vrijdag 24 mei 2019

Haagprediker

Prachtig wandelweer, deze middag. Zonnig, vierentwintig graden, dertig procent luchtvochtigheid en een stevige zomerbries uit het westen. Een man op een kar moet mij al van ver hebben zien aankomen, zo sterk domineert hij de stille Hommelstraat. Hij staat er, stevig als een haagprediker. Nou ja, ik bedoel als een haagprediker zoals ik mij een haagprediker uit oude verhalen verbeeld want nooit eerder zag ik er één in levenden lijve. Deze prediker staat wijdbeens in een open aanhanger. Hij draagt een blauw gebleekte nette spijkerbroek en het oudroze overhemd golft over zijn als een wasbord gespierde buik. De smalle stropdas waarmee hij het beeld compleet heeft gemaakt en afgerond als van iemand die ons daadwerkelijk iets van belang heeft te zeggen, wappert als een nijdige wimpel aan de mast van een koningsgezinde burger. Wat wil de man ons, voorbijgangers, vertellen? 
Onderwijl ik deze opvallende figuur passeer probeer ik een paar korte zinnen te formuleren waarmee ik dit beeld zo kan neerzetten dat daaruit een verhaal kan ontstaan, prikkelend genoeg om een lezer te binden. Tja, hoe doe je dat? Onwillekeurig denk ik aan het eerste boek dat ik van kaft tot kaft las. Dat deed ik in de vierde klas van de jongensschool. In een overmoedige bui koos ik het dikste exemplaar of het dikste boek koos mij, dat zou ook kunnen. Misschien was het de titel of het plaatje op de omslag. Hoe dan ook, de eerste zinnen trokken me met huid en haar in het verhaal mij definitief van een niet-lezer in een lezer veranderend. Dwars door het papier zag ik in het hoge noorden een door honden voortgetrokken slee over ongebaande paden jagen, voelde ijzige kou en dorst en honger, en de angst van de man en de vrouw die hun ingebakerde kindje zo goed mogelijk tegen het schudden van hun smalle voertuig probeerden te beschermen. Hoorde wolven huilen die bladzijde na bladzijde dichterbij kwamen en zag de schemering van de avond dichter worden. Ik kan het niet half zo mooi en treffend neerzetten dan bijvoorbeeld Carlos Ruiz Zafón. In zijn boek ‘De schaduw van de wind’ laat Zafón mijn gevoel van toen door zijn romanfiguur Clara verwoorden: “Nog nooit had ik me zo gevangen, verleid en betrokken gevoeld bij een verhaal als wat dit boek vertelde, … Tot dat moment was lezen voor mij een verplichting, een soort boete die je aan meesters … moest betalen zonder goed te weten waarvoor. Ik kende het genot van lezen niet, het aftasten van deuren die zich in de ziel openen, je te verliezen in de verbeelding, de schoonheid en het mysterie van de schijn en de taal. Dit is voor mij allemaal geboren met dat boek …”
Terug naar de dominee op zijn kar. Dichterbij komend werd voor mij steeds duidelijker dat de figuur mij niets te vertellen heeft. Dat in de man geen greintje leven te vinden is, iets dat nog wordt benadrukt door de fladderende das. Het is niet meer dan een uitbeelding die symbool staat voor een gedenkwaardig moment dat onlangs in het leven van een bewoner van het huis waartoe het erf met de kar behoort heeft plaatsgevonden. Een dood ding en niet meer dan dat. Meer dan een week geleden stond er een grote feesttent in het graanveld tegenover de woning. Een kale plek herinnert nog aan dat feit. Ik ben hier al een aantal malen langs gewandeld, ook samen met Riky, en bij een van die gelegenheden vroegen we ons af wat er zou gebeuren als deze verbeelde man, dit niet-levende standbeeld, plotseling een hand groetend zou heffen. Ik weet het zeker, we zouden ons kapot schrikken en het gevoel krijgen alsof we van het ene op het andere moment in een horrorverhaal van Stephen King werden getrokken. Helaas, ook vandaag gebeurt er niets, ook deze bijna zomerse middag laat de man zijn handen in arren moede hangen!


vrijdag 17 mei 2019

Kangoeroewoning

Het oude keuterboerderijtje staat nog steeds aan de Hommelstraat terwijl Marie reeds een paar jaar geleden een spiksplinternieuw appartement betrok; terwijl Marie in de eerste week van dit jaar is overleden. Hoewel het op het oog is alsof zij het gisteren heeft verlaten veranderde de tijd er wel degelijk het een en ander aan. Zo rafelt de nok van het dak van maand tot maand alsof kleine slopertjes actief zijn. Is een van de twee schoorstenen naar binnen gevallen? Die vraag kwam reeds enkele malen bij mij op voordat ik op de gedachte kwam het na te zien in de fotoreportage die Wim Piels maakte (op een van zijn foto’s laat de kalender, boven een gedeeltelijk afgeschilde appelsien, voor de eeuwigheid het blad met weeknummer 12 van de maand maart 2016 zien. Kort nadien verliet Marie het huis). Vandaag jog ik er met een gemiddelde snelheid van nog geen acht kilometer per uur langs en herinner mij het voornemen van een van haar kinderen om na de sloop van dit vermoeide ouderlijk huis twee woningen terug te bouwen. Gezien het in het buitengebied staat is het de vraag of de gemeente daarmee in zal stemmen. Tenzij de woningen voorzien worden van een gezamenlijke voordeur! 
Foto: Wim Piels, Beuningen

Even verderop passeer ik het huis waarin ‘vroeger’ een vriendje van Jesse, onze jongste zoon, met zijn ouders en broers en zussen woonde. Dankzij Marie weet ik dat er tegenwoordig een huisartsenpaar met hun jonge gezin woont. Toen het te koop kwam gooide onze oudste zoon, Timothy, een balletje bij mij op. ‘Papa, ik heb zin om die ouwe hut van die fruitboer aan de Hommelstraat op te knappen!’ Zijn idee was het sterk gedateerde huis met bijgebouwen en omliggende grond gezamenlijk te kopen (de opbrengst van onze woningen zou meer dan genoeg zijn, dacht hij.) Er zouden gemakkelijk twee woningen van kunnen worden gemaakt, een die meer dan genoeg ruimte zou kunnen bieden voor zijn gezin en een kleiner, een zogenoemde kangoeroewoning voor Riky en mij. Bijkomend voordeel: altijd iemand die een oppasoogje op de kinderen houdt en wij zouden later, oud en behoeftig zijnde, verzekerd zijn van zorg. Ja, een sympathiek plan, maar wel een met (veel) haken en ogen. Soms liep het anders af dan gedacht, wisten we. Zo schetste ‘oma Mouton’ – ik was in de jaren voor ons huwelijk bij haar ‘in de kost’ en zij ontplooide zich als een extra oma voor onze kinderen – mij indertijd de situatie tussen haar en haar moeder als afschrikwekkend: ‘Als moeder haar zin niet kreeg smeerde zij haar poep tegen het behang!’ Hoe dan ook, het plannetje van Timothy vond geen doorgang.
Onlangs vertelde een monteur die een onderdeel in onze verwarmingsketel voor een nieuw verving, over de onhoudbare situatie met zijn inwonende vader. Zij hadden zo met pa te doen gehad, toen hij na het overlijden van zijn moeder hulpeloos achterbleef, dat besloten werd hem in hun gezin op te nemen. Zij zorgden voor zijn ‘natje en droogje’ en hij zou als een soort van tegenprestatie, zo lang dat nog kon, de tuin onderhouden, dat was immers zijn passie! Hun tuin overwoekerde langzaamaan doordat zijn oude vader niets uitvoerde. Integendeel, hij ging zich steeds meer met het jonge gezin bemoeien. Na verloop van enige tijd bleek dat men een tiran in huis had gehaald en was de opluchting groot nadat er passende vervanging was gevonden. Dus, nooit aan beginnen? Ik kan niet in de toekomst kijken. Vooropgesteld dat wij ooit voor die keuze worden gesteld, hebben wij wel een tenzij. Mits onze privacy gehandhaafd kan worden. En of dat binnen deze gemeente mogelijk wordt is zeer de vraag. Waarom weet ik niet, maar een van de gemeentelijke eisen is dat, ook al betreft het twee aparte woningen, er sprake moet zijn van één voordeur. O ja, voordat ik het vergeet, het boerderijtje van Marie bezat nooit meer dan één schoorsteen.


vrijdag 10 mei 2019

Luizenmoeder

Het exotische echtpaar Gans, waarover ik een paar weken geleden in Zieltjeswinners berichtte, staat gemoedelijk met hun grote platvoeten in het malse gras uit te kijken over de nabije vijver terwijl hun kroost op twee meter van hen verwijderd foerageert. Het zevental dat over een paar dagen al één maand oud is, groeit als kool. Ik spot hen bijna dagelijks en zie hen opzwellen als zijn zij ballonnetjes waarin iedere dag een mondteug lucht wordt geblazen. Ook al zijn ze een paar meter van het fietspad verwijderd onderbreekt de jeugd op mijn nadering onmiddellijk het grazen en dribbelt op nog relatief korte pootjes vliegensvlug naar het ouderpaar als zij daartoe een teken van pa en of ma ontvangen. Het sein werd gegeven in klank of gebaar, wat er precies gebeurde bleef voor mij helaas verborgen. Op het moment van passeren verdwijnt het gezin vaardig achter de hoge rand van de vijver.
16 april 2019; pa & moe met hun enkele dagen oude kroost 

Zorgzaamheid en toewijding, gehoorzaamheid en discipline, wat ik hier zag kan ik niet beter dan met deze vier gedragskenmerken samenvatten.
Hoe anders gedragen drie moeders zich. Ik spot hen reeds op grote afstand. Tien minuten eerder namen de lessen aan hun kroost in de nabije basisschool een aanvang. Uit enkele her en der slordig aan de straatkant en op het trottoir geparkeerde auto’s maak ik op dat zij daarmee uit de naburige woonwijken en afzonderlijk van elkaar naar de school zijn gekomen om hun dochter of zoon af te leveren. Op ditzelfde tijdstip onderhielden deze zelfde vrouwen zich afgelopen dinsdag, de tweede schooldag na de paasvakantie, op precies dezelfde plek met elkaar, waaruit ik concludeer dat dit hun dagelijkse routine is. Twee van hen dragen hun haar in een pijnlijk strak opgebonden knotje zoals je die tegenwoordig wel op de voetbalvelden ziet. Zij staan gedeeltelijk op de kruising van twee wegen en hebben het dermate druk met elkaar dat zij geen aandacht geven aan een mij zojuist gepasseerde automobilist die vlak voor hen tot stilstand is gekomen om op een tegemoetkomende auto te wachten alvorens het groepje veilig voorbij te kunnen rijden. Zelfs het geluid van de claxon waarmee de automobilist bij passeren nijdig zijn ongenoegen kenbaar lijkt te maken, gaat volledig aan de drie dames voorbij. Dichterbij gekomen begrijp ik dat zij slechts aandacht voor elkaar kunnen hebben, zo heftig verloopt het gesprek. Zij praten met zulke luide stemmen dat ik ongewild gespreksflarden opvang zoals: ‘… en hij mag Youri (?) niet meer aanraken! Echt niet!’ ‘Há, ik laat ‘m nog niet achter de kinderwagen lopen.’ Enzovoort. Daar zit een echtscheiding aan te komen, denk ik als ik hen achter me laat. Of hebben zij het wellicht over een pedofiele sportbegeleider? Maar in dat beeld past die kinderwagen niet. Gaat het misschien over een treiterend ouder broertje? Dat hun ongenoegen eventueel op een onderwijzer is gericht, dat geloof ik niet, maar het kan natuurlijk wel ongewenst gedrag van een opa betreffen! Helaas, hoe hier de vork ook aan de steel zit, ik zal het nooit te weten komen.  
Kort na aanvang van mijn hardlooprondje passeerde ik deze moeders en nu, na vier kilometer en bijna dertig minuten later, staan zij er tot mijn verbazing nog steeds. Er is nu wel een belangrijk verschil, zagen zij mij op de heenweg niet langs hen heen gaan nu word ik al bij nadering van de kruising door hen gezien. En alsof dit voor hen een seintje is, vergelijkbaar met het signaal dat pa of moe Gans aan hun kuikens gaf, gaat het groepje uiteen. Zagen en begrepen zij wellicht mijn bevreemding?
Gedurende de laatste paar honderd meters peins ik me suf over de vraag hoe ik dit menselijke tafereeltje zou kan samenvatten, maar krijg er geen grip op. Afijn, bekijk een willekeurige aflevering van De luizenmoeder, dan weet u precies wat ik bedoel!


vrijdag 3 mei 2019

Besnuffeld

Grote machines werden gisteren, halverwege de middag, door tractoren op en neer gesleept over een stuk landbouwgrond aan de Hommelstraat. Het was duidelijk, voor mij dan toch, dat één daarvan zich bezighield met ploegen en een ander met eggen. Een derde trekker was aan de achterzijde belast met een brede bak – voor zaaigoed? – en aan de voorzijde hing een cilinder voorzien van conische messen. De bestuurder racete met het gevaarte voor een kolkende stofwolk uit over een pas geëgde strook waarbij beide apparaten werkloos hoog werden gehouden. Liefst was ik blijven kijken maar stof en een harde contactlens gaan niet zo goed samen. Nu passeer ik hetzelfde grondstuk, ditmaal hardlopend en is in een oogopslag helder wat hier is gebeurd. Er zijn aardappelen gepoot. Binnen een paar uur is een stuk grond van zo’n tweehonderd are van pootaardappelen voorzien, waarvoor zestig jaar geleden buurman Jaap, met mijn hulp, minstens een week of twee stevig heeft moeten aanpoten. 
Aardappelen. Onze logé zou er liever worteltjes zien opgroeien, vooropgesteld dat hij hier tegen oogsttijd langs loopt. Want daar lust hij wel pap van, van worteltjes! Mijn broer Jan belde maandagmorgen en na het uitwisselen van allerlei vertelde ik hem en passant over deze gast. Aangezien het gezin van onze oudste zoon een weekje op Texel kampeert hadden zij bedacht dat opa wel voor het konijn van Sofie kon zorgen, wellicht omdat hij in zijn kindertijd konijnen hield. Zaterdagmiddag kwam onze kleindochter met haar papa en haar vriendin Pluis brengen. De meisjes droegen het korfje met haar levende knuffel, papa hield een heuse toren voorraadboxen in balans. De hele optocht ging via de voordeur, de hal en de woonkamer – alwaar Sofie Pluis nog een site seeing bezorgde (met hoger stemgeluid dan normaal): ‘Kijk eens, Pluisje, dit is de bank, daarop kun je lekker op schoot bij oma en opa, hé? En kijk daar, dat is de eettafel en hier is de fotowand, fin je die niet leuk?’ – en vervolgens via het terras naar de schuur alwaar de inhoud van de dozen werd onthuld: hooi, houtsnippers en hardvoer. De kooi kwam via de schuurdeur en kreeg het meest schaduwrijke plaatsje op het terras. Een waar paleisje in vergelijking met de zelf getimmerde konijnenhokken waarin mijn konijnen hebben moeten verblijven. Nadat Pluis, enigszins onwennig in zijn schone onderkomen, compleet met nachtverblijf en toilet, maar zonder ruif, op en neer hupte, spoedig door Sofie met behulp van een sappig worteltje op zijn gemak was gesteld verzorgde zij de overdracht. ‘Kijk, opa, hij mag iedere dag driekwart bakje korrels – bruingroene staafjes vol noodzakelijke voedingsstoffen – en een busseltje hooi. En je moet iedere dag zijn wc verschonen en zijn drinkwaterfles.’ Zij kijkt mij vragend aan alsof ze wil zeggen, snap je het? Ik knik, hum even en vraag dan: ‘En hoeveel van deze staafjes mag opa?’ ‘Ie…, die lust jij niet!’ Even later spreekt Sofie me nog een keer streng toe: ‘Niet meer dan één wortel per dag, hoor, opa, anders krijgt hij plakpoep!’ Ondertussen herinnerde ik me de ruiven die ik als kleine jongen dagelijks met hooi en groenvoer vulde en soms een snee oud brood of een muffe appel.
Zondagmorgen is mijn eerste gang naar de plaats waarvan ik weet dat daar paardenbloemen groeien, en weegbree en veel sappig gras en pluk een flinke hand vol van een en ander. Pluis haalt er zijn neus voor op, maar later op de dag knaagt hij tevreden aan dit voor hem blijkbaar minder bekende eten. Daarover vertel ik Jan die concludeert dat we hier te maken hebben met een heus stadskonijn. ‘Helemaal mee eens, broer! En weet je, ik word zelfs verondersteld dat ik met Pluis ga wandelen, maar gelukkig heeft Sofie zijn riem niet meegebracht!’ ‘Dat doe je tocht niet’, reageert mijn broer, ‘ben je helemaal besnuffeld!’ We namen lachend afscheid.
Ja, dat riempje, Sofie, je moet toch maar eens met Pluis over de Hommelstraat wandelen, daar groeien heerlijke paardenbloemen en brandnetels en weegbreesla!