vrijdag 29 april 2016

Denken

Het verrast me mijn vriend, de Schotse Hooglandstier Herman, zo vierkant als een moeilijk te verplaatsen tank in zijn pokdalige weitje aan te treffen. Meestal is hij nog niet zo vroeg uit de veren als ik zijn verblijf aan het begin van mijn hardlooprondje passeer. Terwijl ik langs hem opren vertel ik hem over mijn bezoekje aan Wim – ‘Je weet wel Herman, die bijna zevenennegentig-jarige oude Zonnebloemvriend van mij!’
Afgelopen woensdag, zo vertel ik Herman, spraken wij, Wim en ik, over wijsbegeerte en meer in het bijzonder over de opvattingen van de realisten onder hen, zoals Descartes en Leibniz, zonder hen of hun filosofie in het bijzonder te noemen. ‘Kunt u zich voorstellen,’ vroeg ik Wim, ‘dat onze wereld alles wat is omvat?’ Wim keek mij een beetje glazig aan en dat snapte ik best want hij is tenslotte ook nog behoorlijk doof. Daarop legde ik hem uit dat volgens de opvatting van sommige filosofen onze wereld niet alleen de planetenstelsels, sterren en asteroïden omvat, maar ook alles wat groeit en bloeit inclusief hetgeen door mensen gemaakt is. Zelfs onze kennis. Kortom, deze wijzen menen dat alles wat er is er van meet af aan was. In het voorbijgaan kijk ik Herman in het gezicht maar ik krijg geen blijk van afkeuring noch instemming.
Dit is de maand van de filosofie. Misschien dat ik mij daarom m’n eerste filosofieles herinnerde (afgelopen dinsdag wilde ik daarover vertellen in ‘Aantekening’). Ergens in 1975, tijdens het eerste jaar hbo-inrichtingswerk, zat ik aan het einde van de dag met mijn klasgenoten in het ruime lokaal dat uitkeek op de zonverlichte binnentuin, in spannende afwachting van hetgeen komen zou. Filosofie. Wat dat zou inhouden, daar had ik slechts een vaag vermoeden van. De docent begon met een spel waarin ik de hoofdrol mocht spelen: ‘Zie je dat bloeiende struikje?’ Ik antwoordde bevestigend en vroeg, opgelucht dat ik het herkende (wij hadden zo’n zelfde struikje in onze tuin): ‘Je bedoelt dat krentenboompje?’ Nou, daar ging het dus niet om, maar ik oogstte wel veel gelach wat niet zo aardig was. Die struik moest ik in me opnemen en vervolgens werd mij opgedragen om tegenover mijn medestudenten met m’n rug naar het raam te gaan zitten. ‘Staat het er nog?’
Kort samengevat beeldde ik voor mijn groep een filosofisch raadsel uit. Voor onze zintuigen bestaat iets als je het ziet, ruikt, proeft, voelt of hoort. Nog zo’n raadsel: Maakt een omvallende boom geluid als er niemand in de buurt is om het te horen?
Van de docent kregen we op het einde van de les de opdracht mee: Denk aan wat je denkt.
Die dag reisde ik alleen naar huis (mijn collega’s uit Nijmegen bleven in Amsterdam overnachten.) Zoals ik gewend was kocht ik in de stationskiosk een flutromannetje om de reis te bekorten. Waarschijnlijk een ‘G-man Jerry Cotton’, misschien wel ‘De rattenvanger van Brooklyn’, dat, zoals al deze F.B.I.-romannetjes, spannend begon ‘Hij was alleen. Alleen in de duisternis. Alleen met de griezelige geluiden om hem heen. De jongen begon zachtjes te zingen, …’  Ondanks dat spannende begin zal ik er niet veel in gelezen hebben. Daarvoor zat ik te veel in de huiswerkopdracht: Denk aan wat je denkt! Het lijkt gemakkelijk, zelfs in de trein op weg naar huis. Maar hoe ik ook mijn best deed, het lukte niet. Als ik bijvoorbeeld denk dat ik aan een kop koffie denk, dan is het resultaat dat ik aan een kop koffie denk. Om mijn pogingen meer kracht bij te zetten sloot ik mijn ogen, het enige resultaat van deze extra power was dat ik er duizelig van werd. In de opvolgende les zal het huiswerk besproken zijn en vastgesteld dat wij niet kunnen denken over ons denken omdat dat denken dan meteen deel gaat uitmaken van ons denken.
In plaats van filosoferen kan ik tijdens mijn volgende bezoekje beter ‘De rattenvanger van Brooklyn’ aan u voorlezen, Wim!



Geen opmerkingen:

Een reactie posten