Over paarden
gesproken. Door het schilderen van het geboortehuis van mijn vader ben ik de
afgelopen weken weer meer met mijn jeugdjaren bezig. Zo stuitte ik in een
uithoek van mijn hersenen, vooropgesteld dat daar mijn herinneringen zijn
opgeslagen, onverwacht op Jan Komen de smid. Zo noemden we hem altijd. “Gaan jij effies snel naar Jan Komen de
smid!”, zei mijn moeder bijvoorbeeld als er een nieuw gloeilampje nodig was of
een zekering doorgebrand. Op weg naar Jan Komen de smid vormde ik soms zoveel
mogelijk nieuwe zinnetjes. De smid Jan Komen. Komen, Jan de smid! Komen, de
smid Jan! (Moet) Jan de smid komen? (Moet) de smid Jan komen?
De smederij vormde voor mij een interessante plek om te bezoeken – en buiten die bezoekjes kon je rond huis en werkplaats met de buurtkinderen spelen. Bij de werkplaats vond je vaak sublieme verstopplaatsen achter slordige stapels voorraden, onderhanden zijnde werkstukken, wagenwielen, delen van landbouwwerktuigen en leeg verpakkingsmateriaal, en tussen het huis van Komen en de boerderij van Broers was een duister steegje.
De smederij vormde voor mij een interessante plek om te bezoeken – en buiten die bezoekjes kon je rond huis en werkplaats met de buurtkinderen spelen. Bij de werkplaats vond je vaak sublieme verstopplaatsen achter slordige stapels voorraden, onderhanden zijnde werkstukken, wagenwielen, delen van landbouwwerktuigen en leeg verpakkingsmateriaal, en tussen het huis van Komen en de boerderij van Broers was een duister steegje.
Onze nieuwe schoenen! |
De werkplaats was vooral
spannend als er een angstig paard klaarstond voor het aanmeten van nieuwe
hoefijzers. Soms kreeg de smid, die heus voor geen kleintje vervaard was, het
slechts met hulp van anderen voor elkaar om zo’n fel protesterend dier in zijn speciale
hoefstalling te krijgen. Dat noemde hij ook wel de travalje, dat ik aanvankelijk
verstond als straks val je. Aan mij had Jan Komen de smid in zo’n situatie
helemaal niets zodat ik vanaf een veilige afstand bleef toekijken, maar stond
het paard eenmaal in de ‘straks val je’, met een stevige ketting onder zijn
billen zodat hij niet voor en achteruit meer kon, liet hij het toe dat ik het
bange paard gerust probeerde te stellen door het over de zachte snoet te aaien.
Dan ging Jan Komen de smid met een scherp mes en een rasp een hoef te lijf, terwijl
het paard geduldig op drie benen moest blijven staan. Dat vond ik aanvankelijk
eng, dat snijden en raspen, maar hij had mij ervan verzekerd dat het paard daar
helemaal niets van voelde. Ondertussen lag er een nieuw hoefijzer in het vuur
en als dat warm genoeg was sloeg hij het met een paar fikse slagen in de
gewenste vorm. Als het ijzer passend was, maar nog gloeiendheet en met hoefspijkers
werd vastgeslagen, doortrok de hele werkplaats van de scherpe geur van brandend
hoorn. Tot slot werd nog een glanzend laagje zwarte verf over de bewerkte hoef
gesmeerd zoals schoenmaker Laan een gerepareerde schoen poetste.
Tegenwoordig hoeft dat
allemaal niet meer, dat snijden en branden en spijkeren. Op zoek naar nieuwe
hardloopschoenen ontdekte ik bij toeval het bestaan van een geheel nieuwe ‘hoefschoentechnologie’.
Schoenen voor paarden! Veel beter voor de beengewrichten dan hoefijzers, begreep ik. Er
is wel een nadeel. Een paard heeft altijd twee paar nieuwe schoenen nodig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten