vrijdag 25 mei 2018

Vogelwijkjes

Onzeker gescharrel op ons terras vestigde mijn aandacht op een jonge vogel. Onhandig was het ook, maar gezien staart en vlerken nog niet volledig zijn ontwikkeld, brengt het jong het er al heel behoorlijk vanaf. Het beestje heeft mijn beweging achter het raam gezien en wipt van mij weg naar een iets hoger liggende ronde steen onder een hortensiastruik waarop het wiebelend naar evenwicht moet zoeken (zo deed ik ook, niet eens zo lang geleden, toen ik door een fysiotherapeut op een schijf met een bolle onderkant werd gezet.) Ik ben nog maar net wakker maar met enige moeite en dankzij kleine stukjes wit in zijn verenpakje onderscheid ik zijn familie. Het lijkt erop dat deze ekster het nest te vroeg heeft verlaten, wellicht omdat het verweesd is. Het ouderpaar zie of hoor ik tenminste niet. Ik hoop van ganser harte dat dit jonge dier niet ten prooi zal vallen aan een van die stiekeme katten die onze tuin geregeld bezoeken. 
In ons achtertuintje is gewoonlijk weinig te beleven zodat dit jonge vogeltje een opzienbarende gebeurtenis is. Daarom informeerde ik Riky vlak voordat ik aan dit rondje hardlopen begon. Zal het er nog een beetje langer blijven zodat zij er ook nog van genieten kan? 
Het is evengoed wonderlijk gesteld met vogels in het algemeen. Wat betreft erfrechten hebben zij een veel oudere aanspraak op de aarde dan wij. Al tijdens het Krijt, een periode die 80 miljoen jaar besloeg, verschenen vogels die verenpakjes droegen, vergelijkbaar met tegenwoordige soorten. Terwijl uit DNA-studies van de genen van de menselijke huid blijkt dat veel veranderingen omstreeks 1,6 miljoen jaar geleden hebben plaatsgevonden. De moderne mens, Homo sapiens, is nog veel jonger. Wij verschenen ongeveer 0,2 miljoen jaar geleden in Afrika en zijn vandaaruit over de aarde gemigreerd. 
National Geographic schrijft in een boeiend artikel ‘Elke vogel is een dino’ (mei 2018) over de meteorieteninslag die 66 miljoen jaar geleden plaatsvond waardoor zo'n vijfenzeventig procent van alle zoogdieren, planten en bomen verdween (massa-extinctie). Ook de dinosauriërs die tot dat moment zeer succesvol waren. Toch overleefden sommige dino’s de ramp. Waarschijnlijk omdat zij konden vliegen. Met behulp van speciale technieken construeerden wetenschappers aan de hand van een fossiele afdruk van een dinosauriër dat dit weleens de ‘eerste vogel’ zou kunnen zijn geweest. Het dier leefde 150 miljoen jaar geleden. In het artikel wordt uiteengezet dat alle hedendaagse vogelsoorten uit deze overlevende dinosauriërs zijn ontstaan. Na het massaal sterven van de vleesetende soorten bloeiden tandeloze en zaadetende vogels op en ontstond een grote diversiteit.
Maar het gaat nu weer slecht met de vogels. Ik herinner me de vele mussen en spreeuwen die onder de pannen van het dak van mijn ouderlijk huis het leven schonken aan vele nieuwe generaties mussen en spreeuwen. Ademloos kon ik toekijken hoe ouderparen af en aan vlogen met een wurm of een tor of een rups. Bij aankomst van zo’n mussen- of spreeuwenouder steeg enthousiast juichen op vanonder een van de door de zon heet gestoven dakpannen. Tegenwoordig ga ik bijna uit mijn dak als ik een mus in onze tuin zie. Spreeuwen zie ik er nooit en de gierzwaluwen die op zonnige avonden onze gesprekken zowat overstemden horen we tegenwoordig nauwelijks. Het begon ermee dat mijn broer en ik het dak van ons huis sloopten. Complete vogelwijkjes verdwenen voorgoed. Tegenwoordig strooien boeren tonnen gif over hun akkers met als gevolg dat insecten massaal verdwijnen. Feitelijk veroorzaken wij opnieuw een massa-extinctie a la de meteorieteninslag op het einde van Het Krijt. Nu voltrekt de ramp zich niet in één klap maar sluipenderwijs. 
Bij mijn thuiskomst observeert Riky vanachter het raam de jonge ekster die waarschijnlijk niet volwassen wordt. Als zij mij ziet vraagt zij verdrietig: “Wat kan ik eraan doen?”
Ja. Wat kan ik eraan doen?


vrijdag 18 mei 2018

Water

Gisteravond in de ‘schoolbankjes’ van de Universiteit van de Bieb in Beuningen kregen we les van een oud-collega. Die les bestond uit een hoorcollege over de gebeurtenissen in het Land van Maas en Waal gedurende de jaren 1939 tot en met 1945. De collegezaal werd niet drukbezocht zodat ik gemakkelijk kon constateren dat niemand van ons aantekeningen maakte. Wij ook niet als ik het schrijven van mijn mailadres niet meereken. Overigens waren onze stoelen niet voorzien van schrijftafeltjes en wisten we bovendien dat er geen overhoring zou zijn. Misschien dat ik als gevolg van deze omstandigheden het college repeteer nu ik hier over de Hommelstraat ren.
Ard van Hulst leerde ik kennen tijdens een klus in het zorgcentrum waar hij als kok werkzaam was. Die klus bestond uit het in kaart brengen van alle werkprocessen van de instellingskeuken en een inventarisatie van gezondheidsrisico’s bij de bereiding en portionering van warme en koude maaltijden voor medewerkers maar vooral voor de gebruikers. De maaltijdvoorziening moest voldoen aan de hygiënemaatregelen (HACCP) van de overheid en het management wenste bovendien certificering voor de voedselveiligheid volgens NEN ISO. Dat was een behoorlijke klus voor een eenmansbedrijfje als dat van mij toentertijd, waarbij ik nauw met Ard samenwerkte. Uiteindelijk kwam het voor elkaar de voedselvoorziening zo goed mogelijk volgens toenmalige nieuwe normen te laten marcheren, maar het zorgcentrum heeft door fusering slechts korte tijd van mijn werk kunnen profiteren. Later werden we collega’s. 
Als gastdocent sprak Ard (zonder versterkende middelen en ondanks een dicht gepropt neusgat) prettig en duidelijk verstaanbaar en in een rustig tempo. Boeiend vertelde hij over de betekenis van de mobilisatie, de oorlog, de bezetting en de bevrijding voor de bevolking van Maas en Waal – van de sluis bij het dorp Weurt tot de sluis bij Fort Sint-Andries. Wij ‘studenten’, konden heel goed merken dat onze ex-kok van wanten wist. Dat deed hij als oprichter en eigenaar van het Maas en Waal Museum 1939-1945, dat gedurende meer dan vijfentwintig jaar bij Winssen hoorde. Sinds enkele weken is zijn museum geschiedenis en behoort net zoals de leverancier van alle museum-rekwisieten, de Tweede Wereldoorlog, tot het verleden. Vanaf 6 mei jongstleden is het overgegaan in Collectie Maas en Waal 1939-1945. 
Ard wist alles. Doordat hij zo gedetailleerd vertelde, ondersteund door kaarten en fotootjes en overzichten, kreeg hij weinig vragen. Maar de vragen die werden gesteld beantwoordde hij zonder aarzelen. En is dat nou niet precies wat je van een gastdocent mag verwachten? Wat ik mij van colleges herinner is dat slaap als het ware de stoter (lid van de Stoottroepen) is voor de student. Die lastpost bleef weg en ik zag niemand in slaap vallen. Van Hulst doorspekte zijn verhaal dan ook met anekdotes waardoor het nergens verveelde. 
Nu ik over de Waalbandijk ren komt een van Ard’ verhaaltjes bovendrijven. Op een vliegtuigcrash kwamen altijd hulpverleners af, maar onvermijdelijk ook stropers. Dergelijke lieden horen bij ongevallen als jutters bij stranden. Je moest wel snel zijn want de Duitsers waren er altijd als de kippen bij! Nu was er een bijkomend gelukje voor de bewoners van dit gebied. Er stortten niet alleen relatief veel vliegmachines in hun achtertuin, maar die tuin was bovendien moeilijk bereikbaar omdat die feitelijk werd omringd door water, een soort eiland waarop de Duitse bezetter zich zo weinig mogelijk liet zien. Dat was een bof voor de horlogemaker van Winssen, die zeer toepasselijk Piet Tik werd genoemd, toen een van de zevenenzeventig (heb ik dat goed onthouden, Ard?) oorlogsmachines in zijn nabijheid crashte. Tik spotte een jerrycan. Olie, dacht hij, horlogeolie wellicht. Hij moest er een heel eind mee door het veld en zijn buit woog minstens vijfentwintig kilo. Thuis, nog nahijgend van zijn obstakelrace, ontsteeg een bekende geur aan de geopende can. Toen pas ontdekte hij het opschrift: Water!


vrijdag 11 mei 2018

Meetpunt

Een boot in de uiterwaard, een uit de kluiten gewassen roeiboot. Veel groter dan die waarin een vriend en ik een aantal keren het ‘Hoornse zeegat’ probeerden uit te varen. Die zee was het Hoornsche Hop, een gedeelte van het tegenwoordige Markermeer dat toen nog IJsselmeer heette. Het is altijd bij proberen gebleven. Hoewel we van week tot week betere roeiers werden is het ons nooit gelukt om de buitenhaven te verlaten, zelfs niet toen Peter en ik qua coördinatie zo goed op elkaar afgestemd raakten dat we ieder een roeispaan hanteerden terwijl we het bootje evengoed op de gewenste koers konden houden. Het probleem zat hem in de lengte van de aanvaarroute: onze armspieren verzuurden voordat we het havenhoofd in zicht kregen en dan moesten we nog dat hele kolere eind terug.
De roeiers van deze boot hebben geheel andere problemen dan die van mijn schoolvriend en ik indertijd. Overigens, net was hun boot er nog niet. De mannen moeten gearriveerd zijn terwijl ik over het laatste stukje Waalbandijk jogde tot mijn keerpunt – vandaag is dat bij de woonboot van Klaartje. Ze zijn waarschijnlijk via de Brugstraat de uiterwaard ingereden. Hun boot ligt op een trailer getrokken door een bedrijfsbusje van Meetpunt. Deze twee werknemers van Meetpunt hebben de klaarblijkelijke bedoeling met behulp van hun boot iets in de nevengeul te verrichten. Meten? De enige meetpunten die ik ken vind je her en der in het asfalt. Het lijken uit de kluiten gewassen stalen punaises die aan de bovenzijde zijn voorzien van een holletje waarin de punt van een peilstok past zoals een pomerans in een biljart krijtje. Ze zijn aan het NAP gekoppeld ten behoeve van een meetkundig grondvlak, zo heb ik mij door land- of terreinmeters laten vertellen die betrokken waren bij de bouw van de Tacitusbrug. Je hebt geen bootje nodig om deze meetpunten te bereiken. 
Om bij het water van de Loenensche Wel te komen hoeven de mannen van Meetpunt geen lange aanvaarroute te overbruggen, zoals wij indertijd. Dat hadden zij zich wellicht wel gewenst. Varen is veel gemakkelijker dan de klus die hen wacht, maar varen zit er voorlopig nog niet in. Nadat ze hun boot van de trailer hebben geladen moeten ze deze eerst nog door ruig struweel en bonkig gras dragen, waarin vooral Rode Geuzen en Konikpaarden zich thuis voelen. En, erger nog, hoe komen zij met hun boot door het draaihek? Eén dat ook nog is voorzien van een stevige sluitveer? Het waterpeil in de geul staat na de laatste hoogwaterperiode alweer flink lager zodat de meters bij nader inzien meer baat hebben van lieslaarzen, of, beter nog, thermo waadpakken want het water van de wel moet nog flink koud zijn. 
Het is deze morgen sowieso aan de frisse kant. Als het warmer was geweest zou ik misschien gehoor hebben gegeven aan mijn impuls het mezelf comfortabel te maken op de nabije picknickbank, zodat ik de verrichtingen van Meetpunt nauwkeurig kan volgen en mijn nieuwsgierigheid op de allersimpelste manier bevredigen: bespieden. Maar zoals gezegd, het is te fris en bovendien heb ik niets te bikken meegenomen. Dus ren ik voorbij en zal voor eeuwig met de vraag blijven zitten: wat gaan deze mannen van Meetpunt ondernemen?
Er was nog iets geks toentertijd. Peter en ik begonnen altijd fris en vol goede moed aan weer een nieuw vaartochtje, waarbij we overigens altijd dezelfde route aflegden (misschien is toen al het patroon gelegd voor mijn tegenwoordige hardlooprondjes, die volgen ook altijd dezelfde route, kleine variaties daargelaten.) We spraken nooit het doel van ons rooitochtje af. En altijd als we de havenuitgang naderden begon ik over mijn hele lijf te beven, trok mijn maag zich samen en viel ik bijkans flauw van de honger. Peter overkwam iets soortgelijks. Evengoed namen we nooit iets mee dat op proviand leek. Want stel je voor dat we wel het Hoornsche Hop bereikten!


vrijdag 4 mei 2018

Kloot

De wind blaast de laatste restjes kou van de afgelopen weken terug naar het noordwesten waar het thuishoort. Dat betekent dat de voorspellers gelijk krijgen, het wordt de komende dagen mooi warm zomerweer. Evengoed ben ik blij met mijn jasje omdat ik hier op de Waalbandijk recht tegen die nog koude wind in ren (nou ja, rennen?)
Twee kerels die hun huisdieren (en en passant zichzelf) uitlaten wisselen op de Waardhuizenstraat vermoedelijk de laatste nieuwtjes uit. Een van hen ontmoette ik een kwartiertje geleden voordat ik aan een extra ommetje begon. Het duurde even voordat ik hem passeerde. Hen zou ik moeten zeggen want zijn hondje, een teefje dat nog het meest op een klein soort terriër leek, lag enige meters achter hem ruggelings rollend in het gras onderwijl de man met zijn rug naar het beestje iets in zijn hand bekeek. Waarschijnlijk een mobieltje. Ik had alle tijd om dat tafereeltje te bekijken dankzij mijn niet zo hoge snelheid. Het beestje stond op en besnuffelde de plek waarin zij had liggen rollen nadrukkelijk. Zij keek op toen ik haar naderde en me afvroeg wat zij had geroken. Dat kon ik haar wel vragen maar ik schatte in dat het antwoord waarschijnlijk onverstaanbaar zou zijn. Dus vroeg ik het in plaats daarvan aan de man die haar begeleide. Aanvankelijk bekeek hij mij argwanend en kreeg ik de indruk dat hij hardhorend is. Dus herhaalde ik mijn vraag met wat meer volume. Zijn antwoord maakte duidelijk dat hij het toch niet goed gehoord had of de kwestie verkeerd interpreteerde: “Ja, dat is waar, hij is gek op kleine beestjes.”
Hij? Het is toch duidelijk een teefje! Het zal wel streekgebonden zijn om alle dieren een mannelijke persoonsvorm te geven. Hier zeggen boeren vaak hij als zij het over een schaap of een koe hebben. Ik liet het er maar bij en zei man en hond gedag. Nu staan zij daar en als ik dichterbij kom zie ik een van hen, die van daarnet, opkijken waarna hij zich weer tot de ander richt. Zou hij hem over onze ontmoeting vertellen? Liefst zou ik erbij gaan staan ware het niet dat ik netjes opgevoed ben. Terwijl ik hen passeer hoor ik luid en duidelijk “Daar komt giene kloot van terecht!” 
Dat slaat niet op mij, denk ik. Toch? 
Terwijl ik de achterkant van het gemeentehuis nader laat het mij niet los. Waarvan komt ‘giene kloot’ terecht? De gemeente dreigt komende zomer te beginnen met het verwijderen van speeltoestellen zodat aan het einde van dit jaar de helft van alle speelplekken zal verdwijnen. Wij Beuningenaren krijgen nog de mogelijkheid om de speelplaatsjes die aangewezen zijn te adopteren. Wellicht denken deze mannen dat het een bende wordt als particulieren het onderhoud op zich nemen. Daar hebben ze wel een punt, ben ik bang. Maar ze kunnen het net zo goed over de dodenherdenking hebben. Die is dit jaar anders, al is het maar omdat de plaatsvervangende burgermeester een toespraak zal houden. Misschien hebben deze mannen totaal geen vertrouwen in Daphne Bergman, de D66 wethouder van Gouda. We zullen het horen! 
Ze kunnen ook iets bedoelen dat zich dichterbij afspeelt. Wat komt in aanmerking?
Denken zij misschien dat er ‘giene kloot’ terechtkomt van de voortgang van de Weeropper? Nou dan hebben ze het mis. De leeggeruimde fruitgaard werd niet alleen goed geploegd en gefreesd, ik heb net zelf kunnen constateren dat er inmiddels strakke rijen steunpalen staan, afgewisseld met eind- en tussenjukken. Nu de boompjes nog.
Gaat het dan toch over iets persoonlijks? Denken ze misschien dat er ‘giene kloot’ terechtkomt van het schilderwerk aan ons huis? Nou, als zij dat denken is dat onterecht. Persoonlijk ben ik er helemaal gerust op dat de firma Pierlo goed werk zal opleveren!