Vandaag
rennen wij samen. Vanwege warme zonneschijn en ondanks mist – die na de Tacitusbrug zodanig in zal dikken dat de
kilte ervan zelfs voelbaar is – jogt vandaag een onafscheidelijke kameraad,
mijn schaduwbeeld, synchroon met mij mee. Tot aan de Waalbandijk blijft hij
vooral links van mij, maar nu snelt hij gretig voor mij uit, zich uitstrekkend waar
hij van de dijk geraakt: de zon laat zich niet vermurwen! Samen bereiken we het
schapenweitje en constateren de terugkeer van enkele families Schaap, inclusief
het zwarte. Zij hebben uitbreiding gehad, deze families. De diverse geboorten
vonden echter elders plaats. Vermoedelijk reeds begin februari, gerieflijk in
een schapenschuur in plaats van vrij bij kou en ontij.
Vandaag geen lammetjesdag – misschien
rokjesdag, later op de dag.
Wat ik nu nog niet weet is, dat later niet
lang op zich laat wachten: weer op weg naar huis, ongeveer op dezelfde plaats, komt
mij een dame tegemoet fietsen. Vanwege de zon zie ik geen details, maar kan ik
des te beter horen. Zij zingt! Zij zingt een vrolijke melodie. Hoewel ik geen
woorden onderscheid klinkt het welluidend op deze vroege lentedag. De zon warmt mijn gezicht de melodie mijn oren, ik word er zo mogelijk nog vrolijker door.
De lammetjes brengen een schaapherder
terug in mijn herinnering. Ik hoorde hem op de radio, of misschien was het in
een televisieprogramma. Hij sneed een concurrentieprobleem aan die zijn
traditioneel gehoede kudde wordt aangedaan. Hoe dan ook, de schapenman vertelde
ons enthousiast over de aanwas in zijn kudde, hoe hij hiervan genoot en dat de
vele lammetjes ook anderen, vooral kleine kinderen, plezier doen. Bijna aan het
einde van zijn betoog maakte hij een stoere opmerking die mijn herderlijke
beeld deed versplinteren. Hij zei iets over de lammetjes, hij zei ongeveer: de meesten van hen vinden een carrière in de
horeca!
Een herder op de heide, omringt door zijn
schapen – het is koud, een van de lammetjes dient hem als shawl – en in
gezelschap van zijn oplettende herdershond die bij tijd en wijle afdwalende
dieren tot de orde roept. Dit pastorale beeld viel zoals gezegd in duigen, toen
de schapenbaas de toekomst van de pasgeborenen zo creatief uitbeeldde. Hier en
nu, rennend langs de waalbandijk, valt mij plotseling in dat ik hem geheel verkeerd
begreep: deze herder bedoelde niet te zeggen dat de meeste van zijn lammeren binnenkort
worden opgedeeld in lamskotletjes, lamszadels, lamsschenkels of lamscarrés, dan
wel verwerkt in gerechten als lamsfilet met een jasje van gember en rode
pepertjes, lamsvlees met pruimedanten, of een meer exotisch gerecht als kambing
pedas masak jeroek limo! Niets van dat al, de beste man bedoelde het
letterlijk: deze wollige jongeren gaan in de horeca
werken.
Hé, dat is een hele opluchting. Ik kijk er
overigens niet vreemd van op, dat schapen tegenwoordig aan het werk worden
gezet, bedoel ik. Zo is bijvoorbeeld, het kort houden van grassen op de Hoge
Veluwe nuttig werk! En zijn er meer voorbeelden van dieren die economisch
worden ingezet. Wat te denken van de Bonte Bentheimer varkensfamilie, die sinds
kort de bermen in de gemeente Renkum wiedt (het gaat om de lastige, diep
wortelende Japanse Duizendknoop waar generaties tuinlieden zich reeds de rug op
hebben gebroken! Als dank mogen deze landarbeiders het kruid nuttigen terwijl
zij werken: zij schijnen dat lekker te vinden.)
We kennen ook allemaal de schapen die sinds
jaar en dag in de wolindustrie werkzaam zijn (schaapje, schaapje heb je witte
wol? ja baas, ja baas, drie zakken vol!...), of schaapjes die zich laten tellen
om onze slaap te bespoedigen.
Maar in de horeca?
Schapen zullen niet
allemaal zetbaas kunnen worden in een specifiek eetestablishment, of winkelier
in de grutterswinkel in de verhalen van Marten Toonder, of…?
Kortom, ik ben benieuwd welk horecawerk schapen
binnenkort krijgen toebedeeld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten