zaterdag 29 oktober 2011

Strategie

vrijdag 28 oktober 2011  Met mijn meeste landgenoten vind ik dat we Mauro Manuel niet mogen dwingen terug naar Angola te gaan. Ik denk daarover na terwijl ik op deze prachtige warme dag (wat een cadeautje!) in een gematigd tempo de dijk oploop. Een ouderpaar zet zijn kind van negen op een vliegtuig. Bestemming voor hem onbekend. Wij op Schiphol, weten niet goed wat met het joch te beginnen. Uiteindelijk geven we de zorg over aan een Limburgs gezin waar hij met liefde wordt omringd. Na acht jaar is hij deel van dat gezin en volledig ingeburgerd. Minister Leers besluit desondanks. De Tweede Kamer debatteert tien uren over zijn besluit en is er nog niet uit. Echt waar, ik hoorde het op de radio, 10 keer 60 minuten! Het CDA gaat er morgen een partijcongres aan wijden.
Die Mauro heeft me straks toch een verhaal! Het doet mij denken aan Frank, een patiënt in de Pompe kliniek, toen nog in de pioniersfase. Het is 1968. Ik heb veel van mijn vader; zo ben ik best nieuwsgierig naar het waarom van opnamen, maar zou nooit zoals pa zo’n directe vraag stellen: “Heb jij iemand vermoord?” De patiënt in kwestie reageerde laconiek: “Oh, minstens vijftien!”, wat met bulderend gelach werd ontvangen. Mijn vader kon de grap ook wel waarderen. Terug naar Frank. Hij is een vijftiger en gedraagt zich zonderling. In de kliniek sleept hij meestal een dik gevulde, smoezelige linnen tas met zich. Daarin onder meer een paar beduimelde plakboeken. Ook mij vraagt hij of ik ze in wil zien. Frans vertelt dat hij veel heeft gereisd. Onderweg optredend als clown en goochelaar. Het boek puilt uit; foto’s, reisbiljetten, kranten- en tijdschriftartikelen. Ik zie Frans optreden in stadsparken, op pleinen in Parijs, Rome, Israël altijd omringd door tientallen kinderen. Hij is in zijn element. Frans vaak close in beeld. Schud handen van hoogwaardigheidsbekleders of wordt door hen omarmd. Ik herken Konrad Adenauer. Ik zie de premier van Roemenië en vele anderen. Hoe hij het klaarspeelde is voor mij een raadsel gebleven. Maar een parlement tien uren over jouw situatie laten vergaderen, zover schopte Frans het niet!
Bij het dijkmagazijn, dat nog in de steigers staat, stopt een bromfietser. Ik denk een bouwer die even een boodschap in de werkplaats deed. Ik heb het mis. Het motortje wordt afgezet, dan hoor ik een telefoon overgaan. Ik beland direct in de keuken van de familie Vlaar, die als eerste in onze buurtschap over telefoon beschikte. Precies dezelfde ouderwetse rinkel. Mijn eerste telefoongesprek om mij ziek te melden op school. In opdracht van mijn moeder nota bene. Stik zenuwachtig. Gelukkig klonk mijn stem daardoor geloofwaardig ziek! Boven de telefoon een plaatje van Johannes XXIII. Bij het dijkmagazijn rinkelt het totdat de bromfietser zijn GSM uit zijn zak vist en aan zijn oor drukt. Ik grijns onwillekeurig om de situatie, en uit zijn reactie maak ik op dat de beller het eveneens komisch vind. Ik loop nog een kwartiertje met mijn gedachten bij Vlaar en door in de berm te springen kan ik maar net een vrouw op de fiets ontwijken zodat zij niet tussen mijn benen parkeert. Automatisch ga ik foeteren tot ik mij haar wel erg donkere bril herinner. Te laat, want een mijnheer op de fiets bekijkt mij lachend en schud zijn hoofd, nog net zichtbaar voor mij.
Even terug naar de bestuurders in de top van onze samenleving. Het lukt hen niet problemen als met dit kind uit Angola te voorzien, terwijl die confrontatie al bijna negen jaar geleden plaatsvond. En Mauro zal niet het enige kind zijn dat in deze periode op deze wijze ons land is binnengekomen. Met andere woorden, de politiek heeft geen oog voor strategie. En daar zie ik een overeenkomst met mijn vrijwilligerswerk. Het toeval wil dat ik vandaag een animatiefilmpje zag waarmee de KNVB het besturen van verenigingen wil moderniseren en verbeteren. Kernwoorden zijn binden en verbinden. Het bekijken van de aantrekkelijke animatie ontbloot een paar zwakke plekken van mij als Zonnebloembestuurder. Ik wil mij niet schoon praten maar feit is dat bestuurskunde in mijn opleiding ontbrak. En dat geldt voor veel van mijn bestuurscollega’s.
Jesse schreef in 1986 eigenhandig een door mij te ondertekenen verklaring waarin ik beloof dat ik niet opnieuw zo’n lange en intensieve opleiding zal gaan volgen. Hij was toen twaalf jaar en ik had net de opleiding hoger management voor de zorg afgerond. Sorry Jesse, hier moet toch iets gebeuren. Ik ga voorstellen Strategie toe te voegen aan onze bestuurscursussen.

Naïef

dinsdag 25 oktober 2011  Vandaag is het echt herfstweer. Dus doe ik een hardloopbroek met lange pijpen aan. Ik merk dat het wel erg warm aan de benen is. Misschien door de griepprik die ik gisteren kreeg dat het lopen wat moeizamer gaat.
Vanmorgen tijdens de koffie had mijn oude vriend, Wim K. het over zijn verlangen naar de eenvoud van zijn kindertijd. Toen was het leven simpel: “Kon ik nog maar geloven zoals ik dat als kind kon!”, verzuchtte hij. De verhalen die hem verteld werden riepen geen vraagtekens bij hem op. Met het kinderlijk geloof van toen zou hij nu rust hebben en zeker weten dat Mien op hem wacht. Nu blijft hij voortdurende twijfelen en zichzelf vragen stellen waarop hij de antwoorden niet kent.
Peinzend over het dilemma van Wim loop ik langs de uiterwaarden (rechts) en het weiland met grazende pony’s (links), en komt een herinnering aan een artikel over de wetenschap met betrekking tot onze aardbol boven drijven. Ik las het in de Quest. De Engelse astronoom Edmund Halley, die stierf in 1742, dacht dat onze planeet hol was. En als was het een Matroesjka poppetje, er binnenin nog meer holle aardes zouden zitten, elk met een eigen atmosfeer. Hij dacht zelfs dat er leven zou zijn vanwege lichtgevende gassen. Hij zag daarvoor bewijs in het poollicht. Dat zou ontstaan doordat licht van de gassen soms naar buiten lekt via een gat in de Noordpool. Door die opening zou de onderliggende aarde kunnen worden betreden. In 1829 is er zelfs een expeditie uitgerust om zijn stelling wetenschappelijk te onderzoeken. Gaten in de polen zijn echter nooit gevonden, omdat de ontdekkingsreis voortijdig werd afgebroken doordat op het schip muiterij ontstond en de expeditieleider, de journalist Jeremiah Reynolds, dacht dat het idee van een holle aarde toch niet correct was.
Ter hoogte van het dijkmagazijn bij Ewijk zie ik dat de dakisolatie bijna gereed is. Tegelijk met deze constatering betrap ik mij er op dat ik zomaar aanneem dat het dak om die reden wordt gerenoveerd. Er kan, en zal wellicht een andere reden zijn. De astronoom en journalist uit het Quest-verhaal namen in hun tijd ook iets voor waar aan en zij werden niet voor gek versleten! Waar het op neerkomt is dat wij, als we iets niet kunnen verklaren, geneigd zijn geloof te hechten aan een idee dat als uitleg aannemelijk lijkt. Zolang we gespeend zijn van enige kennis kunnen we geloven zoals een kind. Zolang wij als collectief niets van een zaak weten is er geen sprake van naïviteit. Het geloof in een God en een hiernamaals is daar een goed voorbeeld van.
In het keukentje van Wim zitten wij aan ons tweede kopje koffie als de bel gaat. Een pakje van KPN. Wim zegt dat zijn zoon hem al zei dat er deze week een pakketje zal komen. Hij vertelde hem er niet bij waar het om ging, wel bevestigde hij dat zijn vader er niet voor hoefde te betalen. Wim begrijpt niet waarom zijn zoon dit voor hem bestelde: “Wat moet ik daarmee? En binnenkort verhuis ik naar het zorgcentrum!”
Jeetje Wim, zeg ik, uw zoon heeft wel heel goed naar u geluisterd. Toen u kind was wisten uw ouders wat goed voor u was. Daarover hoefde u niet met hen te discussiëren. Nu weten uw kinderen wat goed is voor u. Na bijna tweeënnegentig jaar bent u toch al weer een beetje terug bij uw kindertijd!

Verhuizen

vrijdag 21 oktober 2011  De twijfel is voorbij, hij is niet meer. De voorpagina van de Gelderlander laat deze morgen een foto zien met daarop de Libische dictator. Op de gezichten van de vrijheidsstrijders woeste vreugde, vol en puur. Het nieuws gonst de wereld rond. De natuur laat van deze opwinding gelukkig niets merken. Het is prachtig herfstweer, een blauwe hemelkoepel, een warm zonnetje. Kortom, de oudewijvenzomer is weer actief.
Tijdens het lopen denk ik aan verhuizen. Waarschijnlijk vanwege het redactionele artikel, in dezelfde Gelderlander, met de treffende titel “Begonnen in een paleis, geëindigd in een buis”. Zo gaat dat volgens Dick Hofland en Cees van Zweeden, met dictators die zichzelf onaantastbaar achtten. Hun hypothese over de Syrische dictator Assad luidt: “Misschien is hij ook al op zoek naar een geschikte buis om te schuilen.” Dat kreeg mijn handen op elkaar. Ik at mijn boterham met pure chocoladehagelslag, maar lei mijn eetgerij er toch graag voor opzij!
Misschien ook vanwege het busje dat ik bij het appartementencomplex aan de Tempelstraat zag. Openstaande portieren laten interieurspullen zien. De tijdelijke verhuizing uit mijn jeugd komt langs. Het is april 1962. Wij gaan een nieuwe bovenverdieping op ons ouderlijk huis bouwen. Ik zeg wij omdat het in eigen beheer kan, mijn broers en zussen met hulp van moe, die voor het behangen tekent. Alvorens mijn oudere broer Jan en ik op het grotere sloopwerk worden losgelaten, moeten wij de inhoud van de vliering naar ons tijdelijke verblijf verhuizen: de grote zolder van buurman Jaap. De plafonds van de slaapkamertjes bestaan uit karton. Op de vliering moeten we omzichtig over de houten balken manoeuvreren om niet een paar meter omlaag te vallen. Het is er duister, stoffig en niet groter dan een langgerekt sheltertentje. We vinden er een heuse schat: een witgelakte koffergrammofoon. Met mijn hand veeg ik de dikke laag donkergrijs stof weg. Als ik mijn hoofd schuin houd valt het bundeltje licht, dat langs de dakpannen binnenlekt, precies op het deksel. Dat tovert een levendig plaatje van een wit hondje te voorschijn. Het zit alert rechtop en steekt zijn snuit in een trechtervormige luidspreker (het hoort de stem van zijn baasje, zo leer ik later.) We weten nog niet dat het een grotere schat is dan wij denken, het beroemde Engelse grammofoonplatenlabel ‘His Masters Voice’. Voorzichtig pakt Jan de onhandig grote houten kist op. De beperkte ruimte dwingt hem voorovergebogen te gaan, zijn linkerknie op de ene balk en zijn rechtervoet op het andere. Ik houd mijn adem in en waarschuw hem voor ieder obstakel. Laat mijzelf naar de vloer zakken om ruimte voor hem te maken. Daar verschijnt onze schat, het knalrode hoofd van Jan daarboven. We zijn beiden bezweet en vol spinrag en strootjes. Ik reik omhoog en Jan laat de vuilwitte kist in mijn handen zakken. Dan schiet de sluiting los en glipt het ding door mijn handen. Links en rechts springen brokstukken van de behuizing. De koperen luidspreker kreukelt en scheurt van de arm. We bekijken de schade: ‘hillegaar an barrelen’, zoals we dat in onvervalst Westfries zeggen. Mijn broer en ik oordelen het niet de moeite het ding te repareren en behandelen het als afval. Wee onze onwetendheid!
Dicht bij de verkeersbrug zie ik dat deze juist vandaag verkast is. Het Ewijkse deel is andermaal dertig meter richting finish – halverwege de Waal – geschoven. Sterker nog, als ik hardlopend richting huis ga, opnieuw er onderdoor, zie ik dat het in beweging is. Ja, nog bezig aan de vijfde fase van de verhuizing.
Persoonlijk had ik Muammar Kaddafi zijn diepe gat in de grond gegund. Tijdig door intimi voorzien van leeftocht. Een hol waar hij nooit meer gevonden wordt. Want zijn vertrouwelingen heeft hij na het betrekken van deze schuilplaats omgebracht. Vervolgens, zo fantaseer ik, vergeet hij in de hectiek van de eerste dagen waar de uitgang is. Overdag schreeuwen en tieren. En gekmakend zoeken naar een uitweg. ’s Nachts in zijn dromen, bezocht door zijn slachtoffers. En zo alle dagen tot zijn levenseinde.

Knipwerk

dinsdag 18 oktober 2011  De temperatuur voelt lager aan dan onze buitenmeter beloofde. Toch is hardlopen in een korte broek goed te doen. Op de Hommelstraat ligt buitensporig veel natte klei alsof zojuist een flinke kudde koeien er de melkstal zocht. Ik moet slalommen om te voorkomen in zo’n kleffe flats uit te glijden. De oorzaak wordt mij duidelijk gemaakt door leeg gemaaide velden links en rechts. De maïs is er geoogst. Snijmachines en bergingswagens zijn al niet meer in beeld. Er komt mij een zware tractor tegemoet die met zijn overmaatse, roterende veger en blik, de leem van het asfalt poogt op te vegen.
De pas geschoren akkers vol verse stoppels brengen mij onverwacht terug in de kappersstoel van mijn jeugd. Daar moest ik eindeloos stilzitten. Zwetend en bevreesd. Bang dat de tondeuse toch een stukje van mijn nekvel zou wegnemen. Niet de kapper. Die was aardig, kietelde mij soms waar ik niet gekieteld wilde worden, niet gekieteld behoorde te worden. Dat nou weer wel. Het resultaat van zijn knipwerk was wel beter dan mijn moeder als doe-het-zelver kon bewerkstelligen.
De maïs van Thé van der W staat nog frank en vrij te beven in de wind. De opbrengst belooft veel groter te worden dan de oogst van de omringende velden. Thé was laat met zaaien. Als gevolg van te laat ploegen, waardoor de vorst geen kans zag te helpen bij het verpulveren van de klei. Zijn eerste zaaigoed viel tussen te grote kluitjes en kreeg bovendien geen regen. Het groeide dan ook armetierig op. In de herkansing ging het gelukkig veel beter; mooie regen kwam er overheen, als op bestelling! De stengels gingen in groeistuip die van de buren achterna om ze vervolgens het goede voorbeeld te geven. En nog zijn ze niet uitgegroeid. Het ritselen en bewegen van Thé’ maïs doet mij aan het berichtje over trillende neusharen denken.
Het stond in de Gelderlander van afgelopen woensdag: Neusharen trillen nog tot zeventig uren na overlijden, zo ontdekten wetenschappers. Daarmee krijgen rechercheurs er een meetpunt bij om meer precies het moment van onnatuurlijk verscheiden te bepalen. Zo’n onderzoek roept veel bij mij op. Zoals vragen over de vorm van het onderzoek en naar de aanleiding ervan. Want wees eerlijk: wie let op zoiets? Ik wist sowieso niet dat neusharen uit zichzelf beven.
Wel weet ik dat mijn neusharen in de loop van de jaren steeds sneller zijn gaan groeien. De laatste tijd groeien zij de gaten uit. En ik snap nu ook waarom zij zich zo lastig door mij laten knippen: ze zitten niet stil genoeg en ontwijken bibberend de schaar!

Vrienden

vrijdag 14 oktober 2011  Ik tref prachtig herfstweer vandaag, heerlijk om te lopen. Op de Van Heemstraweg rijdt een tractor waarvan de aanhanger is volgeladen met voornamelijk lege fruitkratten. Ik zie iets bekends in de chauffeur, ik denk dat ik enkele weken geleden met hem sprak in de boomgaard van Winnemuller. Mijn gedachten zijn weer terug bij het redigeren van een verslag, waarmee ik vijftien minuten geleden nog bezig was, als ik na een kleine kilometer op de Hommelstraat de bewuste boomgaard van dat bedrijf nader. De rietkraag langs de sloot is pas weggemaaid zodat enkele felgekleurde appelboompjes al van ver in het oog springen. Ze staan op strategische plaatsen tussen de rijen nu leeggeplukte appelbomen. De wilde appeltjes – de boompjes hangen van onder tot boven tjokvol met de kleine vuurrode vruchten – zijn aangeplant voor kruisbestuiving van de rest. Een methode die de laatste decennia is opgekomen. Daardoor hoeft de fruitteler geen afwisseling in soorten te creëren. Het lukt mij om nog voordat ik bij de dijk ben uit te rekenen dat de plukkers er zes weken over deden om de oogst van dit jaar binnen te brengen.
Nu ik de dijk oploop voel ik mijn voeten pas warm worden. Ha, ik ga vanavond mijn nieuwe voetenbad maar eens uitproberen. Het is er een die het water tot veertig graden opwarmt. En het zorgt voor massage door wel honderd trillende pennetjes. Bovendien is het ding voorzien van luchtgaatjes die voor weer een andere vorm van massage kunnen zorgen. De redactie van Zorgvisie belooft dat regelmatig gebruik de doorbloeding in mijn voeten gaat verbeteren. Ik hoop dat zij gelijk krijgt. Hé verdorie, ik realiseer me opeens dat er vanavond niets van komt vanwege de visite. Ik kan hen niet confronteren met mijn blote voeten in een whirlpool. Ik keer weer automatisch bij het verslag terug. Het zijn de notulen van de bijeenkomst met de penningmeesters afgelopen maandag. Mijn jonge vriend en bestuurscollega Eduard B. heeft ze gemaakt en uitgewerkt. Ik noem hem jonge vriend omdat hij een stuk jonger is dan ik en omdat ik hem heel aardig vind. En als ik mij niet vergis is dat laatste wederzijds. Dat redigeren heeft een heleboel rood in de oorspronkelijke tekst van Eduard opgeleverd. Kijk, dat is nou zo vervelend met dat onderdeel van Word, dat het zowel gewijzigde tekst als toegevoegde tekst in dezelfde contrasterende kleur weergeeft, zodat het lijkt of er veel meer werd aangepast. Ik hoop dat Eduard zich er niet door ontmoedigd voelt.
Ik pieker nog even over het fenomeen vriendschap. Vandaag ontdekte ik opnieuw dat er ook zoiets is als politieke vriendschap en welke vormen dat kan aannemen. Omwille van het behouden van de steun van twee SGPers in de tweede kamer tolereren regeringspartijen ambtenaren die weigeren om mensen van hetzelfde geslacht in de echt te verbinden. En juist de partij van deze twee kamerleden heeft principiële bezwaren tegen het homohuwelijk. En trouwens ook tegen leerkrachten die openlijk voor hun homofilie uitkomen. Daarmee blijft in Nederland discriminatie vanwege seksuele geaardheid in stand, iets waartegen VVD, CDA en PVV juist zeer gekant zijn. Natuurlijk wordt niet helder verklaard dat het behouden van politieke steun de drijfveer voor uitstel is, terwijl wij dat op onze klompen kunnen aanvoelen.
Een van de algemeen aanvaarde synoniemen voor politiek luidt sluw. Volgens mij moeten we er nog een aan toevoegen, namelijk smeerlapperij.

Voedster

maandag 10 oktober 2011  Vanmorgen was er duidelijkheid, zondagavond laat hebben België en Frankrijk Dexia van een failliet gered door de bank te nationaliseren. Via de radio haasten economen ons te verzekeren dat dit niet anders kon, dat dit de beste optie is en er ondanks enorme kapitaalinjecties geen grote risico’s aan kleven. Andere economen zijn een tegenovergestelde menig toegedaan. Ik peins over dat fenomeen terwijl ik richting dijk ren. Vanavond kom ik ook met financiële deskundigen bijeen. Weliswaar van bescheidener formaat want penningmeesters van de regionale Gelderse Zonnebloemafdelingen, maar die kunnen soms ook verrassend uit de hoek komen. Zullen zij ook controversiële standpunten innemen?
Het is een grijze dag. Af en toe regen en de wind probeert mij duidelijk uit balans te krijgen. Op de een of andere manier kan ik mijn konijnen niet uit mijn hoofd krijgen. Het was vroeger zo dat ik soms troost bij hen zocht. Vooral bij een bepaald dier, een voedster (mooi woord trouwens.) Tegen dat dier kon ik mij helemaal uitspreken en het gaf mij het gevoel dat het mij begreep. Als ik toen het prachtige epos ‘Waterschapsheuvel’, van Richard Adams had gekend, zou ik haar vast Hazelaar hebben genoemd.
Mijn konijnenliefde werd gewekt door een diertje met een wormstekige kop. Ik zag het op het erf van een boerderij waar wij dagelijks op onze weg naar school met een zekere spanning langs liepen. Mijn broer en ik waren tien en negen jaar oud. Op de meeste dagen verschenen er op onze nadering twee bloedhonden vanachter de deel om ons met hun felle geblaf angst aan te jagen. Hun woeste snuiten overtuigden ons dat zij met groot gemak over het tuinhek konden springen om ons te grazen te nemen. Onze opluchting was groot als wij er eenmaal voorbij waren of als zij, om niet te achterhalen reden, eens niet verschenen. Het was een verademing toen bleek dat er andere mensen woonden en wij niet langer werden belaagd. Bij dat nieuwe gezin hoorde een opa die konijnen hield. Ik ontdekte dit bij toeval toen ik met een van de kinderen mee opliep vanuit school en hem vanuit hun erf wees waar naar mijn mening een ‘best visstekje’ was. Het schokte mij toen zijn kleinzoon mij achteloos meedeelde dat opa het diertje, dat hij op dat moment uit een van de hokjes nam, uit zijn lijden ging verlossen. Opa die mijn stemming aanvoelde liet toe dat ik het zieke konijn voorzichtig in mijn armen nam. Ik smeekte hem om het in leven te laten en rende vervolgens naar huis om mijn moeder te bepraten. Dat viel niet mee. Maar ik was ook niet gemakkelijk en ging onmiddellijk aan de slag met het maken van een geschikt onderkomen. Slechts twee dagen nadien kreeg mijn moeder al gelijk en ik weet nog hoe ik met al de jeugdige felheid die in mij was, haar daarom heb gehaat, terwijl ik met een bosje hooi de pus die uit de ontstekingen rond oren, ogen en neus van het uitgemergelde beestje stoomde, probeerde weg te vegen. Toen ik op mijn zeventiende van huis ging heb ik de zorg en het eigendom, in die volgorde, overgedragen aan een van mijn jonger broertjes. Tegenwoordig zie ik konijnen liever in hun natuurlijke omgeving.
Nu vraag ik mij af of ik mij vanavond goed staande zal houden in een eventuele principiële discussie over de noodzaak van een sluitende begroting. Is het daarom dat ik steeds aan dat schattige moederkonijn moet denken?

Wolletjes

vrijdag 7 oktober 2011  Het regent al een beetje als ik de deur uitga. Ondanks het herfstweer besloot ik dat een winddicht jackje genoeg zal zijn, maar de wind voelt koud aan. Misschien had ik toch mijn warme sweater aan moeten doen. Ha, er is wat te beleven op de dijk! Aan mijn Zonnebloemvriend Nico T. beloofde ik voor vandaag een verhaal over mijn konijnen. Sorry Nico, ik kan het niet helpen, het zijn schapen die mijn aandacht vragen. Er lopen er drie rustig te kuieren. Nog niet lang zo te zien, want nog maar weinig keutels. Waarschijnlijk uitgebroken uit de wei waarin nog tientallen van hun broers, zussen, neven en nichten onverschillig grazen van het korte natte gras. Misschien zijn het dezelfde dieren als die vluchtelingen van april vorig jaar; ook schapen kunnen immers leren! Die hadden de boel trouwens heel aardig onder gekakt. Wel jammer dat het drie dagen te laat is anders zou ik de perfecte goede-werelddierendag-daad hebben kunnen verrichten. Ik voel dat Franciscus desondanks goedkeurend toeziet als wij, twee toevallig passerende, wielrennende Samaritanen en ik, deze overmaatse bolletjes wol achter hun veilige omheining dirigeren. En dat valt echt nog niet mee, want de wolletjes proberen keer op keer uit onze omsingeling te ontsnappen. Uiteraard zonder succes!
Als kleuter ging ik ook al graag achter wegspringende bollen wol aan. Ik kon urenlang, zo komt het mij nu voor, naar mijn breiende moeder zitten kijken. En wat was ik trots als zij mij ‘haar grote jongen’ noemde, of zich afvroeg ‘wat moet ik toch zonder jou?’, nadat ik weer eens zo’n grote zachte bol van haar, met de nodige moeite tussen de vele stoelpoten rond de eetkamertafel uit gewurmd had.
Ondertussen laat de koude regen weinig van mij droog. Toch is er ook nog toeristisch verkeer op de dijk. Na mijn keerpunt – zoals de laatste tijd gebruikelijk, is dat net na de in aanbouw zijnde nieuwe verkeersbrug bij Ewijk – komt mij een jongedame tegemoet gelopen die een koffer op wieltjes achter zich aanzeult. Zij oogt niet meer al te fris en is veel te moe om op mijn groet te reageren. Heel gewoon, zulke voortrollende koffers in het straatbeeld van bijvoorbeeld Princes Street in Edinburgh, maar hier op de Waalbandijk toch wel bijzonder. Over dat raadsel peins ik nog als vanaf Ewijk een tractor met een gehuifde aanhanger de Dijk oprijdt. Er liggen veel grote plassen water, maar de bestuurder geeft mij voldoende ruimte en ik steek mijn hand op als teken van dank. De ramen in de huif zijn zwaar beslagen, wel kan ik zien dat hij afgeladen is met nog vrij jonge dames. Als zij mij passeren en mij vanuit de open achterzijde vol in beeld krijgen, applaudisseert het damesgezelschap heftig en klinken er luide aanmoedigingskreten. Ik bedank hen. Niet door mij om te draaien want dat gaat hardlopend lastig, maar door beide handen op te steken en ermee te wapperen als in de vogeltjesdans. We verwijderen ons snel van elkaar. Natuurlijk vraag ik mij af, waarom. Misschien omdat zij onze goede daad aan enkele wolleveranciers hebben waargenomen? Omdat ik het slechte weer negeer en mij zoals anders met hardlopen bezighoud? Of is het gewoon om mijn blote benen? Ik geef het op.
Vanwege mijn korte jasje en de enthousiaste herfstbui, ren ik inmiddels in een zeiknatte broek. Ondanks mijn sprint is nergens een conducteur of conducteurkamertje te vinden. Afijn, voor mij is het al veel te laat om met zo’n NS-plaszak de boel nog droog te kunnen houden.

Script

dinsdag 4 oktober 2011  Logisch dat ik, direct als ik mij niet langer op het hardlopen hoeft te concentreren, het gesprek met, laat ik haar Reina noemen (1924), herinner. Met haar had ik vanmiddag een gesprek naar aanleiding van haar wens om zich als gast bij onze Zonnebloemafdeling aan te mogen sluiten. Reina herkende zich in het door mij geschetste gastprofiel en ik kon haar daarin steunen. Het toeval wil (was het wel toeval?) dat ik een uitnodiging bij mij had voor ons uitstapje naar het bevrijdingsmuseum volgende week donderdag. Ik liet het haar zien, als een voorbeeld van de activiteiten die onze afdeling ontwikkelt om mensen, die dat niet (langer) zonder hulp kunnen, mee uit te nemen. Reina vertelde mij, dat steeds als zij in de nabijheid van het bevrijdingsmuseum is, de film van zondag 17 september 1944 haarfijn in haar hoofd wordt afgespeeld. Ik vraag haar of zij mij daarover wil vertellen.
Dit is haar script: Ik ben op weg naar huis na mijn bezoekje aan goede bekenden waar ik regelmatig zuur roggebrood en karnemelk voor mij en mijn ouders mag halen. Ik ben diep in gedachten over hetgeen Rie mij vertelde aangaande onze neef die na de bombardementen (op Nijmegen) nog steeds niet gevonden is. Het is doodstil. Onwerkelijk! Op het moment dat ik mij dat realiseer lijkt het ook of ik kleine geluidjes hoor. Ergens achter mij. Er loopt een huivering over mijn rug. Het is alsof er zich ogen in mijn achterhoofd boren. Mijn nekhaartjes richten zich op als in een mini wave en ik kijk verschrikt om. Geen ogen. Wel zie ik in de lucht boven Groesbeek vele stippen hangen, grote en kleine. Van waar ik sta heb ik goed zicht, bijna alsof ik balkon zit! Pas na enige ogenblikken besef ik wat ik zie; parachutisten. Honderden! Zij zwermen als grijze kwallen in de waterig blauwe lucht. Ik schrik en begin naar huis te rennen. Het is niet zo dat ik bang ben, maar ik kan het beeld van mijn ouders thuis, die zich benauwd afvragen waar ik blijf, niet uit mijn hoofd krijgen. Ik, hun enig kind! Dat maakt dat ik dwars door de bossen ren, terwijl ik heel goed weet hoe vol Duitsers die ligt. Ook dat maakt mij niet angstig. Zelfs niet als ik, rustiger nu, dwars tussen hen door loop.
En het gekke is, vertelt zij mij na afloop, dat ik mij absoluut niet kan herinneren hoe ik thuis ben gekomen. Er is niets met mij gebeurd. Ik weet dat er afweervuur moet zijn geweest, want daarover hoorde ik naderhand. Maar ik kan mij niet herinneren of ik dat toen heb gehoord, terwijl ik er bijna bovenop zat! Het is telkens die stille film waarin de broeierige stilte en de plotseling verschijnende stippen in de lucht, mij op de vlucht doen slaan.
Tijdens mijn ‘vlucht’ over de dijk komt mijn eigen ‘oorlogsherinnering’ boven. Niet van heel diep en ver, want ik weet nog maar sinds kort – door het schrijven van onze familiekroniek – via wat nu mijn oudste zus is, dat er bij ons thuis in Wadway enige tijd onderduikers waren opgenomen. Een van hen was hoogzwanger. Bevallen in dat kleine huisje werd te gevaarlijk geacht. De kleuterschool was toentertijd omgebouwd tot noodhospitaal, zodat in die betrekkelijke veiligheid haar kind werd geboren. Toen hun onderduik eindigde kon het jongetje zelfstandig lopen. Het gekke is dat ik al die jaren tussen toen en nu, niet geweten heb dat dit is voorgevallen. In dat onbeduidend kleine Westfriese gehucht. Terwijl ik aannam dat de Tweede Wereldoorlog geruisloos aan ons voorbij ging. 
Dat scenario bleek niet te kloppen! Er is voordien nooit over gesproken. Niet door mijn ouders en niet door mijn broers en zussen die het meemaakten. Ik heb er ook nooit naar gevraagd.
En nu, door het opschrijven van onze geschiedenis, kwam het zomaar binnenvallen! Maar het kan ook zijn dat het jongetje die ik was, niet heeft willen horen. Bijvoorbeeld omdat hij er best wel de pest over in had dat hij na de oorlog is geboren. Dat hij deze spannende jaren niet zelf meemaakte!
Alvorens ik Reina verlaat schrijf ik haar in voor het uitstapje naar het bevrijdingsmuseum. Ik ben benieuwd of ik in Groesbeek iets van haar film zie.