Aardappelen.
Onze logé zou er liever worteltjes zien opgroeien, vooropgesteld dat hij hier
tegen oogsttijd langs loopt. Want daar lust hij wel pap van, van worteltjes! Mijn
broer Jan belde maandagmorgen en na het uitwisselen van allerlei vertelde ik
hem en passant over deze gast. Aangezien het gezin van onze oudste zoon een
weekje op Texel kampeert hadden zij bedacht dat opa wel voor het konijn van
Sofie kon zorgen, wellicht omdat hij in zijn kindertijd konijnen hield. Zaterdagmiddag
kwam onze kleindochter met haar papa en haar vriendin Pluis brengen. De meisjes
droegen het korfje met haar levende knuffel, papa hield een heuse toren voorraadboxen
in balans. De hele optocht ging via de voordeur, de hal en de woonkamer – alwaar
Sofie Pluis nog een site seeing bezorgde (met hoger stemgeluid dan normaal): ‘Kijk
eens, Pluisje, dit is de bank, daarop kun je lekker op schoot bij oma en opa, hé? En kijk daar, dat is de eettafel en hier is de fotowand, fin je die niet leuk?’ – en vervolgens via het
terras naar de schuur alwaar de inhoud van de dozen werd onthuld: hooi,
houtsnippers en hardvoer. De kooi kwam via de schuurdeur en kreeg het meest
schaduwrijke plaatsje op het terras. Een waar paleisje in vergelijking met de
zelf getimmerde konijnenhokken waarin mijn konijnen hebben moeten verblijven. Nadat
Pluis, enigszins onwennig in zijn schone onderkomen, compleet met nachtverblijf
en toilet, maar zonder ruif, op en neer hupte, spoedig door Sofie met behulp
van een sappig worteltje op zijn gemak was gesteld verzorgde zij de overdracht.
‘Kijk, opa, hij mag iedere dag driekwart bakje korrels – bruingroene staafjes
vol noodzakelijke voedingsstoffen – en een busseltje hooi. En je moet iedere
dag zijn wc verschonen en zijn drinkwaterfles.’ Zij kijkt mij vragend aan alsof
ze wil zeggen, snap je het? Ik knik, hum even en vraag dan: ‘En hoeveel van
deze staafjes mag opa?’ ‘Ie…, die lust jij niet!’ Even later spreekt Sofie me nog
een keer streng toe: ‘Niet meer dan één wortel per dag, hoor, opa, anders
krijgt hij plakpoep!’ Ondertussen herinnerde ik me de ruiven die ik als kleine
jongen dagelijks met hooi en groenvoer vulde en soms een snee oud brood of een
muffe appel.
Zondagmorgen
is mijn eerste gang naar de plaats waarvan ik weet dat daar paardenbloemen
groeien, en weegbree en veel sappig gras en pluk een flinke hand vol van een en
ander. Pluis haalt er zijn neus voor op, maar later op de dag knaagt hij
tevreden aan dit voor hem blijkbaar minder bekende eten. Daarover vertel ik Jan
die concludeert dat we hier te maken hebben met een heus stadskonijn. ‘Helemaal
mee eens, broer! En weet je, ik word zelfs verondersteld dat ik met Pluis ga
wandelen, maar gelukkig heeft Sofie zijn riem niet meegebracht!’ ‘Dat doe je
tocht niet’, reageert mijn broer, ‘ben je helemaal besnuffeld!’ We namen
lachend afscheid.
Ja, dat
riempje, Sofie, je moet toch maar eens met Pluis over de Hommelstraat wandelen,
daar groeien heerlijke paardenbloemen en brandnetels en weegbreesla!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten