vrijdag 26 januari 2018

Koeienfluisteraar

Het minieme geluid is net genoeg om mijn aandacht af te leiden zodat ik de bron probeer te ontdekken. Die is niet ver. Herman schurkt zich tegen de scheve paal die waarschijnlijk speciaal voor dat doel in zijn afgetrapte weitje werd geplaatst. We kijken elkaar in de ogen en ik meen duidelijk te zien dat hij om een praatje verlegen is, waarschijnlijk niet vanwege de geboortedag (1881) van mijn grootmoeder, de moeder van mijn moeder. Nee, bedenk ik, als ik zonder mankeren verder jog, een beetje stier als Herman maakt zich uitsluitend druk om koeien. Wellicht heeft hij zijn wrakke nachtverblijf vroeger verlaten dan gewoonlijk vanwege zijn ongerustheid om het welzijn van Hermien die, opgejaagd door slagers en boeren en met spuiten bewapende dierenartsen, voor een beetje aanspraak en troost zelfs door omheiningen van bijtende prikkeldraadversperringen breekt. Sorry Herman, mompel ik en verdwijn weer in de intieme wereld onder mijn schedel, terug naar het onderbroken filmpje waarin ik mijn eerste auto parkeer voor het café aan de Lindengracht in Opmeer.
Aan de overkant van de gracht verlichten mijn koplampen het pand van Taconis. Misschien dat ik daardoor werd afgeleid indertijd, kort na de jaarwisseling van '66 - '67. Hoe dan ook had ik geen oog voor het lage maar duistere obstakel dat het achterste deel van het parkeervak blokkeerde. Nog maar weinig ervaren in de stuurmanskunst, rijdend in het zoveelste-hands donkerblauwe VW-kevertje, een nog bebrild exemplaar, die ik niet lang daarvoor met zuurverdiende guldens bij de garage van J.P. Schuit in Wognum had aangeschaft, had ik juist extra oplettend moeten zijn. Ja, zelfs bij zo’n suffe handeling als het inrijden van een parkeervak. Het was ook niet vanwege dat brilletje dat ik het obscure obstakel niet zag liggen, door de voorruit van mijn karretje beschikte ik immers over een schoon en gemakkelijk uitzicht. Over de gevolgen van de abrupte stilstand had ik me niet druk hoeven maken want binnen enkele weken rijd ik ditzelfde bejaarde wagentje op de Kaag total loss, iets waarvan ik me op dat moment nog helemaal niet bewust ben.
Niet lang voor dat memorabele moment aan de Lindengracht kocht ik een thermosfles in Taconis’ winkel van sinkel. Het was een zacht-mosgroen geval. Kunststof behuizing, voorzien van een binnenfles van glas waarin ik koffie heet genoeg kon bewaren. Zeker tot de eerste schafttijd en dat was voldoende want de middagboterham nuttigde ik meestal bij het toenmalige Café Madeleine (ik werkte in die dagen als huisschilder in de nieuwbouw van Heerhugowaard). Ik was zuinig op die fles want ze waren niet goedkoop en sneuvelden vaak bij het eerste het beste schokje.
In de bumper zat een deuk, een scherpe. Maar het duurde even voordat ik kon zien waardoor die was veroorzaakt. Een vage driehoekige vorm bestaande uit brede houten planken, een sneeuwschuiver! Welke oelewapper laat hier een sneeuwschuiver achter? Dat was mijn eerste gedachte, even later gevolgd door: wat ben ik een sukkel! Gelukkig leek er geen schade aan de schuiver ontstaan en waren er geen getuigen, en belangrijker nog, mijn thermosfles lag nog keurig op de achterbank. Ja, nog wel. Bij de volgende botsing, die tegen een boom langs de Kaag, rolt het ding van de stoel en sneuvelt. Dan ben ik verder van huis!
Deze geheugenfilm werd opgeroepen vanwege het artikel Oorlogsherinneringen van twee dorpelingen in Jaarboek 13 van Stichting Historisch Spanbroek-Opmeer. De Lindengracht is gedempt, Taconis verdwenen. Het water van de Wijzend loopt door een buis. Het dorpsgezicht veranderde van romantisch naar lelijk zakelijk. In zijn naschrift verwijt Cor Koomen de dorpsbestuurders van weleer gebrek aan historisch besef. Zij hielden zich blind voor de directe gevolgen van hun sturen, ziende blind zoals ik die sneeuwschuiver domweg niet zag. Ik ben het overigens ook van harte met Cor eens over de inzet van de Stichting Historisch Spanbroek-Opmeer.
O ja, Hermien wordt nu waarschijnlijk benaderd door een heuse koeienfluisteraar. Zou Herman dat al weten?


vrijdag 19 januari 2018

Zoon

Zo te voelen ren ik iets gemakkelijker dan afgelopen dinsdag. Toen kon ik mezelf bijna niet vooruitbranden terwijl mijn energie voelbaar verdampte. Het korte traject dat ik dinsdag vanwege mijn verminderde conditie van plan was te rennen, moest ik om die reden nog verder inkorten tot nog geen drie kilometer. Vandaag jog ik de Dwarshommelstraat helemaal uit, om in plaats van langs de Kloosterstraat via de Waardhuizerstraat terug te keren. Daarmee zal dit hardlooprondje op iets meer dan vier kilometer uitkomen. 
De straat ligt bezaaid met dunne takken vanwege de storm die gisteren passeerde. Volgens Diana Woei (doeltreffende naam trouwens) van Weerplaza is een storm met deze kracht sinds 1910 slechts dertien keer voorgekomen – er zijn windstoten gemeten van meer dan 120 kilometer per uur. Ook in de lucht lijkt de gepasseerde depressie nog zichtbaar hoewel de zon, onverstoorbaar als iedere dag, boven de horizon kruipt. De gevolgen van de bijna orkaan dwongen discussies over beroemde voorvaderen naar de achtergrond, maar zal niet verstommen. Wordt de Coentunnel binnenkort omgedoopt? Of kiezen we vanwege al het gedoe voor een pragmatische oplossing? De tijd zal het leren.
... lijkt de gepasseerde depressie nog zichtbaar...
Over het geboortehuis van Jan Pieterszoon Coen is mij niets bekend. Misschien kwam hij niet thuis maar in het Hoornse St. Jansgasthuis op het Kerkplein ter wereld. Als dat zo is zijn we in hetzelfde ziekenhuis geboren, met dit verschil dat het gasthuis in 1947 aan de Koepoortsweg stond. De geboorte van Jan Pieterszoon viel, met een verschil van drie dagen, 360 jaar eerder dan dat van mij. Maar vanuit deze stipjes in de geschiedenis verliep onze levensweg totaal verschillend. Om mijn persoontje te herdenken zal nooit een school mijn naam dragen of straten, pleinen, bruggen en een tunnel. Laat staan een standbeeld opgericht! Zonder enige terughoudendheid werd dat allemaal voor hem gedaan, ook al was zijn persoon al in de negentiende eeuw omstreden, zelfs voordat zijn standbeeld in Hoorn werd onthuld. Ik herinner me nog goed dat een kraanwagen het Hoornse standbeeld van zijn sokkel stootte, ergens in 2011 meen ik. Het leek erop dat de chauffeur van de wagen daarmee een punt wilde zetten achter een lastige discussie over de handhaving van het opvallende ereteken voor Hoorns beroemdste zoon. Kort nadien liet het stadsbestuur een verklarende tekst bij de sokkel plaatsen.
Het is moeilijk gesteld met vroegere helden. De agressieve handelsmethoden van Coen, oorlogen tegen rivaliserende landen en Indische vorsten, legden Nederland geen windeieren in de periode die nu bekend staat als de Gouden Eeuw. Hij bezorgde ons land een handelsmonopolie in de Indische archipel en legde de basis voor de koloniale macht in het latere Nederlands-Indië. Maar hij was ook verantwoordelijk voor de dood van vijftienduizend bewoners van eilandjes in de Banda-zee, hoewel hij hun dood vooral aan armoede en gebrek weet.
Toen de Gouden Eeuw eindigde werd mijn vroegst bekende voorvader geboren. Ergens in 1700 in Zuid-Spierdijk, een lintdorpje tussen Spierdijk en De Goorn. Ik stam in rechte lijn van hem af: tussen hem en zijn verre achter-achterkleinzoon bevinden zich nog zes generaties. Alles wat ik van Arie Japichs Dekker weet is dat hij arbeider was, getrouwd met Sijtje Ariëns en dat zij twee zonen hebben grootgebracht. Ook al was de grote welvaart net voorbij, dit gezin zal daarvan nauwelijks iets hebben meegekregen. Arbeiders waren nog niet geëmancipeerd en er waren geen andere communicatiemiddelen dan brieven, kranten en boeken. Voor dat al zullen zij nauwelijks tijd of geld hebben gehad. Zolang er daglicht was moest Arie werken, wellicht was hij een keuterboer met enkele geiten of misschien zelfs een koe, hij verhuurde zich aan de boeren in de directe omgeving. Hoe dan ook, wat zouden zij over Jan Pieterszoon Coen hebben gezegd, als hen naar hun mening zou zijn gevraagd?
Niets is zwart of wit. Wij gebruiken aardgas (en andere fossiele brandstoffen). Wat zullen toekomstige generaties daarvan vinden?


vrijdag 12 januari 2018

Verstoppertje

Woensdag bereikte het waterpeil in Rijn en Waal de hoogste stand en kwam daarmee op plaats zesendertig sinds de eerste meting in 1901. Afgelopen zondag staken de weidepaaltjes nog net met hun kopjes boven het Waalwater uit. Joggend over de Waalbandijk probeer ik te ontdekken hoeveel hoger het water sinds zondagmiddag is gekomen. Vergeleken met eerdergenoemde weideplaatjes zie ik weinig verschil zodat ik aan het talud van de dijk probeer af te lezen tot hoe hoog het water heeft gereikt. Als onze rivieren net zoveel troep met zich zouden voeren als hetgeen de zee bijvoorbeeld dagelijks op Kuta Beach in Bali achterlaat, zou er een band met plasticafval op de dijktaluds liggen waardoor mijn vraag direct was beantwoord. Gelukkig is dat niet zo en heeft de Waal er een serieus zoekplaatje van gemaakt dat ik binnen de beschikbare tijd niet kan oplossen.
De zoekplaatjes van Bertus Klaassen waren wat dat betreft gemakkelijker. Gedurende vijfenveertig jaar heeft hij ons, krantenlezers, dagelijks op twee gelijke tekeningen getrakteerd, waarbij hij in het ene tien fouten verstopte met de opdracht ze te vinden. Op de dag na mijn verjaardag berichtte de Gelderlander dat Bertus niet langer voor zijn boterham tekent. Ook al probeerde ik slechts af en toe de verschillen te vinden, mis ik ze nu al. Ons krantenabonnement begon tegelijk met ons huwelijk, zodat we het twee jaar en drie maanden zonder Bertus hebben gesteld! Riky was een grotere fan. Vooral was zij verzot op de feestnummers, de tekeningen die Klaassen voor bijzondere zondagen maakte. In deze veel ingewikkelder prenten dan de dagelijkse kost, verstopte hij twintig fouten. Ik trof oma Riky menigmaal met Koen verdiept in de kleurrijke voorstellingen en hoorde af en toe een jubelkreet als zij wéér een afwijking vonden. Een enkele maal werd opa erbij geroepen om te beoordelen of een vermeende fout echt een fout was. In zo’n situatie raadde ik hen soms aan de puzzel even weg te leggen, even hun ogen rust te gunnen.
Ja, kinderen zijn gek op verstoppen, wat dat betreft was bijna tachtiger Klaassen nog echt een kind. Bezoeken aan of van onze kleinzoon Samuel betekenen ook altijd weer verstopspelletjes doen (onlangs was hij diep onder mijn dekbed weggekropen, maar gelukkig verrieden een bobbel en zijn giechel aan mij waar hij was). Ach ja, Samuel wil het liefst gevonden worden. Als hij wat ouder wordt zal hij waarschijnlijk ontdekken dat het er juist om gaat niet gevonden te worden, om zich ‘vrij te buten’ en de ‘zoeker’ verslaan. Hij zal het niet veilig met buurtkinderen op straat kunnen spelen zoals dat kon toen ik kind was, maar het is ook heerlijk op het schoolplein verstoppertje te spelen of in een park! Ogen dicht en aftellen … acht, negen, tien… wie niet weg is, is gezien! Ik herinner me nog dat het soms helemaal niet leuk was als het lang duurde voordat iedereen gevonden was. Vooral als zoeker moest je soms veel geduld oefenen. 
In het Groningse Zeerijp werd de afgelopen dagen ook naar verschillen gezocht. Na de 3.6 op de Schaal van Richter vond men nieuwe haarscheurtjes maar ook serieuze scheuren in vloeren en wanden. Deze beving verstopte heel veel meer fouten in woningen en gebouwen dan Bertus in zijn tekeningen: tot gisteren werden er tweeduizend gevonden. Ik heb overigens respect voor het geduld van de gedupeerden: mijn ongeduld met de NAM zou al lang geleden in serieuze woede zijn omgeslagen.
Even terug naar Verstoppertje. Dat blijkt een spel met toekomst! Het kan tegenwoordig met bijvoorbeeld landenteams op het allerhoogste niveau worden gespeeld. Ja, wie weet wordt het binnen afzienbare tijd zelfs een Olympische sport! En nog een goed bericht voor iedereen die verslingerd was op Zoek de 10 verschillen van Bertus Klaassen: de Gelderlander meldde via Facebook dat dit in het vervolg online kan worden gespeeld.


dinsdag 2 januari 2018

Hoefschoenen

Misschien zijn het de oliebollen met rozijnen en appeltjes en de glaasjes bubbeltjeswijn die maken dat hardlopen minder gemakkelijk gaat. Op de Hommelstraat is het alsof mijn schoenen aan het asfalt kleven. Ik ben geen paard, anders zou ik denken aan nieuwe hoefijzers. Nee, het ligt sowieso niet aan mijn hardloopschoenen – die voorzien zijn van geheel naadloos 3D Stretch Print opbouwwerk – want die heb ik nog maar enkele weken in gebruik. Hoewel ze er nu al prutterig uitzien vanwege het kapotgereden onverharde deel naar de opgang van de Waalbandijk, waren ze eind november nog maagdelijk blauw. Ik weet natuurlijk wel beter. Spierreuma, die ik weiger mijn spierreuma te noemen, is de enige boosdoener. Langzaam maar zeker vlamde die weer op en brandde ondertussen nog weer meer conditie weg. Nu, na een bezoek aan de reumatoloog, twee weken geleden, is de ziekte gelukkig weer een heel stuk naar de achtergrond verdreven, dankzij de verhoogde doses Prednison, het medicijn dat helaas ook nadelige trekjes heeft. 
Over paarden gesproken. Door het schilderen van het geboortehuis van mijn vader ben ik de afgelopen weken weer meer met mijn jeugdjaren bezig. Zo stuitte ik in een uithoek van mijn hersenen, vooropgesteld dat daar mijn herinneringen zijn opgeslagen, onverwacht op Jan Komen de smid. Zo noemden we hem altijd.  “Gaan jij effies snel naar Jan Komen de smid!”, zei mijn moeder bijvoorbeeld als er een nieuw gloeilampje nodig was of een zekering doorgebrand. Op weg naar Jan Komen de smid vormde ik soms zoveel mogelijk nieuwe zinnetjes. De smid Jan Komen. Komen, Jan de smid! Komen, de smid Jan! (Moet) Jan de smid komen? (Moet) de smid Jan komen?
De smederij vormde voor mij een interessante plek om te bezoeken – en buiten die bezoekjes kon je rond huis en werkplaats met de buurtkinderen spelen. Bij de werkplaats vond je vaak sublieme verstopplaatsen achter slordige stapels voorraden, onderhanden zijnde werkstukken, wagenwielen, delen van landbouwwerktuigen en leeg verpakkingsmateriaal, en tussen het huis van Komen en de boerderij van Broers was een duister steegje. 
Onze nieuwe schoenen!
De werkplaats was vooral spannend als er een angstig paard klaarstond voor het aanmeten van nieuwe hoefijzers. Soms kreeg de smid, die heus voor geen kleintje vervaard was, het slechts met hulp van anderen voor elkaar om zo’n fel protesterend dier in zijn speciale hoefstalling te krijgen. Dat noemde hij ook wel de travalje, dat ik aanvankelijk verstond als straks val je. Aan mij had Jan Komen de smid in zo’n situatie helemaal niets zodat ik vanaf een veilige afstand bleef toekijken, maar stond het paard eenmaal in de ‘straks val je’, met een stevige ketting onder zijn billen zodat hij niet voor en achteruit meer kon, liet hij het toe dat ik het bange paard gerust probeerde te stellen door het over de zachte snoet te aaien. Dan ging Jan Komen de smid met een scherp mes en een rasp een hoef te lijf, terwijl het paard geduldig op drie benen moest blijven staan. Dat vond ik aanvankelijk eng, dat snijden en raspen, maar hij had mij ervan verzekerd dat het paard daar helemaal niets van voelde. Ondertussen lag er een nieuw hoefijzer in het vuur en als dat warm genoeg was sloeg hij het met een paar fikse slagen in de gewenste vorm. Als het ijzer passend was, maar nog gloeiendheet en met hoefspijkers werd vastgeslagen, doortrok de hele werkplaats van de scherpe geur van brandend hoorn. Tot slot werd nog een glanzend laagje zwarte verf over de bewerkte hoef gesmeerd zoals schoenmaker Laan een gerepareerde schoen poetste.
Tegenwoordig hoeft dat allemaal niet meer, dat snijden en branden en spijkeren. Op zoek naar nieuwe hardloopschoenen ontdekte ik bij toeval het bestaan van een geheel nieuwe ‘hoefschoentechnologie’. Schoenen voor paarden! Veel beter voor de beengewrichten dan hoefijzers, begreep ik. Er is wel een nadeel. Een paard heeft altijd twee paar nieuwe schoenen nodig.