vrijdag 3 mei 2019

Besnuffeld

Grote machines werden gisteren, halverwege de middag, door tractoren op en neer gesleept over een stuk landbouwgrond aan de Hommelstraat. Het was duidelijk, voor mij dan toch, dat één daarvan zich bezighield met ploegen en een ander met eggen. Een derde trekker was aan de achterzijde belast met een brede bak – voor zaaigoed? – en aan de voorzijde hing een cilinder voorzien van conische messen. De bestuurder racete met het gevaarte voor een kolkende stofwolk uit over een pas geëgde strook waarbij beide apparaten werkloos hoog werden gehouden. Liefst was ik blijven kijken maar stof en een harde contactlens gaan niet zo goed samen. Nu passeer ik hetzelfde grondstuk, ditmaal hardlopend en is in een oogopslag helder wat hier is gebeurd. Er zijn aardappelen gepoot. Binnen een paar uur is een stuk grond van zo’n tweehonderd are van pootaardappelen voorzien, waarvoor zestig jaar geleden buurman Jaap, met mijn hulp, minstens een week of twee stevig heeft moeten aanpoten. 
Aardappelen. Onze logé zou er liever worteltjes zien opgroeien, vooropgesteld dat hij hier tegen oogsttijd langs loopt. Want daar lust hij wel pap van, van worteltjes! Mijn broer Jan belde maandagmorgen en na het uitwisselen van allerlei vertelde ik hem en passant over deze gast. Aangezien het gezin van onze oudste zoon een weekje op Texel kampeert hadden zij bedacht dat opa wel voor het konijn van Sofie kon zorgen, wellicht omdat hij in zijn kindertijd konijnen hield. Zaterdagmiddag kwam onze kleindochter met haar papa en haar vriendin Pluis brengen. De meisjes droegen het korfje met haar levende knuffel, papa hield een heuse toren voorraadboxen in balans. De hele optocht ging via de voordeur, de hal en de woonkamer – alwaar Sofie Pluis nog een site seeing bezorgde (met hoger stemgeluid dan normaal): ‘Kijk eens, Pluisje, dit is de bank, daarop kun je lekker op schoot bij oma en opa, hé? En kijk daar, dat is de eettafel en hier is de fotowand, fin je die niet leuk?’ – en vervolgens via het terras naar de schuur alwaar de inhoud van de dozen werd onthuld: hooi, houtsnippers en hardvoer. De kooi kwam via de schuurdeur en kreeg het meest schaduwrijke plaatsje op het terras. Een waar paleisje in vergelijking met de zelf getimmerde konijnenhokken waarin mijn konijnen hebben moeten verblijven. Nadat Pluis, enigszins onwennig in zijn schone onderkomen, compleet met nachtverblijf en toilet, maar zonder ruif, op en neer hupte, spoedig door Sofie met behulp van een sappig worteltje op zijn gemak was gesteld verzorgde zij de overdracht. ‘Kijk, opa, hij mag iedere dag driekwart bakje korrels – bruingroene staafjes vol noodzakelijke voedingsstoffen – en een busseltje hooi. En je moet iedere dag zijn wc verschonen en zijn drinkwaterfles.’ Zij kijkt mij vragend aan alsof ze wil zeggen, snap je het? Ik knik, hum even en vraag dan: ‘En hoeveel van deze staafjes mag opa?’ ‘Ie…, die lust jij niet!’ Even later spreekt Sofie me nog een keer streng toe: ‘Niet meer dan één wortel per dag, hoor, opa, anders krijgt hij plakpoep!’ Ondertussen herinnerde ik me de ruiven die ik als kleine jongen dagelijks met hooi en groenvoer vulde en soms een snee oud brood of een muffe appel.
Zondagmorgen is mijn eerste gang naar de plaats waarvan ik weet dat daar paardenbloemen groeien, en weegbree en veel sappig gras en pluk een flinke hand vol van een en ander. Pluis haalt er zijn neus voor op, maar later op de dag knaagt hij tevreden aan dit voor hem blijkbaar minder bekende eten. Daarover vertel ik Jan die concludeert dat we hier te maken hebben met een heus stadskonijn. ‘Helemaal mee eens, broer! En weet je, ik word zelfs verondersteld dat ik met Pluis ga wandelen, maar gelukkig heeft Sofie zijn riem niet meegebracht!’ ‘Dat doe je tocht niet’, reageert mijn broer, ‘ben je helemaal besnuffeld!’ We namen lachend afscheid.
Ja, dat riempje, Sofie, je moet toch maar eens met Pluis over de Hommelstraat wandelen, daar groeien heerlijke paardenbloemen en brandnetels en weegbreesla!


Geen opmerkingen:

Een reactie posten