De roeiers van deze
boot hebben geheel andere problemen dan die van mijn schoolvriend en ik
indertijd. Overigens, net was hun boot er nog niet. De mannen moeten gearriveerd
zijn terwijl ik over het laatste stukje Waalbandijk jogde tot mijn keerpunt – vandaag
is dat bij de woonboot van Klaartje. Ze zijn waarschijnlijk via de Brugstraat de
uiterwaard ingereden. Hun boot ligt op een trailer getrokken door een bedrijfsbusje
van Meetpunt. Deze twee werknemers van Meetpunt hebben de klaarblijkelijke
bedoeling met behulp van hun boot iets in de nevengeul te verrichten. Meten? De
enige meetpunten die ik ken vind je her en der in het asfalt. Het lijken uit de
kluiten gewassen stalen punaises die aan de bovenzijde zijn voorzien van een
holletje waarin de punt van een peilstok past zoals een pomerans in een biljart krijtje. Ze zijn aan het NAP gekoppeld ten behoeve van een meetkundig grondvlak,
zo heb ik mij door land- of terreinmeters laten vertellen die betrokken waren
bij de bouw van de Tacitusbrug. Je hebt
geen bootje nodig om deze meetpunten te bereiken.
Om bij het water van de
Loenensche Wel te komen hoeven de
mannen van Meetpunt geen lange aanvaarroute te overbruggen, zoals wij indertijd.
Dat hadden zij zich wellicht wel gewenst. Varen is veel gemakkelijker dan de
klus die hen wacht, maar varen zit er voorlopig nog niet in. Nadat ze hun boot
van de trailer hebben geladen moeten ze deze eerst nog door ruig struweel en
bonkig gras dragen, waarin vooral Rode Geuzen en Konikpaarden zich thuis
voelen. En, erger nog, hoe komen zij met hun boot door het draaihek? Eén dat
ook nog is voorzien van een stevige sluitveer? Het waterpeil in de geul staat na
de laatste hoogwaterperiode alweer flink lager zodat de meters bij nader inzien
meer baat hebben van lieslaarzen, of, beter nog, thermo waadpakken want het
water van de wel moet nog flink koud zijn.
Het is deze morgen
sowieso aan de frisse kant. Als het warmer was geweest zou ik misschien gehoor
hebben gegeven aan mijn impuls het mezelf comfortabel te maken op de nabije
picknickbank, zodat ik de verrichtingen van Meetpunt nauwkeurig kan volgen en
mijn nieuwsgierigheid op de allersimpelste manier bevredigen: bespieden. Maar
zoals gezegd, het is te fris en bovendien heb ik niets te bikken meegenomen.
Dus ren ik voorbij en zal voor eeuwig met de vraag blijven zitten: wat gaan deze
mannen van Meetpunt ondernemen?
Er was nog iets geks
toentertijd. Peter en ik begonnen altijd fris en vol goede moed aan weer een
nieuw vaartochtje, waarbij we overigens altijd dezelfde route aflegden (misschien
is toen al het patroon gelegd voor mijn tegenwoordige hardlooprondjes, die
volgen ook altijd dezelfde route, kleine variaties daargelaten.) We spraken
nooit het doel van ons rooitochtje af. En altijd als we de havenuitgang naderden
begon ik over mijn hele lijf te beven, trok mijn maag zich samen en viel ik
bijkans flauw van de honger. Peter overkwam iets soortgelijks. Evengoed namen we
nooit iets mee dat op proviand leek. Want stel je voor dat we wel het Hoornsche
Hop bereikten!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten