vrijdag 29 april 2016

Denken

Het verrast me mijn vriend, de Schotse Hooglandstier Herman, zo vierkant als een moeilijk te verplaatsen tank in zijn pokdalige weitje aan te treffen. Meestal is hij nog niet zo vroeg uit de veren als ik zijn verblijf aan het begin van mijn hardlooprondje passeer. Terwijl ik langs hem opren vertel ik hem over mijn bezoekje aan Wim – ‘Je weet wel Herman, die bijna zevenennegentig-jarige oude Zonnebloemvriend van mij!’
Afgelopen woensdag, zo vertel ik Herman, spraken wij, Wim en ik, over wijsbegeerte en meer in het bijzonder over de opvattingen van de realisten onder hen, zoals Descartes en Leibniz, zonder hen of hun filosofie in het bijzonder te noemen. ‘Kunt u zich voorstellen,’ vroeg ik Wim, ‘dat onze wereld alles wat is omvat?’ Wim keek mij een beetje glazig aan en dat snapte ik best want hij is tenslotte ook nog behoorlijk doof. Daarop legde ik hem uit dat volgens de opvatting van sommige filosofen onze wereld niet alleen de planetenstelsels, sterren en asteroïden omvat, maar ook alles wat groeit en bloeit inclusief hetgeen door mensen gemaakt is. Zelfs onze kennis. Kortom, deze wijzen menen dat alles wat er is er van meet af aan was. In het voorbijgaan kijk ik Herman in het gezicht maar ik krijg geen blijk van afkeuring noch instemming.
Dit is de maand van de filosofie. Misschien dat ik mij daarom m’n eerste filosofieles herinnerde (afgelopen dinsdag wilde ik daarover vertellen in ‘Aantekening’). Ergens in 1975, tijdens het eerste jaar hbo-inrichtingswerk, zat ik aan het einde van de dag met mijn klasgenoten in het ruime lokaal dat uitkeek op de zonverlichte binnentuin, in spannende afwachting van hetgeen komen zou. Filosofie. Wat dat zou inhouden, daar had ik slechts een vaag vermoeden van. De docent begon met een spel waarin ik de hoofdrol mocht spelen: ‘Zie je dat bloeiende struikje?’ Ik antwoordde bevestigend en vroeg, opgelucht dat ik het herkende (wij hadden zo’n zelfde struikje in onze tuin): ‘Je bedoelt dat krentenboompje?’ Nou, daar ging het dus niet om, maar ik oogstte wel veel gelach wat niet zo aardig was. Die struik moest ik in me opnemen en vervolgens werd mij opgedragen om tegenover mijn medestudenten met m’n rug naar het raam te gaan zitten. ‘Staat het er nog?’
Kort samengevat beeldde ik voor mijn groep een filosofisch raadsel uit. Voor onze zintuigen bestaat iets als je het ziet, ruikt, proeft, voelt of hoort. Nog zo’n raadsel: Maakt een omvallende boom geluid als er niemand in de buurt is om het te horen?
Van de docent kregen we op het einde van de les de opdracht mee: Denk aan wat je denkt.
Die dag reisde ik alleen naar huis (mijn collega’s uit Nijmegen bleven in Amsterdam overnachten.) Zoals ik gewend was kocht ik in de stationskiosk een flutromannetje om de reis te bekorten. Waarschijnlijk een ‘G-man Jerry Cotton’, misschien wel ‘De rattenvanger van Brooklyn’, dat, zoals al deze F.B.I.-romannetjes, spannend begon ‘Hij was alleen. Alleen in de duisternis. Alleen met de griezelige geluiden om hem heen. De jongen begon zachtjes te zingen, …’  Ondanks dat spannende begin zal ik er niet veel in gelezen hebben. Daarvoor zat ik te veel in de huiswerkopdracht: Denk aan wat je denkt! Het lijkt gemakkelijk, zelfs in de trein op weg naar huis. Maar hoe ik ook mijn best deed, het lukte niet. Als ik bijvoorbeeld denk dat ik aan een kop koffie denk, dan is het resultaat dat ik aan een kop koffie denk. Om mijn pogingen meer kracht bij te zetten sloot ik mijn ogen, het enige resultaat van deze extra power was dat ik er duizelig van werd. In de opvolgende les zal het huiswerk besproken zijn en vastgesteld dat wij niet kunnen denken over ons denken omdat dat denken dan meteen deel gaat uitmaken van ons denken.
In plaats van filosoferen kan ik tijdens mijn volgende bezoekje beter ‘De rattenvanger van Brooklyn’ aan u voorlezen, Wim!



dinsdag 26 april 2016

Smoes

De klep van mijn pet houdt mijn brillenglazen droog, maar hagel geselt mijn oren! Ik kan wel schreeuwen ‘Het is LENTE hoor!’, maar dat helpt niet. Op mijn keerpunt tussen Ewijk en Winssen, een klein stukje oplopend met Joop en Harry, ontdek ik mijn capuchon onderwijl ik mijn handen onder mijn trui laat ontdooien. Daar komt de zon! Heerlijk! Eigenlijk heb ik helemaal geen tijd voor dit hardlooprondje. Maar niet gaan zou zeker een waaromvraag hebben uitgelokt. Al jaren staat immers vast, dinsdag en vrijdag zijn mijn hardloopdagen. Tenzij…, maar Riky mag niet weten waarom ik uitgerekend op de dag voor Koningsdag niet rennen kan.
Bijna een jaar geleden belde een oude vriendin van Riky. Oud in twee opzichten; zij is de negentig gepasseerd en ze gaan al meer dan dertig jaar met elkaar om. Natuurlijk wilde ik Annemarie helpen, hoewel ik me direct realiseerde dat Riky het te veel zou vinden. Dat zei ik haar ook, waarop Annemarie laconiek reageerde: ‘Maar ik vind het hoog tijd worden!’ Daar moest ik wel mee instemmen zoals ik er ook niet onderuit kwam om mijn hulp in het diepste geheim te verlenen. Afspraken nergens noteren, niks laten rondslingeren en erop letten me niet één keer te verspreken want dat zou de verrassing bederven. Dat leverde nog een paar benauwde momenten op. Bijvoorbeeld toen ik onder een schuilnaam een afspraak met Annemarie op de kalender schreef maar Jeanne een paar dagen voordien in het ziekenhuis werd opgenomen. Omdat Riky van deze ziekenhuisopname wist – stom, ik vertelde het haar notabene zelf! – moest ik iets anders verzinnen. Het werd Cornelius in plaats van Jeanne (sorry Cor!) Thuisgekomen wilde Riky natuurlijk weten hoe het met hem was.
Maar het is gelukt; eindelijk ben ik van mijn zwijgplicht ontheven!
Annemarie heeft het kunstje geflikt! Zij legde de contacten met het gemeentehuis, de pastoor en met Astrid en Anouk van het zorgcentrum, zij beantwoordde alle vragen zover zij kon. Niet gek voor een dame die de negentig is gepasseerd! Een beetje hulp van mijn kant deed de rest. Maanden nadien, toen de autoriteiten het licht op groen hadden gezet, ging het nog bijna mis. Ter voorbereiding van de uitreiking drukte de verantwoordelijke gemeenteambtenaar op de bel van het appartement van Annemarie, die defect bleek terwijl wij onwetend van dat euvel, naar haar komst uitzagen. Ondertussen gebruikte de overheidsdienaar haar telefoon en… kreeg Riky aan de lijn. Oeps, verkeerd nummer gekozen! Maar ook dit euvel veroorzaakte geen rimpels in de stilteplas.
... maar hagel geselt mijn oren!
Het is allemaal goed gekomen. De uitnodigingen konden de deur uit. Daarmee dijde de groep zwijgers flink uit. De uitreiking en de toespraken gaan om vijf minuten voor tien in het zorgcentrum plaatsvinden. Riky heeft nog niets in de gaten: gistermorgen belden we Jesse om hem een serenade op zijn tweeënveertigste verjaardag te brengen. Aansluitend vertelde Riky onze jongste over de leuke activiteit waarbij zij mag assisteren; dat Anouk haar, vanwege het thema van de geheugentraining, heeft gevraagd haar mooiste kleding aan te trekken! Ik hoorde het aan en kon slechts met moeite de grijns van mijn gezicht vegen bij de gedachte aan morgen, aan het moment dat zij zich dit telefoongesprek herinneren zal! Afijn, er moest nog één smoes bedacht vanwege boodschappen als de bestelde taart ophalen, een mooie ruiker kopen, drankjes en lekkere hapjes voor de nazit, enzovoort.
Nu ren ik blij en ontspannen over de Waalbandijk naar huis. Als ik straks thuiskom tref ik Riky misschien nog of is zij al naar Alde Steeg. In haar mooiste outfit; argeloos op weg naar ‘schone schijn’ als Hyacinth Bucket, maar dan anders! Ik zie haar gestalte reeds voor mij op het moment dat Carol van Eert, compleet met zijn ambtsketen, haar toespreekt: “Het heeft Zijne Majesteit de koning behaagd…’
O, zij heeft het zo verdiend, mijn lief. Bijna veertig jaar vrijwilligerswerk voor school, kerk, alfabetisering, bejaarden en Zonnebloem. Altijd trouw en loyaal.
Bedankt voor jouw actie, Annemarie!



vrijdag 22 april 2016

Aantekening

Het ligt op het puntje van mijn tong en hoewel het tijdens het ontbijt nog door mijn hoofd dwarrelde kan ik er net niet bij, hoezeer het ook kriebelt. Nauwkeurig al je gangen nagaan, dat is de beste remedie als je iets zoekt dat je kwijt bent. Dat geldt als je bijvoorbeeld niet meer weet waar je dat verrekte fietssleuteltje hebt gelaten of je portemonnee, maar het gaat ook op voor iets waaraan je dacht toen… Ja, nu weet ik weer, toen was gisteren. We waren aan de wandel. Maar op hetzelfde moment dat ik daarover nadacht borg ik het weer op omdat ik er op dat moment weinig mee kon aanvangen, hoewel het even in mij opkwam er Riky deelgenoot van te maken. Maar, meende ik toen, ik kan me er beter tijdens mijn eerstvolgende hardlooprondje in verdiepen, met andere woorden, dit is meer geschikt voor een ‘dekkertje’.
Gister dus. Maar wat was het? Het had niets te maken met de dood van Prince, dat weet ik zeker want daarvan hoorden we pas vroeg in de avond. Iets na zeven uur riep Riky onderaan de trap dat hij plotseling is overleden. Zevenenvijftig nog maar. Als mij later wordt gevraagd ‘Wat deed jij toen…’ kan ik een exact antwoord geven: ik schreef een mail die ik, vlak nadat ik het via Riky hoorde, verzond! Zestien minuten over zeven om precies te zijn.
Gisteren dus. Het was tijdens onze wandeling dat het in me opkwam... een herinnering? We stonden stil bij de paarden. Een groot deel van de kudde koniks graasde in de uiterwaard tegenover Het Dijkmagazijn, van waaruit regelmatig natuurexcursies worden georganiseerd. Onrust heerste. Vier trotse moeders volgden bezorgd hun veulens daarbij geassisteerd door kinderloze merries. Die toestand had misschien te maken met het begin van een strijd om de macht. Niet ver daarvandaan verjoeg de leidende hengst met veel uiterlijk vertoon, een concurrerend mannetje terwijl de jonge dieren, uitgerust met veel te veel been en weinig staart, onzeker wiebelend de zijde van hun moeders zochten. En hun tepels natuurlijk. Het duurde maar even, de opwinding, zodat ook wij onze weg vervolgden. Niet veel later herinnerde ik me…
...veel been en weinig staart...
Ja, wat herinnerde ik me eigenlijk? Waarom heb ik, toen we na de wandeling thuiskwamen, daar geen aantekening van gemaakt? Dan had ik het nu waarschijnlijk wel geweten. Als je iets opschrijft blijft het beter hangen. Dat weet ik best maar ik ben er heel erg slordig mee. Meestal laat ik het achterwege. Van veel schrijvers weet ik dat zij aantekeningen maken. Sommigen van hen verzetten zelfs geen stap zonder aantekenboekje. Ik niet, ik vertrouw op mijn geheugen en dan zie je wat ervan komt! Het enige dat ik ter verdediging kan aanvoeren is dat ik tijdens zo’n hardlooprondje notities in mijn hoofd maak, met pen en papier kan ik dan immers niks. En bovendien ben ik geen echte schrijver.
Zo is het gekomen!
Evengoed weet ik nog steeds niet wat er op het puntje van mijn tong balanceert, ondanks dat het kietelt. Misschien, als ik er maar niet al te fanatiek over prakkezeer, komt het vanzelf los. Het heeft ook nog tijd, ik ren nog maar net over de Hommelstraat. Het hele dijktraject, acht kilometer ongeveer, heb ik nog tegoed, inclusief een ontmoeting met Joop en Harry. We zien elkaar steevast ergens tussen de Brugstraat en een kilometer na de Tacitusbrug. Dinsdag liep ik hen mis. Waarschijnlijk omdat ik op het laatste moment besloot in plaats van de Waalbandijk te vervolgen, de Uiterwaard te nemen. Dat kwam omdat het werkkeetje bij het nieuwe bruggetje over de waterinlaat weg was gehaald. Het werk is dus klaar, reden om het uit te proberen.
Ha…, denken, dat was wat ik zocht, iets over denken!
Jammer, ik kan het vandaag niet uitdiepen, maar ik kom er nog op terug, dat beloof ik je. En dit keer schrijf ik het op, zo gauw ik thuis kom!



dinsdag 19 april 2016

Slipper

Via de radio kreeg ik het te horen op hetzelfde moment dat ik er in de krant over las. Het gebeurt wel vaker, maar geeft altijd een bevreemdend gevoel, vooral als het om zo’n opmerkelijk bericht gaat en je bovendien aan het ontbijt zit. Samengevat komt de mededeling daarop neer dat we te vaak ten onrechte gearresteerd en vastgezet worden. Zoals mij vaker overkomt bleef dit berichtje in mijn hoofd rondzingen als een toegankelijk deuntje dat uiteindelijk vervelend wordt omdat het van geen wijken weten wil. Daardoor begon ik tamelijk onrustig aan wat een gewone maandag zou zijn.
Even terzijde. Dat bleef niet zo; de dag was nog maar een paar uurtjes onderweg toen ze bijzonder werd. Zelfs het radio/krantenbericht werd verdrongen door een levensteken van Hans, mijn jeugdvriend. Gedurende onze basisschooljaren waren we dik bevriend, Hans en ik, onafscheidelijk bijna. Daarna gingen onze wegen verschillende kanten op, kwamen weer even samen bij het schildersbedrijf waar we korte tijd collega’s waren om, nadat ik mijn lief leerde kennen, voorgoed uiteen te gaan. Daarna zagen en spraken we elkaar een enkele keer vanwege bijzondere familiegebeurtenissen. Nu kwam er plotseling een bericht dat Hans mij via Facebook zond. Daardoor kunnen we toch weer vrienden zijn, zij het digitaal en op afstand!
Vanmorgen zat het opnieuw tussen mijn oren, dat opvallende berichtje betreffende de overmatige opsluitingsdwang van de heren rechters. We worden te vaak onbillijk gearresteerd en opgesloten – duizenden mensen worden jaarlijks ten onrechte vastgezet en in het afgelopen jaar kregen zeventienduizendzeshonderd mensen een ex-gevangenenvergoeding. En nu ik langs de Waalbandijk ren waar de dijktaluds links en rechts bevolkt worden door honderden warm-gele boterbloemen afgewisseld met bleekroze pinksterbloemen, herinner ik me verschillende gevangenissen die ik aan de binnenkant zag maar waarin ik nooit opgesloten ben geweest. Niet in Hoorn, Breda, Arnhem, Nijmegen of Turnhout. Daardoor begrijp ik ook waarom dat bericht niet zomaar verdwijnen wil: ik werd nog nooit gearresteerd noch ten onrechte opgesloten terwijl de nieuwslezer over ‘we’ en ‘te vaak’ repte. Hoewel ik het wel verkeerd zal hebben verstaan mag je toch wel verwachten dat je onder dergelijke omstandigheden minstens één keer ‘Je bent er gloeiend bij!’ te horen krijgt, om vervolgens door de sterke hand te worden meegevoerd.
Gistermorgen zei ik als grap tegen Riky dat het zomaar zou kunnen gebeuren dat een van ons in de loop van de dag meegenomen wordt voor een verhoor. ‘Maar maak je niet ongerust,’ zei ik haar, ‘als dat gebeurt zal ik het televisieprogramma vanavond voor je opnemen.’
Als we in de nabije toekomst een keer van ons bed worden gelicht, al dan niet terecht, hoeven we ons over zo’n futiliteit als het eventueel missen van een televisieprogramma overigens ook al niet druk te maken. Binnenkort worden alle gevangenen immers voorzien van een tabletcomputer! En als om hun vreugde daarover te onderstrepen, hollen een paar jonge runderen met gestrekte staart naar mij toe terwijl ik rustig langs hun weide aan de Uiterwaard jog. Helaas belemmert de prikkeldraadomheining hen de doorgang zodat zij mij niet langer kunnen vergezellen (ik dacht nog een klein voordeeltje te hebben: als ik onverhoopt in het gevang word opgesloten heb ik nog altijd mijn e-reader! Om mijn tijd door te komen kan ik daarmee niet alleen eindeloos lezen maar ook contact met de buitenwereld maken, vooropgesteld dat de cel over wifi beschikt! Maar met een tablet is het natuurlijk veel gemakkelijker communiceren.)
De jongens van N.V. Nederlandse Gasunie lopen overigens ook een groot risico om opgepakt te worden, eerdaags. Zij willen de komende jaren evengoed miljarden kubieke meters gas oppompen ondanks de huizen in Groningen op instorten staan. Zij komen er waarschijnlijk niet zo genadig af dan minister Ronald Plasterk. Hij moest voor de rechtbank verschijnen maar ondanks zijn slipper via Twitter mocht hij na verhoor weer naar huis.



vrijdag 15 april 2016

Belastingontwijking

Wereldwijd knopen overheden en particulieren de eindjes aan elkaar om niet in een financieel moeras weg te zakken. Tegelijkertijd sluizen internationale bedrijven en particulieren wereldwijd aanzienlijke winsten weg om belasting te ontwijken. Die wonderlijke tegenstelling speelt door mijn hoofd terwijl ik door de regen over de Hommelstraat ren, tot ik op een opmerkelijk trio stuit.
Drie wilde eenden waggelen opgewonden gakkend een stukje voor mij uit. Het is mij vooralsnog volstrekt onduidelijk waar zij naartoe willen; dan weer gaan zij naar links om vervolgens juist naar de rechterkant van de straat te wankelen. Vandaar opnieuw naar links, enzovoort. Het zijn stuk voor stuk prachtexemplaren. Met zo’n botergele snavel, glanzend groene kop, paarsbruine borst en niet te vergeten, dat gedistingeerde helderwitte nekbandje en die chique krul in de staartveren, kan ieder van hen gemakkelijk de eerste prijs in een schoonheidswedstrijd winnen. De woerden, want dat zijn het natuurlijk, vervelen zich echter stierlijk nu er voorlopig niet meer gevochten hoeft te worden. Ook die andere belangrijke taak, seks, is eventjes niet nodig nu hun vrouwen eieren bebroeden of piepjonge kroost verzorgen. De mannen hoeven zelfs niet na te denken over hun relatie met de belastingdienst! Kortom, ik voel met ze mee. Ik bedoel, de heren zijn dezer dagen min of meer overbodig. Evengoed winden zij zich op over mijn nadering. Het toenemend kletsende geluid van mijn voeten, die in platheid kunnen wedijveren met hun oranje zwemvoeten, jaagt hen steeds sneller op. Nog even en ze kiezen het luchtruim, denk ik, maar zover komt het niet. Het voorste mannetje krijgt het slootje naast de wei van Herman in het oog en daarmee een duidelijk doel. Zijn twee kameraden volgen blindelings. Het watertje ligt vol eendenkroos, meer dan genoeg om te slobberen en tegelijkertijd hun verveling tegen te gaan.
De Panama Papers maken de idioterie pijnlijk duidelijk: rijke mensen willen nog meer waardoor het leven voor arme mensen nog moeilijker wordt. Ik las op een of andere webpagina dat wereldwijd tweeënzestig meest bezittende miljardairs evenveel bezitten als 3,6 miljard armste. (Op deze wereld lopen momenteel 1.810 mensen rond die meer dan een miljard bezitten! Wat doe je daarmee, met een miljard euro bedoel ik?)
Een aantal rijke Nederlanders vindt dat hun bezit niet snel genoeg en onvoldoende groeit. Daarom sluizen zij hun geld door naar een belastingparadijs. Gisteravond aan tafel bij Jeroen Pauw vertelde fiscaal jurist Paul Brink schaamteloos hoe hij rijke Nederlanders helpt met het opzetten van constructies voor belastingontwijking. Brink verweerde zich door te stellen dat hij ook niet-rijke Nederlanders helpt: ‘Het loont al vanaf bedragen van vijfentwintig- tot vijftigduizend euro om een naamloze vennootschap op te richten…’ De fiscalist deed zijn best om toch vooral de legaliteit van deze vaak papieren constructies over het voetlicht te brengen, maar kon niet verhullen waar het om draait: zo weinig mogelijk belasting betalen.
Dat willen we natuurlijk allemaal, zo weinig mogelijk belasting betalen. Maar wie draait dan op voor de bekostiging van de openbare dienstverlening? Hoe worden wegen onderhouden of straatverlichting brandend gehouden en wie betaalt voor het waarborgen van de veiligheid van onze dijken, om maar een paar geldverslindende maar nuttige voorzieningen te noemen? En terwijl ik over een van de belangrijkste stukken rivierdijk ren realiseer ik mij nog meer dat deze gekkigheid moet stoppen. Maar hoe?
Ergens in ‘Waterschapsheuvel’ van Richard Adams, zegt Guldenroede: ‘Konijnen hoeven niet te vluchten. Zij kunnen elil ook verslaan als zij maar vastberaden zijn en genoeg zelfvertrouwen hebben om de strijd aan te gaan!’ Kijk, dat is nog eens ferme taal. Guldenroede laat zien hoe wij elil, in deze onze vijand belastingontwijking, kunnen bestrijden. Wij, overheden en particulieren, moeten ons wereldwijd, vastberaden en vol zelfvertrouwen, inzetten voor een eenvoudig en eerlijk belastingsysteem!



dinsdag 12 april 2016

Dierenpolitie

‘Dit houd ik niet vol!’ Terwijl ik de Van Heemstraweg oversteek stroomt dit zinnetje repeterend door mijn hoofd als gelijkstroom door schrikdraad rond een schapenweitje. Maar dan denk ik aan de afscheidswoorden van Riky: ‘Je hebt er toch wel zin in? Natuurlijk had ik er zin in, dat heb ik haar ook geantwoord, maar ik had ook het gevoel dat het veel beter zou gaan dan afgelopen zaterdag, dat de verkoudheid zijn hoogtepunt heeft gehad. Maar nu voelt mijn lijf als is het samengesteld uit voddige jute zakken.
Evengoed jog ik verder en word op de Hommelstraat getrakteerd op de vlucht van een koppel grauwe ganzen. Onderwijl elkaar onafgebroken toeroepend, de een laag en nasaal, de ander een paar octaven hoger, zetten zij enige tientallen meters voor mij een bijna haakse bocht in waarbij zij nagenoeg verticaal in de lucht hangen als Spitfire’s op de cover van een van de Biggles-avonturen uit mijn jeugd. Het is een schouwspel als dat van gisteren bij Vliegbasis Leeuwarden waar jachtvliegtuigen uit België, Duitsland, Finland, Nederland, Frankrijk, Polen, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten samenkwamen voor de internationale oefening Frisian Flagg, maar dan anders: hier wordt de landelijke rust nauwelijks verstoord, hier geen gierende straalmotoren noch hun hete vervuilende uitstoot, hier geen mannen op trapleertjes die, opgewonden als kleine jongetjes, hun fotocamera’s laten klikken en met hun kijkers een arriverende Eurofighter gadeslaan als was het een bijzonder zeldzaam vogeltje.
Ze zouden hier moeten zijn, die opgewonden mannen met hun filmapparaten en kijktoestellen. Dan zouden zij prachtig in beeld hebben kunnen brengen hoe deze twee ganzen in alle rust en met gestrekte halzen hun stompe zachtroze snavels volgen terwijl zij met enkele krachtige slagen de krappe bocht voltooien. Unieke beelden hadden zij bijeen kunnen sprokkelen als zij deze kant op waren gekomen in plaats van massaal voor de Friese vliegbasis te kiezen.
Terwijl er overal in de uiterwaarden wordt gebroed heeft dit paar waarschijnlijk nog geen geschikte nestplaats gevonden of is voor hen de tijd nog niet rijp. Ik kan tenminste nauwelijks geloven dat zij haar eieren of pullen in de steek zou laten voor een pleziervluchtje met haar partner tenzij zij zoals deze moeder uit Winterswijk, haar kind alleen achter heeft gelaten vanwege een hoogstnoodzakelijke boodschap (dat was tenminste wat zij beweerde dat de reden was voor het in de steek laten van haar driejarige dochtertje.) Maar zoals het eenzame peutertje kan een ganzenkind niet over een mobieltje beschikken waarmee het de dierenpolitie kan bellen!
Vlak boven mijn hoofd vervolgt het koppel de vlucht zodat ik achter hun roepende stemmen nog juist de wind door de slagveren van hun vleugels hoor suizen. Een heerlijk geluid om daarmee mijn hardlooprondje richting Waalbandijk te vervolgen, hoewel het berichtje over dat kleutermeisje uit Winterswijk zich in mijn hoofd heeft weten te nestelen. Daardoor heb ik nauwelijks in de gaten dat ik dit wel degelijk volhoud! Tot een hardloper mij passeert. Doordat ik vlak daarvoor voorbij werd gegaan door een extra zware landbouwtractor gebeurt het onverwacht. De jongeman gaat met een jaloersmakende snelheid langs mij heen hoewel hij dat zelf wel vindt meevallen en zijn hoofd rozerood kleurt, ongeveer zoals de snavels van de ganzen. Hij kiest voor de Kloosterstraat zoals ik ook van plan ben. Ik volg hem op ongeveer de helft van zijn snelheid en druk de impuls om tot de Waardhuizenstraat door te rennen ternauwernood de kop in. En dat is maar goed ook want na vijf kilometer zit het gebruikelijke eindsprintje op de Tempelstraat er nauwelijks meer in.
Evengoed had ik het vandaag niet willen missen.


         

zaterdag 9 april 2016

Worst

Naast de voordeur overheerst zonnewarmte terwijl de kou van de nacht nog lang niet verdreven is. Een hommel zoemt tevreden in een klein polletje koningsblauw bloeiend longkruid. Dit klinkt voor mij als het ultieme geluid van de zomer hoewel de lente nog maar enkele dagen oud is.
Ondanks deze optimistisch stemmende omstandigheden gaat het hardlopen zeer moeizaam. Ik was er al bang voor nu ik opnieuw verkouden ben, een die zelfs in mijn benen lijkt te woekeren. Ze voelen tenminste aan alsof ze met zand zijn opgevuld. Herman ziet mijn komst gelaten aan en op het moment dat ik hem in de ogen kan zien vind ik het blijkbaar genoeg voor vandaag want voor ik het zelf in de gaten heb keer ik terug naar huis. Zo gaat dat dus. Mijn wil is niet sterk genoeg om de zwakte van mijn benen te compenseren.
Op de een of andere manier doet dit mij denken aan de krantenfoto van een vrije aanplakplaats voor het gemeentehuis van Opheusden. Prominent in het midden is een poster aangeplakt van de politieke partij Jezus Leeft. Dit is de partij waarbinnen onder andere de leefregels van Jezus gelden, de partij die geen onrecht accepteert en waar naastenliefde de basis is. Evengoed schreeuwt de poster: ‘JEZUS wil jou niet EU-KRAINE’. Ik begrijp best dat met deze JEZUS niet Jezus van Nazareth bedoeld is, dat de poster namens de politieke partij Jezus Leeft spreekt. Wat blijft is dat de partij hiermee keihard onverdraagzaamheid preekt in plaats van naastenliefde. Op de site ‘jezusleeft.nl’ wordt uitgelegd dat de partij niets tegen het volk van Oekraïne heeft. Volgens de site is bedoeld dat de politieke partij zich uitspreekt tegen het associatieverdrag van de Europese Unie met Oekraïne: ‘Geen EU-KRAINE, JEZUS wil jou!’ Ik betwijfel overigens of deze toelichting verschil maakt: de scherpte van de afwijzing blijft volgens mij volledig overeind. Feitelijk zegt Jezus Leeft hiermee: blijf jij maar lekker afhankelijk van het Rusland van Poetin, ook al wil je dat niet.
... komen het forsythiageel en het zachtgroen ...
Op het moment dat ik naar haar zwaai zie ik Marie denken: hij is snel terug!
Een paar dagen geleden stond zij voor de Albert Heijn bij een overvol winkelwagentje. De paar boodschapjes die wij bij ons hadden lagen in het hangmandje onder de wandelwagen: kort daarvoor had de slager nog aarzelend gevraagd: ‘Mag hij een plakje worst?’, nadat hij in de wagen had gekeken om het geslacht van ons kleinkind vast te stellen.
Geen worst, gisteren hebben we Samuel weer naar zijn papa en mama gebracht.
Terug in de Tempelstraat valt mij de frisheid van een paar bomen op. Tegen de stralend blauwe hemel komen het forsythiageel en het zachtgroen van uitbottend boomblad zo mooi tot hun recht dat ik toegeef aan de behoefte er een foto van te maken.
Politiek en geloof gaan net zomin samen als hardlopen met verkoudheid. Evengoed heb ik het gevoel alsof ik minstens tien kilometer gerend heb.



dinsdag 5 april 2016

Kontschopwedstrijd

De treurwilgen die ik hardlopend passeer hebben zich in lentegroen getooid, de een na de ander. In hoopvol lentegroen. Evengoed blijven zij jammeren alsof zij zich beklagen over wat geweest is, alsof iedere nieuwe dag er een is die hen overkomt, waar de meesten van ons de nieuwe dag begroeten als zijnde een nieuwe kans.
Voor mij begon de dag anders dan anders. Nu ik hier langs de Waalbandijk ren kan ik mezelf overgeven aan de al vervagende herinnering aan het moment van wakker worden: paniek voelde ik, een die direct werd weggespoeld door geruststelling. Schrik vanwege de droom, terwijl ik werd gewekt door geruststellende geluiden. En ditmaal was het niet de wekker.
In die droom kwam ik ons logeetje tegen, in gezelschap van Harry. Wandelend over de onverharde weg naar Slot Doddendael kwamen zij mij tegemoet. Het feit dat de ontmoeting plaatsvond op deze onverharde weg had mij moeten vertellen dat ik midden in een droom zat, maar deed dat niet. Harry droeg Samuel op zijn schouders! Aanvankelijk verbaasde het me niet dat onze kleinzoon door een van de twee broers die ik tweemaal per week ergens op de Waalbandijk tegenkom, gedragen werd. Mijn eerste vraag betrof Harry’ broer, Joop: “Waar is Joop?” Schrik en verbazing over het antwoord kwamen pas later: “Joop is vorige week maandag overleden!”
Toen had ik onmiddellijk moeten beseffen dat deze boodschap niet juist kon zijn. Ik ben Joop immers vrijdag nog tegengekomen, springlevend hoewel zonder zijn broer – die niet meewandelde omdat hij een gat in een van zijn tanden of kiezen moest laten vullen. Bovendien zag ik hen vorige week dinsdag samen, de dag nadat Joop volgens zijn broer zou zijn overleden! Deze logica paste echter niet in mijn droom. Daarin kwam de boodschap duidelijk over alsook de mededeling die Harry daarop liet volgen: “Nu ik je gevonden heb kan hij vanmiddag worden begraven.” Harry zei het onomwonden onderwijl Samuel nog steeds op zijn schouders zat. Het volgende moment gingen we op weg naar de plaats waar het begrafenisgezelschap op ons wachtte. We modderden maar wat aan om de weg te bereiken terwijl ik van alles ondernam om Samuel terug te vinden.
Misschien was deze droom een reactie op de actie van onze kleinzoon gistermiddag.
Overigens, Samuel logeert deze hele week bij ons omdat Jesse en Rima op een van de Kaaimaneilanden vakantie vieren, een vakantieweek die Jesse van zijn werkgever cadeau kreeg omdat hij zo hard heeft gewerkt (wij zijn uiteraard heel trots op onze zoon, maar natuurlijk ook op Samuel.)
Riky en ik wilden Samuel gistermiddag uit zijn middagslaapje halen, maar we werden geconfronteerd met een leeg campingbedje. Onze kleinzoon hield zich muisstil en verborgen. Hij werd pas zichtbaar toen we geschrokken over de rand van zijn bedje keken. Daar zagen wij zijn ondeugende grijns. Misschien was mijn droom wel een reactie op deze actie. Hoe dan ook, het was een vreemde droom waaruit Samuel mij via de babyfoon wekte.
Nu ik net onder de Tacitusbrug doorren en een groot deel van mijn hardloopparcours leeg voor mij zie uitgestrekt, begint toch weer iets van de droom te wringen: Joop en Harry zijn nergens te bekennen. Pas na een paar honderd meter zie ik twee figuren een bocht van de Waalbandijk rondden en terwijl ik de broers passeer kan ik niet nalaten te roepen: “Gelukkig, je leeft nog!” Natuurlijk associëren zij mijn opmerking aan het eerdere tandartsbezoek. Ik laat het zo en op hun vraag zeg ik dat ik het inderdaad druk heb; ‘Zo druk als een eenbenige stratenmaker in een kontschopwedstrijd’, zoals een van de romanfiguren van Stephen King het pleegt uit te drukken.
En zo is het: luiers, flesjes, fruithapjes, middagslaapjes en verlate kraamvisites. Het is geen sinecure, een peuter over de vloer!



vrijdag 1 april 2016

IJs-muur

Joggen over de Waalbandijk terwijl de zon ongehinderd alles doet om je rug te verwarmen, ik kan het iedereen aanbevelen. Maar het blijft nog even bij een belofte. Eerst moet zij de vrieskou verdrijven, daarna zal ons zonnetje meer energie over hebben voor mijn lijf. Wat dat betreft ben ik dus voorlopig op mijzelf aangewezen. De boterbloemen die her en der de nog saaie dijktaluds opvrolijken voelen dit eveneens. Zij draaien hun gele hoofdjes knipogend naar het fel oplichtende hemellichaam. Even verderop staat een eenzame paardenbloem pluizend op een beetje wind te wachten.
Terwijl ik de woonboot van Klaartje nader denk ik aan de bijzondere oplossing, bedacht voor het weglekken van radioactief koelwater bij de kerncentrale van Fukushima (Nieuwsuur, gisteravond). De gesmolten kern van drie van de vier eenheden moet nog jarenlang worden gekoeld, waarbij een reële kans bestaat dat veel van het zwaar besmette koelwater in de bodem weglekt en vandaar de oceaan zal bereiken. Om dat te voorkomen wordt het grondwater rond de centrale bevroren; er wordt een ijs-muur gecreëerd met een lengte van anderhalve kilometer. Ik vraag mij af of Daan Roosegaarde bij dit project betrokken is geweest, hoewel daarover gisteravond niet werd gerept.
Daan, een pionier op het gebied van kunst en architectuur, was een aantal weken geleden te gast in Collegetour, het programma van Twan Huys. Daar vertelde hij dat hij als kind veel boeken las en daardoor in een eigen droomwereld leefde. Als kunstenaar vindt Roosegaarde het leuk om te zoeken, om niet te weten, en vandaaruit te doen en te ontdekken hoe de wereld van morgen eruit kan zien. Met zijn projecten zoals een slimme snelweg, het oplichtende fietspad en een energie-verzamelende dansvloer, heeft zijn bedrijf, Studio Roosegaarde, aangetoond dat door samenwerking van disciplines uit de wereld van wetenschap, kunst en technologie in de tegenwoordige tijd veel problemen opgelost kunnen worden. Als voorbeeld noemde hij onze overconsumptie van energie. Het zou fantastisch zijn als Nederland, als eerste in de wereld, over een energieneutraal wegennetwerk zou kunnen beschikken. Dat lijkt een droombeeld, maar als je naar ‘Smart Highway’ kijkt, een samenwerkingsproject van Roosegaarde en Heijmans, kan het werkelijkheid worden.
Ik zou het dus helemaal niet vreemd vinden als Daan betrokken zou zijn bij het koelwaterprobleem van Fukushima. En terwijl ik dat bedenk realiseer ik mij dat ik al een poosje over een probleem aan het rennen ben. Onze rivierdijken worden namelijk voortdurend bedreigd. Wroetende mollen – links en rechts getuigen hun afvalhopen van hun intensieve tunnelgraverij – en water dat voortdurend onder de dijk door sijpelt en daarbij kleine hoeveelheden zand meevoert waardoor tunnelvormige ruimten ontstaan, verzwakken de dijk. Er is niets op tegen om als Daan vrij te brainstormen, om te ontdekken hoe we dat probleem op kunnen lossen. Ha, als we nu eens, analoog aan het bouwen van die ijs-muur rond de kerncentrale van Fukushima, met behulp van dunne buizen de grond langs de dijk tot op een zekere diepte injecteren met lijm? Daardoor ontstaat als het ware een langgerekte wand die wel het kwelwater doorlaat, maar zand en klei belemmeren. En natuurlijk zijn de mollen niet opgewassen tegen aan elkaar gekleefd zand, denk ik.
Nu denk ik ineens aan andere mogelijkheden. De ‘Sustainable Dance Floor’ van Daan collecteert energie van de dansers. Maar omgekeerd kan zo’n vloer natuurlijk ook energie afstaan. Dat effect zouden we ook in het wegdek van de Waalbandijk kunnen inbouwen. Dat geeft wellicht nog meer ontspanning bij het hardlopen. Ja, misschien kunnen we daarmee zelfs blessures voorkomen. Het zijn immers je kniegewrichten die nogal wat te lijden hebben van deze harde ondergrond; als die een beetje zou kunnen veren, dan is dat probleem ook opgelost.
Even kijken, wat kunnen we nog meer met behulp van de uitgangspunten van Daan Roosegaarde de wereld uit helpen?