zaterdag 29 oktober 2011

Voedster

maandag 10 oktober 2011  Vanmorgen was er duidelijkheid, zondagavond laat hebben België en Frankrijk Dexia van een failliet gered door de bank te nationaliseren. Via de radio haasten economen ons te verzekeren dat dit niet anders kon, dat dit de beste optie is en er ondanks enorme kapitaalinjecties geen grote risico’s aan kleven. Andere economen zijn een tegenovergestelde menig toegedaan. Ik peins over dat fenomeen terwijl ik richting dijk ren. Vanavond kom ik ook met financiële deskundigen bijeen. Weliswaar van bescheidener formaat want penningmeesters van de regionale Gelderse Zonnebloemafdelingen, maar die kunnen soms ook verrassend uit de hoek komen. Zullen zij ook controversiële standpunten innemen?
Het is een grijze dag. Af en toe regen en de wind probeert mij duidelijk uit balans te krijgen. Op de een of andere manier kan ik mijn konijnen niet uit mijn hoofd krijgen. Het was vroeger zo dat ik soms troost bij hen zocht. Vooral bij een bepaald dier, een voedster (mooi woord trouwens.) Tegen dat dier kon ik mij helemaal uitspreken en het gaf mij het gevoel dat het mij begreep. Als ik toen het prachtige epos ‘Waterschapsheuvel’, van Richard Adams had gekend, zou ik haar vast Hazelaar hebben genoemd.
Mijn konijnenliefde werd gewekt door een diertje met een wormstekige kop. Ik zag het op het erf van een boerderij waar wij dagelijks op onze weg naar school met een zekere spanning langs liepen. Mijn broer en ik waren tien en negen jaar oud. Op de meeste dagen verschenen er op onze nadering twee bloedhonden vanachter de deel om ons met hun felle geblaf angst aan te jagen. Hun woeste snuiten overtuigden ons dat zij met groot gemak over het tuinhek konden springen om ons te grazen te nemen. Onze opluchting was groot als wij er eenmaal voorbij waren of als zij, om niet te achterhalen reden, eens niet verschenen. Het was een verademing toen bleek dat er andere mensen woonden en wij niet langer werden belaagd. Bij dat nieuwe gezin hoorde een opa die konijnen hield. Ik ontdekte dit bij toeval toen ik met een van de kinderen mee opliep vanuit school en hem vanuit hun erf wees waar naar mijn mening een ‘best visstekje’ was. Het schokte mij toen zijn kleinzoon mij achteloos meedeelde dat opa het diertje, dat hij op dat moment uit een van de hokjes nam, uit zijn lijden ging verlossen. Opa die mijn stemming aanvoelde liet toe dat ik het zieke konijn voorzichtig in mijn armen nam. Ik smeekte hem om het in leven te laten en rende vervolgens naar huis om mijn moeder te bepraten. Dat viel niet mee. Maar ik was ook niet gemakkelijk en ging onmiddellijk aan de slag met het maken van een geschikt onderkomen. Slechts twee dagen nadien kreeg mijn moeder al gelijk en ik weet nog hoe ik met al de jeugdige felheid die in mij was, haar daarom heb gehaat, terwijl ik met een bosje hooi de pus die uit de ontstekingen rond oren, ogen en neus van het uitgemergelde beestje stoomde, probeerde weg te vegen. Toen ik op mijn zeventiende van huis ging heb ik de zorg en het eigendom, in die volgorde, overgedragen aan een van mijn jonger broertjes. Tegenwoordig zie ik konijnen liever in hun natuurlijke omgeving.
Nu vraag ik mij af of ik mij vanavond goed staande zal houden in een eventuele principiële discussie over de noodzaak van een sluitende begroting. Is het daarom dat ik steeds aan dat schattige moederkonijn moet denken?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten