De
treurwilgen die ik hardlopend passeer hebben zich in lentegroen getooid, de een
na de ander. In hoopvol lentegroen. Evengoed blijven zij jammeren alsof zij
zich beklagen over wat geweest is, alsof iedere nieuwe dag er een is die hen
overkomt, waar de meesten van ons de nieuwe dag begroeten als zijnde een nieuwe kans.
Voor mij begon de dag anders dan anders. Nu
ik hier langs de Waalbandijk ren kan ik mezelf overgeven aan de al vervagende herinnering
aan het moment van wakker worden: paniek voelde ik, een die direct werd weggespoeld
door geruststelling. Schrik vanwege de droom, terwijl ik werd gewekt door geruststellende
geluiden. En ditmaal was het niet de wekker.
In die droom kwam ik ons logeetje tegen, in
gezelschap van Harry. Wandelend over de onverharde weg naar Slot Doddendael kwamen zij mij tegemoet.
Het feit dat de ontmoeting plaatsvond op deze onverharde weg had mij moeten
vertellen dat ik midden in een droom zat, maar deed dat niet. Harry droeg Samuel
op zijn schouders! Aanvankelijk verbaasde het me niet dat onze kleinzoon door
een van de twee broers die ik tweemaal per week ergens op de Waalbandijk
tegenkom, gedragen werd. Mijn eerste vraag betrof Harry’ broer, Joop: “Waar is
Joop?” Schrik en verbazing over het antwoord kwamen pas later: “Joop is vorige
week maandag overleden!”
Toen had ik onmiddellijk moeten beseffen dat
deze boodschap niet juist kon zijn. Ik ben Joop immers vrijdag nog
tegengekomen, springlevend hoewel zonder zijn broer – die niet meewandelde
omdat hij een gat in een van zijn tanden of kiezen moest laten vullen.
Bovendien zag ik hen vorige week dinsdag samen, de dag nadat Joop volgens zijn
broer zou zijn overleden! Deze logica paste echter niet in mijn droom. Daarin
kwam de boodschap duidelijk over alsook de mededeling die Harry daarop liet
volgen: “Nu ik je gevonden heb kan hij vanmiddag worden begraven.” Harry zei
het onomwonden onderwijl Samuel nog steeds op zijn schouders zat. Het volgende
moment gingen we op weg naar de plaats waar het begrafenisgezelschap op ons
wachtte. We modderden maar wat aan om de weg te bereiken terwijl ik van alles
ondernam om Samuel terug te vinden.
Misschien was deze droom een reactie op de
actie van onze kleinzoon gistermiddag.
Overigens, Samuel logeert deze hele week bij
ons omdat Jesse en Rima op een van de Kaaimaneilanden vakantie vieren, een
vakantieweek die Jesse van zijn werkgever cadeau kreeg omdat hij zo hard heeft
gewerkt (wij zijn uiteraard heel trots op onze zoon, maar natuurlijk ook op
Samuel.)
Riky en ik wilden Samuel gistermiddag uit
zijn middagslaapje halen, maar we werden geconfronteerd met een leeg
campingbedje. Onze kleinzoon hield zich muisstil en verborgen. Hij werd pas
zichtbaar toen we geschrokken over de rand van zijn bedje keken. Daar zagen wij
zijn ondeugende grijns. Misschien was mijn droom wel een reactie op deze actie.
Hoe dan ook, het was een vreemde droom waaruit Samuel mij via de babyfoon wekte.
Nu ik net onder de Tacitusbrug doorren en een groot deel van mijn hardloopparcours
leeg voor mij zie uitgestrekt, begint toch weer iets van de droom te wringen:
Joop en Harry zijn nergens te bekennen. Pas na een paar honderd meter zie ik
twee figuren een bocht van de Waalbandijk rondden en terwijl ik de broers
passeer kan ik niet nalaten te roepen: “Gelukkig, je leeft nog!” Natuurlijk associĆ«ren
zij mijn opmerking aan het eerdere tandartsbezoek. Ik laat het zo en op hun
vraag zeg ik dat ik het inderdaad druk heb; ‘Zo
druk als een eenbenige stratenmaker in een kontschopwedstrijd’, zoals een
van de romanfiguren van Stephen King het pleegt uit te drukken.
En zo is het: luiers, flesjes, fruithapjes,
middagslaapjes en verlate kraamvisites. Het is geen sinecure, een peuter over
de vloer!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten