dinsdag 27 juni 2017

Scherpstellen

Ze trippelt van haar slaapplaats naar de tuin en weer terug. Gaat liggen maar vindt geen rust, kijkt rond in de garage, loopt opnieuw naar buiten waar zij in een plantenbak kruipt. Dit gedrag volgde op een aantal weken waarin zij zich voornamelijk schuilhield onder een van de bedden, slechts wat at of dronk als zich geen van de andere leden van de familie vertoonde.
Ik dacht ook dat de verhuizing haar dwars zat, zo goed wij daar ook last van hadden, wij ook moesten wennen aan het feit dat de familie nu een paar kilometer verder woont. Poezen hechten evenals mensen aan de plek waar zij opgroeiden. Toen eksters zich met haar gingen bemoeien kwam mijn twijfel. Er is meer aan de hand, dacht ik toen, veel meer en die eksters weten het. Een telefoontje van Wil zette mijn twijfel om in zeker weten, uiteindelijk.
Timothy, onze zoon, stuurde me een WhatsApp-berichtje. In het filmpje een ekster die zich geweldig druk maakt. Schreeuwt, vals schettert, opspringt om vanaf de bovenrand van de poort zijn scheldkanonnade voort te zetten. Loes de poes bleef opvallend rustig. Op het filmpje zie ik haar zich languit in een plasje zonlicht neervlijen, met een schuin oog naar de lawaaischopper kijken, knipogen tegen de zon, gapen en zich sluipend naar de garage verplaatsen.
'Ach ja, meende ik, eksters hebben nu eenmaal een hekel aan katten! Misschien hebben ze wel een nest in de buurt.' Wat ik me toen nog niet realiseerde was dat deze vogels bijzonder gevoelig zijn voor glitteringen. Toen nog niet, totdat het telefoontje van Wil mij aan het denken zette.
...riviertje dat het mooie dorp Unterleinleiter in twee...
Die dag verkeerde Nederland in de ban van de eerste hittegolf van dit jaar en van Loes. Wij wandelden ongeveer zeshonderd kilometer zuidoostelijk. Ik had net een romantische foto van de Leinleiter gemaakt, het riviertje dat het mooie dorp Unterleinleiter in twee ongelijke stukken verdeelt, toen om tien minuten voor twaalf mijn gsm trillend knetterde. Wil, collega vrijwilliger bij de Zonnebloem en FB-vrind, meldde zich, vroeg mij of ik iets kon ondernemen omdat de kat hier in de dakgoot loopt, in de zinken dakgoot die zo heet is dat zij haar pootjes steeds moet optrekken om haar voeten te koelen! De hele buurt is overstuur, vertelde Wil, vanwege dat arme beest en omdat zij het op geen enkele manier kunnen redden. Ik verzekerde Wil dat ik onmiddellijk iets zou ondernemen en bedankte haar voor haar belletje. In een kerkportaal vonden we koele schaduw en stilte. Timothy nam niet op, evenals Annemarie, zodat ik een berichtje voor hen achterliet en wij onze wandeling voortzetten. Het gedrag van Loes liet mij niet meer los. Ik dacht aan een boek dat ik ooit las, ‘de Astronautes’?
Hoe dan ook, we weten dat er ruimtereizigers zijn, reizigers uit de diepte van ruimte en tijd of een parallelle wereld. Eenmaal onstoffelijk blijven zij in beweging, onzichtbaar als zonlicht doorlatende zeepbellen. Evengoed zien we hen soms langs de periferie van ons blikveld zweven, zien we hun glinstering maar kunnen niet op hen scherpstellen. Vogels (zoals eksters) zien hen daarentegen wel! In hun astrale gestalte kunnen ruimtereizigers schuilen bij andere wezens, als zij bijvoorbeeld behoefte hebben zich een poosje op hun omgeving te reflecteren.
De eksters hadden het goed gezien! Een ruimtereiziger maakte reeds wekenlang gebruik van Loes om bij te tanken. Op die hete dag – zesendertig graden meen ik –, voldoende uitgerust zijnde, stuurde hij zijn kat-gastvrouw naar het hoogst bereikbare punt in de omgeving vanwaar hij zijn reis wilde voortzetten. Onder zijn druk bereikte Loes, via een bureau op de zolderetage, het op een kierstand geopende dakvenster en van daar de zinken dakgoot.
Toen haar ongenode gast was vertrokken vroeg Loes zich vertwijfeld af hoe zij in deze benarde positie verzeild was geraakt. De hitte maakte haar radeloos omdat zij geen uitweg vond en niet kon weten dat hulp in aantocht was.



woensdag 21 juni 2017

Herinnering

Mijn afweersysteem constateert dat ik word aangevallen, blijkbaar. Met name mijn voetzolen en de binnenkant van mijn handen prikkelen zodanig dat het voelt alsof er miljoenen microbe mieren op en neer rennen om vermeende vijandelijke invasies neer te slaan. Helaas is polymyalgia rheumatica een auto-immuunziekte zodat slechts gezonde cellen worden bestreden. Omdat we al snel na de vaststelling van deze ziekte, en de bestrijding ervan – nog maar veertien dagen geleden –, mede op aanraden van de reumatoloog aan deze uiterst plezierige vakantie zijn begonnen, is het mij niet helemaal duidelijk of deze en andere verschijnselen gevolg zijn van de medicijnen of worden veroorzaakt door de ziekte. Ik denk het laatste. In ieder geval weet ik zeker dat het niets te maken heeft met de kolonies vliegende mieren in onze vakantiewoning (zie ook ‘Ameisen’). Hoewel, sinds ik alle mogelijke uitgangetjes van het grootste van de twee met stukjes toiletpapier heb afgedicht, hebben de mieren zich niet meer laten zien en lijken de prikkelingen evenredig in hevigheid toe te zijn genomen.
Al vanaf de eerste dag in dit heerlijke oord wisselen we korte wandelingen af met rust en heel veel lezen. We worden daarbij geholpen door in diverse tinten groen golvende velden, bermen, bossen, perken en tuinen, ja, alles is hier prachtig groen terwijl regen al die tijd is uitgebleven (Helga, onze gastvrouw, vertelde desgevraagd dat de laatste regenbui op 6 juni viel.) Vandaag is het opnieuw woensdag, de langste dag, onze elfde vakantiedag en nog steeds mooi weer. Riky kan het niet laten het vast te stellen en ja, zij heeft gelijk, we hebben geluk!
...één die als een vinger...
Afgelopen zondag ging de wandeling direct omhoog, van Veilbronn naar Leidingshof (vijftien procent is het gemiddelde stijgingspercentage van dit korte traject.) Om de eerste twee kilometer te overbruggen hebben we onze auto beneden aan het riviertje geparkeerd. Terwijl we onder een van de broers en zussen van de Totenstein doorlopen, de trolvormige rotsformaties die het dorp in hun greep lijken te houden, één die als een vinger recht in de lichtbewolkte hemelkoepel priemt, leid ik Riky en mezelf langs de laatste losse draadjes naar de spannende climax van 'Dodelijk dilemma', een boeiende vertelling van Stephen King. Ongemerkt bereiken we het kleine stille dorpje boven Veilbronn waar niets of niemand zich roert met uitzondering van een stel mussen die ruziën, of misschien wel een feestje vieren, in een aantal dichte struiken rond een vervallen schuur. Vanuit Leidingshof vervolgen we onze wandeling over een glooiende hoogvlakte in de richting van Wüstendorf. Links en rechts akkers begroeid met granen afgewisseld met klaver. We wanen ons op het dak van de wereld waar zich niets laat horen dan onze voetstappen en vogeltjes die puur voor ons genoegen fluiten. Dat en de zachte verkoelende wind maken dit tot een van de meest aangename wandelingen die wij ons kunnen herinneren.
Misschien is het de emotionele epiloog van het King-verhaal dat ons terugvoert naar onze beginjaren, misschien ook de frisgroene geur van een veld met bloeiende tuinbonen, feit is dat Riky opmerkt dat het 18 juni is. Een klein rekensommetje leert dat het vandaag precies negenenveertig jaar geleden is dat we ons verloofden. Ik zie de foto voor mijn geestesoog terwijl twee mountainbikers ons groetend passeren. We staan onder een van de eerste viaducten van de Pilatus bergtrein nabij het Zwitserse Vierwaldstättersee. Het is koud. Ik draag een zacht-bruin regenjasje, Riky een dikke rozerode wintertrui die mijn zusje Corrie voor zichzelf breide (waarschijnlijk omdat de trui voor haar te klein uitviel heeft zij hem van mijn zus overgenomen). Volgens Riky is de foto gemaakt door een meisje dat speciaal voor die taak met ons is meegewandeld, ik draag daar geen herinnering aan. We hebben net onze verlovingsringen aan elkaars rechter ringvinger geschoven en misschien hebben we onszelf een lang en gelukkig samenleven toegewenst, ook dat is in de sporen van de tijd weggezakt.




donderdag 15 juni 2017

Ameisen

Zijn het de medicijnen die ik gebruik, hebben de pillen het gedaan?
Er gebeuren rare dingen in ons huis. Nou ja, in ons tijdelijke huis. Eerst was er die droom. Heel gewoon, dromen, die overkomen mij iedere nacht. Maar dromen over de dame van wie je de vakantiewoning huurt, terwijl je haar nog maar enkele uren geleden hebt ontmoet, is raar.
Het is een prachtige locatie waar we zijn neergestreken, midden in een uitgestrekt fietsgebied, wandelen, hardlopen, het kan hier allemaal direct vanuit de voordeur. Een van de mooiste wandel/fietstrajecten van Oberen Franken, der Romantische Radweg, loopt langs onze vakantiewoning. Vanuit de huiskamer, achter een met meizoentjes bespikkelt gazon en het tuinhek waarachter we onze auto parkeerden, zien we hen gaan: wielrenners, rolschaatsers, wandelaars, mensen in zomerse outfit voorzien van nordic walking sticks, joggers, dorpelingen die hun hondje uitlaten, kleine kinderen voorzien van veilige helmen en huisvrouwen met boodschappenmandjes achterop hun fiets. De afgelopen dagen gebruikten we dit pad dagelijks meerdere keren, naar links voor een korte wandeling naar het toeristische plaatsje Veilbronn dat gedomineerd wordt door trolvormige rotsformaties zoals de Totenstein, of naar rechts, naar Heiligenstadt, puur om het wandelen, om er uit eten te gaan of levensmiddelen in te slaan. Iedere dag een klein stukje verder langs de Leinleiter, het vrolijk kabbelende, optimistisch kronkelende riviertje dat gedurende miljoenen jaren idyllische dalletjes uitsleet.
Eerst die droom, toen sprak de vloer en tenslotte verschenen de mieren.
Het duurt lang voordat Helga aan de deur komt, in mijn droom. In kreupel Duits vertel ik haar dat ik de sleutel vergat toen ik even een luchtje in de tuin ging scheppen. Zij fronst en beweert onomwonden mij niet te kennen, keert zich van mij af als een gestileerde vrouw in het uurwerk van een klokkentoren. Verward en boos bezweer ik haar dat mijn vrouw slaapt, echt waar, en wijs in de richting waar we onze auto, nog maar enkele uren geleden, parkeerden. Er is echter een klein probleem: de wagen staat er niet! Op dat moment word ik wakker, thuis, in mijn eigen bed, meen ik. Om mijn nachtelijk ding te doen loop ik voorzichtig om het bed. In plaats van de deuropening rechts doemt een wand vol spleetvormige gaatjes op, waardoor nachtlicht naar binnen valt. O ja, da’s waar ook, vakantie!
...dat gedomineerd wordt door trolvormige rotsformaties...
Gewezen door de zwak verlichte thermostaat van de verwarming zoek ik de weg naar het toilet door deze vreemde donkere kamers. De vloer reageert knisperend, alsof mijn voeten achter mij aan wandelen. Twijfelend aan mijn gehoor sta ik stil, maar mijn voetstappen knerpen spookachtig en vasthoudend tot onder mijn voeten, dan is het weer muisstil. Pas als ik mijn wandeling door de slaap- en huiskamer voortzet laten zij zich opnieuw horen. In mijn fantasie marcheren tienduizenden mieren op krukken met mij mee.
De tweede dag, we wennen inmiddels aan de levenslustige vloeren, ontdekken we twee vreemde kolonies die samen met ons dit overigens zeer comfortabele en schone huis hebben betrokken. De ene bevindt zich onder de lijst van de keukendeur, de andere in de hoek van de hal onder de hoge vloerplint. Beiden worden bevolkt door zwarte slanke vliegen die veel weg hebben van vliegende mieren. Zij wankelen alsof ze het gewicht van hun vliesvleugels nauwelijks kunnen dragen, laat staan ermee vliegen. Tussen hen in ontdek ik piepkleine, bijna doorzichtige oranje-gele mieren.
‘Ameisen, schauen Sie hier und hier!‘ Frau Helga wees ons vanmorgen waar zich rond het terras geregeld mierenkolonies vestigen. Ja, ook vliegende mieren. Wij informeren haar maar niet over de kolonies in haar vakantiewoning. Kijken naar de vliegende mieren, die als krentenbaarden aan de wanden hangen, is als kijken naar de kabinetsformatie in Nederland. Wij, in onze vakantiewoning, kunnen zoveel geduld niet opbrengen en gebruiken de stofzuiger als ons krachtigste argument.



zaterdag 10 juni 2017

Foefje

Enkele weken geleden hoorde ik een geschiedenis vertellen die me niet meer wil loslaten, vooral nu Mijnheer Prednison de chagrijnig makende reumatische pijnen op afstand bracht en houdt. Een dame op gevorderde leeftijd vertelde het in het kader van het thema ‘Wat zou je nog eens graag doen …?’ Ik verkreeg het uit de tweede hand en terwijl ik luisterde kwam een soortgelijke ervaring bovendrijven, ontstaan in samenwerking met mijn toen nieuwe naaimachine.
Diens voorganger was een Toyota. Dat ding rammelde glazen en kopjes uit de servieskast, terwijl die kast zich toch een aardig eindje van de tafel bevond waarop ik aan het werk was. Niet lang daarna besloot ik de woeste Japanner om te ruilen tegen een beschaafde Zwitser. Enkele jaren waren we close, de Zwitser en ik, we werkten – vaak meerdere malen per week – als een succesvol team. Evengoed ging het ontwerpen en maken van kleding me tegenstaan, ondanks de extra patroontekenlessen die ik succesvol volgde. Daarbij kwam dat bij enkele werkstukken zo’n beetje alles fout ging, gelijk Edward A. Murphy beweerde: "if there's any way they can do it wrong, they will"
Sindsdien gebruikte ik ‘Mijn Bernina’ slechts voor herstelwerk (en aanpassingen aan de judobanden van onze kleinzoon Koen!) De laatste keer dat ik hem uit zijn werkloosheid haalde raakte hij van slag waardoor enkele onderdelen van zijn versnellingspedaal onherstelbaar afbraken. B. verdween gebroken in zijn luxe koffer waarin hij tot op dit moment versuft. Maar dat terzijde.
Tijdens onze kennismakingsperiode paste ik uiteraard alle kunstjes toe die Bernina beheerste.
Op een zomerse dag, ik werkte aan een blazer voor Riky, bedacht ik dat hij de knopen best zelf aan kon zetten (de knoopsgaten maakten we al wel samen, B. en ik, maar gewoonlijk naaide Riky de knopen eraan.) Met uiterste precisie legde ik de eerste knoop op de goede plaats, liet de voet zakken, draaide het handwiel omlaag zodat de naald door het eerste knoopsgat stak, draaide het wiel verder door waarop de naald omhoogkwam en naar links bewoog om precies in het tweede gat te zakken. Dat foefje werkte foutloos, dus namen mijn voet en B. het werkje over. In een ommezien zaten alle knopen vast. Trots toonde ik Riky het resultaat. De ervaring van de oudere dame lag toen nog ver in de toekomst, die vernam ik pas enkele weken geleden: ‘O, ik zou zo graag nog eens een knoop aannaaien!’, verzuchtte zij.
De oude dame, dik over de negentig, reumatische handen en bijna blind, kreunde gelukzalig bij de gedachte voor één keer niet afhankelijk te zijn. Zij rommelde door haar appartementje, vond het haar zo vertrouwde naaikoffertje en torste dat mee naar de tafel. Ieder die haar toen zag, of erover hoorde vertellen, begreep hoeveel moeite het haar kostte alle benodigdheden bijeen te scharrelen: knoop, rok, naainaald, garen (in een kleur die zo goed mogelijk bij de knoop paste) en schaar, om maar te zwijgen over hoe zij de draad door het oog van de naald wist te prutsen. Na vele pogingen lukte haar dat wonderwel en stak de naald door een van de gaten in de knoop. Wat deed het haar goed naald en draad keer op keer door de knoop en de stof te steken! Zo, die zit, nu de draad afhechten…
Kijk, afhechten, dat hoort bij naaiwerk als lijm tussen zool en schoen! Riky knoopte haar nieuwe blazer voorzichtig vast. Toen gleed de eerste knoop zo ongeveer van het jasje en hing de tweede slap aan het garen als een diabolo in een diabolotouw. Al met al was het toch een goede les.
De oude dame met haar reumatische handen en bijziende ogen had geen lesje nodig, zij vergat dat afhechten niet. Maar terwijl zij deze finale handeling uitvoerde hoorde zij de knoop tingelend over de vloer rollen: dat zij haar naald steeds in hetzelfde gaatje van de knoop had gestoken, daarvan had zij niets bemerkt!



dinsdag 6 juni 2017

Duvelstoejagers

Als een houten plankpop lag ik in bed, gisteravond en vele avonden en nachten daarvoor. Armen en benen gestrekt, passiever kan bijna niet. Daarmee houd ik alle pijntjes voor zekere tijd op afstand in de hoop dat ik snel inslaap. Dat lukt bijna altijd, zodat ik het eerste deel van de nacht ongestoord kan slapen. Later in de nacht begint het geklooi. Wakker worden vanwege pijn en vermoeidheid die in de kern van mijn botten lijkt te gaan zitten. Andere lighouding aannemen waardoor de ergste vermoeidheid afzakt en de pijn een beetje dooft. Weer wakker worden, omdraaien, enzovoorts, tot het tijd is om op te staan.
Soms word ik er chagrijnig van.
Gisteren was in zoverre anders dat ik in mijn halfslaap de veroorzaker (waarschijnlijk polymyalgia rheumatica) visualiseerde als myriaden levende wezentjes. Zij, ik noemde hen Duvelstoejagers, krioelden als mieren door mijn lijf en waren voortdurend uiterst alert op mijn bewegingen. Als ik bijvoorbeeld een voet over de matras in de richting van mijn knie schoof, of naar de rand van het bed, om dat been even te ontspannen, hadden diegenen die alle spiergroepen in het betreffende been bewaakten dat direct in de gaten en straften mijn initiatief genadeloos af. Alleen mijn armen. Ik ontdekte dat ik hen met mijn onderarmen kon foppen, en met mijn hoofd. Toen ik de eerste keer jeuk aan een oor kreeg, bewoog ik mijn onderarm voorzichtig omhoog, mijn ellenboog hield ik daarbij instinctief onbeweeglijk op het matras, en mijn hoofd iets opzij zodat ik precies aan dat kriebelende oor kon krabben. Iedere reactie van de kant van de Duvelstoejagers bleef uit. Há, heb ik jullie mooi te pakken! En, als om dat feestje te vieren, maakte ik dezelfde beweging met mijn andere arm. Dat had hetzelfde resultaat.
Zoals andere nachten bleven de Duvelstoejagers intussen niet stil zitten. Langzaam maar zeker, stukje voor stukje, namen ze de spieren van de ene spiergroep na de andere in een soort van houdgreep zodat mijn lijf gedurende de nacht steeds stijver werd, heupen, bovenbenen, knieholten, nek, schouders en bovenarmen. Ergens dieper in de nacht veranderde het pestende knijpen, zuigen en porren van de Duvelstoejagers in felle steken in mijn linker bovenarm, als de messteken van de met nepbomgordels omsnoerde extremisten in het Londense Borough Market, afgelopen zaterdagavond. Met dat beeld werd ik wakker en klom ik behoedzaam uit bed. Geen bloed. Langzaam keerde ik terug naar de realiteit.
Nadat ik weer in bed lag werkte het niet meer, als een plankpop liggen bedoel ik. Zo werd de nacht weer gelijk aan vele voorgaande – omdraaien, kort inslapen, vanwege pijntjes wakker worden, omdraaien, enzovoorts –, hoewel de Duvelstoejagers/extremisten tot de morgen door mijn hoofd bleven spelen.
Nu prijs ik mij gelukkig. Ik heb nog maar één zo’n nacht te gaan want morgenochtend word ik door dokter Snijders (reumatoloog) verwacht. Ik hoop dat hij wondertabletten voorschrijft zodat die ellendige nachten tot het verleden behoren. Het kan: Ben kreeg, ook op reumatologie, een injectie in zijn door jicht getergde knie. Na enkele seconden kon hij normaal lopen zodat hij verwondert uitriep: ‘Het lijkt hier Lourdes wel!’



maandag 5 juni 2017

Verhullen

In mijn lijf manifesteert zich misschien een auto-immuunziekte. Waardeloos, verraden worden door je eigen lichaam. Zo voelt het tenminste.
Over verraad gesproken: deze dagen lees ik hoe Daniel een verhaal werd verteld om een werkelijke gebeurtenis te verhullen, die hij, naar de stellige overtuiging van zijn ouders, nog niet zou kunnen bevatten. Later veroorzaakt dat gefantaseerde verhaal een gruwelijke wending in hun leven (John Irving in ‘Twisted River’). Misschien door dit verhaal herinnerde ik me die eerste keer dat ik ‘verraden’ werd. Nog wel door mijn moeder! Niet met zulk een gruwelijk gevolg, maar toch!
De bijna kleuter die ik toen was, ik ging nog niet naar de kleuterschool en genoot nog middagslaapjes (doe ik nu ook weer, soms), was totaal gefascineerd door mijn moeder en haar naaimachine waarmee zij aan het werk was. Op die bewuste dag staat die machine op de keukentafel, tezamen met een berg stof die, wist ik achteraf, gevormd werd door de doorgestikte deken waaronder ik, samen met enkele broertjes en zusjes, gewoonlijk sliep.
Een berg stof op de keukentafel, mijn moeder aan de naaimachine, mijn belangstelling voor haar werk en de gevolgen van deze naaiklus, ze maken deel uit van een authentieke, vroege herinnering. Het is mijn taak, als schrijver, om er naar waarheid een verhaal over te verzinnen.
Ik ben al zo groot dat ik boven het tafelblad uit kan kijken zodat ik zie hoe de naald ritmisch omhoog en omlaag gaat, terwijl de stof onder het ratelende naaivoetje door wordt gevoerd. Razendsnel beweegt de houder waarin de naald is geklemd. Na enige tijd staren komt het mij voor dat de naaivoet met de naaldhouder over de lappen stof glijdt als het blikken opwindtreintje van onze Jan, over diens speelgoedrails. Ik verbeeld mij heuvels. De naden die door de naaivoet worden gekruist zijn wegen. Even stopt Moe met naaien, de trein staat stil, dan beweegt Moe haar hand over het glimmende wiel waardoor de naaivoet weer aan het werk gaat. In mijn verbeelding hoor ik een fluit, dat van de conducteur of van de locomotief. Meer wegen worden gepasseerd. De trein gaat berg op en er weer met dezelfde vaart vanaf. De machinist stuurt zijn trein ritmisch stampend over groene weiden en langs felblauw gekleurde waterplassen. Vlak voor een overweg breekt het garen en maakt de trein een noodstop. Moe knipt een eindje van de afgebroken draad, stopt het tussen haar lippen en wurmt het puntje, dat zij tussen wijsvinger en duim klemt, door het gaatje in de naald. Aan de andere kant bolt een stukje van het garen uit waaraan zij trekt. Dan gaat haar hand opnieuw naar het blinkende stalen wiel van de naaimachine en komt de trein weer schokkend op gang.  Een gillende fluit. De locomotief sleept een stoomwolk achter zich aan. Ratelend en rammelend rijdt de trein omhoog …  ‘Siem, jij ken mooi effies een boôdskap voor m’n doen, loop efkes nei Buurvrouw en zeg ‘r dat ze om ’n koppie komt. Dan ben je Moe’ beste joôn.’ Zeer tegen mijn zin verlaat ik mijn plaatsje aan Moe’ zijde en daarmee mijn verre en spannende reis.
Later in bed, helemaal alleen dus moet het nog middag zijn, voel ik de vreemde stof die ik gewoontegetrouw tussen wijsvinger en bovenlip wrijf, terwijl ik op een paar vingers zuig. Het is niet zijdeachtig als voorheen. De stof geeft niet langer dat intens bevredigende gevoel van voordien. Dan weet ik dat het ‘mijn dikke doorgestikte deken’ is geweest waaraan Moe heeft gewerkt. Door dat voortdurende wrijven is het versleten en moest worden vervangen. Ik voel mij zwaar benadeeld en boos, want waarom heeft Moe er niet dezelfde stof overheen genaaid? Dit is nu niet langer ‘mijn bed’. Op mijn vingers zuigen om in slaap te komen werkt ook niet meer, zodat ik mijn hand doelloos over mijn gezicht laat dwalen. Ik vind mijn ogen, dan vind ik mijn neus en uiteindelijk de slaap.