dinsdag 28 april 2015

Gemeentesupport

Nog onbewust van de ontdekking die mij over een kleine vijf kilometer te wachten staat, ren ik in een ontspannen tempo over de Waalbandijk. Waar ik mij wel van bewust ben, dat is de warmte van de zon. Deze voelt extra weldadig aan nu de koude zuidoostenwind mij in de rug blaast. En als om duidelijk te maken dat het echt lente is, ondanks de vorst van afgelopen nacht, heeft de kruideniersperenboom in de voortuin van de familie Engelen zich met bloesems getooid. Dit maagdelijk witte kleedje kan het dode hout in de top van de boom echter niet verhullen. Mits een boomchirurg de afgestorven takken er zorgvuldig uit snoeit, hoeft deze klassieke perenboom niet voortijdig te sterven.
      Even verderop word ik ontvangen door opgewonden trompetteren. In eerste instantie denk ik aan een dier in nood, tot het heldere toetergezang wordt begeleidt door een onaangenaam verkouden gakken. Het paar staat onderaan het dijktalud. Man gans is duidelijk verontrust, bang wellicht, dat ik hem zijn verovering ga ontnemen. Zij daarentegen, even opgewonden als hij weliswaar, ziet een veroveringsgevecht wel zitten. Ik sein hen geruststellend: “Misschien ben ik niet zo slim, maar zeker niet zo dom als een gans!”
      Evengoed duurt het nog een poosje voordat het stel weer rustig is en ik ongestoord van de natuur kan genieten. Bijvoorbeeld van het in lentegroen uitbottende bos op landgoed Doddendael. Het is alsof ik zojuist voor het eerst een bril opzette: hé, allemaal blaadjes! En dan te bedenken dat, net zoals in de gemeente Aalten, deze frisgroene blaadjes gratis en voor niets worden uitgevouwen. Maar er is wel een groot verschil met de arbeiders in die andere Gelderse gemeente: daar is sprake van dwangarbeid! In Aalten worden mensen die een uitkering ontvangen verplicht tot het vouwen van bloemen, in een kale onverwarmde fabriekshal.
      Hier daarentegen, heerlijk in de vrije natuur rond Slot Doddendael, wordt gevouwen met behoud van uitkering in de vorm van onophoudelijke sapstromen. Hier werkt iedere afzonderlijke knop gestaag en vreugdevol aan de voltooiing van een gezamenlijke belofte. Ieder lenteseizoen opnieuw, tot in lengte van jaren, veranderen deze noeste knoppen kale bomen in groene paradijsjes. Gratis en voor niets, voor ieder die daarvan genieten wil.
      Ik ren verder en vraag mij af hoe het met de klokkenluider, Peter Dibbets, gaat. Hij heeft de inwoners van de gemeente Aalten en de Gelderse politiek wakker geschud. Trekt zijn actie hem uit zijn positie als werkloze? En vindt de gemeente een alternatief voor deze jaarlijkse inkomstenbron? Een half miljoen euro, dat is geen kattenpis!
      Vlakbij het ‘Tempeltje van Kortekaas’ besluit ik impulsief om via de Uiterwaard weer naar huis te gaan. De gedachte aan de schots en scheef liggende klinkers in het wegdek duw ik naar de achtergrond. Ik voel mij nog fris genoeg zodat ik vast wel alert zal blijven. Net voor boerderij ‘de Ruif’ zie ik een waarschuwingsbord. Gewijzigde situatie, staat er in rode letters op te lezen. Zal het bruggetje ontbreken? De gemeente heeft inmiddels besloten dat te vervangen, maar of dat werk al ter hand is genomen is mij niet bekend.
      De eerste honderd meter gaat nog over asfalt. Maar daar waar ik de beruchte straatstenen verwacht, is de verrassing compleet. Een glad zwart wegdek rolt zich voor mij uit. Hier kunnen we de rolschaatsen onderbinden! Voor mij voelt het alsof onze gemeente de hardloper een steuntje in de rug geeft. De gemeentesupport zogezegd, gaat verder dan het uitzetten van een hardloopparcours. Niks opletten geblazen! Heerlijk rennen als op een strak tapijt.
      Wat een verschil!
      In die ene gemeente verdient men aan bijstand en in deze verleent men juist bijstand.
      Blij dat ik in Beuningen woon!
     

      

vrijdag 24 april 2015

Honingraat

Afgelopen dagen vormden straatschilders strakke letters tussen twee strenge strepen op het barre asfalt van de Tempelstraat. Bril en contactlens zijn overbodig om het resultaat te kunnen lezen: SCHOOLZONE. Over een klein half uur manoeuvreren hier automobielen als in een kermisattractie om kinderen af te leveren aan een van de twee basisscholen voor weer een nieuwe schooldag.
      In mijn hoofd ben ik nog bij het aanstaande gekrioel rond de scholen, vandaag vanwege de Koningsspelen wellicht intensiever dan gewoonlijk, als ik de bushalte van Lijn85 nader waar een vrouw uitkijkt naar de komst van haar bus. Zij steekt iets in haar mond en gooit vervolgens iets dat fladderend langs de abri richting berm zeilt. Bij het passeren zie ik dat niet alle schillen, want dat was wat zij wegwierp, de berm hebben gehaald en kan ik vaststellen dat het wachtende meisje een sinaasappel staat te eten. Onderdeel van een uitgesteld ontbijt? Wellicht.
      Dit tafereel, eigenlijk alleen de schillen, doen mij aan de mandarijntjes denken die wij gedurende de laatste twee weken dagelijks bij onze lunch gebruikten. Het is misschien een vreemd onderwerp om hier, joggend over de Hommelstraat aan te snijden, maar nu die herinnering komt bovendrijven…!
      Die mandarijntjes dus, ze zien er normaal uit, maar zijn het niet!
      Even terzijde, ik vond er slechts één die qua vorm afweek van de rest. Scheefgegroeid. In de veronderstelling dat deze gebochelde een kleine lifter onder de schil verborg, maakte ik er een foto van. Dat werd een teleurstelling. Naast hetgeen deze vruchten ongewoon maakt, vond ik in deze Quasimodo onder de mandarijntjes slechts twee uitgegroeide partjes. Niet opzienbarend. Niet de moeite waard voor een vervolgfoto.
      Ongewoon, maar op het oog gewone mandarijntjes dus.
      Gelukkig heb ik het label van het tweede en laatste netje bewaard. Dat meldt onder meer: mandarijnen Spanje, klasse 1, maat 2/3. De netjes zijn via Aldi bij ons terecht gekomen.
      Onbewust van hetgeen er komen ging ontdeed Riky het eerste aangedane exemplaar van de schil en deelde de vrucht in tweeën. Rillend van afgrijzen boog zij haar hoofd opzij: “Die eet ik niet, of jij moet hem verder schoonmaken!”
      Het was direct duidelijk: de schil bleek naar binnen gegroeid en vertoonde aan de kant van het vruchtvlees een structuur die doet denken aan een honingraat. Om de een of andere reden voelt Riky weerzin bij het zien van dergelijke structuren. Waarom dat zo is, heeft zij nooit kunnen achterhalen en zij neemt niet de moeite daarvoor een psychoanalyse te ondergaan.
      Aan mij dus de eer om haar mandarijntje te ontdoen van dit intieme groeisel.
      Ik weet niet wat de fruithandel verstaat onder klasse 1, evengoed kan ik mij indenken dat mandarijnen met deze afwijking, mits onderkend, niet (onder die klasse) verkocht mogen worden, ofschoon ik er persoonlijk geen enkel probleem mee heb. Sterker nog, dank zij dit extra schilletje is de smaak bijzonder! Lekkerder, vind ik.
      Onlangs las ik een artikel in Quest over misvormd fruit en groente. Daaruit leerde ik dat er voor iedere soort bijzondere schoonheidseisen zijn opgesteld. Een komkommer mag bijvoorbeeld niet krommer zijn dan tien procent en een banaan niet korter dan veertien centimeter. De schrijver van het betreffende artikel, veronderstelde dat wij als oermens leerden dat abnormaal gevormd fruit of groente aangevreten kan zijn door wormen, of aan een plantenziekte lijdt. Daarom kiezen we voor een zo recht mogelijke komkommer. De handel blijft daardoor met de afwijkingen zitten. Enzovoorts.
      Mij maakt het allemaal niet zoveel uit, zolang ik maar geen groente of fruit ongebruikt in de compostbak hoeft te mikken. Recht of krom, rond dan wel gebocheld, het zij zo! Met dank aan Marten Toonder, zegt een zekere heer O.B.B. te R. het zo: “Ik schaam mij niet te bekennen dat een stille traan na lezing in mijn pijp gleed.”
     

      

dinsdag 21 april 2015

Tonghoren

Trek ik ze aan of stop ik ze in mijn jaszak? Als hardloper word je altijd geconfronteerd met onzekerheden, ook al zijn ze klein. Nog tijdens de eerste honderd meter is het duidelijk: ze moeten aan. Het gaat een beetje stuntelig, handschoenen aantrekken terwijl je jogt. Daardoor let ik niet zo goed op mijn omgeving en kan ik een botsing met een man die zijn hond uitlaat, ternauwernood voorkomen.
      Aan de overkant van de Van Heemstraweg trekt een scholier de mouwen van zijn jas over zijn handen. Toch wel koud hé, zo’n fietsstuur?, vraag ik hem in gedachten. De bijna botsing heb ik inmiddels verwerkt, hoewel het beeld van de man, in het bijzonder zijn hoofd, op mijn netvlies blijft. Het is een haarloos hoofd, waarschijnlijk geschoren. Iets dat veel mannen tegenwoordig met hun hoofd doen. Een gewoon mannenhoofd dus. Wat het buitengewoon maakt, is een apparaatje dat vlak boven het rechteroor op of aan de schedel is bevestigd. Tijdens de korte blik die ik er op kon werpen, meende ik iets in de vorm van een slakkenhuis te zien dat ik heb geïnterpreteerd als een gehoorapparaat dat via een operatieve ingreep met de man zijn gehoororgaan verbonden werd. Waarschijnlijk gaat het om een cochleair implantaat.
      Deze ontmoeting brengt een verhaal dat ik onlangs las, terug in mijn geheugen terwijl ik over de Hommelstraat ren, die overigens voorgoed veranderd is sinds ook de kastanjebomen aan het boveneind moesten sneven. Jaar in jaar uit tuigden zij zichzelf op met glanzend-meikeverbruine knoppen om die bij het eerste teken van de lente te doen uitgroeien in opgetogen bloeiende kaarsjes te midden van kransjes teergroen loof. Jammer dat we daar niet langer van kunnen genieten.
      Terug naar dat verhaal, ‘Tijdmeters’ genaamd (oorspronkelijk ‘The bone clocks’), van David Mitchell (nooit eerder las ik een verhaal waarbij de schrijver voor verschillende standpunten kiest: ieder hoofdstuk – er zijn er zes – is geschreven vanuit een andere ik-persoon. De levens van deze personen zijn door de tijd heen (het begint op 30 juni 1984 en eindigt op 24 oktober 2043) met elkaar verweven.) Vanwege mijn ontmoeting met de man en zijn implantaat denk ik specifiek aan het gedeelte dat handelt over een school voor doven.
      Deze Øvre Fjellbergschool, gesticht in 1932, werd in 1975 geleid door een pedagoog die toneel- en muzieklessen invoerde vanwege zijn liefde voor de viool. Blijkbaar genieten doven op verschillende manieren van muziek (in 1984 voerde deze school, samen met een plaatselijke muziekvereniging, een concert op voor horenden en niet-horenden (op de muziek van Jean Sibelius’ ‘The swan of Tuenola’). In de wetenschap dat ook wij, als horende bedoel ik, op heel verschillende manieren van muziek kunnen genieten, kijk ik er niet echt van op dat mensen die niet kunnen horen desondanks van muziek houden. Evengoed is slechts denken aan het missen van een zintuig, terwijl ik, voor zover ik weet, nog over het totale pakket beschik, al afschrikwekkend. Laat staan daadwerkelijk missen!
      Het inbrengen van een cochleair implantaat is zwaar en duur.
      Er zijn gelukkig opbeurende ontwikkelingen. Bijvoorbeeld tonghoren: in dezelfde tijd dat ik over de Øvre Fjellbergschool las, las ik over een apparaatje dat je in staat stelt om met je tong te horen. Door de grote gevoeligheid van de tong is een dove volgens de bedenkers prima in staat om geluiden te interpreteren. Het is de bedoeling dat het plaatje zo klein wordt gemaakt dat het onzichtbaar in de mond kan worden gedragen.
      Als een kind in de toekomst de tong uitsteekt is dat misschien niet om een ander uit te jouwen, maar om die ander beter te horen!
     Het spreekwoord 'Zijn oor te luisteren leggen', kan in de toekomst ook luiden: 'Zijn tong te luisteren uitsteken!'
     
      

zaterdag 18 april 2015

Kraaien

Het VVD-kamerlid Han ten Broeke vindt dat het tentoonstellen van fragmenten van het neergeschoten vliegtuig MH17 door een oorlogsmuseum in de Russische stad Ejsk, niet getuigt van respect voor de nabestaanden. Dat was ook mijn eerste gevoel toen ik in BN De Stem las dat de voorzitter van het museumbestuur, Finat Sjajchoelin, zei dat het om brokstukken gaat die de Nederlandse bergers tijdens de ruiming hebben achtergelaten. “Ze liggen daar maar en daarom hebben ze ze ons cadeau gegeven als teken van respect voor ons.”
      Joggend langs Tuincentrum Bull zie ik de plek van de ramp voor mij. Via de camera van journalisten worden links en rechts brokstukken in beeld gebracht, restanten waarop Sjajchoelin doelde. Hoe lang tolereren bewoners die zich weer een beetje vrijer kunnen bewegen nu de oorlog een stukje schijnt opgeschoven, deze resten op hun akkers waar zij binnenkort weer gewassen zullen willen inzaaien? Hoe verschrikkelijk ook wat daar gebeurd is, met iedere dag die verstrijkt wordt het een stukje van onze geschiedenis.
      Ik nader de tweede elleboog in de Hommelstraat en daarmee de enige nog levende peppel – zijn kompanen werden enkele maanden geleden omgeschoffeld – die daar fier boven de essen uittoornt. In zijn nog kale kruin zitten drie kraaien die mij doen denken aan het bestuur van het Ejskse oorlogsmuseum. Ze loeren naar het nog braakliggende land van Thé. Aan hun houding te zien zitten zij boordevol plannen die niet door de beugel kunnen. Daar kan ik niets tegen in brengen en dat weten zij heel goed, want terwijl ik onder de boom door ren lachen zij mij uit. Vierkant. En ondersteunt met krassende uithalen.
      Een jaar of tien was ik toen ik samen met Jan, mijn een jaar oudere broertje, naar het land van Schippers toog. Daar, langs de sloot, stond een lange rij van misschien wel twintig knotwilgen. Fijn voor de koeien om bij zonnig weer onder te schuilen. Fijn ook voor de wilde eenden om hun eieren in te leggen en voor deze twee Dekkertjes om die er vervolgens uit te kunnen halen. Maar het aller fijnst was het wel voor ons hele gezin als onze moeder, dank zij die mooie zacht blauwgroene wilde eendeneieren, van die lekkere dikke pannenkoeken wist te bakken. Afijn, op de terugweg van zo’n rooftocht kwamen we langs de achterkant van het middeleeuwse Magdalenakerkje (wij waren meer gewend aan de voorkant waartegen we van ons huis uit aan keken.) Daar, achter dat kerkje, bevond zich een ondiepe kuil. Meter of veertig in doorsnede, waarvan Jan wist of meende te weten dat daar tijdens de Tweede Wereldoorlog een brandend vliegtuig was neergestort. Hoewel we er ijverig naar zochten hebben we er, voor zover ik weet, nooit restanten van gevonden. Wat ik mij toen niet realiseerde, niet kon realiseren denk ik, is dat die oorlog nog maar zo kort daarvoor werd uitgevochten. Over iets meer dan tien jaar is de situatie rond de rampplek in Oekraïne min of meer vergelijkbaar met die in het Wadway van toen.
      We kunnen ons wel boos maken over het gedrag van de burgers van Novorossia, de naam die de rebellen gebruiken voor de opstandige regio in Zuidoost-Oekraïne, maar een feit is dat zij en wij ook wellicht, voortdurend valselijk worden geïnformeerd. Onmiddellijk na de ramp konden de Russiche autoriteiten melden dat zij uit vliegbewegingen konden opmaken dat het verkeersvliegtuig is neergeschoten door een jachtvlieger van Oekraïne. Op de luchtmachtbasis in Gilze-Rijen vonden onderzoekers sporen van een Russische Buk-raket. Het is, met andere woorden, een politiek gevecht tussen mastodonten. Rusland tegen Europa en zijn vazallen, of andersom.
      Over de functie van musea kun je van mening verschillen en over hetgeen in museums wordt tentoongesteld. Restanten van vlucht MH17 passen daar wat mij betreft bij, over gepaste tijd. Het gaat om het verhaal dat door de brokstukken wordt verteld. Uiteindelijk een en hetzelfde, hoop ik, maar ik vrees dat zoiets nooit zal gebeuren.
      Wat is waarheid?
     
      

dinsdag 14 april 2015

Weetje

Je zult me wel voor gek verslijten als ik je vertel wat ik vandaag langs de Waalbandijk meemaak. Nu, dat risico neem ik al was het maar omdat ik het zelf nauwelijks geloven kan…
      Alles was zoals op de meeste dinsdagen. Terwijl ik over de Waalbandijk ren, met mijn hoofd bij het krantenartikel over een basisinkomen voor iedereen, hoor ik iemand luid en duidelijk zeggen “Heb je nog zulke koude poten, Greet?” Het eerste dat in mij opkomt is dat fietsers mij ongemerkt genaderd zijn maar een snelle blik over mijn schouder laat zien dat er niemand in mijn omgeving is. Voordat ik van mijn verbazing ben bekomen volgt een antwoord, ditmaal helderder: “Nee, maar wacht Klaarzien, zie je daar die tweepoter?”
      Opnieuw niemand te zien. Ik ren hier helemaal alleen, tenzij die schapen… tweepoter? Verroest, het zijn die schapen! In het weitje liggen ze met zijn allen op een kluitje als op de middenstip van een voetbalveld. Op één dier na. Dat, het enige zwarte, staat apart.
      “…die tweepoter vertrouw ik niet. Even stil nu!”
      Vervolgens klinkt het schor, als van een zware roker: “Die met dat zwarte vel? Dat lijkt onze Are wel!”
      “Nee, ja, zwart als Are, maar dat is geen vel,” fluistert het eerste dier, Klaarzien?, “tweepoters kunnen hun wolletje naar believen uittrekken. Maar nu stil zijn!”
      Verrek, die schapen hebben het over mij! Aarzelend ren ik de schapenwei voorbij, maar de gekkigheid gaat gewoon door. Op de een of andere manier blijf ik met deze dieren – of is het met één? – verbonden: “Klaarzien, gebruik uitsluitend je denkstem, de anderen hoeven dit niet te horen. Weet je nog dat ik jou vertelde dat ik weet waar onze jonkies heen gaan?”
      “Ja, maar Greet, mijn Weetje…”
      “Die daar, ’t was die zwarte tweepoter waarvan ik iets opving. Die daar denkt dat onze kleintjes naar horeca gaan!”
      “O…ja, naar horeca, maar, Greet, voorzichtig nu,” waarschuwt Klaarzien haar vriendin, “weet je, ik oefen mijn kleine, Weetje, in het gebruik van denkpraat!”
      Gaandeweg hun gesprek krijg ik in de gaten dat het deze Weetje moet zijn met wie ik verbonden blijf. Ik weet het, dat kan helemaal niet, maar evengoed is het een feit. Ondanks ik steeds verder van de dieren weg ren kan ik hun stemmen, die van Greet en Klaarzien, de mama van Weetje, horen. Maar met Weetje voel ik mij intiemer verbonden. Het is alsof ik direct in haar geheugen blik. Het jonge dier denkt aan hetgeen haar is verteld. Kort nadat haar mama was geboren ontdekte Grote Greet, zoals de volledige naam van het leiddier luidt, dat haar moeder over denkspraak beschikte. Greet zorgde er voor dat de kudde terdege het belang daarvan ging inzien. En op Boze Dag, de dag dat lammeren jaarlijks worden afgevoerd, hebben alle schapen samen krachtig gedacht “Niet Klaarzien!, niet Klaarzien!” Ondanks alle onrust vanwege het vangen van de jonge leden van de kudde, steeds opnieuw: "Niet Klaarzien!, niet onze Klaarzien!" Toen alle tweepoters waren vertrokken, met medeneming van alle lammeren op Klaarzien na, waren de schapen overtuigd dat Greet met haar actie Klaarzien voor de kudde had gered. Vanaf die dag werd Greet Grote Greet genoemd.
      Intussen ben ik onder de Tacitusbrug door gerend en gaat de conversatie tussen de twee moederdieren door. Zij hebben het over Are, het zwarte schaap, maar er ontstaan regelmatig lacunes. Mijn verbinding lijkt gaandeweg opgerekt, steeds dunner te worden. Ik schrik van een felle kreet die klinkt als: “Hij zit in mijn kop!” De lijn breekt met een plofje, zoals een kurk die uit een flessenhals wordt getrokken. Plotseling ben ik mij bewust van het verkeer op de A50 en een vogel die een lenteliedje fluit.
      Op de terugweg passeer ik opnieuw het schapenweitje. Are heeft zich intussen bij de groep aangesloten. Een ander – Grote Greet? – heeft zich een stukje verwijderd. Terwijl ik langs hen ren wend zij haar kop in mijn richting alsof zij zeggen wil: “Jij?”
     

      

vrijdag 10 april 2015

Schapenbaas

Vandaag rennen wij samen. Vanwege warme zonneschijn en ondanks mist – die na de Tacitusbrug zodanig in zal dikken dat de kilte ervan zelfs voelbaar is – jogt vandaag een onafscheidelijke kameraad, mijn schaduwbeeld, synchroon met mij mee. Tot aan de Waalbandijk blijft hij vooral links van mij, maar nu snelt hij gretig voor mij uit, zich uitstrekkend waar hij van de dijk geraakt: de zon laat zich niet vermurwen! Samen bereiken we het schapenweitje en constateren de terugkeer van enkele families Schaap, inclusief het zwarte. Zij hebben uitbreiding gehad, deze families. De diverse geboorten vonden echter elders plaats. Vermoedelijk reeds begin februari, gerieflijk in een schapenschuur in plaats van vrij bij kou en ontij.
      Vandaag geen lammetjesdag – misschien rokjesdag, later op de dag.
      Wat ik nu nog niet weet is, dat later niet lang op zich laat wachten: weer op weg naar huis, ongeveer op dezelfde plaats, komt mij een dame tegemoet fietsen. Vanwege de zon zie ik geen details, maar kan ik des te beter horen. Zij zingt! Zij zingt een vrolijke melodie. Hoewel ik geen woorden onderscheid klinkt het welluidend op deze vroege lentedag. De zon warmt mijn gezicht de melodie mijn oren, ik word er zo mogelijk nog vrolijker door.
      De lammetjes brengen een schaapherder terug in mijn herinnering. Ik hoorde hem op de radio, of misschien was het in een televisieprogramma. Hij sneed een concurrentieprobleem aan die zijn traditioneel gehoede kudde wordt aangedaan. Hoe dan ook, de schapenman vertelde ons enthousiast over de aanwas in zijn kudde, hoe hij hiervan genoot en dat de vele lammetjes ook anderen, vooral kleine kinderen, plezier doen. Bijna aan het einde van zijn betoog maakte hij een stoere opmerking die mijn herderlijke beeld deed versplinteren. Hij zei iets over de lammetjes, hij zei ongeveer: de meesten van hen vinden een carrière in de horeca!
      Een herder op de heide, omringt door zijn schapen – het is koud, een van de lammetjes dient hem als shawl – en in gezelschap van zijn oplettende herdershond die bij tijd en wijle afdwalende dieren tot de orde roept. Dit pastorale beeld viel zoals gezegd in duigen, toen de schapenbaas de toekomst van de pasgeborenen zo creatief uitbeeldde. Hier en nu, rennend langs de waalbandijk, valt mij plotseling in dat ik hem geheel verkeerd begreep: deze herder bedoelde niet te zeggen dat de meeste van zijn lammeren binnenkort worden opgedeeld in lamskotletjes, lamszadels, lamsschenkels of lamscarrés, dan wel verwerkt in gerechten als lamsfilet met een jasje van gember en rode pepertjes, lamsvlees met pruimedanten, of een meer exotisch gerecht als kambing pedas masak jeroek limo! Niets van dat al, de beste man bedoelde het letterlijk: deze wollige jongeren gaan in de horeca werken.
      Hé, dat is een hele opluchting. Ik kijk er overigens niet vreemd van op, dat schapen tegenwoordig aan het werk worden gezet, bedoel ik. Zo is bijvoorbeeld, het kort houden van grassen op de Hoge Veluwe nuttig werk! En zijn er meer voorbeelden van dieren die economisch worden ingezet. Wat te denken van de Bonte Bentheimer varkensfamilie, die sinds kort de bermen in de gemeente Renkum wiedt (het gaat om de lastige, diep wortelende Japanse Duizendknoop waar generaties tuinlieden zich reeds de rug op hebben gebroken! Als dank mogen deze landarbeiders het kruid nuttigen terwijl zij werken: zij schijnen dat lekker te vinden.)
      We kennen ook allemaal de schapen die sinds jaar en dag in de wolindustrie werkzaam zijn (schaapje, schaapje heb je witte wol? ja baas, ja baas, drie zakken vol!...), of schaapjes die zich laten tellen om onze slaap te bespoedigen.
      Maar in de horeca? 
      Schapen zullen niet allemaal zetbaas kunnen worden in een specifiek eetestablishment, of winkelier in de grutterswinkel in de verhalen van Marten Toonder, of…?
      Kortom, ik ben benieuwd welk horecawerk schapen binnenkort krijgen toebedeeld.
     

      

dinsdag 7 april 2015

Veldles

De grote grazers zijn snel gevonden. In feite liepen we in een veilige boog om hen heen waarbij William, de man van het Het Dijkmagazijn zichzelf voorzichtigheidshalve tussen de kudde rode geuzen en de zevende- en achtstegroep basisschoolkinderen, en hun begeleiders, opstelde. Die voorzichtigheid was nodig omdat zich verschillende kalfjes in de kudde bevonden. Kleinere dieren lieten zich moeilijker zien, op enkele kraaien, twee kokmeeuwen en een aalscholver na. Deze laatste volgde de Waal stroomafwaarts terwijl het onder zich zwaarbeladen schepen moeizaam tegen de stroom in zag puffen.
      De koeien doen alsof zij ons niet zien, precies zoals door William werd voorspeld. Terwijl wij in een langgerekte groep langs hen heen, in de richting van de rivier lopen, brengen zij, rustig grazend, hun enorme gewicht van het ene naar het andere been en trekken op die wijze in slow motion richting Weurt. Achter onze rug nemen gras knabbelende konikpaarden de vrijgevallen plaats in beslag. Geen van de kinderen voelt de behoefte om eens uit te proberen of er meer vaart in de dieren te brengen is. Wellicht omdat – of is het ondanks dat? – William ons, door de ogen van deze grote grazers, naar onszelf als groep liet kijken: “Wij mensen zijn van nature jagers. Deze dieren weten dat. Als er zo’n grote groep op hen af komt, wat zouden zij dan in ons zien?”
      Even valt er een stilte. “Beren,” meent een van de jongens (denkelijk omdat zij zoals wij op twee benen gaan!)
      “Nee joh, tijgers!,” brengt zijn kameraadje daar tegenin.
      William moedigt hen aan dichter bij huis te blijven. Dan komt een van de kinderen met de wolf op de proppen. Precies! Wolven. Een van de jongens imiteert onmiddellijk wolvengehuil, en dat is wat we volgens William nooit moeten doen in de nabijheid van wilde paarden en runderen. Dan raakt de kudde in paniek en kunnen er ongelukken gebeuren, houdt hij ons ernstig voor.
      Tijdens de veldles was veel te beleven. Nu ik hier halverwege de middag over de Waalbandijk ren buitelen de beelden van deze morgen over elkaar heen. De kinderen waren in zes groepjes verdeeld, ieder met eigen taken. Nadat de bomen op klimbaarheid en het water op doorwaadbaarheid waren verkend, liepen er al snel kinderen met touwen, schepnetjes, vergrootglazen, piketpaaltjes, grondboren, verrekijkers en determineerkaarten rond. In het ene groepje werd gediscussieerd over stenen – is dit nu graniet of kwarts? –, in een ander over vogelsporen en in weer een andere groep waren de landsvlaggen van de schepen onderwerp van gesprek.
      Met ons groepje stuitten we op bijzondere ontlasting. We vonden nog vrij verse, glanzende keutels bij en tussen drogere mest van koeien. De vorm ervan bracht ons echter in verwarring. Duidelijk van schaap of geit, zo meenden wij. Maar schapen noch geiten vind je in de uiterwaarden. Dus van welk dier is deze poep? Het antwoord bevond zich niet zo heel ver bij ons vandaan: een kalf. In deze keutel zijn geen restanten van grassen te vinden en de substantie is bovendien vaster dan normale koemest. Het duurt een paar dagen voordat een kalf gras kan eten; gedurende de eerste dagen is dat kalf afhankelijk van moedermelk.
      Tijdens de groepsevaluatie op het Waalstrand liet William ons zien hoe je aan de vorm van een steen kunt bepalen op welke manier die hier terecht is gekomen, leerde hij ons over kwelwater en liet ons raden hoe hoog het water komt als die tegen de rand van de dijk is gewassen.
      Ik had niets van deze bijzondere veldles willen missen.
      O ja, en als ik op mijn qui vive was geweest, had ik op de vraag “Opa, van welk dier is deze pootafdruk?,” geantwoord: “Van een emoe….! O nee, wacht, van twee vingers en de duim van de rechterhand van een Triangelleerling. Ja hoor, de hand van een achtstegroeper. Definitief!”
     

      

vrijdag 3 april 2015

Onschuld

Het lentegroen van de uitbottende treurwilg bij huis de Wijhe aan de Tempelstraat past precies bij mijn gevoel op deze Goede Vrijdag. Hoop; ondanks de misère in de wereld, iedere dag weer, zijn er steeds nieuwe kansen. Wat er ook gebeurt, het leven gaat door.
      Evengoed word je soms bij de neus genomen, bedenk ik terwijl ik de Hommelstraat in ren. Soms keihard en onverbiddelijk, zoals die meneer die door een omvallende grafsteen op de laatste rustplaats van zijn schoonmoeder werd gedood, terwijl hij haar een bosje bloemen kwam brengen. Een enkele keer valt de schade mee en kun je er later hartelijk om lachen. Zo kreeg de acht maanden oude Daniel Ellingson een verhaal in de schoot geworpen dat zijn leven lang mee kan. Zijn ouders probeerden tegen een zo voordelig mogelijke prijs een personenbusje te huren om daarmee op vakantie te gaan. In een onbewaakt ogenblik sloeg zoontje lief met zijn vuistjes op het toetsenbord van mama’ laptop en boekte daarmee een busje. Vanwege de verkoopvoorwaarden weigerde het bedrijf het aankoopbedrag terug te betalen. Pas toen dit verhaal op de televisie werd verteld wilde men alsnog een uitzondering maken.
      Ook minister Henk Kamp wordt bij tijd en wijle door het leven geplaagd. De laatste maanden is het voor hem goed raak. Terwijl de provincie Groningen vanwege de jarenlange gaswinning nog op zijn grondvesten staat te schudden, dreigen in Twente, vanwege de oliewinning bij Schoonenbeek, ernstige bodemdaling, aardschokken en verontreiniging van het grondwater. In beide gevallen lijkt de NAM te voortvarend aan de gang gegaan, hebben overheden in goed vertrouwen – het gaat om een staatsbedrijf, hebben zij gedacht, dus zit dat wel goed – de benodigde vergunningen voor de winning van olie en gas afgegeven.
      Maar hoop doet leven, zo leert ons ook het uitbottende groen.
      De minister kan veel leren van de situatie rond het Drentse olieveld. Nadat daar de jaknikkers in 1996 werden stilgezet omdat de olievelden uitgeput werden geacht, worden sinds 2011 de laatste restjes olie door de NAM naar boven gebracht met behulp van een nieuwe techniek die lijkt op fracking. Dit is een methode die gebruikt wordt om schaliegas te winnen en die momenteel zwaar ter discussie staat. Met behulp van stoom en chemicaliën worden teerachtige olieplakken diep onder het aardoppervlak vloeibaar gemaakt en naar boven gepompt. Nadat de olie is afgescheiden wordt het afvalwater via oude leidingen onder hoge druk in lege gasvelden gepompt (zou men dat afval reinigen, wordt de olie veel te duur!) Volgens hoogleraren Ko van Huissteden, fysische geologie, en Lucas Reijnders, milieukunde, is dit een uiterst risicovolle werkwijze met kans op aardschokken, gronddalingen en verontreiniging. Deze heren adviseren de oliewinning onmiddellijk stop te zetten want, menen zij, dat het fout gaat is een kwestie van tijd.
      De minister van economische zaken is nu zwaar gewaarschuwd: de vis wordt duur betaald. Olie en gas winnen is al geen sinecure en ook aan het winnen van schaliegas kleeft een veel te hoog risico.
      Nu maar hopen dat Henk Kamp eieren voor zijn geld kiest. Het is niet voor niets Pasen.
      Maar het kan ook zomaar zijn dat de minister doorgaat en zijn handen in onschuld wast. Zo gaat dat vaak met politici. Dat leerden zij van Pontius Pilatus. Gisteravond nog zagen wij hem (Jon van Eerd) dat opnieuw doen, vlak voordat hij Jezus (Jim de Groot) tot het kruis veroordeelde. Maar niet dan nadat hij het volk had laten spreken, want, zei hij, zo gaat dat in een democratie.