dinsdag 2 januari 2018

Hoefschoenen

Misschien zijn het de oliebollen met rozijnen en appeltjes en de glaasjes bubbeltjeswijn die maken dat hardlopen minder gemakkelijk gaat. Op de Hommelstraat is het alsof mijn schoenen aan het asfalt kleven. Ik ben geen paard, anders zou ik denken aan nieuwe hoefijzers. Nee, het ligt sowieso niet aan mijn hardloopschoenen – die voorzien zijn van geheel naadloos 3D Stretch Print opbouwwerk – want die heb ik nog maar enkele weken in gebruik. Hoewel ze er nu al prutterig uitzien vanwege het kapotgereden onverharde deel naar de opgang van de Waalbandijk, waren ze eind november nog maagdelijk blauw. Ik weet natuurlijk wel beter. Spierreuma, die ik weiger mijn spierreuma te noemen, is de enige boosdoener. Langzaam maar zeker vlamde die weer op en brandde ondertussen nog weer meer conditie weg. Nu, na een bezoek aan de reumatoloog, twee weken geleden, is de ziekte gelukkig weer een heel stuk naar de achtergrond verdreven, dankzij de verhoogde doses Prednison, het medicijn dat helaas ook nadelige trekjes heeft. 
Over paarden gesproken. Door het schilderen van het geboortehuis van mijn vader ben ik de afgelopen weken weer meer met mijn jeugdjaren bezig. Zo stuitte ik in een uithoek van mijn hersenen, vooropgesteld dat daar mijn herinneringen zijn opgeslagen, onverwacht op Jan Komen de smid. Zo noemden we hem altijd.  “Gaan jij effies snel naar Jan Komen de smid!”, zei mijn moeder bijvoorbeeld als er een nieuw gloeilampje nodig was of een zekering doorgebrand. Op weg naar Jan Komen de smid vormde ik soms zoveel mogelijk nieuwe zinnetjes. De smid Jan Komen. Komen, Jan de smid! Komen, de smid Jan! (Moet) Jan de smid komen? (Moet) de smid Jan komen?
De smederij vormde voor mij een interessante plek om te bezoeken – en buiten die bezoekjes kon je rond huis en werkplaats met de buurtkinderen spelen. Bij de werkplaats vond je vaak sublieme verstopplaatsen achter slordige stapels voorraden, onderhanden zijnde werkstukken, wagenwielen, delen van landbouwwerktuigen en leeg verpakkingsmateriaal, en tussen het huis van Komen en de boerderij van Broers was een duister steegje. 
Onze nieuwe schoenen!
De werkplaats was vooral spannend als er een angstig paard klaarstond voor het aanmeten van nieuwe hoefijzers. Soms kreeg de smid, die heus voor geen kleintje vervaard was, het slechts met hulp van anderen voor elkaar om zo’n fel protesterend dier in zijn speciale hoefstalling te krijgen. Dat noemde hij ook wel de travalje, dat ik aanvankelijk verstond als straks val je. Aan mij had Jan Komen de smid in zo’n situatie helemaal niets zodat ik vanaf een veilige afstand bleef toekijken, maar stond het paard eenmaal in de ‘straks val je’, met een stevige ketting onder zijn billen zodat hij niet voor en achteruit meer kon, liet hij het toe dat ik het bange paard gerust probeerde te stellen door het over de zachte snoet te aaien. Dan ging Jan Komen de smid met een scherp mes en een rasp een hoef te lijf, terwijl het paard geduldig op drie benen moest blijven staan. Dat vond ik aanvankelijk eng, dat snijden en raspen, maar hij had mij ervan verzekerd dat het paard daar helemaal niets van voelde. Ondertussen lag er een nieuw hoefijzer in het vuur en als dat warm genoeg was sloeg hij het met een paar fikse slagen in de gewenste vorm. Als het ijzer passend was, maar nog gloeiendheet en met hoefspijkers werd vastgeslagen, doortrok de hele werkplaats van de scherpe geur van brandend hoorn. Tot slot werd nog een glanzend laagje zwarte verf over de bewerkte hoef gesmeerd zoals schoenmaker Laan een gerepareerde schoen poetste.
Tegenwoordig hoeft dat allemaal niet meer, dat snijden en branden en spijkeren. Op zoek naar nieuwe hardloopschoenen ontdekte ik bij toeval het bestaan van een geheel nieuwe ‘hoefschoentechnologie’. Schoenen voor paarden! Veel beter voor de beengewrichten dan hoefijzers, begreep ik. Er is wel een nadeel. Een paard heeft altijd twee paar nieuwe schoenen nodig. 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten