Over verraad
gesproken: deze dagen lees ik hoe Daniel een verhaal werd verteld om een werkelijke
gebeurtenis te verhullen, die hij, naar de stellige overtuiging van zijn
ouders, nog niet zou kunnen bevatten. Later veroorzaakt dat gefantaseerde
verhaal een gruwelijke wending in hun leven (John Irving in ‘Twisted River’). Misschien
door dit verhaal herinnerde ik me die eerste keer dat ik ‘verraden’ werd. Nog
wel door mijn moeder! Niet met zulk een gruwelijk gevolg, maar toch!
De bijna kleuter die
ik toen was, ik ging nog niet naar de kleuterschool en genoot nog middagslaapjes
(doe ik nu ook weer, soms), was totaal gefascineerd door mijn moeder en haar
naaimachine waarmee zij aan het werk was. Op die bewuste dag staat die machine
op de keukentafel, tezamen met een berg stof die, wist ik achteraf, gevormd
werd door de doorgestikte deken waaronder ik, samen met enkele broertjes en
zusjes, gewoonlijk sliep.
Een berg stof op de
keukentafel, mijn moeder aan de naaimachine, mijn belangstelling voor haar werk
en de gevolgen van deze naaiklus, ze maken deel uit van een authentieke, vroege
herinnering. Het is mijn taak, als schrijver, om er naar waarheid een verhaal
over te verzinnen.
Ik ben al zo groot
dat ik boven het tafelblad uit kan kijken zodat ik zie hoe de naald ritmisch
omhoog en omlaag gaat, terwijl de stof onder het ratelende naaivoetje door
wordt gevoerd. Razendsnel beweegt de houder waarin de naald is geklemd. Na
enige tijd staren komt het mij voor dat de naaivoet met de naaldhouder over de
lappen stof glijdt als het blikken opwindtreintje van onze Jan, over diens
speelgoedrails. Ik verbeeld mij heuvels. De naden die door de naaivoet worden
gekruist zijn wegen. Even stopt Moe met naaien, de trein staat stil, dan
beweegt Moe haar hand over het glimmende wiel waardoor de naaivoet weer aan het
werk gaat. In mijn verbeelding hoor ik een fluit, dat van de conducteur of van
de locomotief. Meer wegen worden gepasseerd. De trein gaat berg op en er weer
met dezelfde vaart vanaf. De machinist stuurt zijn trein ritmisch stampend over
groene weiden en langs felblauw gekleurde waterplassen. Vlak voor een overweg
breekt het garen en maakt de trein een noodstop. Moe knipt een eindje van de
afgebroken draad, stopt het tussen haar lippen en wurmt het puntje, dat zij
tussen wijsvinger en duim klemt, door het gaatje in de naald. Aan de andere
kant bolt een stukje van het garen uit waaraan zij trekt. Dan gaat haar hand
opnieuw naar het blinkende stalen wiel van de naaimachine en komt de trein weer
schokkend op gang. Een gillende fluit.
De locomotief sleept een stoomwolk achter zich aan. Ratelend en rammelend rijdt
de trein omhoog … ‘Siem, jij ken mooi effies
een boôdskap voor m’n doen, loop efkes nei Buurvrouw en zeg ‘r dat ze om ’n
koppie komt. Dan ben je Moe’ beste joôn.’ Zeer tegen mijn zin verlaat ik mijn
plaatsje aan Moe’ zijde en daarmee mijn verre en spannende reis.
Later in bed, helemaal alleen dus moet het nog middag zijn, voel ik de vreemde stof die ik gewoontegetrouw tussen wijsvinger en bovenlip wrijf, terwijl ik op een paar vingers zuig. Het is niet zijdeachtig als voorheen. De stof geeft niet langer dat intens bevredigende gevoel van voordien. Dan weet ik dat het ‘mijn dikke doorgestikte deken’ is geweest waaraan Moe heeft gewerkt. Door dat voortdurende wrijven is het versleten en moest worden vervangen. Ik voel mij zwaar benadeeld en boos, want waarom heeft Moe er niet dezelfde stof overheen genaaid? Dit is nu niet langer ‘mijn bed’. Op mijn vingers zuigen om in slaap te komen werkt ook niet meer, zodat ik mijn hand doelloos over mijn gezicht laat dwalen. Ik vind mijn ogen, dan vind ik mijn neus en uiteindelijk de slaap.
Later in bed, helemaal alleen dus moet het nog middag zijn, voel ik de vreemde stof die ik gewoontegetrouw tussen wijsvinger en bovenlip wrijf, terwijl ik op een paar vingers zuig. Het is niet zijdeachtig als voorheen. De stof geeft niet langer dat intens bevredigende gevoel van voordien. Dan weet ik dat het ‘mijn dikke doorgestikte deken’ is geweest waaraan Moe heeft gewerkt. Door dat voortdurende wrijven is het versleten en moest worden vervangen. Ik voel mij zwaar benadeeld en boos, want waarom heeft Moe er niet dezelfde stof overheen genaaid? Dit is nu niet langer ‘mijn bed’. Op mijn vingers zuigen om in slaap te komen werkt ook niet meer, zodat ik mijn hand doelloos over mijn gezicht laat dwalen. Ik vind mijn ogen, dan vind ik mijn neus en uiteindelijk de slaap.
Wat een gedetailleerde herinnering Simon, ik heb je echt even als klein jongetje naast je moeder zien staan. Maar je eerste zin is verontrustend. Gelukkig zit er een 'misschien' in.
BeantwoordenVerwijderen