftig jaar geleden. Dat vond plaats in een pastorie of in de sacristie van een kloosterkerk. Ik herinner mij de precieze omstandigheden niet meer. Ik werkte er met twee collega-huisschilders en in de ruimten waar wij ons werk hadden gedaan werd door twee vrouwen gepoetst, een moeder en haar verstandelijk beperkte dochter.
Collega’s wisten van mijn onzekerheid, wisten dat ik het lastig vond contact met meisjes te leggen. Zij plaagden mij daar geregeld mee, hoorden mij op de maandagen wel eens uit over eventuele ‘vorderingen’ in de voorgaande weekeindes.
Ik heb hen natuurlijk nooit verteld over mijn danslesdebacle. Zoals gebruikelijk moesten wij, jongens, de meisjes ‘ten dans’ vragen, Die bevonden zich altijd aan de overzijde van de dansvloer, giebelend met elkaar. Voordat wij het teken kregen werden blikken over en weer gewisseld. Dan mochten we los! Gewoonlijk was ik een hekkensluiter die maar moeilijk ‘uit de startblokken’ kwam. Dikwijls bleef er slechts één voor mij over. Meestal was dat Brechje. Als de vergroeiing in haar rug er niet was geweest zou zij langer zijn dan ik.
Het gebeurde tijdens een tango. Brechje’s lange benen raakten met die van mij verknoopt. Voor we het wisten lagen wij spartelend op de gladde planken. Het bleef korte tijd stil, daarna klonk rondom ons gejuich en werden wij aangemoedigd alsof het een schoolpleingevecht betrof.
Naderhand begreep ik dat mijn collega’s de dochter wijs hadden gemaakt dat ik een oogje op haar had. Vlak voor de middagpauze werd mij opgedragen om de schoonmaakster te vragen waar wij onze boterhammen konden eten. Daar kwam ik niet onderuit.
Vanuit de toiletruimtes hoorde ik samenzang en het gekletter van water. Toen het meisje mij zag kwam zij lachend op mij toe lopen en vroeg of ik wilde zoenen. Achter mijn rug hoorde ik vet gelach.
Ontspannen rennend over de Waalbandijk, mijn loopje zit er weer bijna op, voel ik weer mijn schaamte bij die toiletten, maar ook medelijden met dat meisje.
Ik realiseer mij nu ook dat het eveneens een botsing was die vooraf ging aan het eerste contact met mijn lief, nu bijna achtenveertig jaar geleden. Maar dat is een ander verhaal!

dinsdag 17 december 2013

Applaudisseren

Het klink een beetje dun, maar melodieus en het is gelardeerd met trillers. Toch wordt mijn aandacht door dit lied getrokken.
Nu moet ik er wel direct bij vertellen dat er tot nu toe maar weinig was dat mijn interesse vroeg – een enkele roekeloze bromfietser (reed op veel te hoge snelheid en zonder helm), een agressief ogende Sport Utility Vehicle met veeaanhanger, heel veel groepen en groepjes overvliegende ganzen, sommigen deden dat geruisloos anderen kwebbelend als een klas vol kleuters die op hun juffrouw wachten, een vriendelijke hardloopster, een fel verlichte kerstversiering (aanvankelijk dacht ik aan een scheef weggezakt kerstboompje) aan het terrashek van Klaartje’ woonboot en een paar naargeestige kraaien die schor en onverstaanbaar hatelijkheden (zo kwam het over) naar mij of naar elkaar debiteerden – zodat ik mij vooral met mijn eigen besognes bezighield. En het hardlopen? Dat ging geheel vanzelf.
Ik ben inmiddels op de Uiterwaard beland, vlak voor mijn keerpunt, nu deze schrille vogelstem tot mij doordringt ondanks het geruis van het verkeer dat constant over de nabije Tacitusbrug rijdt. Ik zie de zanger niet maar hoor hoe hij zich verplaatst. Hij zit verborgen in de paar warrige struiken tussen mij en het weiland. Even meen ik iets te zien bewegen, iets kleins, overwegend bruin. Weer klinkt het iele vogelgezang, maar vanaf een andere plaats. Ha, nu ontwaar ik de zanger. Het is een winterkoning! Hij ziet mij niet, denk ik. Voelt zich geheel op zijn gemak en zet zichtbaar een grote borst op voor weer een nieuw lied. Het hoge fluiten en de rollers, waarbij ik niet alleen zijn keel maar zelfs zijn tong zie trillen – of verbeeld ik mij dat maar? – gaan dwars door mij heen, ondanks het bescheiden volume. Ondertussen lijkt zijn staartje, eigenwijs haaks tussen zijn roestbruine vleugels opwippend, een zelfstandig bestaan te vieren. Hij herhaalt het melodietje en vliegt, nu met het staartje gestrekt, nagenoeg onhoorbaar naar een standplaats achterin de struik. Opnieuw klinkt zijn lied. Zijn optreden geeft kleur aan deze sombere winterochtend.
Het is bijna onwezenlijk. Hier in dit doodgewone stukje uiterwaard. Een brokkelig weggetje van niks tussen volkomen verlaten weilanden met als enige versiering een paar struiken en winterkale, halfverwaaide bomen. Opstomend tegen de sterke stroom van de Waal hoor en zie ik een olietanker onder de grauwe wolken, tot aan zijn boorden in het al even grauwe rivierwater liggen. Een paar zware vrachtwagens rommelen over de verkeersbrug. Ondanks het heldere gezang gaat het alledaagse leven door. Langs en rondom ons, winterkoning en hardloper, eindeloos. Het voelt alsof wij tweeën ons vrijwillig hebben buitengesloten, alsof wij ons hebben opgesloten in een van de verhalen van Grimm. Het nietige vogeltje zingt slechts opdat ik naar hem luister, zo lijkt het. Daar hebben we de rest van de wereld niet bij nodig. Daar hebben wij Pargasus en Daisy, die onlangs door de ‘Enige Officiële Eenhoornfokker van Amerika’ te koop worden aangeboden, al helemaal niet bij nodig. Wij zitten in onze eigen vertelling.
Hier sta ik, dampend, maar met overgave luisterend naar het rijke en sprookjesachtig klinkende lied van deze trotse winterkoning. En wat is hij mooi! Ik onderdruk de neiging om te applaudisseren, hoewel er niemand is dan het zangertje die mij daarop betrappen kan – en die is wel de laatste die het aan een bekende doorvertellen zal. Zonder afscheid te nemen ren ik weer op thuis aan, veel vrolijker nu dan vijf minuten geleden.
Wat heb ik beleefd? Een privé optreden? Misschien. Zoveel weet ik: dit had ik nooit voor mijzelf kunnen organiseren!

vrijdag 13 december 2013

Bijnaam

Ik denk aan het verzoek van de HEMA om de door mij aangeschafte producten te beoordelen, en aan de oranje bus van TNT, nu ik over de Kloosterstraat ren en gepasseerd wordt door een busje van UPS, chocoladebruin in plaats van oranje, dat wel, maar een pakjesbezorger.
Hoewel we het meestal nog wel weten als we in afwachting zijn van een bestelling, gebeurt het wel dat zoiets aan onze aandacht ontsnapt. Daarom is het evengoed spannend, een busje van de bezorgdienst van TNT voor onze deur te zien stoppen terwijl wij niets verwachten. Vaak zitten wij aan de lunch als het komt voorrijden, intussen luisterend naar het radioprogramma ‘Lunch!’
Gisteren kreeg ik een email met een ‘Uitnodiging voor de beoordeling van je HEMA aankoop’. In het bericht fotootjes van de shirts die ik een paar weken geleden online had aangeschaft. Ik draag sinds enkele jaren T-shirts onder mijn overhemden. Niet omdat ik dat zo mooi vind, maar vanwege de kou. Een bloes en een trui of colbert zijn in de winter niet meer voldoende. T-shirtjes zijn voor mij dus net zo noodzakelijk als ondergoed en sokken – die tijdens de winters tegenwoordig ook nog van wol moeten zijn. Die van de Hollandsche Eenheidsprijzen Maatschappij Amsterdam vind ik de beste. Ze hebben een mooie V-hals, zitten lekker strak om mijn lijf en houden ondanks veel wasbeurten een perfecte pasvorm.
De HEMA had tot voor kort één nadeel: de herenshirtjes waren slechts verkrijgbaar in wit of in zwart, terwijl Riky ze voor zichzelf altijd wel in een passende kleur kon kopen. Totdat wij een paar weken geleden, in hun filiaal in de stad, ook andere kleuren voor mannen aantroffen. Ik wilde geen impulsaankoop doen dus zocht en vond ik later op de website twee geschikte T-shirts in de betere kwaliteit – precies goed voor de winter! Donkerrood en turquoise.
Een paar dagen later kwam het pakje (ja, wij zaten aan de lunch en luisterden naar ‘Lunch!’) Het openen bracht echter een teleurstelling. We kregen de indruk dat de shirts door een andere klant waren geretourneerd, aan de magazijncontrole ontsnapt en rechtsreeks aan mij doorgezonden: de plasticverpakking slordig gescheurd, de truitjes nonchalant gevouwen en ik meende zelfs een paar vlekken te zien! Het was een donkere dag dus liep ik er mee naar het venster. Ja, duidelijk! Een aantal verdachte vlekken. Zijdeachtig oplichtend, zilvergrijs.
Ik had geen zin in gedoe en Riky meende dat wassen dan de beste optie zou zijn. En dat was ook zo. Ik heb een van de shirtjes een paar keer gedragen. Prima!
Aan de winkelketen wilde ik laten weten dat ik verre van tevreden over de bezorging ben. Maar zoals gezegd houd ik niet van rompslomp dus kwam het er niet van. Tot ik gisteren in mijn mailbox mijn herkansing aantrof!
Zodoende nam ik de ‘uitnodiging’ graag aan. Het beantwoorden van de vragen ging vlot hoewel ik hier en daar aarzelde. Hoe beoordeel je in deze situatie bijvoorbeeld de kwaliteit van het product? Ook het schrijven van het bericht ging snel. Maar toen moest ik een naam voor mijzelf als inzender bedenken. Dat mocht een bijnaam zijn.
Ach, ik wil best mijn voornaam prijsgeven: ‘Simon’, vulde ik in. Het programma reageerde met iets als “Naam bestaat reeds”. ‘Simon-Petrus’ probeerde ik vervolgens. Het programma: “Er mogen slechts letters en cijfers worden gebruikt.” Ik voelde ergernis opborrelen. Probeerde iets anders. Weer een afwijzende reactie. Nog eens, met opnieuw hetzelfde resultaat.
Ik kap er mee, besloot ik half. Maar dan mislukte mijn missie alsnog en had ik bovendien veel moeite voor niets gedaan. Evengoed moest ik iets met mijn ergernis: ‘FlauweKulEenBijnaam’ werd door het programma geaccepteerd! Nu maar wachten op een eventuele reactie.
Over de ruzie tussen een konijn en een kraai heb ik je nog niet verteld. Ik was er op de Waalbandijk getuige van. Nou ja, dat vertel ik een andere keer!

dinsdag 10 december 2013

Kunstje

Rein en Martien uit Nijmegen, tref ik terwijl zij zich klaarmaken om te gaan vissen. Zij parkeerden voor het fruitbedrijf van de familie Engelen. Het lijkt niet gemakkelijk om, steunvindend aan de geopende klep van de bagageruimte waaruit de sprieten van een paar hengels steken, in die lange smalle laarzen te komen. Nadat wij oppervlakkig kennis maakten vraag ik hen wat zij denken te vangen. Dat kunnen zij niet precies zeggen: “Hopelijk willen ze bijten,” zegt Martien, “het lijkt er een mooie dag voor te worden!”
En daarin heeft hij gelijk, in het westen kleurt de hemelkoepel azuurblauw en wordt een smalle wolkenband oranjeroze belicht door de zon die zelf nog achter de horizon schuil gaat. Ik wens hen succes en keer in gedachten weer terug naar de zelfbewegende kunst van Theo Jansen terwijl ik verder ren richting Tacitusbrug.
Het waren verrassende beelden die via de TV Show van Ivo Niehe over het televisiescherm rolden. Wij hadden zoiets nog nooit gezien, terwijl de kunstenaar daar al sinds 1990 mee bezig is en inmiddels over de hele wereld bekend. Die onwetendheid overkwam meer landgenoten. Zo hoorden wij een Amerikaanse dame zeggen dat zij thuis het werk van Theo Jansen zag en daar zo door verrast dat zij het van nabij wilde zien. Daarom belde zij haar Nederlandse vriendin. Maar die kende de kunstenaar niet en had er ook nooit iets over gehoord of gezien.
Ik had al wel eerder over het bestaan van bewegende kunst gehoord. Bewegende kunst, daarmee zou vast en zeker geen ‘living statue’ bedoeld zijn, dacht ik toen, want zo’n beeld leeft wel maar bewegen is daarbij juist niet de bedoeling. Het beeld dat ik mij daar toen bij vormde bestond uit een perpetuum mobile opgebouwd van continue bewegende schilderijen: aan de ene zijde kleinere werken, kleiner in omvang bedoel ik, van bijvoorbeeld Vincent van Gogh, Piet Mondriaan, Karel Appel en Rembrandt van Rijn die in evenwicht worden gehouden door De Nachtwacht aan de andere kant. Dat voordurende bewegen van die kunstwerken leek mij dan wel lastig als ik mijn blik op een van die werken zou willen focussen.
Nu zag ik het werk van Theo Jansen en konden mijn bewegende-kunst-beelden de prullenbak in! Een enorm gevaarte kroop of liep, met behulp van zenuwachtig bewegende ledenmaten, zelfstandig over een Nederlands strand. Het zwaaide daarbij met vaandels. Misschien ter begroeting, of vingen die vaandels wind om de energie daarvan om te zetten in de voortgaande beweging van het geheel.
Bij nadere beschouwing bleek het object nagenoeg geheel opgebouwd uit buizen van PVC. Even terzijde: ik kwam nooit verder dan het maken van een hoelahoep! Zo’n eenvoudig ding beweegt, tenminste zolang jij jouw lijf beweegt. En dat is wel een kunstje, maar weer geen kunst.
Eerst deed het kunstwerk mij denken aan een hooimachine. Die grote apparaten, door paarden aangedreven, die in de zomers van mijn jeugd door de boeren werden gebruikt om het hooi in hun weilanden bij elkaar te schrapen. Dat waren eigenlijk overmaatse harken die door de voortgaande beweging in gang werden gezet. Later moest ik denken aan insecten. Met name aan de hooiwagenspin. Kijkend naar een van zijn kleinere creaties kon ik mij voorstellen dat deze ‘hooiwagen’ beducht moest zijn op kleine jongetjes die er soms op uit zijn hun een poot uit te trekken.
Impulsief besluit ik de Tacitusbrug te nemen. Een van de bouwvakkers fotografeert de opgaande zon. Dat lijkt inderdaad zeer de moeite waard. Op het moment dat ik voor zijn camera langs ren wuif ik als een mechanisme van Theo Jansen. 
Dan zie ik de Waal. Magistraal. En geen schip te zien! Misschien kan Theo een stelsel in elkaar knutselen dat over water kan wandelen. Als hij de ‘armen’ voorziet van werphengels, dan kunnen Rein en Martien, bij slecht weer, met een goed boek lekker bij de kachel blijven zitten.

vrijdag 6 december 2013

Knalrood

Het ‘Heerlijk Avondje’ kreeg een rouwrandje. Gelukkig waren de kinderen toen al naar bed, dromend over hun geschenken: een computerspel, dat spannende boek of die prachtige pop waarnaar zij al zo lang verlangden. Wij kregen het voor het slapen gaan nog mee: Nelson Mandela is overleden. Een van de grootten uit onze jaren is heengegaan.
Het werd al lang verwacht. Madiba, zoals hij in Zuid-Afrika ook genoemd wordt, was moe; lichaam en geest opgebrand; verlangend naar volstrekte rust, waarin hij desondanks werd gedwarsboomd vanwege weer een fotoshoot: wij zagen daarvan met plaatsvervangende schaamte de beelden, terwijl hij ondanks zijn diepe vermoeidheid mild kon glimlachen. Wat ik vooral in Mandela bewonderde was zijn vergevingsgezindheid: niet omdat hij zijn onderdrukkers zo lief had maar als overlevingsstrategie, als middel om na zoveel donkere jaren evengoed blijdschap te kunnen ervaren, gelukkig te kunnen zijn. Ik geef het toe, het klinkt allemaal pathetisch maar het is evengoed wel waar. Hij vatte het zelf soms krachtig samen, zoals: “Sterke afkeer van mensen hebben is als het drinken van vergif en vervolgens hopen dat je vijanden eraan doodgaan”.
Ik ren over de Waalbandijk en peins over al deze dingen, en over Sinterklaas. Opnieuw valt er natte sneeuw, onder aanvoering van een stevige wind uit het noordwesten. Een flinke vlok, feitelijk een uitgebreide natte flats, lukt het de klep van mijn petje te ontwijken om het rechterglas van mijn bril te bedekken. Toch ontdek ik het donker silhouet van een grote vogel bovenop een lantaarnpaal. Denkelijk een buizerd. Zolang hij blijft zitten is dat niet goed te zien. Pas als ik zo ongeveer tegen de lichtmast aan ren vliegt inderdaad een buizerd op en laat de koninklijkheid van zijn gestalte zien. Hij vertrekt zonder zijn gebruikelijke mauwen en ik ren verder met een blij gemoed.
Naar mijn weten rende ik nog nooit eerder op een zesde december zo vroeg buiten. Sint heeft zijn pieten bijeen gegaard en is vertrokken. Ik ben terug in de warm gestookte woonkeuken van mijn jeugd. Daar worden wij, de kleinsten van de Dekkertjes vergaard. Van hen ben ik op twee na de oudste. We springen vol ongeduld op en neer. Het ruitje in de deur naar de huiskamer is veel te hoog. Eindelijk, we zijn er alle acht, behalve Willem, toen Wimpie want hij was nog maar een baby. Achter het glas verschijnt het grote lachende gezicht van Moe. Zij haalt de knip van de deur en wij verdringen ons door de opening. In een grote kring staan de huiskamerstoelen in de nog koude woonkamer. Staan ‘onze stoeltjes’ boordevol kleurrijk speelgoed. Wij roepen luid, zijn verbaasd over zoveel moois. Moe kijkt, met enkele oudere broers en zussen vertederd toe. Voor mij is er een Schuco-autootje, knalrood, en een groene voor Jan. Opwind- en bestuurbaar. Wij kunnen ze ook over een spiraaldraad laten rijden, mits de ondergrond niet te glad is.
Verbazing overheerste toen ik voor de eerste keer beelden van een zitting van de Zuid-Afrikaanse Waarheids- en Verzoeningscommissie zag, onder leiding van aartsbisschop Desmond Tutu. Enkele apartheidsslachtoffers deden hun verhaal en een ex-politieman biechtte verschrikkelijke door hem begane daden op. Het ging er bij tijd en wijle heftig aan toe, mooie en lelijke woorden vlogen door de ruimte, maar uiteindelijk verlieten allen, slachtoffers en dader(s), in vrede de bijeenkomst. In plaats van nog meer energie te verspillen aan het onderhouden van haat en zelfmedelijden, leerden zij hun geestkracht op verzoening en vrijheid richtten.
Hoe gaat het verder, zonder Nelson Mandela, zonder Sinterklaas? 
Wij hebben de boodschap van Madiba diep in ons opgenomen. Het is niet gemakkelijk, maar wij zien de voordelen van het overwinnen van angst, van het achterlaten van verbittering, haat en slachtofferschap. Zuid-Afrika gaat door. Mensen hebben de kracht de dingen beter te maken. Blank en zwart zal uiteindelijk volledig in elkaar opgaan en volkomen vrij zijn. En volgend jaar komt de Sint weer in Nederland aan, mét zijn pieten.

dinsdag 3 december 2013

Vlieggewicht

Links en rechts in onze straat worden autoruiten schoongekrabt. Dat geeft mij een heerlijk gevoel van vrijheid. Ik kan volstaan met een warme muts en handschoenen – wanten bezit ik helaas niet –, de bevroren ruiten aan de zon overlaten, die zich onmiskenbaar oranjeroze aankondigt en ontspannen aan mijn loopje beginnen; er ligt geen werk te wachten, geen cliënten, ondergeschikten noch bazen. Het extra drukke verkeer dat door de mist over de Van Heemstraweg sukkelt versterkt mijn sensatie. Ik kies voor rechtsaf, zodat ik via de rotonde gemakkelijk kan oversteken naar de Kloosterstraat.
Terwijl ik het oude klooster passeer vraag ik mij af of de huisschilders die ik in een aanpalende wijk bezig zag, vandaag hun werk zullen voortzetten. O, als je in de zon staat is dat buitenwerk helemaal niet verkeerd, zelfs niet in deze tijd van het jaar. Maar die zon is er pas laat en vertrekt weer vroeg. Toen ik gistermiddag de openstaande ramen en voordeuren zag had ik medelijden met de bewoners en de schilders. Er werd ook een hoogwerker ingezet, net zoals die hier enkele weken geleden door huisschilders voor hun werk aan goten en dakkapellen werd gebruikt. De arm met het bakkie reikte over de kloostermuur en de wilde plantentuin. Wat een gemak!
Meer dan vijftig jaar geleden, ik was waarschijnlijk vijftien jaar, mocht ik meehelpen bij het klooster in Nieuwe Niedorp. De voeg langs een van de glas-in-loodramen van de aanpalende kerk liet regenwater door. Het was herfst, maar moeder overste wenste reparatie. Om haar wens te kunnen vervullen was de bouw van een steiger noodzakelijk, vooral vanwege het schuine dak van het priesterkoor onder het raam, maar dat zou het werk extra kostbaar maken.
Jan, mijn baas, had een paar lange houten trapleren op het imperiaal gebonden. Daarmee zou deze klus sneller zijn geklaard, vond hij. We kregen de provisorisch met elkaar verbonden ladders op het dak en tegen de kerkmuur omhoog. Het ding stond bijna verticaal! Een paar stevige touwen moesten het gevaarte op z’n plaats houden. Toen Dirk de ladders beklom, zijn opbollende buik angstvallig tegen het veilig veronderstelde hout gedrukt, en met de assistentie van Jan en mij om te voorkomen dat het bouwsel zijwaarts af zou glijden, zwiepte het geval gevaarlijk door. Daarna probeerde Jan het nog zelf, maar uiteindelijk was mijn vlieggewicht doorslaggevend. Eenmaal bij het raam aanbelandt viel het doorbuigen van de ladders mee en ook de nis van het raam gaf extra steun, maar het uitbikken van het halfvergane cementmengsel bleek een hels karwei. De novemberkou maakte mijn handen bijzonder stijf…
Ik ren inmiddels over de Waalbandijk. De mist rolt in dikke lagen over de uiterwaard maar laat de rivier zelf vrij. De zware dieselmotoren van een schip, afgeladen met steenkool, stampt diffuus terwijl zij het gevaarte tegen de sterke stroom in voortduwen. Drie zware ganzen vliegen laag over. Zij zijn geheel wit met uitzondering van een zwarte band langs de vleugels: sneeuwganzen! Die zag ik nog niet eerder. Een van hen verlaat de formatie, de twee landen op het water van de Loenensche Wel. Daar blijven zij elkaar toeroepen. Ook hun stemgeluid is nieuw voor mij. Zij geven deze dag extra glans!
Vanaf de top van de steile ladder had ik een prachtig uitzicht over de kloostertuin en de polder Langereis. Maar er echt van genieten kon ik nauwelijks. Als ik even mijn handen warmde en ondertussen rondkeek, hoorden Jan en Dirk mij niet langer kloppen – zij konden mijn arbeid niet met hun ogen volgen vanwege de rommel die gestaag naar beneden regende. Al spoedig kwam van beneden de vraag of het einde in zicht was. Niet van de polder, het einde van de hakklus bedoelden zij. Zij waren aan de voet van de ladders gekluisterd en verlangden naar het einde.
Met de kennis van nu kan ik zeggen: wij misten niet alleen zo’n comfortabele hoogwerker maar ook een arbeidsinspectie!

vrijdag 29 november 2013

Herman

Bij mijn weten heb ik er tot gisteren niets over gehoord. Tot er toevallig een klein berichtje op mijn scherm langskwam, via Twitter meen ik, terwijl ik nota bene de boekhouding van de Zonnebloemafdeling aan het bijwerken was: Twerking. Deze sensuele dans bestaat al sinds 1993. Niet voor mij dus, maar dat is niet zo gek. Zie jij mij twerken? Hoewel ik, op aanraden van Jaantje, mijn fysiotherapeute, al gedurende een aantal weken dagelijks kwispel. En goedbeschouwd, als ik mijzelf al kwispelend voorstel, lijkt dat qua heupbewegingen op twerken.
Terwijl ik over de Waalbandijk ren herinner ik mij beelden uit de Zapservices van Pauw en Witteman: zij kwamen in een flits voorbij en, wat een toeval… Twerking! ‘Paus Franciscus’ en Vladimir Poetin, beiden gekleed in judokleding, demonstreerden hoe soepel zij nog in de heupen zijn.
Twerken dieren ook? Ja! Daar let ik vandaag extra op. Ik zag nog niets wat er op leek. Of het moet die Schotse Hooglander zijn geweest. Dat enorme beest staat gewoonlijk sloom in zijn weitje langs de Hommelstraat. Ik groet hem altijd maar of Herman mij dan vanonder zijn warrige Beatleskuif opmerkt is niet duidelijk. Vandaag kwam hij stomend achter het wrakke schuurtje tevoorschijn en sukkelde naar de draad die ons scheidde. Zou hij misschien…? Ja, bij nader inzien kan ik mij Herman wel twerkend voorstellen.
Zijn eigenaar, gezien de massieve gestalte van Herman lijkt ‘baasje’ mij onjuist, heeft inmiddels in de gaten dat zijn stier subliem twerkt. En ook al is die wellicht lid van de Partij van de Dieren, de eigenaar bedoel ik, daar maakt hij graag gebruik van! 
Hij heeft Herman schoon geborsteld, zijn haren gekamd en zijn achterpartij netjes glad geschoren. Aan en om de staart bevestigde hij een van Herman’ prijsrozetten, in de kleuren van de Nederlandse vlag, compleet met linten, en aan de hoorns zwarte puntvlaggen.
A la ‘meisje-in-string-twerkt-op-klassieke-muziek’ stelde hij een draagbare geluidinstallatie op, daarop een LP van Gustav Holst. Zo, Herman kan beginnen.
Ik ben niet de enige toeschouwer. Het halve dorp is uiteindelijk toe komen stromen. En uit de provincie. Het dorp staat vol geparkeerd blik; slimmeriken kwamen via de Waalbandijk.
De eerste opzwepende klanken van ‘The Planets’ klinken. Herman maakt een knicks, keert zich om, zakt door zijn poten en schud zijn soepele billen op de maat van de muziek. Wij zien bewonderend hoe forse spierbundels onder de gladde huid rollen. Het prijsrozet swingt heftig mee. Links en rechts kan men zich niet inhouden: applaus en gejuich is Herman’ deel. De muziek bereikt een nieuw hoogtepunt: Herman gooit voorpoten en kop omhoog. De puntvlaggen hangen als de slippen van een jacquet langs het kleurige rozet. Opnieuw gejuich en stormachtig applaus.
Een collectezak, te leen gekregen van de Protstante Gemeente, gaat rond, terwijl Herman op zijn vier poten bijkomt van zijn inspanning, tevreden kauwend op een pluk geurig hooi dat hij als dank kreeg toegestoken.
‘Stop het geweld tegen angorakonijnen!’, staat te lezen op een fiks bord terzijde. Nee, niet door de verkoop van angorabreisels te verbieden. Er is een beter, misschien afdoende, middel!
Nu weet ik toevallig dat angorakonijnen gek op zo’n prijsstrik als dat van Herman zijn. Bovendien willen zij graag geschoren worden, al is het maar om gezond te blijven. Geplukt worden, dat willen zij echt niet: maak dat jouw baasje maar eens duidelijk als jij slechts je moerstaal spreekt. Chinees of Taiwanees is dan lastig. Zelfs als je het uitgilt verstaat men jou niet!
Wij moeten hen dus helpen! Laten wij zorgen dat de PETA voldoende middelen krijgt om op basis van duurzaamheid jaarlijks een schoonheidswedstrijd uit te schrijven. Een van de internationale richtlijnen: minimaal drie centimeter (zoals een thuisbreister deze week overtuigend betoogde.)
Het mooist geschoren angorakonijn wint een prijsrozet en diens eigenaar een geldbedrag, zeg honderdduizend euro!

dinsdag 26 november 2013

Slobberig

Aan het ontbijt herinnerde een artikeltje in de Gelderlander mij aan de bijzondere waarneming in Zwolle, of eigenlijk was het de foto van Frans Paalman die mijn aandacht trok. Daarop is een flinke groep mannen, en enkele vrouwen te zien. Bijna allemaal toegerust met kijkers en fototoestellen voorzien van enorme telelenzen. Zij kijken naar een sperweruil.
Het is dus niet verwonderlijk dat ik in iedere grote vogel die ik hoog in een boom of op een paal spot, een sperweruil zie. Misschien wel dé sperweruil. Meestal betrof het een kraai en een keer zelfs een ekster (wiens staart veel te lang is).
Inmiddels ren ik over de Waalbandijk. Het is nu veel lichter, waardoor het donkere silhouet bovenop een van de afstervende takken van de kruidenierspeer in de voortuin van de familie Engelen, er veelbelovend uit ziet. Ik voel een soortgelijke opwinding opkomen als die ik gisteren zag bij de vogelaar die in de DWDD over zijn waarneming mocht vertellen, ook al weet ik wel beter. Ja hoor, weer een kraai!
Vlak voor ik afsla naar de Uiterwaard zie ik mijnheer Burgers. Met een armzwaai groeten we elkaar en nemen tegelijk afscheid: tot vrijdag! Ik ren door tot de weg erg slecht wordt, mijn keerpunt voor vandaag. Dan pas zie ik de enorme groep ganzen in het weiland tussen de Uiterwaard en de Waalbandijk – een paar honderd meter terug hoorde ik al druk ganzengebabbel maar kon hen niet ontdekken. Dus in plaats van om te keren ren ik door, alert vanwege de vele kuilen en gaten in de bestrating. Al spoedig slaat een aantal van hen alarm en vliegt het grootste deel op. Het geluid van misschien wel tienduizend of meer vleugelparen kan ik niet beschrijven. Het is o-ver-wel-di-gend. Evenals hun paniekerige kreten. Ik onderga het met vreugde, voel mij de steen die kringen op het wateroppervlakte veroorzaakt, met dit verschil dat het hier rimpelingen van vlees, bloed, opgewonden gakken en vooral veel zoevende vlerken betreft.
Na nog zo’n honderd meter rennen zwakt het geluid wat af en keren de eerste ganzen weer terug. Wij konden elkaar niet eerder zien vanwege het dichte struikgewas, het achtergebleven ganzenpaar en ik. Nu hebben we oogcontact! In plaats van op te vliegen, zoals de meesten van hun soortgenoten enkele minuten eerder deden, trippelen zij hoog op hun poten van mij weg, waarbij zij ook hun kop nagenoeg verticaal opgericht houden. Zij lijken op grauwe kegels die opstandig en voortijdig op hun bolle voet het spel verlaten. Het is een koddig gezicht.
Nog diep onder de indruk keer ik terug – dit was méér dan een zeldzame sperweruil!
Een paar honderd meter voor de opgang naar de Waalbandijk ligt een slobberig condoom in het gras. Duidelijk gebruikt. Wie kregen het zo heftig van elkaar te pakken dat zij hier hun hoogtepunt wilden beleven? Toch niet gisteren, vorige week of vorige maand? Kou, wind en nat gras lijken mij geen aantrekkelijke omstandigheden om wat dan ook te bedrijven. Ik peins over omstandigheden en mogelijke gebruikers terwijl ik opnieuw onder de Tacitusbrug door ren, waar enkele bouwvakkers met hun vijzelarbeid aan de pijlers doende zijn. Zij? Kom op Simon, als een van hen een kapotje had gebruikt, zou hij dat daar niet hebben achtergelaten…
Wacht, ik heb ook een keer zo’n ding op mijn werk gebruikt! In de technische dienst van de Pompe-kliniek zagen wij ons geconfronteerd met een verstopte rioolbuis. Ergens in een ondergronds traject van meer dan honderd meter. Om de verstopping te vinden dachten we aan een opgeblazen condoom aan een dun touwtje. Zodra dat stevige ballonnetje niet verder dreef haalden we het terug. De lengte van het draad gemeten en... Bingo!
Geen bouwvakkers dus. Schooljeugd? Ja, dat zou kunnen. Wellicht zagen zij ‘Dokter Corrie’ tijdens schooltv voorbehoedmiddelen demonstreren en hebben zij ergens langs de Uiterwaard het gebruik daarvan proefondervindelijk vastgesteld!

vrijdag 22 november 2013

Pirouette

In de Kloosterstraat wandelt mij een meisje met haar hond tegemoet. Wit met zwarte vlekken. Ik let op het gedrag van het dier, vooral omdat het niet is aangelijnd. Nog vijftig meter. Het meisje zegt iets tegen haar viervoetige vriendje. Deze, een bordercollie, gaat strak langs haar rechtervoet zitten. Zij houdt haar rechterhand dicht bij zijn halsriem en fluistert hem misschien wel in dat hij braaf is. Haar vriendje zit fier en verroert niets, behalve zijn linkeroor. De noordoostenwind doet zijn halflange vacht opwaaien.
In het voorbijgaan groeten we elkaar, het breed glimlachende meisje en ik (misschien zag zij mijn voorbehoud). De collie blijft stoïcijns. Ziet in mij gelukkig ook geen afgedwaald schaap. In mijn groet klinkt opluchting door en ik voel de neiging haar te complimenteren voor haar gedrag, en dat van haar hond. Ik laat het bij de groet.
Terwijl ik verder ren geef ik mij weer over aan mijn gedachten over Amerika en de Amerikanen. Die hebben niets te maken met de plotselinge dood van president John F. Kennedy, vandaag vijftig jaar geleden, maar werden in werking gezet door de vondst van een menselijk bot dat vierentwintigduizend jaar onberoerd is gebleven, zo las ik bij Nu.nl. Dat fossiele bot, een deel van de arm van een vierjarige jongen, werd in 1920 opgegraven in Siberië…
Van ver valt op dat de konikpaarden aan deze kant van de Loenensche Wel lopen. Misschien waren zij nieuwsgierig naar de vordering van het werk aan de oude verkeersbrug. Door de geringe ruimte tussen water en het prikkeldraad dat hen belet om de uiterwaard te verlaten, moeten zij in eendenpas achter elkaar sjokken. Dat geeft mij de gelegenheid hun aantal vast te stellen. Zesendertig! Een van de dieren, een jonge hengst, wil terug maar wordt gehinderd door de volgende in de rij. Er ontstaat rumoer. Vrij vertaald uit het koniks gebeurt dit:
“Hé, doe niet zo vervelend. Ik wil bij mijn zuster lopen!,” sist het jong, om zich vervolgens bij zijn moeder te beklagen.
Die heeft allang tabak van dat geklier. Zij briest zo hard dat het blubbert, schudt haar hoofd, trekt haar lippen ver terug en bijt het jong links voor in diens bovenbeen: “Houd op met dat kinderachtige gedoe!”
De dwarse jonge hengst laat van schrik een gilletje, richt zich op zijn achterbenen, maakt een halve pirouette en loopt mokkend van de wispelturige oude merrie weg. Moeder kijkt naar het verdwijnende achterwerk van haar puberjong en roept hem na: “Pas op jij, dat ik niet opnieuw mijn tanden moet gebruiken!”
Bij de verkeersbrug doe ik als de koniks; ik wil het werk bovenop wel eens zien. In een stevig tempo neem ik de treden van de trapopgang en ren vervolgens over het fietspad langs de blootliggende stalen platen waarop later weer asfaltbeton wordt aangebracht. Over het nabije nieuwe zusje raast druk verkeer. De Waal oogt majestueus vanaf deze hoogte. Ik probeer stroomopwaarts de boog van de Oversteek te ontdekken, de nieuwe stadsbrug die morgen officieel geopend wordt, maar de mist frustreert mijn pogen. 
Een eindje voorbij de laatste pyloon keer ik terug. Een medewerker van Structon of Ballast Nedam, gehelmd en voorzien van fikse oorbeschermers, laat desgevraagd weten dat de tuidraden, voor zover hij weet, nog niet door nieuwe vervangen zijn. Goed, dat weten we dan ook weer!
Dat vierjarige, Siberische jongetje, vertelt ons vandaag een verhaal waarmee de geschiedenis van de ‘Nieuwe Wereld’ kan worden bijgesteld. Zijn DNA vertoont genetische overeenkomsten met de oorspronkelijke bewoners van Amerika, maar verrassend genoeg ook met mensen uit West-Europa. Daaruit kan worden verklaard dat stammen uit het oosten van Azië en het westen van Europa met elkaar hebben verkeerd en dat hun nakomelingen uiteindelijk in Noord-Amerika zijn beland.
Door naar een secondewijzer te kijken kunnen we niet zien hoe laat het is. Afstand in tijd, zo leert het fossiel uit 1920, is nodig voor inzicht. Misschien ontdekken we nog wie JFK vermoordde. Wie weet!

dinsdag 19 november 2013

Lichtpuntjes

Na het zien van de rampspoed die Haiyan over de Filipijnen bracht is het best moeilijk optimisme te blijven voelen. Zelfs nu ik vanwege het hardlopen beloond word met endorfine! Het goede bericht dat ik van mijn bank mocht ontvangen – met mijn nieuwe bankpasje kan ik met ingang van het voorjaar van 2014 contactloos betalen – draagt daar ook maar weinig aan bij, zo ook het zien van de inzamelingsactie. Ik begrijp trouwens niet waarom mensen niet gewoon hun gift op ‘Giro 555’ storten in plaats van dat eerst via het belteam te melden.
Onze natuurhuishouding loopt helaas volledig uit de hand. Doordat wij onze natuurlijke omgeving blijven vervuilen kon Haiyan zo kolossaal aanzwellen. Ook de wetenschap dat wij onze afspraken over vermindering van de CO2 uitstoot niet na komen stemt pessimistisch: je hoeft geen wetenschapper te zijn om vast te stellen dat ons ecosysteem steeds vaker en heftiger van slag is. Veel bewoners van de Filipijnen beschikken voorlopig niet over middelen waarmee zij contacten met de buitenwereld kunnen onderhouden. Zo zullen zij niet hebben gehoord over de abnormale regen, veroorzaakt door de storm Cleopatra, die gisteren doden en enorme schade veroorzaakte op het Italiaanse Sardinië. En ook het nieuws over uitzonderlijke tornado’s die afgelopen zondag het Midwesten van de Verenigde Staten trof, zullen zij hebben gemist.
Er is wel een lichtpuntje. Gisteravond zagen we de prachtige film ‘de Nieuwe Wildernis’. Eindelijk, maar dat terzijde. Overweldigende beelden en geluiden vanuit zo’n klein stukje Nederland, ingeklemd tussen Almere en Lelystad. Ik leerde meer over de ‘taal’ van de paarden en het ‘liefdeleven’ van de ijsvogel. De vos zien jagen op de dikke ganzenkuikens was spannend!
Ik zal vanaf vandaag met andere ogen naar de konikpaarden in de uiterwaarden kijken, hoewel ik betwijfel dat ik hardlopend getuige zal kunnen zijn van hun gebaren en van de manier waarop zij via hun mest met elkaar communiceren. En in de lente, als de ganzen hun kuikens hoeden, zal ik uitkijken naar de rode schicht van een jagende vos.
De wolf. Waar blijft de wolf in onze ‘Nieuwe Wildernis’? Nergens in Europa vind je zo’n groot aantal paarden bij elkaar dan in de Oostvaardersplassen, zo wordt in de film beweerd. Ik neem aan dat deze konikpaarden hier zo sterk in aantal kunnen groeien doordat zij niet worden bejaagd. Uit de film komt het beeld naar voren dat een aantal het loodje legt omdat er soms te weinig gras is, waardoor niet alle dieren een strenge winter kunnen overleven. Anderen sneuvelen vanwege verwondingen opgelopen in een gevecht om de leiderspositie, of breken een been. Het is een flinke klus voor vossen, raven, buizerds en heel veel insecten om de kadavers op te ruimen.
Er is vandaag nog een lichtpuntje. De maïs van Thé is geoogst! Afgelopen vrijdag stond het veld nog steeds vol uitgegroeide planten. Vaalbruin als oud karton, en vooral dor.
Thé niette een dubbele A4 op zijn ‘schuurtje’, waarop de optimistische tekst ‘Maïs te koop!’ vermeld stond, en zijn telefoonnummer. Die oproep hing er lang en is al meer dan vier weken geleden verdwenen. Aanvankelijk veronderstelde ik dat hij er in was geslaagd om het spul te verkopen.
Maar het bleef staan. Oogde van week tot week schraler. De nieuwe eigenaar kan niet oogsten omdat de grond te nat is om er met zware machines in rond te hobbelen, dacht ik. Maar het bietenveld tegenover dat van Thé werd wel geoogst.
Gelukkig, nu is zijn maïs binnengehaald. Goed voor Thé en de koeien die daar lekker van kunnen eten en er prima melk uit vervaardigen, die koeien bedoel ik.
Een paar ganzen ontdekten restanten, zie ik nu ik weer op huis aan ren. Dat is een meevaller.
Misschien realiseren we ons eindelijk de gevolgen van ons vervuilende gedrag en slaagt de volgende klimaattop wél. Wie weet!
Binnenkort in Warschau.

vrijdag 15 november 2013

Dag

Heerlijk fris deze morgen en het begin van een bijzondere dag. Bijzonder omdat dit een dag is die nog niet in het teken staat van een speciaal onderwerp. Vandaag wordt ons niet gevraagd om exclusief bij een probleem of thema stil te staan. Gisteren was het bijvoorbeeld de Internationale Dag van Respect – en de dag waarop Ben eindelijk zijn operatie kreeg, maar dat terzijde – en morgen is het de Internationale Dag van de Verdraagzaamheid.
Deze dag is dus nog vrij! We kunnen nog een onderwerp of een speciaal doel bedenken om daar wereldwijd aandacht voor te vragen. Ik pieker daarover als enkele knalrode bloemen mijn aandacht vragen. Eisen is een beter woord, de intensiteit van het rood is zo groot dat je er niet aan voorbij kunt. De plant, een stokroos, grijs van ouderdom, grijpt zich wanhopig vast in de aarde tussen de wortels van een kastanjeboom.
Haar buurvrouw heeft de strijd verloren. Maar zij houdt nog vol, toont trots drie bloedrode rozen. Terwijl ik langs ren meen ik ook nog een paar knoppen te zien, maar gezien haar leeftijd en houding, zij helt reeds stokstijf en heftig over, zal zij die waarschijnlijk niet meer tot bloei kunnen brengen. Ik hoop dat zij de sneeuw nog haalt: haar annonce in rood zal nog dringender overkomen. Het is niet voor niets dat ik aan de omslag van een van de thrillers van Karin Slaughter denk!
Terug naar deze ‘nog lege dag; op de Waalbandijk word ik gepasseerd door een zware tractor. Die brengt mij op een idee voor een internationaal thema voor deze dag. Een paar weken geleden maakte ik, via One World kennis met de ideeën van Marcin Jakubowski. Hij vroeg zich af hoe het verder moet met de wereld als, vanwege een wereldomvattende ramp, de samenleving opnieuw moet worden opgebouwd. Toen ik daarover las herinnerde ik mij discussies die ik met mijn broer Jan had. Dat was niet zo lang na de watersnoodramp van 1953.
Ik denk dat we ongeveer negen en tien jaar zijn: Moe heeft ons naar bed gestuurd – we hadden ons misdragen, maar het hoe laat zich niet uit de plooien van mijn geheugen kloppen. Liggend op onze gemeenschappelijke stromatras, De Ramp nog vers in ons geheugen, vragen wij ons af hoe het met ons verder gaat als niet alleen de geleerden verdrinken, bijvoorbeeld die elektrisch licht hebben bedacht, maar ook alle werktekeningen en beschrijvingen verloren gaan? Wij, Jan en ik die overleven, moeten alles opnieuw uitvinden, helemaal van voren af aan beginnen! 
“We kunnen gereedschappen natekenen”, oppert een van ons, “zodat we die later opnieuw kunnen maken!”
“Ja, en opschrijven hoe en waarvoor ze worden gebruikt,” vult de ander aan. Het bewaren van die tekeningen en plannen vormt een eerste hobbel. En wat te doen met apparaten die we niet begrijpen…?
Even terug naar de huidige tijd; ik moet je vertellen wat ik meemaak! Een aantal ganzen is opgeschrikt door een auto van Landwinkel Weurt die doorrijdt tot vlak bij ‘hun’ ondergelopen stuk uiterwaard. Zij vliegen protesterend meerdere kanten op. Een kleine groep vliegt weg over de Waal en klimt steil omhoog, de een na de ander. Nu vliegen zij op ongeveer gelijke afstand boven elkaar. Ik tel er zes. De ochtendzon komt door een spleet in de bewolking te voorschijn en verandert de grauw gekleurde vogels in roze ganzen. Zij vliegen als verticale Tibetaanse gebedsvlaggetjes aan een onzichtbare lijn, de zon tegemoet.
Mijn broer en ik kwamen er toen niet uit. Dat geldt niet voor de Poolse ontwerper Jakubowski. Hij ontwierp een open online database voor de belangrijkste machines waarmee een complete beschaving kan worden opgebouwd. Open, zodat ontwerpen steeds door andere ontwerpers kunnen worden verbeterd. Nu al kunnen ondernemers en bouwers in ontwikkelingslanden hiermee zelfstandig aan de slag.
Voor mij is 15 november voortaan ‘Internationale Dag van de Open Online Database’. Nu nog de Verenigde Naties zover krijgen dat zij zich achter mijn voorstel schragen. Ach, een kleinigheid! 

dinsdag 12 november 2013

Dweilen

Gisteren werden wij verrast door een kleine bezoekster. Zij zocht wanhopig naar warmte. Naar warmte en geborgenheid, op de dag die volgde op de eerste nacht onder de heerschappij van de nachtvorst. Ik denk aan haar omdat ik een houtduif aanzie voor een dwarrelend blad. Juist op het moment dat ik onder de brede kruin van de els door ben gerend, de oude boom die de kruising van de Hommelstraat met de Dwarshommelstraat domineert, laat de duif zich pardoes uit de bijna kale takken vallen. Het geluid van zijn verwoest pompende vlerken – zwieoeff, zwieoeff, zwieoeff –, veroorzaakt wegens noodzakelijke arbeid om een harde landing op het asfalt te voorkomen, veranderde het dode blad in een levende vogel.
Wij zaten gisteren gezellig aan de lunch en luisterden onderwijl naar ‘Lunch!’ op Radio1, toen zij onze aandacht vroeg. Zij ging boven in de hoek van de terrasdeur op het glas zitten en spreidde haar vleugels. Het zonlicht toverde beeldschone kleuren te voorschijn als waren haar vleugels kleine gebrandschilderde vensters. Daardoor was het vlekkenpatroon duidelijk zichtbaar: ik ben zo goed als zeker, Kleine Vos. Deze vlinder was duidelijk op zoek naar een plaatsje om te overwinteren, maar voor haar is onze huiskamer niet geschikt. Ongeveer een halve minuut duurde haar verkennende bezoekje waarna zij fladderend uit ons gezichtsveld verdween.
Onderwijl ik verder ren, inmiddels op de Waalbandijk en in het zicht van de sterk gezwollen Waal die de uiterwaard deels onder water heeft gezet, merk ik dat het een kleine stap is van het kwetsbare ‘vosje’ naar de apocalyptische ramp die door de tyfoon Haiyan werd veroorzaakt. Ik heb hier vaker gelopen bij een stormachtige wind, acht, misschien negen Beaufort. Hardlopen, recht tegen zo’n sterke wind in, ging dan nog redelijk goed. Bij twaalf zou ik dat niet wagen, bang om van de dijk te worden geblazen. Maar twaalf Beaufort gaat tot ‘slechts’ 120 kilometer per uur, op het Filippijnse eiland Leyte zijn windsnelheden gemeten tot 380! Ik probeer niet eens mij daarvan een voorstelling te maken want dat lukt toch niet.
Stroomopwaarts, hoog op het water, vaart een afgeladen containerschip mij tegemoet. De dieselmotoren werken op volle sterkte om, ondanks de kracht van het stromende water, voldoende vaart te maken. Mijn fantasie creëert een vijftien meter hoge waterkolom, recht onder haar kiel, waardoor dit enorme rivierschip verandert in een zielloos speeltje. Als er in Beuningen mensen zijn die zo’n watermassa overleven, opgezweept door een tyfoon gelijk aan Haiyan, zullen we van een wonder spreken. Veel inwoners van steden en dorpjes langs de vloedlijn van Leyte zullen gedacht hebben aan een godsoordeel toen Haiyan zijn verwoestende werk begon, toen deze monsterlijke tyfoon niet allen hun huizen grondig sloopte en hun schamele bezittingen verspreidde, maar ook nog de zee tegen hen opstuwde.
Het moet anders!
Ook deze ramp kan op het conto van ons gedrag worden geschreven, gedrag met veranderingen in het klimaat tot gevolg. Natuurlijk moeten wij schepen en vliegtuigen naar rampgebieden zenden, ‘Giro 555’ openstellen zodat hulporganisaties de slachtoffers kunnen helpen, maar we moeten beseffen dat deze hulp gelijk is aan ‘dweilen met de kraan open’. Wij moeten een veel belangrijkere stap zetten door pijnlijke besluiten te nemen: wij moeten stoppen met het grenzeloos consumeren van grondstoffen. Besluiten nemen in plaats van eindeloos vergaderen: inmiddels kennen we al veel te veel klimaatconferenties die op niets zijn uitgelopen. We mogen de problemen niet langer voor ons uit schuiven.
Het is overduidelijk: velen van ons betalen de rekening maar nog veel meer blijven buiten schot. Het is vooral triest dat degenen die het minst van de welvaart profiteren, die tot nu vooral is bewerkstelligd door ongebreideld alle beschikbare grondstoffen in te zetten, vooral ook degenen zijn die lijden onder de veranderingen van ons klimaat.
Laten wij ondertussen een voorziening in het leven roepen waarmee de gevolgen van natuurrampen kunnen worden bestreden. Alle welvarende landen vullen deze pot. Ja, structureel!

vrijdag 8 november 2013

Bekennen

Diep in gedachten en met spijt dat ik mijn handschoenen thuis liet liggen, ren ik de treden van de dijk op. De derde biels neem ik slechts met de neus van mijn linkervoet. Dat is onvoldoende. Vooral nu de bielsen glibberig zijn van de mist. Met behulp van mijn handen kan ik diepgaander contact voorkomen. Sufferd, mopper ik op mijzelf, terwijl ik de nattigheid van mijn handen sla. Ik ben vooral opgelucht dat er geen getuigen zijn, dacht ik, want zodra ik mijn hoofd boven het asfalt van de Waalbandijk uitsteek word ik luidruchtig uitgelachen door een kraai. Dat doet hij veilig vanaf zijn hoge zitplaats – de paal waarop de gemeente een bordje heeft geschroefd dat hardlopers naar rechts wijst. Ik wil de kraai vertellen dat hij gelijk heeft, dat mijn duikeling van onhandigheid getuigde, maar krijg geen kans omdat hij er direct en met veel geraas vandoor gaat. Dat is jammer temeer omdat ik hem ook een advies had willen geven vanwege de onwelluidendheid van zijn stem. Probeer zangles van Amira Willighagen te krijgen, had ik hem willen zeggen.
Vandaag vergat ik mijn handschoenen, maar ik moet bekennen dat ik vaker iets vergeet. Afgelopen woensdag winkelde ik bij Albert Heijn. Snel iets lekkers kopen vanwege de geboortedag van Wim, mijn oude Zonnebloemvriend. Zijn vierennegentigste alweer! Voor de drie geopende kassa’s stonden lange rijen. Ik voelde spijt dat ik geen gebruik had gemaakt van een handscanner en probeerde niet op mijn horloge te kijken. De dame voor mij laadde haar laatste boodschap uit haar winkelwagen, draaide zich naar mij om en zei: “Deze kassa gaat sluiten hoor!” Zij zei het met een intonatie alsof ik dat had moeten weten. Daarin had zij misschien gelijk, hoewel ik geen waarschuwingsbordje op de boodschappenband zag.
Ik heb de dame geen antwoord gegeven, heb haar ook niet bedankt geloof ik. Wel kreeg ik een beeld van de handscanners bij de ingang en ben, klanten en winkelwagens ontwijkend, haastig terug gelopen, ondertussen mijn bonuskaart uit mijn portemonnee peuterend. Gelukkig waren er twee afrekenzuilen vrij. Scanner weggehangen, bonuskaart uit laten lezen…
De AH-medewerkster, vanuit het niets stond zij achter mij, zegt iets wat ik niet versta. Ik kijk naar haar om en stamel: “Er is iets fout, hij doet het niet!”
“Inderdaad, zegt zij opgewekt, dat klopt. U moet worden gecontroleerd.” Zij kijkt op het uitleesvenster en vervolgens naar de boodschappen onder mijn arm. Dat is het moment waarop ik mij realiseer waar ik eigenlijk mee bezig ben. Ik heb die scanner helemaal niet gebruikt! Ik probeer artikelen af te rekenen die niet gescand zijn! Ik krijg het warm. Liefst zou ik in het niets verdwijnen. Natuurlijk verontschuldig ik mijzelf en probeer het hoe en wat uit te leggen, maar dat maakt mijn situatie niet duidelijker.
“Vanmorgen had ik er weer een,” vertelt de verkoopster die avond aan haar vriend, “zo’n ouwe kerel! Wilde een paar dingetjes zonder betalen de winkel uitsmokkelen. Brutaalweg onder zijn arm!” Ik kan het mij voorstellen. Daar leek het wel op. Voor hetzelfde geld had zij mij streng toegesproken, haar baas er bij gehaald of mij voor een goed gesprek meegenomen naar het kantoortje. Gelukkig niets van dat alles. Ik mocht mijn spulletjes netjes bij haar afrekenen en alsof er niets was gebeurd de winkel verlaten.
Henk Spaan kwam deze week ook uit de kast. Tijdens ‘Goedemorgen Nederland’ (KRO) bekende hij, in de rubriek ‘Het ochtendhumeur van…’, dat hij zichzelf op ernstige vergeetachtigheid had betrapt. Hij pinde geld, lette goed op dat hij zijn pinpas zorgvuldig opborg voordat hij bij de automaat vertrok maar liet zijn geld, driehonderd euro, in de sleuf zitten!
Ik sluit mij aan bij het advies van Henk. Vertrouwend op mijn geheugen is dat: maak je geest helemaal leeg voordat je geld gaat pinnen. Ik voeg er aan toe: doe dit ook tijdens traplopen en vooral als je boodschappen gaat doen!

dinsdag 5 november 2013

Prestatie

De zon schijnt al uitbundig als ik de voordeur achter mij dicht trek. Terwijl ik vanuit de Slinger de Tempelstraat op wil rennen, remt een automobilist voor mij af alhoewel hij voorrang heeft. Ik steek mijn hand op en weet: het is een prachtige dag. Alsof ik extra bewijs voor deze vaststelling behoef voel ik de warmte van de zon, doorgegeven door mijn zwarte hardloopbroek die ik gisteravond, vanwege de vermoedelijk lage temperatuur, uit het krat opviste waarin ik mijn winterkleding bewaar.
Met deze extra zonne-energie ren ik via de Van Heemstraweg de Hommelstraat in met het beeld van de gehandicapte eend nog op mijn netvlies. Ik zag het zojuist in de vijver langs de Tempelstraat. Zij haastte zich in een vreemd dwarse houding, achter een soortgenoot aan waarbij het leek of zij meer vaart maakte dan de ander (woerd of eend, dat kan ik mij niet meer herinneren). Het kan zijn dat zij zonder linkerpoot uit het ei kwam, maar eenden gebruikten geen medicijn als softenon (wij mensen gelukkig ook niet meer!) Waarschijnlijker is dat zij het nadien verloor – misschien door toedoen van een snoek, kraai of mens (ik heb gelukkig beide benen nog; had ik er slechts één, dan betwijfel ik ten zeerste dat ik net zo enthousiast mijn loopje zou doen, met dezelfde geestdrift als deze eend bedoel ik).
De scheve vaart van de eend deed mij trouwens denken aan de ijsbreker die door een Fins bedrijf wordt ontwikkeld. Dat schip gaat overdwars het ijs breken waardoor een veel bredere vaargeul kan worden vrijgemaakt om ruimte te geven aan olietankers.
Wie bedenkt zoiets? Een asymmetrisch schip maken, een zijde in een gebogen vorm, zodat ijs met minder energie kan worden gebroken!
Voor mij is dit een bewijs te meer: niets blijft zoals het was! De ene innovatie is nog maar nauwelijks ingeburgerd of de volgende dient zich aan. Steeds iets nieuws, beter, slimmer, terwijl een deel van onszelf haakt naar onveranderlijkheid, rust en herkenning. Daar zijn veel voorbeelden van. Zoals het streven van Bewaorsmiense. Zij willen de cultuur bewaren voor het nageslacht. Ik las in Tweestromenland, het tijdschrift van de gelijknamige historische vereniging voor het Land van Maas en Waal en het Rijk van Nijmegen West, dat zij – de Bewaorsmiense –, met hulp van particulieren, een historische boerderij in Aofere (Afferden) restaureerden en zich inspannen om het door middel van duurzaam hergebruik als erfgoed in stand te houden.
Datzelfde streeft de Boerderijenstichting na voor de stolpboerderijen in West-Friesland. Deze unieke boerderijen, ‘Piramides van de polder’, bepalen sterk het beeld in een groot deel van Noord-Holland. Voor wie dit boerderijtype niet kent: het is een bedrijfswoning waar alles onder één dak is gebracht: de koeien, het hooi en de boer met zijn gezin.
Afgelopen zaterdag, tijdens de Streekmiddag van het Westfries Genootschap, kregen wij via lezingen en filmpjes inzicht in de huidige toestand van deze ‘bedrijfswoningen’. Kort daarvoor bezochten we een paar stolpboerderijen in Wadway. Dat was op zichzelf leuk en ook een beetje spannend. Vooral ons bezoekje aan de boerderij die voorheen aan de familie Broers toebehoorde. Daar kwam ik als kind regelmatig over de vloer. Ik leerde er melken, voerde de kalveren en was er behulpzaam bij de geboorte van een kalf (zie ook ‘Natuurlijk‘) Later was ik zelfs welkom, meestal samen met mijn broer Jan, in hun statige huiskamer om er voetbalwedstrijden op de televisie te bekijken. Emma schonk bij die gelegenheden soms warme, volle chocolademelk!
Het was wel even schrikken. Dat bezoekje maakte het duidelijk: restauratie en onderhoud is een bijna onmogelijke opgave. En dan te bedenken: Er resteren meer dan vijfenvijftighonderd stolpboerderijen die alle, zonder uitzondering, veel te klein zijn voor het oorspronkelijke gebruik. Een familie kan tegenwoordig niet leven van de opbrengst van vijfentwintig koeien!
Er is troost: die eend paste zich aan, die prestatie kunnen wij evenaren!